• No results found

Hoofdstuk 3. Alternatieve geschiloplossing in Nederland 3.1 Inleiding

3.2.2 Beschrijving van het veld

Een onderscheid kan worden gemaakt tussen ad-hoc arbitrage en institutionele arbitrage. Bij institutionele arbitrage wordt de procesgang bewaakt door een arbitrage-instituut. Het gaat hier om privaatrechtelijke instellingen die zich ten doel stellen arbitrageprocedures te begeleiden en te propageren. Daartoe stellen zij regels van (model) procesreglementen op, assisteren zij de benoeming van arbiters en assisteren zij partijen en arbiters bij implementeren van de procesregels en het respecteren van termijnen. Het feit dat een groot aantal van deze instituten gelieerd zijn aan gevestigde organisaties uit het maatschappelijk veld of (semi-)overheidsorganisaties), dan wel de besturen ervan worden benoemd door dergelijke organisaties, kan worden gezien als een zekere waarborg voor eerlijke geschilbeslechting.

Arbitrage-instituten hanteren lijsten van arbiters die deskundig zijn op de betreffende gebieden. In een ad-hoc arbitrage zijn uitsluitend arbiters verantwoordelijk voor een goed verloop van de procedure. Arbiters kunnen er echter wel voor kiezen een reeds voorhanden procesreglement op de arbitrage van toepassing te verklaren.108 Er zijn sectorspecifieke instituten, zoals de Raad van Arbitrage voor de Bouw, of instituten die zich niet beperken tot een of meer sectoren, zoals het Nederlands Arbitrage Instituut. Ook zijn er instituten die arbitrage primair aanbieden als commerciële activiteit. Zij bieden deze dienst als product aan en sluiten daartoe contracten met bedrijven die grote aantallen geschillen door middel van arbitrage willen laten beslechten tegen een lagere prijs dan de kosten van de overheidsrechter. E-court is een voorbeeld van een dergelijk arbitrage-instituut.

Het verschijnsel arbitrage doet zich in ons land op redelijk grote schaal voor, althans waar het betreft het variatie in aanbod, minder waar het gaat om de aantallen zaken. Er zijn meer dan honderd verschijningsvormen, die al dan niet in instituten zijn ondergebracht. Sommige marktsectoren sluiten zich op die manier vrijwel geheel af van overheidsrechtspraak, zoals bijvoorbeeld de boomkwekerijen en de witlofkwekers.109 Hieronder volgt een (indicatieve en bepaald niet uitputtende) opsomming van de belangrijkste arbitrage aanbieders in Nederland:

- Het Nederlands Arbitrage Instituut (http://www.nai-nl.org/nl/), opgericht in 1949, neemt van oudsher een centrale plaats in. Het NAI is een onafhankelijke stichting die arbitrageprocedures organiseert. Het bestuur bestaat onder andere uit vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel. Het NAI doet zelf geen arbitrage-uitspraken, maar beschikt over een uitgebreid bestand van arbiters. - Voor arbitrage in de ICT sector bestaat sinds 1989 een gespecialiseerd arbitrage

instituut onder de naam Stichting Geschillen Oplossing Automatisering

108 Bijvoorbeeld het arbitragereglement van de Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek (‘FENEX’).

(SGOA; http://www.sgoa.eu/). Arbitrale colleges worden door partijen zelf samengesteld uit juristen en deskundigen op ICT gebied, aan de hand van de SGOA deskundigen lijst.

- De Raad van Arbitrage voor de Bouw

(http://www.raadvanarbitrage.nl/php/main.php) is in 1907 opgericht om geschillen in de bouw bij wege van arbitrage te beslechten. In het algemeen treden als arbiter(s) op, deskundigen uit de bouwwereld. Om de onafhankelijkheid te waarborgen zijn er diverse organisaties bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw betrokken: Bouwend Nederland, Kivi, BNA, ONRI, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, VNG, Aedes en Nederlandse Juristen-Vereniging. De voorzitter wordt op voordracht van de Raad van de Rechtspraak benoemd en is (oud-)lid van de Rechterlijke Macht.

- De stichting DigiTrage (http://www.digitrage.nl/ verzorgt digitale arbitrage voor incassozaken. De stichting is in 2013 opgericht en is gevestigd in Utrecht. De organisatie achter DigiTrage bestaat uit professionals afkomstig uit de advocatuur, rechtspraak, academische wereld en bedrijfsleven. Om de onafhankelijkheid te waarborgen kent de stichting een Raad van Toezicht en een Raad van Advies. DigiTrage opereert zonder winstoogmerk.

