• No results found

Beschrijving van de standplaats

In document LIFE project DANAH Kamp van Beverlo (pagina 19-23)

Evenals de landschaps- en cultuurhistorische beschrijving is de beschrijving van de standplaats in grote mate gebaseerd op de tekst van Sterckx G. & De Blust G. (2008). Heide in de vuurlinie. Ecologische gebiedsvisie voor de Natura2000-gebieden van Kamp Beverlo, het schietterrein van Helchteren en hun omgeving. INBO.R.2008.25.

2.2.1 Geologie

Het huidige landschapsbeeld (reliëf, bodem en begroeiing) is in belangrijke mate gevormd tijdens het einde van het Tertiair en het Quartair. Toch hebben ook enkele eerdere geologische periodes de geologische ondergrond sterk beïnvloed.

Tijdens het Karboon (ongeveer -300 miljoen jaar) lag het Kamp van Beverlo in een kustgebied waar tropische klimaatsomstandigheden heersten. Tijdens dit tropisch klimaat kwamen uitgestrekte moerasbossen tot ontwikkeling. De afgestorven plantenresten deden dikke veenpakketten ontstaan, die door allerhande langdurige processen via bruinkool omgevormd werden tot steenkool. Dit verklaart de aanwezigheid van diverse steenkoollagen in de diepe ondergrond (700 m tot 1000 m diep) in de omgeving van het militair domein.

Tijdens het Tertiair werden opnieuw mariene sedimenten afgezet. Deze dikke zandpakketten hellen af naar het noordoosten. Van zuid naar noord dagzomen volgende Tertiaire lagen (van oud naar jong) (zie Kaart 2-3):

 Formatie van Diest: -10 tot -5,4 miljoen jaar: grove glauconiethoudende zanden

 Formatie van Kasterlee (-5,4 tot - 3,5 miljoen jaar): glauconiethoudende zanden met kleilenzen

 Lid van Maatheide (-3,5 tot -1,77 miljoen jaar): kwartszand

Het Kempens plateau ontstond tijdens het Quartair. Tijdens de Elster-ijstijd (-200 000 tot -300 000 jaar) vormde de Maas een puinkegelafzetting van grof materiaal en grind. Doordat dit materiaal moeilijk erodeerde ontstond zo het Kempens plateau, dat reikt tot aan de westgrens van het militair domein. De rand van het plateau loopt van zuid naar noord via de Koerselse heide - Fonteintje - Staleikerheide en vervolgens dwars door het noordelijk deel van Kamp Beverlo (Schrikheide-Lange heuvelheide). De Nete en de beken van het Demerbekken (de Zwarte beek, Grote Beek, Helderbeek en Mangelbeek) schuurden in die periode brede valleidepressies uit in de tertiaire zandafzettingen, die uitliepen tot in de steilrand van het Kempens plateau. Tijdens de Würm-ijstijd (-22.000 jaar) werd door windwerking een dekzandlaag afgezet, waardoor het reliëf grotendeels genivelleerd werd. Op het Kempens plateau zijn deze afzettingen het minst dik (tot 1 m of zelfs afwezig), in de riviervalleien tot meer dan 10 m. De basis van deze dekzanden kan verstoord zijn door cryoturbatieverschijnselen1. Tijdens het Holoceen (vanaf circa -8.000 jaar tot nu) veranderde de dominante windrichting van noordoost naar zuidwest waardoor de aanvoer van vers dekzand stopte. Windwerking zorgde voor het ontstaan van oost-west gerichte dekzandruggen. Door uitwaaiing tot op de grondwatertafel ontstonden plaatselijke depressies waar regen- en oppervlaktewater stagneerde en vennen gevormd werden. Een geleidelijke klimaatsverbetering zorgde in de loop van het Holoceen voor een verhoogde plantengroei waardoor veenafzettingen in de beekvalleien gevormd werden. Prehistorische en middeleeuwse ontginningen zorgden opnieuw voor zandverstuivingen met vorming van paraboolduinen.

