• No results found

75. IMPACT INSOLVENTIEWET – In deze meesterproef werd de impact van de insolventiewet op de verkopen van onroerend goed uit een faillissement onderzocht. Daartoe werd een overzicht gegeven van de voornaamste wijzigingen die werden doorgevoerd en werd geschetst hoe de procedure er vandaag bijgevolg uitziet. Zowel de regels die betrekking hebben op de fase die voorafgaat aan de verkoop, de verkoopprocedure zelf, als de verdere afhandeling van de verkoop waren het voorwerp van de wetswijziging. Over het algemeen kan worden besloten dat de insolventiewet heeft gezorgd voor de modernisering van de regels enerzijds en de verfijning en verduidelijking ervan anderzijds.

76. MODERNISERING – Naast de afschaffing van de vereiste van aanplakking van de dag van de verkoop van het onroerend goed, is de introductie van de online openbare verkoop een duidelijke modernisering van het executierecht. Dit laatste is ongetwijfeld de meest zichtbare wijziging die de insolventiewet heeft doorgevoerd. De mogelijkheid om ook in het kader van een faillissementsprocedure te verkopen via het online platform Biddit is een positieve evolutie. Het valt te verwachten dat de openbare verkoopsvorm hierdoor aan een revival toe is, omdat het weer een aantrekkelijk alternatief wordt voor curatoren. Dit betekent evenwel niet dat door de insolventiewet de minnelijke verkoop zal uitsterven. Er zijn nog steeds verschillende situaties denkbaar waarbij een verkoop uit de hand de voorkeur geniet. De notaris mag dus niet steeds blindelings het gebruik van de online openbare verkoop aan de curator adviseren.

77. VERFIJNING EN VERDUIDELIJKING –Andere wijzigingen hebben het wettelijk kader inzake verkoop van onroerend goed uit een failliete boedel verder verfijnd en hebben bepaalde onzekerheden weggewerkt. Men denke hierbij aan het evenwicht tussen individuele schuldeiser en curator dat in artikel XX.120 WER verder op punt werd gesteld en de veralgemening en verdere uitwerking van de regeling inzake verkoop van een onverdeeld aandeel van een onroerend goed dat afhangt van een faillissement. Ook de afschaffing van het recht op hoger bod en de verduidelijking van de procedure van zuivering van het onroerend goed hebben gezorgd voor een betere aanpassing aan de noden van de praktijk.

78. RELATIVERING – De genoemde wijzigingen zullen zeker een merkbare invloed hebben op de verkoop van onroerend goed in een faillissementsprocedure. Naar mijn mening mag de impact van de insolventiewet in deze materie echter ook niet overschat worden. De kernprincipes die al bestonden zijn over het algemeen overeind gebleven. Zo kan men in alle gevallen nog steeds slechts tot verkoop overgaan als men hiervoor de toestemming van de rechter krijgt. Daarnaast behoudt de eerst ingeschreven hypothecaire schuldeiser zijn voorrangspositie wanneer het gaat om de vraag

55 wie de leiding zal nemen over de realisatie van het onroerend goed. Ook het gegeven dat een individuele schuldeiser een reeds opgestarte beslagprocedure kan verderzetten van zodra een bepaald scharnierpunt is bereikt, houdt stand. Het relatieve effect van de zuivering werd ten slotte ook gewoon door de wetgever bevestigd.

Misschien is één van de opvallendste ontwikkelingen in de materie dus wel het recente arrest van het Hof van Cassatie van 12 maart 2020. Notarissen zullen als gevolg van deze opmerkelijke uitspraak hypothecaire en bijzonder bevoorrechte schuldeisers moeten opnemen in hun rangregelingen, zelfs al hebben zij nagelaten aangifte te doen van hun schuldvordering bij de curator. Het is nog maar de vraag of de wetgever zal toelaten dat het opzet om alle schuldeisers zonder onderscheid aangifte van schuldvordering te laten doen aan de kant geschoven wordt.