- De stichting Transport And Maritime Arbitration Rotterdam-Amsterdam (TAMARA, https://www.tamara-arbitration.nl/) biedt sinds 1988 een mogelijkheid om door arbitrage geschillen op het terrein van scheepvaart, transport en internationale handel op een efficiënte manier op te lossen. Arbitrage via de stichting TAMARA is een alternatief voor de traditionele rechtsgang en voor Londense arbitrage.

- Stichting Arbitrage Rechtspraak Nederland

(http://www.arbitragerechtspraak.nl/) heeft als missie de rechtstoegang voor alle procespartijen laagdrempeliger te maken, allereerst in Nederland. Als de bevoegdheid van het scheidsgerecht is geregeld kunnen (incasso-)geschillen veel sneller en tegen veel lagere kosten volledig digitaal (online, dus ODR) worden beslecht.

- Het Garantie Instituut Woningbouw neemt sinds 1 januari 2010 als zelfstandig instituut geen nieuwe verzoeken tot arbitrage in behandeling. De arbitrage werkzaamheden zijn vanaf dat moment uitbesteed aan de Stichting

Geschillencommissies Consumentenzaken

(

https://www.degeschillencommissie.nl/over-ons/commissies/garantiewoningen/#) en door de eerder genoemde Raad van Arbitrage voor de Bouw.

- Een recente aanbieder van arbitrage is e-Court. Dit commerciële scheidsgerecht biedt het oude ‘product’ arbitrage aan in een nieuw jasje, namelijk een volledig digitale procedure en lijkt vooral als arbiter in incassogeschillen tussen een

aantal grote bedrijven (waarmee e-Court een contract heeft gesloten en die haar voor haar diensten betalen) en consumenten op te treden.110

In Nederland werden tot 2013 jaarlijks zo’n 1.150 vonnissen gedeponeerd bij rechtbanken.111 Omdat met de invoering van het nieuwe arbitragerecht in 2015 de verplichting tot deponeren is afgeschaft, is het (nog) moeilijker geworden om zicht te krijgen op het aantal arbitrale vonnissen. Wel is duidelijk dat het aantal in verhouding tot het aantal zaken bij de civiele en de kantonrechter gering is

3.2.3 Waarborgen

De bepalingen van de regeling van arbitrage in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bieden garanties die overeenkomen met een aantal van de in hoofdstuk 2 geïdentificeerde rechtsstatelijke waarborgen. Weliswaar heeft de herziening van het arbitragerecht in 2015 een verschuiving van dwingend recht naar regelend recht laten zien en is de keuzevrijheid voor partijen (partijautonomie) en de aanbieder van arbitrage vergroot, maar daarbij heeft de wetgever een afweging gemaakt waarbij rechtsstatelijke waarborgen zijn meegenomen.112 Waar die waarborgen in het geding zijn, is gekozen voor dwingend recht. De naleving van die waarborgen kan op verschillende wijze worden afgedwongen.

In par. 3.2.1 werd duidelijk, dat de voorzieningenrechter de mogelijkheid van executie aan een arbitraal vonnis kan onthouden en het gerechtshof een arbitraal vonnis kan vernietigen dan wel herroepen. Dit kan slechts op een beperkt aantal strikt omschreven gronden. Die gronden zijn er vooral op gericht om zeker te stellen dat voldoende sprake is van een vrijwillige keuze voor arbitrage, dat het arbitraal college op eerlijke wijze is samengesteld, dat de arbiters onafhankelijk en onpartijdig zijn en dat het vonnis is tot stand gekomen na een proces dat aan de elementaire eisen van een eerlijk proces voldoet. Daarnaast is sprake van de bescherming van partijen die in het bijzonder kwetsbaar zijn. Met het oog hierop is het arbitragebeding op de zwarte lijst van onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden geplaatst (art 6:236 onderdeel n BW). Dit garandeert dat voor de consument ook bij een arbitragebeding de keuze openstaat tussen arbitrage of de overheidsrechter

110 Bauw e.a. 2016, p. 241. Zie ook http://www.e-court.nl/ (laatst bezocht 17 augustus 2017). 111 A.F.M. Brenninkmeijer e.a., Handboek Mediation, Den Haag: Sdu 2017, p. 42.

112 Zie nader G.J. Meijer en. P.E. Ernste, De arbitragewet 2015, bezien in het licht van dwingend recht en regelend recht, RM Themis 2015-3, p. 95-106.