• No results found

Uit de resultaten van de bevissingen die gedurende 12 maanden werden uitgevoerd rond het sluis-stuw complex van de Ringvaart in Evergem mogen we besluiten dat, ondanks de nog aanwezige verontreiniging in het water, er door het saneringsprogramma van de voorbije jaren zich toch reeds een omvangrijke visgemeenschap kan handhaven in de Ringvaart. In totaal werden 24 vissoorten en 1 rondbeksoort aangetroffen. Van een aantal algemene soorten zoals blankvoorn, driedoornige stekelbaars en brasem en in iets mindere mate paling, kolblei, giebel, maar ook van rietvoorn, baars, snoekbaars, tiendoornige stekelbaars, pos en vetje werden reeds vrij stabiele populaties vastgesteld. Daarnaast werden nog kleine aantallen zeelt, karper en blauwbandgrondel gevangen. Eén of hooguit enkele vangsten betroffen rivierprik, spiering, zeeforel, alver, bermpje, riviergrondel, bittervoorn, winde, snoek en regenboogforel. Ons onderzoek toont daarnaast in de eerste plaats aan dat niet enkel in rivieren belangrijke vismigraties voorkomen, maar ook in sommige kanaalsystemen zoals de Ringvaart belangrijke migraties van vissen vastgesteld worden die in relatie staan met de voortplanting van verschillende soorten en met de uitwisseling met binnenwateren.

De aggregaties en migratiepieken van hoofdzakelijk driedoornige stekelbaars (februari) en blankvoorn (mei), maar ook van rietvoorn en kolblei (eveneens in mei), in de stuwgeul tonen, naast het bestaan van een massale trek, ook aan dat de migrerende vissen de stuwgeul boven de sluis verkiezen als migratieroute. De stuwgeul heeft door zijn constante en sterkere waterstroom een lokkende werking op de migrerende vissen. Deze lokstroom zorgt er voor dat stroomopwaarts migrerende vissen massaal de stuwgeul inzwemmen in plaats van ter hoogte van de sluisdeur naar een toegang te zoeken. De drie verschillende onderzoeks strategieën die we gebruikten (fuikvangsten, merkexperimenten en radiotelemetrie) tonen duidelijk aan dat de stuw van Evergem voor stroomopwaarts migrerende vissen een niet-passeerbare barrière vormt die de uitwisseling met binnenwateren onmogelijk maakt. Tijdens de 12 maanden waarover het onderzoek liep werd slechts een stroomopwaartse migratie van amper 6 blankvoorns vastgesteld, die naar alle waarschijnlijkheid door de sluis zijn gemigreerd. Er kan bijgevolg besloten worden dat de migratiemogelijkheden voor stroomopwaarts trekkende vissen ter hoogte van het sluis-stuwcomplex van Evergem uitermate beperkt zijn. Een bijkomende verklaring van deze geringe passeermogelijkheden van het sluis-stuwcomplex is dat de massaal stroomopwaarts migrerende vissen zich niet naar de naar de nog enigszins passeerbare sluis begeven, maar zich door de lokstroom laten leiden tot voor de stuw, waarvan bekend is dat deze een niet passeerbare hindernis vormt.

Stroomafwaarts lijkt het sluis-stuw complex van Evergem op het eerste zicht beter passeerbaar, al hebben we op basis van het uitgevoerde onderzoek hierover minder harde bewijzen. Ondanks het veel kleiner aantal stroomopwaarts gemerkte dieren, werden toch 9 blankvoorns teruggevangen die van het stroomopwaarts pand naar het stroomafwaarts pand waren gezwommen. Dat die aantallen klein zijn heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat er amper vissen zijn stroomopwaarts kunnen migreren en er dus bijgevolg ook amper vissen zijn die een stroomafwaartse migratie (bv. na het afzetten van de eieren) door het sluis-stuw complex zullen ondernemen. In principe zou passieve stroomafwaarste migratie zowel door de sluis als onder de stuw tot de mogelijkheden kunnen behoren. Volgens literatuurgegevens echter zouden vissen ook voor hun stoomafwaartse migratie in het overgrote deel gebruik maken van de hoofdstroom, hetgeen voor het sluis-stuwcomplex van Evergem in principe

125

inhoudt dat de meest voor de hand liggende stroomafwaartse migratieroute langs de stuw en de stuwgeul zou liggen.