79. RECHTSCHEPPENDE ROL VAN HET NOTARIAAT –De hervorming van de realisatie van onroerend goed uit een faillissement is een treffende illustratie van de rechtscheppende rol van het notariaat.203 Bij

de ganse realisatieprocedure zijn veel verschillende juridische actoren betrokken, maar het initiatief om het wettelijk kader te moderniseren en bij te schaven kwam vanuit de hoek van het notariaat. De wetgever heeft immers duidelijk zijn mosterd gehaald bij de bijdragen van een aantal leden van de KFBN die kort voor de redactie van de insolventiewet werden gepubliceerd.204

80. PUZZEL – Dat mede onder impuls van het notariaat de wetgeving gemoderniseerd en verder op punt gesteld werd, is uiteraard positief. Dit neemt evenwel niet weg dat het globale wettelijke kader ook na de insolventiewet erg versnipperd is gebleven. Om tot een correcte vereffening van de hypothecaire boedel te komen moet een moeilijke puzzel worden gelegd. De puzzelstukken liggen daarbij bovendien verspreid over verschillende plaatsen en in verschillende wetboeken. Dit is op zijn minst onhandig te noemen, gelet op het feit dat notarissen veelal niet dagdagelijks geconfronteerd worden met de verkoop van een onroerend goed in het kader van een faillissement. Mijns inziens was het dan ook beter geweest dat het tot stand brengen van de nieuwe insolventiewet naast het moderniseren en het verduidelijken ook het coherenter en overzichtelijker maken van het wettelijk kader als doelstelling had gehad.

203 L. WEYTS, De Notariswet, Mechelen, Kluwer, 2018, 80-82, nr. 25.

204 M. CARBONE, C. DEBRUN en J. DEROM, “Stand van zaken en voorstellen tot wetswijziging bij samenloop van een beslag met een faillissement, een collectieve schuldenregeling of een gerechtelijke reorganisatie” in De

vastgoedverkoop, vandaag en morgen, Verslagboek notarieel congres Luik, Larcier, 2015, 529-536; M.

CARBONE, “De wettelijke hypothecaire zuivering. Tumult en ontknoping” in De vastgoedverkoop, vandaag en

56

Bibliografie

A. Wetgeving

Wet 11 augustus 2017 houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht, BS 11 september 2017.

MvT bij wetsontwerp van 20 april 2017 houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 2407/001.

Wet 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, Bull., 258, nr. 2440. (Organieke Wet Notariaat) Decr. 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, BS 22 januari

2007.

KB 26 april 2018, 26 april 2018 houdende vaststelling van de regels en barema’s tot bepaling van de kosten en het ereloon van de insolventiefunctionarissen, BS 27 april 2018.

B. Rechtspraak

Cass. 12 maart 2020, C.19.0437.N, www.cass.be. Cass. 17 september 2015, Arr.Cass. 2015, afl. 9, 2083. Cass. 4 maart 2010, Arr.Cass. 2010, afl. 3, 622.

Cass. 21 april 2008, Arr.Cass. 2008, afl. 4, 985. Cass. 8 december 2003, Arr.Cass. 2003, afl. 12, 2266. Cass. 21 juni 2001, T.Not. 2002, afl. 3, 163.

Cass. 22 maart 1985, RW 1984-85, 2675.

Gent 8 april 2019, T.Not. 2019, afl. 9, 784, noot L. WEYTS. Gent 25 september 2017, TIBR 2019, afl. 2, RS-1.

57 Antwerpen 29 september 2011, Limb.Rechtsl. 2012, afl. 3, 173, noot B. WINDEY en Y. THIERY. Brussel 18 maart 2008, RABG 2009, afl. 8, 554.

Luik 23 oktober 2007, JLMB 2008, afl. 33, 1457. Bergen 25 november 2004, JLMB 2005, afl. 20, 879. Antwerpen 30 september 2004, T.Not. 2005, afl. 1, 39. Bergen 7 september 1998, JT 1999, 195.

Gent 8 maart 1989, TBH 1990, 444, noot.

Rb. Gent 12 november 2013, RW 2015-16, afl. 1, 26.

Kh. Gent (afd. Dendermonde) 31 december 2018, TIBR 2019, afl. 2, RS-4.

Kh. Gent (afd. Dendermonde) 30 april 2018, T.Not. 2018, afl. 11, 901, noot L. WEYTS.

Kh. Brussel 26 mei 2017, TIBR 2019, afl. 2, RS-20. Kh. Charleroi 7 maart 1995, TBH 1997, 108.

C. Rechtsleer 1. Boeken

BRIJS, S. en LINDEMANS, R., De gevolgen van collectieve insolventieprocedures voor de

executierechten van individuele schuldeisers, Herentals, KnopsPublishing, 2015, 217 p.

BYTTEBIER, K., WERA, T., BORGERHOFF, J., GEINGER, H., GESQUIÈRE, M. en JOSEPH, D., Handboek

handels- en ondernemingsrecht, Brugge, die Keure, 2016, 718 p.

DE LEVAL, G., La saisie immobilière, Brussel, Larcier, 2019, 490 p.

