• No results found

4. ANALYSE VAN DE RESULTATEN

4.1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK

In tabel 3 is de beschrijvende statistiek weergegeven van de variabelen die in dit onderzoek gebruikt zijn. Uit deze tabel blijkt dat vijftig zorginstellingen onderzocht zijn, waarvan de laagste score die behaald is, 9,09% is. Dit betekent dat een zorginstelling slechts 9,09% van de kenmerken van informatieverschaffing over zorg en productie in het jaarverslag heeft verwerkt. De beste zorginstelling op dit gebied heeft een 100% score behaald en heeft dus alle onderzochte kenmerken in het jaarverslag 2010 vermeld. De gemiddelde score die behaald is door de vijftig zorginstellingen is 47,64%, hieruit kan geconcludeerd worden dat de helft van de onderzochte kenmerken over zorg en productie terug te vinden is in het jaarverslag. Het valt echter buiten het doel van dit onderzoek om de resultaten per subvariabele van de variabele disclosurescore te onderzoeken. Wel kan uit de gemiddelde score van 47.64% afgeleid worden dat zorginstellingen nog voldoende ruimte voor verbetering laten op het gebied van informatie over zorg en productie in het jaarverslag.

Tabel 3 Beschrijvende Statistiek

Variabele Aantal Minimum Maximum Gemiddelde Std deviatie

Disclosurescore 50 9,09 100,00 47,6358 20,00723 Sector 50 0 1 0,50 0,505 LNSize 50 13,12 20,81 18,8815 1,35392 LNResultaat 50 0,00 16,79 13,5510 4,24914 RvBSize 50 1 6 2,48 1,216 RvTSize 50 4 13 6,72 1,539 Geldig Aantal 50

De beschrijvende statistiek over de sector waarin de zorginstellingen zich bevindt laat zien dat voor een gelijke verdeling is gekozen tussen het aantal cure en care instellingen, aangezien op deze dummyvariabele slechts een 0 of een 1 gescoord kan worden en het gemiddelde van vijftig

instellingen precies 0,5 is. De grootte van de zorginstellingen (gemeten in totale activa in euro’s) en het resultaat (bedrijfsresultaat in euro’s) zijn weergeven als natuurlijke logaritmen van de gevonden resultaten. Wanneer de resultaten van de LN-variabelen uit tabel 3 terugberekend

worden naar euro’s, door ex te nemen waarbij x de natuurlijke logaritme is van het bedrag in

euro’s, worden de volgende resultaten gevonden: De kleinste zorginstelling heeft een totale activa van € 499.134,- en de grootst gevonden activa is € 1.090.606.718,- met een gemiddelde over vijftig instellingen van € 158.537.227,90. Het laagst gevonden resultaat is -€ 9.916.000,- en de zorginstelling die over 2010 het beste resultaat heeft geboekt heeft een resultaat van € 19.579.624,16. Het gemiddelde resultaat van de vijftig onderzochte zorginstellingen is € 767.581,54. Ten slotte kan in tabel 3 worden gevonden dat de kleinste Raad van Bestuur uit een persoon bestaat en de grootste uit zes personen, met een gemiddelde grootte van 2,48. Voor de Raad van Toezicht geldt dat de kleinst gevonden grootte vier personen is, de grootste Raad van Toezicht uit dertien personen en een gemiddelde grootte van 6,72 heeft. Aangezien voor alle vijftig zorginstellingen alle variabelen gevonden zijn, met andere woorden: geen ‘missing values’, zijn alle vijftig meegenomen in de regressieanalyse.

4.2 CORRELATIEMATRIX

De uitkomsten van de Pearson correlatiematrix zijn hieronder weergegeven in tabel 4. In de tabel is te zien in welke mate de variabelen onderling met elkaar correleren. In de eerste plaats is deze test uitgevoerd om multicollineariteit te testen tussen de onafhankelijke variabelen, dus om een te sterke samenhang tussen de onafhankelijke variabelen te testen. In dit onderzoek is de grens gesteld bij een correlatie van meer dan 0,7, meer dan dit getal zou een te grote samenhang tussen de variabelen betekenen en tevens moeten de gevonden resultaten significant zijn. Uit tabel 4 blijkt dat multicollineariteit niet bestaat tussen de variabelen in dit onderzoek, aangezien geen correlatie boven de grens van 0,7 gevonden wordt. Wel is een redelijk hoge correlatie tussen de grootte van een zorginstelling en de grootte van de Raad van Bestuur gevonden (0,697), maar aangezien deze twee variabelen niet samen in een model zitten om een hypothese te toetsen vormt dit geen probleem voor dit onderzoek. Een verklaring voor deze correlatie kan zijn dat grote zorginstellingen dusdanig complex zijn om te besturen dat meer personen vereist zijn om de instelling