Om een goede migratie van vispopulaties uit het stroomafwaarts pand van de Ringvaart in Evergen en uit het kanaal Gent-Terneuzen met de stroomopwaartse binnenwateren mogelijk te maken en bijgevolg optimale reproductie- en uitwisselingsmogelijkheden te voorzien, zouden in principe best de barrière-effecten van het kunstwerk (sluis-stuw complex) zoveel mogelijk opgeheven moeten worden.

Aangezien de stroomopwaartse migratie van vissen bijna uitsluitend via de ‘lokkende’ stuwgeul gebeurt, heeft het geen zin een visdoorgang aan te leggen ter hoogte van de geplande tweede sluis, die langs de kant van de dode arm naast de bestaande sluis voorzien wordt. De eventuele aanleg van een visdoorgang dient volgens het huidige concept van sluis en stuw te gebeuren ter hoogte van de stuw. De ontdubbeling van de sluis zal ons inziens aan deze visie niets veranderen.

Nochtans zijn er misschien nog een aantal ander technische oplossingsmogelijkheden die eveneens onderzocht zouden kunnen worden. Zo zou kunnen bekeken worden of er een mogelijkheid bestaat om bij of naast de sluis een visdoorgang (vistrap of nevengeul) te voorzien, waarbij het permanente debiet van het kanaal door de visdoorgang gaat (eventueel gedeeltelijk door de visdoorgang en gedeeltelijk aan de stroomafwaartse toegang van de visdoorgang toegevoegd). Theoretisch zou ook onderzocht kunnen worden of het mogelijk is om het permanente debiet van het kanaal dat nu over de stuw gaat naar de stroomafwaartse toegang van de sluis te brengen om zo de attractiviteit van de sluis te vergogen en vervolgens de sluis als een soort van vislift te laten werken. Een knelpunt bij een dergelijk systeem wordt mogelijk gevormd door een groter schadepercentage aan de omvangrijke aggregaties van vissen tijdens het paaiseizoen door de schroeven van schepen. Daarnaast blijft het probleem bestaan van de lokkende werking van de stuwgeul wanneer door een te hoge waterstand stroomopwaarts van sluis en stuw tijdens migratieperiodes toch nog een aanzienlijk debiet wordt afgevoerd over de stuw en door de stuwgeul.

Wanneer geopteerd wordt voor de aanleg van een visdoorgang ter hoogte van de stuw kan ook nagegaan worden of het hydraulisch haalbaar is om de stuwgeul zelf als nevengeul kan in te richten en zo het waterpeil in het stroomafwaartse stuwpand geleidelijk te verhogen (bv. door de ruwheid van de geul te verhogen of het aanbrengen van lage V-vormige drempels) en dan een kleine by-pass te voorzien ter hoogte van de stuw zelf om de stuwwerking niet in het gedrang te brengen.

Tot slot kan uit de resultaten van dit onderzoek nog volgende aanbeveling gedaan worden in het algemeen kader van het herstel van migratiemogelijkheden voor vissen in het stroomgebied van de Bovenschelde. Voorlopig bestaat het grootste gedeelte van de aanwezige visgemeenschap uit eerder residente soorten. Echte anadrome soorten (rivierprik, spiering, zeeforel, driedoornige stekelbaarzen van het trachurus-type) werden nauwelijks aangetroffen en ook de kathadrome soorten (palingen) waren niet in grote aantallen vertegenwoordigd in de Ringvaart. Dit is ook logisch gezien de toegang tot zee (zeesluis in Terneuzen) momenteel niet in een migratiefaciliteit voorziet voor landinwaarts trekkende vissen. Enkel toevallige passanten zullen door de zeesluis landinwaarts migreren zoals we dit ook konden vaststellen voor de migratie van vissen door de sluis van Evergem. Voorlopig bestaan er in Nederland echter geen plannen om een migratiefaciliteit voor vissen te voorzien bij de zeesluis in Terneuzen. Door de waterverontreiniging die nog te hoog is komen ook nog geen echte populaties voor van kleinere migratoren zoals bv. winde en snoek in de Ringvaart en in het