DE MAREZ, D. en STRAGIER, C., Boek XX. Een commentaar bij het nieuwe insolventierecht, Brugge, die Keure, 2018, 402 p.

DE PAGE, H., en DEKKERS, R., Traité élémentaire de droit civil belge, D. VII, Les privilèges et

58 DE WULF, C., BAEL, J., DEVOS, S. en DE DECKER, H., Het opstellen van notariële akten, IIb, Bijzondere

overeenkomsten, Mechelen, Kluwer, 2006, 452 p.

DIRIX, E., Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2018, 615 p.

DIRIX, E., STEENNOT, R. en VANHEES, H., Ondernemingsrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Intersentia, 2019, 561 p.

JANSEN, R. en MICHIELSENS, A., Notarieel executierecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 317 p.

SAGAERT, V., Notarieel proces-, zekerheden- en executierecht, Leuven, Acco, 2011, 161 p.

VEROUGSTRAETE, I., Manuel de l’insolvabilité de l’entreprise, Mechelen, Kluwer, 2019, 1678 p.

WEYTS, L., De Notariswet, Mechelen, Kluwer, 2018, 441 p.

ZENNER, A., Traité du droit de l’insolvabilité, Limal, Anthemis, 1877 p.

2. Bijdragen in verzamelwerken

BRIJS, S., “Beslag en insolventieprocedures” in SAGAERT, V. (ed.), Vraagpunten op de grens van

insolventierecht, goederenrecht en verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 137-175.

CARBONE, M., “De wettelijke hypothecaire zuivering. Tumult en ontknoping” in De vastgoedverkoop,

vandaag en morgen, Verslagboek notarieel congres Luik, Larcier, 2015, 555-577.

CARBONE, M., DEBRUN, C. en DEROM, J. “Stand van zaken en voorstellen tot wetswijziging bij samenloop van een beslag met een faillissement, een collectieve schuldenregeling of een gerechtelijke reorganisatie” in De vastgoedverkoop, vandaag en morgen, Verslagboek notarieel congres Luik, Larcier, 2015, 503-551.

DE CROOCK, G., “Art. 100 Faillissementswet” in EMBRECHTS, J., VANMEENEN, M. en VEROUGSTRAETE, I. (eds.), Wet en duiding Economisch recht, Deel 7 Insolventie, Brussel, Larcier, 2014, 121-123.

DEROM, J., “La procédure de saisie-exécution immobilière versus la procédure d’insolvabilité: David contra Goliath?” in DESPONTIN, A. (ed.), La réforme du droit de l’insolvabilité et ses conséquences

59 GEORGES, F., “L’effet de purge des ventes immobilières” in X., La nouvelle procédure de liquidation-

partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2012, 201-216.

GEORGES, F., “Pleidooi voor een verbetering van de gerechtelijke verkopen van onroerende goederen. Stand van zaken” in De vastgoedverkoop, vandaag en morgen, Verslagboek notarieel congres Luik, Larcier, 2015, 455-499.

HERINCKX, F., “A partir de quel moment peut-on être certain d’être acquéreur d’un immeuble appartenant en tout ou en partie à un incapable mineur ou assimilé ou dépendant d’une masse faillie dont la vente de gré à gré a été autorisée par le tribunal” in VAN COMPERNOLLE, J. en LEDOUX, J.-L. (eds.), Le notaire, le juge et l’avocat. Heurs et malheurs du notaire commis, Brussel, Bruylant, 1996, 165-194.

MICHIELS, D., “Vastgoed en beschermingsstatuten” in A.L. VERBEKE en F. BUYSSENS, Notariële

actualiteit 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2016, 97-148.

OUCHINSKY, N., “Les innovations du Livre XX du Code de droit économique en matière de faillite – Questions choisies” in ZENNER, A. (ed.), Le droit de l’insolvabilité: analyse panoramique de la

réforme, Limal, Anthemis, 2018, 513-568.

PEERAER, F., “Nietigheid” in VANSWEEVELT, T. en WEYTS, B. (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 483-520.

RASQUIN, J., “Art. 100 Faillissementswet en art. XX.193 WER” in X. Voorrechten en hypotheken.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Capita selecta, II,

Mechelen, Kluwer, 2017, 73-103.

SAGAERT, V. en JANSEN, R., “Vastgoed in een faillissementsprocedure: enkele aandachtspunten” in BRAECKMANS, H., DIRIX, E., STORME, M.E., TILLEMAN, B. en VANMEENEN, M. (eds.), Curatoren

en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, 189-217.