2.2.2 Reliëf

Het militair domein Kamp van Beverlo ligt op de westflank van het Kempens plateau en helt globaal af naar het noordwesten, van circa 70 m in het gebied “Achter de Witte bergen” en 66 m ter hoogte van de N73 tot 44 m op het punt waar de Visbeddenbeek het militair domein verlaat (zie Kaart 2-4). Het relatief vlakke landschap wordt plaatselijk onderbroken door uitgestrekte duinencomplexen, die 5 à 10 m, tot zelfs maximaal 15 m boven de

1 Cryoturbatie is een verschijnsel waarbij een ontdooide bovengrond die volledig met water is verzadigd rust op een bevroren

ondergrond. Deze zeer beweeglijke massa’s vervormen zich gemakkelijk en geven aanleiding tot het ontstaan van grillige vormen in de bovenste lagen.

vlakte uitsteken. De beekvalleien van de Grote Nete, Visbeddenbeek, Grote Beek, Zwarte beek, en Helderbeek hebben zich op de rand van het Kempens plateau duidelijk ingesneden in het plateau en vormen van oost naar west steeds bredere valleien.

De voormalige mijnbouw en actuele ontginningen hadden eveneens een significante impact op het reliëf ten zuiden van het Kamp van Beverlo. De mijnterril van Zolder steekt met een hoogte van 153 m ver boven het landschap uit. Afgewerkte delen van REMO-stort liggen actueel tot 15 m hoger dan het omringende landschap.

De historische steenkoolontginningen veroorzaakten een aantal grondverzakkingen in de valleien van Helderbeek, Mangelbeek en Zwarte beek. Uit het digitale hoogtemodel, opgemaakt voor de ecosysteemvisie van de Zwarte beek, blijkt dat de mijnverzakking hier reikt tot aan het Fonteintje. De verzakking bedraagt meestal minder dan 1 m. Maximale verzakkingen komen voor in de omgeving van de Stalse molen (tot 3 m) en in een gebied tussen de Hemelbrug en de Nieuwendijk (Van Daele et al., 2001).

2.2.3 Bodem

Kaart 2-5 toont de vereenvoudigde bodemkaart van het gebied. In een groot deel van het militair domein werden de bodems niet gekarteerd, maar de verspreiding van de verschillende bodemtypen in functie van het reliëf is analoog aan de omliggende gebieden.

Uit de bodemkaart blijkt dat zandbodems domineren in het gebied. Hiervan komen de volgende typen voor:

 Droge tot zeer droge zandgronden met een typisch podzolprofiel komen voor op alle hogere gronden van het Kempens plateau. Rond de Dommel, Bolisserbeek en de omgeving van het brongebied van de Zwarte beek vinden we hoofdzakelijk matig droge tot droge lemige zandbodems.

 Landduinen zonder profielontwikkeling komen voor aan de Koerselse heide en ten oosten van de N74.

 Natte zandgronden komen voor in alle beekvalleien en de bovenstrooms gelegen brongebieden.

 Rond de oude woonkernen liggen plaggenbodems, die ontstonden door de historische akkerbouw. Ze vertonen een typische diepe humushorizont en komen voor op natte tot droge zandgronden.

Andere bodemtypen komen alleen in de beekvalleien voor:

 Veenbodems liggen op de laagste delen van de beekvalleien met als belangrijkste gebieden de middenloop van de vallei van de Zwarte beek, de Mangelbeek, de Grote Nete en het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisser-beek. In de valleien van de Grote Nete, Dommel en Bolisserbeek werden ze vaak vergraven voor de aanleg van weekendverblijven en recreatieve visvijvers.

 Natte zandleembodems vormen lokaal een smalle gordel boven de veengronden in de valleien van de Zwarte beek en de Dommel. Ze komen ook beperkt voor in de bovenlopen van de Zwarte beek en de Grote Beek.