126

kanaal Gent-Terneuzen. Voorlopig bestaat het vismigratieknelpunt van het sluis-stuw complex van Evergem dan ook nog maar enkel uit een barrière voor de landinwaartse migratie van een aantal residente soorten die als natuurlijke reflex in stromend water meer geschikte paaiplaatsen zoeken stroomopwaarts. Zonder te willen afdoen aan het belang van migratiemogelijkheden van deze residente soorten in functie van een groter reproductief succes en de uitwisseling met binnenwateren, lijkt het ons in eerste instantie uitermate opportuun om te onderzoeken of de landinwaarste migratie van vissen naar het stroomgebied van de Bovenschelde niet meer gebaat is bij het voorzien van een toegang aan de andere zijde van de Ringvaart, met name ter hoogte van de sluis van Merelbeke. Op deze locatie staat het stroomgebied van de Bovenschelde immers via de Zeeschelde en Westerschelde in open verbinding met het mariene milieu. Onderzoek zou hier moeten uitwijzen of in de eerste plaats grote migratoren, maar daarnaast ook kleine migratoren en meer residente soorten op populatieniveau niet meer gebaat zijn met het oplossen van dit migratieknelpunt en indien ja, waar deze migratiefaciliteit zich juist zou moeten situeren.

127

REFERENTIES

Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), afdeling Bovenschelde – locatie Gent (1997). Ringvaart Noordervak. Tweede sluis te Evergem. Startnota. Ministerie van de

Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur (LIN), Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), Afdeling Bovenschelde – locatie Gent. Gent. 41 p.

Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), afdeling Bovenschelde (1999).

Jaarboek 1999. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur (LIN), Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), Afdeling Bovenschelde.

Anon. (1985). Cursus vissoorten. Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij (OVB),

Nieuweghein.

Anon. (1992). Description of NRA tracking studies. Tracking techniques and fish counter

technology. Research and development Note 33. National Rivers Authority, Bristol. 66 p.

Bagenal, T.B. (1979). EIFAC fishing gear intercalibration experiments. EIFAC technical

paper no. 34. FAO, Rome. 87 p.

Baras, E. & Philippart, J.C. (1989). Application du radio-pistage à l'étude éco-éthologique

du barbeau fluviatile (Barbus barbus): problèmes, stratégies et premiers résultats. Cahiers d’Ethologie appliquée, 9: 467-494.

Benelux Economische Unie (1996). Beschikking van het Comité van Ministers van de

Benelux Economische Unie inzake de vrije migratie van vissoorten in de hydrografische stroomgebieden van de Beneluxlanden. M (96) 5.

Bengen, D.G., Belaud, A. & Lim, P. (1992). Structure et typologie ichtyenne de trois bras

morts de la Garonne. Annls Limnol. 28 : 35-56.

Blaxter, J.H.S. (1969). Swimming speeds of fish. FAO Fish. Rep., 62(1): 69-100.

Bouvet, Y., Pattee E. & Meggouh F. (1985). The contribution of backwaters to the ecology

of fish populations in large rivers. Prelimanary results on fish migrations within a side arm and from the side arm to the main channel of the Rhône. Verh. Internat. Verein. Limnol. 22: 2576-2580.

Bruylants, B., Vandelannoote, A. & Verheyen, R.F. (1986b). The movement pattern and

density distribution of perch, Perca fluviatilis L., in a channelized lowland river. Aquaculture and fisheries management, 17: 49-57.

Chisnall, B.L. & West, D.W. (1996). Design and trials of a large fine-meshed fyke net for

eel capture, and factors affecting size distribution of catches. New Zealand Journal of Marine and Freshwater Research, 30: 355-364.

Coeck, J., Colazzo, S., Meire, P. & Verheyen, R.F. (2000). Herintroductie en herstel van

128

opvolging van lopende projecten en onderzoek naar de habitatbinding in laaglandrivieren. Rapport IN 2000.15. 163 p.

Copp, G.H. (1990). Recognition of cohorts and growth of larval and juvenile roach, Rutilus

rutilus (L.), using size-class ordination of developmental stepps. J. Fish Biol. 36: 803-819.

Caffrey, J.M., Conneely, J.J. & Connolly, B. (1996). Radio telemetric determination of

bream (Abramis brama L.) movements in Irish canals. In: E. Baras & J.C. Philippart (eds.) Underwater Biotelemetry. Proceedings of the 1st Conference and Workshop on Fish Telemetry in Europe. pp. 59-65, 4-6 April 1995, Liege, Belgium.

de Nie, H.W. (1996). Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. Stichting atlas versrpreiding

Nederlandse zoetwatervissen, Doetinchem.

