• No results found

Beschrijving van de strategie & werkwijze van het landschappelijke booronderzoek . 40

In document Bezoekerscentrum Duinpanne De Panne (pagina 41-46)

3 Verslag van resultaten: landschappelijk bodemonderzoek (2019K94)

3.1.3 Beschrijving van de strategie & werkwijze van het landschappelijke booronderzoek . 40

De werkwijze van het landschappelijke booronderzoek reflecteert nauwgezet de doelstellingen en de algemene opbouw en ontwikkeling van het plangebied staan dus centraal. De verspreide, kleinere geplande bodemingrepen en het gegeven dat een deel van het te onderzoeken terrein verhard of opgehoogd is heeft er toe geleid dat 6 boringen werden gezet zonder samenhang van een boorgrid.

Dit zou resulteren in de meest efficiënte werkwijze, waarbij niet bestaande infrastructuur en landschapselementen konden worden vermeden bij het boren, maar waarbij de doestellingen van het onderzoek konden worden behaald en de onderzoeksvragen in voldoende detail konden worden beantwoord.

De uitgevoerde boringen werden gezet met behulp van een edelmanboor (ø 7 cm). De edelmanboor is geschikt voor het boren in de meeste droge en matig natte sedimenten, maar levert een wat geroerd staal op waardoor de structuurkenmerken en eventuele fijne gelaagdheid verloren kunnen gaan.

Tijdens de boorwerkzaamheden werd elke boring vastgelegd in de vorm van een bodemkundige en lithostratigrafische beschrijving en middels één of meerdere digitale foto’s. Deze foto’s werden gemaakt met zo min mogelijk schaduwcontrasten en met een zo goed mogelijke weergave van alle

aanwezige lagen en bodemhorizonten. Op elke foto werden de nodige administratieve gegevens vastgelegd evenals een schaalbalk.

De beschrijving van de opgeboorde sedimenten werd vastgelegd in het hier op toegelegde databasesysteem Deborah (versie 3). Dit databasesysteem zorgt dat er systematisch wordt gerapporteerd over de verschillende eigenschappen van het sediment en haar inhoud, zodat de gegevens in een uniforme en heldere manier worden opgeslagen en verwerkt. De boorbeschrijvingen worden gemaakt in door de gebruiker gedefinieerde lagen, waarvan elke een verticaal segment van de ondergrond representeert. Het gaat daarbij niet noodzakelijk om een enkele afzettingseenheid per laag, maar ook verschillende bodemhorizonten en graduele overgangen binnen een afzetting kunnen in de vorm van lagen worden geregistreerd.

Van een laag werd telkens de top en de eigenschappen van de waargenomen overgang vanuit bovenliggende laag vastgelegd om vervolgens de kleur, lithologische kenmerken, bodemkundige kenmerken en eventueel archeologisch relevante inhoud vastgelegd. Daarbij speelde de textuur (korrelgrootte) van het sediment gewoonlijk een belangrijke rol, omdat dit iets kan zeggen over de oorsprong en de wijze waarop het sediment werd aangevoerd. De textuur van het sediment werd bepaald door het manueel te inspecteren en bij de aanwezigheid van zandige componenten met een loep (vergroting 10x) het zo droog mogelijk gewreven sediment te bekijken en dit te vergelijken met gesorteerde stalen van zand met verschillende grootteklassen.

De boringen werden uitgevoerd op de ochtend van 26/11/2019. Het weer op deze ochtend was gunstig voor het boorwerk, namelijk: droog met bewolking en weinig wind. Uitvoerders van het booronderzoek waren F. Philipsen (fysisch geograaf) en D. Kneuvels (archeoloog assistent). De gemiddelde boordiepte bedroeg 2,05 meter, met een maximale diepte van 2,30 m waardoor bepaald kon worden wat de bodemopbouw binnen de zone van geplande bodemingrepen was en of hier eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd zouden kunnen worden bij de uitvoering van de geplande werken.

3.2 Assessmentrapport landschappelijk booronderzoek

In de volgende paragrafen zal een beeld worden geschetst met betrekking tot de resultaten van het booronderzoek en de hieraan gekoppelde interpretaties. Vervolgens zal op basis daarvan worden getracht de onderzoeksvragen te beantwoorden en zullen de conclusies van het landschappelijke booronderzoek worden gepresenteerd.

3.2.1 Beschrijving en interpretatie van de aardkundige opbouw van het onderzochte gebied

De aardkundige opbouw in het onderzochte gebied werd enerzijds gekenmerkt door duinafzettingen en anderzijds door het voorkomen van pakketten die het (de) oorspronkelijke loopniveau(s) hebben afgedekt. De zeer beperkte ouderdom van de meeste pakketten in deze tweede groep viel grotendeels af te leiden uit het materiaal dat hierin werd teruggevonden: moderne baksteen en wat steenslag. (Figuur 27).

Figuur 27: DTM (bron: AGIV 2015a) van het plangebied met aanduiding van de opgehoogde parking en aangelegde duinen.