 Reeds tijdens de jaren ‘60 kwamen belangrijke oppervlakten met antropogene bodems voor rond de woonkernen. In het zuidelijk deel van het gebied en omgeving nemen de mijnterril van Heusden-Zolder en het REMO-stort grote oppervlakten in. Het aandeel antropogene bodems is sindsdien sterk gestegen door uitbreiding van bebouwing en de exploitatie van REMO.

2.2.4 Hydrografie

Het Kamp van Beverlo ligt ter hoogte van de waterscheidingslijn tussen het Maas- en het Scheldebekken. De Grote Nete, de Visbeddenbeek (ook Visbetbeek genoemd) en de Grote Beek behoren tot het Netebekken. De Laambeek, Mangelbeek, Zwarte Beek, Helderbeek en Grote Winterbeek in Houthalen behoren tot het Demerbekken. Al deze beken wateren af naar het zuidwesten en vormen parallel lopende valleien, gescheiden door heuvelruggen. De Dommel, Bolisserbeek, Abeek en hun zijbeken behoren tot het Maasbekken en hebben een uitgesproken noord-zuidoriëntatie.

De vallei van de Zwarte beek vormt een typisch Kempens beekdallandschap met waardevolle structuurkenmerken en een goede waterkwaliteit. De vallei wordt gekenmerkt door een verwevenheid aan kleinschalige landbouwpercelen, vochtige tot natte graasweiden, ruigten, broek-bossen, beekbegeleidend bos en heide-fragmenten.

Doordat het vallei-complex van de Zwarte beek één van de meest intacte laaglandbeken van Europa is, is zij bijzonder waardevol en vormt dus een onmiskenbare ader wat betreft natuur-waarde doorheen het Kamp van Beverlo.

Foto 1: Zwarte beek ter hoogte van het Kamp van Beverlo

In een aantal beekvalleien stromen één of meer beken parallel met de hoofdbeek. Een typisch voorbeeld is de Zwarte beek met de daaraan evenwijdig lopende Winterbeek, Schansbeek en Oude Beek. Deze parallelle beken werden vaak door de mens uitgegraven om de valleibodems te ontwateren en de hooilanden te bevloeien. Ze staan reeds aangeduid op de Vandermaelenkaart (circa 1850). De beken zijn van nature smal en ondiep met een gering verval. Sinds de jaren ‘60 werden de meeste waterlopen uitgediept en rechtgetrokken.

In het Kamp van Beverlo komen een groot aantal vennen voor. Ook hier vindt men zowel vennen met een lokaal voedingsgebied en van nature ongebufferd water, als zwak gebufferde vennen die door regionaal grondwater gevoed worden. De belangrijkste vennen zijn het vennencomplex Achter de witte bergen, de vennen en plassen aan de Watertoren, de vennen van Sint-Matthiashoeven en aan het Signaal Fonteintje en het Kraanven in de Lange Heuvelheide. Het Bosven en het Vijverven vormen twee waardevolle vennen op de overgang van het plateau naar de vallei van de Zwarte beek.

2.2.5 Grondwater

Het Kempens plateau is een belangrijk inzijggebied. De Quartaire dekzanden en grinden zijn zeer goed doorlatend voor grondwater en vormen één samenhangende aquifer met de onderliggende Tertiaire formaties van Kasterlee en Diest.

In de top van het Diestiaan komen ook minder doorlatende lagen van kleihoudend zand voor. Door vertraagde insijpeling via deze kleirijke laag staan de daaronder voorkomende zanden gedeeltelijk onder spanning (Wouters

& Vandenberghe, 1994). De belangrijkste vennencomplexen van Achter de Witte Bergen en het Schietterrein bevinden zich op die plaatsen waar de Diestiaanformatie vlak onder de Quartaire dekzanden ligt.

Het grondwater op de hoogste plateaugronden bevindt zich over het algemeen op grote diepte (tot 10 m en meer). Wanneer verdichte lagen en/of grindpaketten voorkomen op geringe diepte in de ondergrond, vormt zich in het natte seizoen een tijdelijke grondwatertafel. Dit geeft grote variaties in de waterhuishouding waarbij de bodems zeer droog zijn in de zomer en oververzadigd in de winter.