Dumont, M.J. (1982). Vooronderzoek naar landschapsecologische relaties. Trek van

waterdieren. Rijksinstituut voor onderzoek in de bos- en landschapsbouw “De Dorschkamp”, Wageningen. Rapport nr. 322.

Duncan, A. & Kubecka, J. (1996). Patchiness in longitudinal fish distribution of a river as

revealed by continuous hydroacoustic survey. ICES J. Mar. Sci., 53: 161-165.

Ernegger, T., Grubinger, H., Vitek, E., Csekits, C., Eitzinger, J., Gaviria, S., Kotek, D., Krisa, H., Nachtnebel, H.P., Pritz, B., Sabbas, T., Schmutz, S., Schreiner, P., Stephan, U., Unfer, G., Wychera, U. & Neudorfer, W. (1998). A natural stream created by human

engineering: investigations on the succession of the Marchfeld canal in Austria. Regulated Rivers: Research and Management, 14: 119-139.

Goldspink, C.R. (1977). The return of marked roach (Rutilus rutilus L.) to spawning grounds

in Tjeukemeer, The Netherlands. J. Fish Biol. 11: 599-603.

Goldspink, C.R. (1978). A note on the dispersion pattern of marked bream Abramis Brama

released into Tjeukemeer, The Netherlands. J. Fish Biol. 13: 493-497.

Harden Jones, F.R. (1968). Fish migration. Londen.

Harvey, B.C. & Nakamoto, R.J. (1999). Diel and seasonal movements by adult Sacramento

pikeminnow (Ptychocheilus grandis) in the Eel River, northwestern California. Ecology of Freshwater Fish, 8: 209-215.

Holland, L.E. & Hudson, M.L. (1985). Distribution and food habits of young-of-the-year

fishes in a backwater lake of the upper Mississippi River. J. Freshwater. Ecol. 3: 81-92.

Janssens, L. (1984). Verspreiding van de verschillende typen driedoornige stekelbaars

(Gasterosteus aculeatus L., 1758) in de bovenlopen van het Kleine Netebekken. Eindverhandeling tot het behalen van de graad van Landbouwkundig Ingenieur, Katholieke Universiteit Leuven. 107 p.

Jurajda, P., Hohausová, E. & Gelnar, M. (1998). Seasonal dynamics of fish abundance

129

Kestemont, P., Rinchard, J., Feys, V. & Fostier, A. (1999). Spawning migrations, sexual

maturity and sex steroid levels in female roach Rutilus rutilus from the river Meuse. Aquatic.sci.61 (1999) 111-121.

Kieckhäfer, H. (1977). Die gegenwärtigen Fischereigrundlagen der Binnenfischerei und

Möglichkeiten einer gesteuerten Nutzung in Altrhein und Baggerseen. Der Fischwirt 27: 41-44.

Kjelson, M.A. (1977). Estimating the size of juvenile fish populations in souteastern

coastal-plain estuaries. In: Assessing the effects of power-plant-induced mortality on fish populations. Van Winkle (ed.). p.71-90.

Kubečka, J. & Vostradovský, J. (1995). Effects of dams, regulation and pollution on fish

stocks in the Vltava river in Prague. Regulated Rivers: Research and Management, 10, 93-98.

L’Abée-Lund, J.H. & Völlestad, L.A. (1985). Homing precision of roach, Rutilus rutilus in

Lake Arungen, Norway. Environ. Biol. Fish. 13: 235-239.

L’Abée-Lund, J.H. & Völlestad, L.A. (1987). Feeding migration of roach, Rutilus rutilus in

Lake Arungen, Norway. J. Fish Biol. 30: 349-355.

Lager, K.F. (1978). Capture, sampling and examination of fishes. In: Methods for assessment

of fish production in fresh waters. Blackwell Scientific Publications, Oxford. p.7-47.

Lefrançois, C., Claireaux, G. & Odion, M. (1999). Impact of 'Tag weight/Fish weight' ratio

on fish energetic expenditure. In: The third conference on fish telemetry in Europe: book of abstracts. Arnold, G.P. (ed). University of East Anglia, Norwich. p. 19.