De eerste twee boringen werden gezet op de groenstroken van de parking (boringen 1 en 2). De parking, en dus ook de boringen, ligt wat hoger dan de toegangsweg en de omliggende delen van het terrein (Figuur 27). Dit hoogteverschil is zichtbaar in een duidelijk te onderscheiden zandpakket van 70-90 cm dik, waarin verschillende lagen kunnen worden onderscheiden en bovendien stukjes baksteen en brokken aarde werden aangetroffen (Figuur 28). Onder dit opgebrachte pakket werd in beide boringen een al dan niet gemixt restant van een oorspronkelijk loopoppervlak aangetroffen.

Het gaat hier over een grijsachtige, licht humeuze A-horizont: een recent loopniveau. Onder dit

loopniveau tekende zich een geelachtig, matig fijn tot matig grof zand met een goed sortering af (C-horiozont). Hierbij gaat het om schelpengruis bevattend duinzand, wat het geheel kalkrijk maakt.

Figuur 28: Foto van boring 1, waar duidelijk het ophogingspakket (rood kader) kan worden onderscheiden. De boorresiduen zijn uitgelegd per tien centimeter. De top van het bodemniveau bevindt zich links boven en einddiepte op 2 m (rechtsonder).

Boringen 3 en 4 gaven gelijkaardige resultaten, hoewel het opgebrachte pakket sterke afwijkingen vertoonde op het gebied van samenstelling en dikte dan de pakketten ter hoogte van de parkeerplaatsen. In boring 3 werd een circa 45 cm dik pakketje aangetroffen dat was gevuld met schelpfragmenten (mariene tweekleppige schelpen) waaronder opnieuw een grijsachtig voormalig (maar recent) loopniveau werd aangetroffen. Boring 4 werd uitgezet ter hoogte van een aangelegd parkje, waarvan de aanwezigheid reflecteert in het ca. 25 cm dikke ophogingspakket in de vorm van een sterk humeus bovenste deel. Onder deze laag tekende zich een grijzig zandpakket af van ca. 70 cm dik. Hierbij gaat het vermoedelijk om een laag die werd opgebracht om het parkgebied te nivelleren. Hieronder werd ook weer een begraven loopniveau gevonden dat dateert van vóór de parkaanleg en gekenmerkt wordt door een humeuze A-horizont. Net zoals de reeds gevonden loopniveaus heeft ook deze vermoedelijk een zeer beperkte ouderdom.

Net als in boringen 1 en 2, werd er bij boringen 3 en 4 een kalkrijk geelachtig pakket matig grof zand teruggevonden onder het voormalige loopniveau. Het gaat hier over duinzand waarin er geen oudere loopniveaus werden aangetroffen binnen het geboorde interval.

Ook in boring 5 (gezet aan de rand van het plangebied en omgeven door een van de aangelegde

‘duinen’) werd, vrij gelijkaardig aan boringen 1 tot 3, een opgebracht pakket met baksteenpuin aangetroffen (ca. 40 cm dik). Hieronder werd eveneens het recente loopniveau (A-horizont) aangetroffen. Een verschil met deze vorige boringen is het aantreffen van een A-horizont/loopniveau in het duinzand op een diepte van ca. 190 cm. De ouderdom van dit voormalige loopniveau werd niet bepaald omdat het niveau niet bedreigd wordt door de geplande werken. Het aantreffen van de verschillende loopniveaus maakt duidelijk dat de ontwikkeling van het duinengebied in verschillende fasen gebeurd moet zijn. Hierdoor kreeg begroeiing de kans om zich op deze plek te vestigen en het loopniveau enige tijd vast te houden en bodemontwikkeling in gang te zetten.

Figuur 29: Foto boring 5, met linksboven de top van het bodemniveau en in de derde rij (linksonder) het afgedekte niveau (zie rode kaders) .

De laatste boring, boring 6, werd geplaatst vlak bij de speeltuin en het terras, net ten zuiden van het bezoekerscentrum. Op basis van deze boring werd ook hier duidelijk dat er sprake is geweest van een ophoging bij de bouw van het bezoekerscentrum of oudere bebouwing. Het recente loopniveau werd hier pas op 1 meter diepte aangetroffen. Dit begraven loopniveau is vermoedelijk hetzelfde als het huidige loopniveau iets verder van het gebouw, dat langzaam afloopt naar de waterpartij ten oosten van het boorpunt.

Vanaf circa 150 cm werd er hier een donkergrijze zandlaag aangetroffen. Er is hier geen sprake van een humeuze bodem, maar om het grondwaterniveau. Vanaf hier is er geen zuurstof meer in de bodem waardoor het ijzer, verantwoordelijk voor de geelachtige kleur van het duinzand, gereduceerd wordt en zorgt voor een grijze kleur (Figuur 30).

Figuur 30: Foto van boring 6, waar links onderaan het oorspronkelijke loopniveau zichtbaar is en waar rechtsonderaan het gereduceerde niveau zichtbaar is.

In document Bezoekerscentrum Duinpanne De Panne (pagina 41-46)