In de nabijheid van de beken stijgt de grondwaterstand snel tot dichtbij of tegen het maaiveld. Op plaatsen waar de valleien steil en smal zijn, zijn de kwelzones erg smal en is de kwelflux hoog, bijvoorbeeld in het samen-vloeiingsgebied Dommel-Bolisserbeek of in de Vallei van de Zwarte beek ter hoogte van Spiekelspade. Waar de valleien breder worden, komen bredere kwelzones met veel lagere kwelfluxen voor (Van Daele et al., 2001).

Door de zandige bodem behoudt het grondwater karakteristieken die aanleunen bij het zwak gebufferde regenwatertype. Lokaal afstromend, jong grondwater heeft een uitgesproken atmoclien karakter. Naarmate het grondwater langer in de bodem verblijft, treedt er aanrijking op met basische kationen (Ca2+, Mg2+ en K+) en

Soortenrijk grasland: 17 ha Ruigten / Kapvlakten: 14 ha

Moeras en rietland: 85 ha Eutroof moerasbos: 17 ha

Bosaanplanting / Park: 1011 ha

Mesofiel bos: 605 ha

Weg: 2 ha Bebouwing: 300 ha

Akker en cultuurgrasland: 12 ha

Heidelandschap: 3247 ha ontstaat licht gebufferd grondwater. Door de aanwezigheid van glauconiethoudende zanden in de ondergrond is het opkwellende grondwater in de beekdalen sterk aangerijkt met ijzer.

Het grondwater is volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart grotendeels zeer kwetsbaar voor verontreiniging door het ontbreken van een bufferende deklaag (Kwetsbaarheidszones grondwater, MVG-Aminal afdeling water).

2.2.6 Bodemgebruik op perceelsniveau

Uit de bodemgebruikskaart, die is afgeleid van de biologische waarderingskaart (BWK versie 2), kunnen volgende conclusies getrokken worden (zie Kaart 2-6 en Figuur 1):

 Het grootste deel van het militair domein bestaat uit heidelandschap (62% van de oppervlakte). Grote kernen komen voor ter hoogte van het Schietveld, de Hechtselse Heide, Hoeverheide, Staleikerheide en Schrikheide. Kleinere delen zijn er in de Weyervlakte en Dumonsheide.

 Het overige deel van het militaire domein wordt grotendeels ingenomen door bos (30% van de oppervlakte), waarvan een deel is aangeduid als aanplanting of park (voornamelijk naaldhoutaanplantingen) en een ander deel als meer natuurlijk mesofiel bos met voorjaarsflora. De grote bos- of parkeenheden in het militair domein zijn Kamert, Gemeentebos, Koninklijk park, Dumonsheide, Koerselse Heide, Kleinhoef en Helchterenbos.

 In de valleien van de Zwarte Beek en voor een stuk van de Grote Nete komen moerassen, rietlanden, graslanden, ruigten en eutroof moerasbos en -struweel voor (samen ongeveer 2,5% van de oppervlakte).

 Tenslotte is 5% van de oppervlakte van het militair domein bebouwd, waarvan het overgrote deel nabij de dorpskern van Leopoldsburg (kazernes).

Figuur 1: Bodemgebruik in het militair domein Kamp van Beverlo (afgeleid van de Biologische WaarderingsKaart)

Sinds de start van het LIFE-project “geïntegreerd natuurherstel op de militaire NATURA-2000 gebieden” zijn er enkele meer of minder grootschalige beheerwerken uitgevoerd met als doel bepaalde typische vegetatietypen te herstellen (zie verder). Wanneer we de uitgevoerde LIFE-werken mee in rekening brengen, verandert het hiervoor voorgestelde bodemgebruik lichtjes (zie verder).

2.3 Beschrijving van het biotisch milieu

In document LIFE project DANAH Kamp van Beverlo (pagina 19-23)