Lucas, M.C., Thom, T.J., Duncan, A. & Slavik, O. (1998). Coarse fish migration

occurrence, causes and implications. Research and Development Technical Paper W152. Environment Agency, Bristol. 161 p.

Lucas, M.C., Mercer, T., Batley, E. et al., (1998b). Spatio-temporal variations in the

distribution and abundance of fish in the Yorkshire Ouse system. Sci. Total Environ., 210/211: 437-455.

Martinelli, T.L., Hansel, H.C. & Shively, R.S. (1998). Growth and physiological responses

to surgical and gastric radio transmitter inplantation techniques in subyearling chinook salmon (Oncorhynchus tshawytscha). In: Advances in invertebrates and fish telemetry: proceedings of the second conference on fish telemetry in Europe, held in La Rochelle, France, 5-9 April 1997. Lagardère, J.-P., Bégout Anras, M.-L. & Claireaux, G. (eds.). Kluwer Academic Publishers, Dordrecht. p.321-334.

Monden, S., De Charleroy D., Denayer, B. & Van Thuyne, G. (1998). Het visbestand op

de Ringvaart rond Gent. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, IBW.Wb.V.R.98.062. 34 p.

Nédélec, C. & Prado, J. (1990). Definition and classification of fishing gear categories. FAO

130

Northcote, T.G. (1998). Migratory behaviour of fish and its significance to movement

through riverine fish passage facilities. p.3-18. In: Fish migration and fish bypasses. Jungwirth, M., Schmutz, S. & Weiss, S. Fishing News Books, Cambridge. 438 p.

Ovidio, M. (1999). Cycle annuel d'activité de la truite commune (Salmo trutta L.) adulte:

étude par radio-pistage dans un cours d'eau de l'Ardenne belge. Bulletin français de la pêche et de la pisciculture 352, 01-18.

Penczak, T. & Kruk, A. (2000). Threatened obligatory riverine fishes in human-modified

Polish rivers. Ecology of Freshwater Fish, 9: 109-117.

Peter, A. (1998). Interruption of the river continuum by barriers and the consequences for

migratory fish. In: Fish migration and fish bypasses. Jungwirth, M., Schmutz, S. en Weiss, S. Fishing News Books. University Press, Cambridge. p. 99-112.

Priede, I.G. (1992). Wildlife telemetry: an introduction. In: Wildlife telemetry. Remote

monitoring and tracking of animals. Priede, I.G. & Swift, S.M. (eds.). 708 p.

Raat, A.J.P. (1994). Aspecten van vismigratie in zoetwater in Nederland. In: Vismigratie,

visgeleiding en vispassages in Nederland. Raat, A.J.P. (ed.) Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij, Nieuwegein. p. 11-22.

Riemersma, P. & Quak, J. (1991). Vismigratie en de aanleg van visoptrek-voorzieningen.

Deelrapport 2 van de literatuurstudie Vispassages. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB-onderzoeksrapport Sa/OVB 1991-1, mei 1991, 103 p.

Schulz, U. & Berg, R. (1987). The migration of ultrasonic-tagged bream, Abramis brama

(L.), in lake Constance (Bodensee-Untersee). Journal of Fish Biology, 31: 409-414.

Scott, M.T. & Nielsen, L.A. (1989). Young fish distribution in backwaters and main-channel

of the Kanawha River, West Virginia. The Fish. Soc. British Isles: 21-27.

Sheaffer, W.A. & Nickum J.N. (1986). Backwater areas as nursery habitats for fishes in

Pool 13 of the upper Mississippi River. Hydrobiologia 136: 131- 140.

Sisak, M.M. & Lotimer, J.S. (1998). Frequency choice for radio telemetry: the HF vs. VHF

conundrum. In: Advances in invertebrates and fish telemetry: proceedings of the second conference on fish telemetry in Europe, held in La Rochelle, France, 5-9 April 1997. Lagardère, J.-P., Bégout Anras, M.-L. & Claireaux, G. (eds.). Kluwer Academic Publishers, Dordrecht. p.53-59.

Vandelannoote, A.R.M. (1987). Bijdrage tot de ecologie van drie vissoorten, de driedoornige

stekelbaars (Gasterosteus aculeatus), de tiendoornige stekelbaars (Pungitius pungitius) en het bermpje (Noemacheilus barbatula) in het bekken van de kleine Nete. Proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor in de Wetenschappen, Universitaire Instelling Antwerpen. 140 p.