SPELTINCKX, L., “L’interaction entre le juge de paix et le notaire dans le cadre d’une vente publique en ligne” in WUYTS, T., VAN HALTEREN, T. en SPELTINCKX, L., Incapables majeurs: adaption de

la loi de 2013 - vente publique: biddit, la procédure en ligne, Brugge, die Keure, 2019, 125-138.

STORME, M.E., “Samenloop en rangschikking van schuldvorderingen bij faillissement: algemene beginselen” in VANMEENEN, M., STORME, M.E., TILLEMAN, B., VANANROYE, J. en BRAECKMANS, H. (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen IV, Antwerpen, Intersentia, 2017, 157-209.

60 STORME, M.E. en HELSEN, F., “Gerechtelijke verkopingen na de nieuwe insolventiewet” in VERBEKE, A.L. en BUYSSENS, F. (eds.), Notariële actualiteit 2017-2018, Antwerpen, Intersentia, 2019, 41- 73.

STORME, M.E. en VAN DEN BROECK, C., “De gevolgen van een reorganisatie- en faillissementsprocedure op de verhaalsmogelijkheden van de betrokken schuldeisers” in DERAMMELAERE, J. (ed.), Ondernemingen in moeilijkheden, Antwerpen, Intersentia, 2019, 169- 281.

3. Bijdragen in tijdschriften

DE VOGELAERE, W., “Voorlopige verkoopovereenkomst of wederzijdse aankoop- en verkoopbelofte?”, NFM 2013, afl. 3, 75-97.

DEBUCQUOY, F., “Betwistingen omtrent de verkoopsvoorwaarden bij openbare verkoop van onroerend goed na faillissement (art. 1190 Ger.W.)” (noot onder KG Tongeren 22 januari 2007),

Limb.Rechtsl. 2008, afl. 3, 165-207.

ENGELS, C., “Afschaffen kan soms nuttig zijn – Het recht van hoger bod en de tweede zitdag”, T.Not. 2018, afl. 5, 381-394.

ENGELS, C., “De zekerheidsrechtelijke beperkingen van de verkoop uit de hand van een onroerend goed dat tot een failliete boedel behoort” (noot onder Cass. 4 maart 2010), RW 2010-11, afl. 23, 963-970.

HASPESLAGH, C., “De genuanceerde plicht voor separatisten tot aangifte van schuldvordering in een faillissement” (noot onder Cass. 12 maart 2020), TIBR 2020, afl. 2, RS-3-5.

JANSEN, R., “Het nieuwe insolventierecht in de notariële praktijk (deel 2)”, NFM 2018-19, afl. 9, 274- 293.

LEDOUX, J. en DE LEVAL, G., “La faculté de surenchère restaurée et améliorée par le cahier des charges?”, RNB 2018, afl. 3125, 6-14.

LOGGHE, F., “Machtiging tot verkoop uit de hand na faillissement: verwijzen = motiveren”, T.Not. 2002, afl. 3, 166-167.

61 STIJNS, S., “De opschortende voorwaarde in de onroerende koop: de notariële praktijk tegen het

licht gehouden van de recente rechtspraak en rechtsleer”, NFM 2008, afl. 3, 77-102.

VAN OMMESLAGHE, P., “De opschortende voorwaarde: goede en slechte gebruiken in de praktijk”,

NFM 2012, afl. 4, 106-115.

VANDEPLAS, I., “Cass. 12 maart 2020: te laat kan geen kwaad voor hypothecaire schuldeisers”, TBH, actualiteitsbijdrage van 14 april 2020, www.rdc-tbh.be/nl/news/cass-12-maart-2020-te-laat- kan-geen-kwaad-voor-hypothecaire-schuldeisers/

VANDERHULST, V., “De vrijwillige verkoop van een onroerend goed van een minderjarige”, NFM 2016, afl. 1, 2-30.

WEYTS, L., “En daar gaat mijn hypotheek bij faillissement” (noot onder Kh. Gent 30 april 2018),

T.Not. 2018, afl. 11, 907-908.

WEYTS, L., “Nog over de hypotheek bij faillissement en de niet-aangifte van de vordering bij de curator” (noot onder Gent 8 april 2019), T.Not. 2019, afl. 9, 789-790.

WINDEY, B. en THIERY, Y., “Artikel 1193ter Ger.W.: het belang van de boedel als hoogste (ge)bod” (noot onder Antwerpen 29 september 2011), Limb.Rechtsl. 2012, afl. 3, 177-183.