Vandelannoote, A., Yseboodt, R., Bruylants, B., Verheyen, R., Coeck, J., Belpaire, C., Van Thuyne, G., Denaeyer, B., Beyens, J., Maes, J. & Vandenabeele, P. (1998). Atlas van

131

van der Land, M.A. (1993). Biologische monitoring zoete rijkswateren: desk study

biomassabepaling visstand; bemonstering met fuiken, kor en kuil. RIVO Rapport C016/93, 34 p.

Van Thuyne, G., Belpaire, C., Guns, M. & Denayer, B. (1995). Monitoring van de

vispopulaties en visvleeskwaliteit op het Boudewijnkanaal. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, IBW.Wb.V.R.95.31. 87 p.

Van Thuyne, G., Belpaire, C. & Samsoen, L. (1997). Visbestandsopname op de Moervaart,

Oost-Vlaanderen (juni 1996). December 1997, IBW.Wb.V.IR.97.40.

Vlietinck, K. (1998). Studie van de visgemeenschap in de Boven-Zeeschelde aan de hand van

fuiken. Eindverhandeling tot het behalen van de graad van bio-ingenieur, K.U. Leuven. 91 p.

Völlestad, L.A. & L’Abée-Lund, J.H. (1987). Reproductive biology of stream-spawning

roach, Rutilus rutilus. Environ. Biol. Fish. 18: 219-227.

Wolter, C. & Vilcinskas, A. (1997). Characterization of the typical fish community of inland

waterways of the North-Eastern Lowlands in Germany. Regulated Rivers: Research and Management, 13: 335-343.

Wootton, R.J. (1976). The biology of sticklebacks. Academic press, London, New York, San

Francisco. 387 p.

Wootton, R.J. (1984). A functional biology of sticklebacks. Croom Helm, London. 265 p. Wootton, R.J. (1992). Fish ecology. Chapman an Hall, New York. 212 p.

132

Bijlagen

Bijlage 1: Data van staalname op plaatsen F1 t.e.m. F5.

Staalnameplaats

F1 F2 F3 F4 F5 Monstername

dag tijd (min.) dag tijd (min.) dag tijd (min.) dag tijd (min.) dag tijd (min.)

21-11 1290 21-11 1290 22-11 1155 22-11 1375 22-11 1185 november-00 23-11 1475 23-11 1455 24-11 1405 24-11 1420 24-11 1440 12-12 1305* 12-12 1320* 13-12 1395 13-12 1405 13-12 1405 14-12 1320 14-12 1305 15-12 1165 15-12 1185 15-12 1245 december-00 15-12 1555 15-12 1550 - - - - - - 9-1 1245 9-1 1250 10-1 1285 10-1 1290 10-1 1290 januari-01 11-1 ** 11-1 1435 12-1 1420 12-1 1440 12-1 1430 6-2 1585 6-2 1520 8-2 1215 8-2 1280 8-2 1290 februari-01 7-2 1100 7-2 1165 15-2 1310 15-2 1350 15-2 1345 6-3 1260 6-3 1300 7-3 1285 7-3 1340 7-3 1325 maart-01 8-3 1430 8-3 1425 9-3 1210 9-3 1325 9-3 1315 4-4 1450 4-4 1450 3-4 1155 3-4 1280 3-4 1270 april-01 6-4 1395 6-4 1395 5-4 1195 5-4 1205 5-4 1185 2-5 1330 2-5 1330 1-5 1215 1-5 1230 1-5 1235 mei-01 4-5 1220 4-5 1220 3-5 1210 3-5 1695 3-5 1560 6-6 1410 6-6 1410 5-6 1200 5-6 1200 5-6 1210 juni-01 7-6 1425 7-6 1425 8-6 1305 8-6 1365 8-6 1345 5-7 1130 5-7 1130 3-7 1410 3-7 1510 3-7 1620 juli-01 6-7 1410 6-7 1410 4-7 1440 4-7 1440 4-7 1260 9-8 1325 9-8 1320 7-8 1140 7-8 1145 7-8 1210 augustus-01 10-8 1285 10-8 1280 8-8 1415 8-8 1470 8-8 1460 6-9 1465 6-9 1455 4-9 1290 4-9 1140 4-9 1260 september-01 7-9 1470 7-9 1470 5-9 1440 5-9 1365 5-9 1240 9-10 1385 9-10 1200 11-10 1350 11-10 1355 11-10 1320 oktober-01 10-10 1525 10-10 1530 16-10 1250 16-10 1315 16-10 1330

133

Bijlage 1: (vervolg) Data van staalname op plaatsen F6 t.e.m. F10

Staalnameplaats

F6 F7 F8 F9 F10 Monstername

dag tijd (min.) dag tijd (min.) dag tijd (min.) dag tijd (min.) dag tijd (min.)

22-11 1170 21-11 1165 21-11 1250 23-11 1310 - - 24-11 1440 23-11 1300 23-11 1155 24-11 1220 - - november-00 - - - - 24-11 1280 - - - - 13-12 1495 12-12 1190 12-12 1175 12-12 1085 - - december-00 15-12 1380 14-12 1145 14-12 1140 14-12 1145 - - 10-1 1290 9-1 1145 9-1 1130 9-1 1120 12-1 1300 januari-01 12-1 1340 11-1 1434 11-1 1410 11-1 1420 - - 6-2 1245 8-2 1295 6-2 1265 6-2 1320 8-2 1285 februari-01 7-2 1045 15-2 1380 7-2 1045 7-2 1045 15-2 1315 7-3 1405 6-3 1295 6-3 1305 6-3 1315 7-3 1350 maart-01 9-3 1380 8-3 1285 8-3 1325 8-3 1340 9-3 1305 3-4 1155 4-4 1405 4-4 1080 4-4 1390 3-4 1145 april-01 5-4 1335 6-4 1400 6-4 1300 6-4 1300 5-4 1210 1-5 1225 2-5 1405 2-5 1115 2-5 1310 1-5 1225 mei-01 3-5 1680 4-5 1185 4-5 1150 4-5 1085 3-5 1290 5-6 1210 6-6 1320 6-6 1320 6-6 1320 5-6 1200 juni-01 8-6 1335 7-6 1470 7-6 1480 7-6 1500 8-6 1305 3-7 1620 5-7 1530 5-7 1500 5-7 1500 3-7 1600 juli-01 4-7 1435 6-7 1320 6-7 1320 6-7 1320 4-7 1440 7-8 1130 9-8 1430 9-8 1500 9-8 1495 7-8 1125 augustus-01 8-8 1560 10-8 1345 10-8 1350 10-8 1355 8-8 1555 4-9 1140 6-9 1365 6-9 1440 6-9 1430 4-9 1260 september-01 5-9 1550 7-9 1410 7-9 1430 7-9 1420 5-9 1440 11-10 1320 9-10 1200 9-10 1250 9-10 1250 11-10 1260 oktober-01 16-10 1260 10-10 1440 10-10 1440 10-10 1445 16-10 1260 - geen fuik geplaatst

* fuik deels stukgevaren ** fuik volledig stukgevaren

134

Bijlage 2: Data van staalname van concentratiefuiken op plaatsen CF1-CF2-CF3 en CF10

Staalnameplaats Staalnameplaats

CF1 CF2 CF3 CF10

Monstername

dag tijd (min.) dag tijd (min.)

Monstername

dag tijd (min.) dag tijd (min.)

november-00 26-11 925 26-11 930 18-3 780 18-3 775 december-00 17-12 900 17-12 895 maart-01 28-3 1205 28-3 1225 januari-01 14-1 865 14-1 865 2-4 1525 2-4 1530 februari-01 11-2 930 11-2 950 18-4 1185 18-4 1155 11-3 720 11-3 720 april-01 24-4 1215 24-4 1215 18-3 840 18-3 835 8-5 1395 8-5 1725 maart-01 25-3 880 25-3 875 15-5 1440 15-5 1710 1-4 835 1-4 830 22-5 1710 22-5 1740 8-4 780 8-4 780 mei-01 29-5 1350 29-5 1350 15-4 870 15-4 870 19-6 1320 19-6 1320 april-01 22-4 880 22-4 880 juni-01 26-6 1320 26-6 1320

Bijlage 3: Procentueel aandeel van elke soort in hervangsten.

Procentueel aandeel soorten in hervangsten

KB 1% GI 1% REST 1% BR 2% RV 2% BV 93%

135