* p ≤ 0,05 ** p ≤ 0,01 *** p ≤ 0,001

goed te kunnen leiden. Verder geeft de correlatiematrix al het verwachte positieve verband tussen de mate van informatie over zorg en productie in het jaarverslag (disclosurescore) en het feit dat een zorginstellingen tot de cure-sector behoort. Hetzelfde geldt voor de grootte van de zorginstelling (LNSize) en de disclosurescore. Dat geen significant verband gevonden is tussen het resultaat en de disclosurescore is conform hypothese drie. Wat de hypothesen betreft is alleen het niet significante verband tussen de grootte van de Raad van Toezicht en de disclosurescore niet conform de, in hoofdstuk twee opgestelde, hypothesen. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij een hoge correlatie tussen variabelen niet direct gesteld kan worden dat het ene het gevolg is van het ander. Een significant verband betekent dus niet noodzakelijk een oorzakelijk verband. Om in dit onderzoek dit oorzakelijke verband wel aan te kunnen tonen, is een lineaire regressie uitgevoerd.

4.3 LINEAIRE REGRESSIE & HYPOTHESE TOETSING

De opgestelde modellen voor de hypothesen worden getoetst met behulp van lineaire regressie. Aangezien dit per model is gebeurd, zijn de resultaten hieronder overzichtelijk weergegeven in tabel 5. Per model is het verband weergegeven van de variabele die voor de vergelijking is gebruikt, tevens is aan de hand van de sterretjes aangegeven in welke mate een resultaat significant is.

Hypothese één stelt dat zorginstellingen in de cure-sector (ziekenhuizen) meer informatie verschaffen in het jaarverslag over zorg en productie dan zorginstellingen in de care-sector. De

Tabel 4 Pearson Correlatiematrix

Variabelen 1 2 3 4 5 6 1. Disclosurescore 2. Sector 0,523** 3. LNSize 0,584** 0,534** 4. LNResultaat 0,071 -0.024 0,154 5. RvBSize 0,405** 0,365** 0,697** -0,047 6. RvTSize 0,052 -0,079 0,157 -0,082 -0,025

adjusted R2 voor dit model is 0,259, wat willen zeggen dat 25,9% van model één, waarin

disclosurescore de afhankelijke variabele is, verklaard kan worden door de onafhankelijke

variabele ‘sector’. Uit tabel 5 blijkt dat de variabele sector een positief en significant verband (20,728) aantoont met de mate van informatieverschaffing over zorg en productie in het jaarverslag van Nederlandse zorginstellingen. Hypothese één kan derhalve worden geaccepteerd.

* p ≤ 0,05 ** p ≤ 0,01 *** p ≤ 0,001

De tweede hypothese stelt dat de grootte van een zorginstelling van invloed is op de mate van informatieverschaffing over zorg en productie in het jaarverslag. Binnen deze hypothese wordt ook een richting verondersteld, namelijk dat grotere zorginstellingen meer van dit type informatie in het jaarverslag opnemen dan kleine zorginstellingen. Het gevonden significante en positieve resultaat (8,783) bewijst dat inderdaad een positieve relatie bestaat tussen de grootte van een zorginstelling en de hoeveelheid informatie over zorg en productie in het jaarverslag.

De adjusted R2 van model twee is 0,340, wat betekent dat 30,4% van de variatie in de afhankelijke

variabele disclosurescore wordt verklaard door de onafhankelijke variabele (LNSize). De tweede hypothese kan worden geaccepteerd.

De derde hypothese bevat de verwachting dat het resultaat van een zorginstelling geen invloed heeft op de mate van informatieverschaffing over zorg en productie in het jaarverslag.

Uit de adjusted R2 van dit model (-0,016) blijkt al dat de onafhankelijke variabele LNResultaat

Tabel 5 Regressietabel (afhankelijke variabele = Disclosurescore)

Onafhankelijke variabelen Verwachte richting Hypothese 1 Hypothese 2 Hypothese 3 Hypothese 4a Hypothese 4b Sector + 20,728*** LNSize + 8,783*** LNResultaat x 0,333 RvBSize + 6,668** RvTSize + 0,674 F-value 18,100 26,221 0,241 0,129 9,438 Adjusted R2 0,259 0,340 -0,016 -0,018 0,147

niets van de het model verklaard. Daarnaast is het gevonden resultaat (0,333) niet significant, wat ook aangeeft dat geen oorzakelijk verband bestaat tussen deze twee variabelen. Dit resulteert in het feit dat ook hypothese 3 geaccepteerd kan worden.

De vierde hypothese bestaat uit een a en b variant waarin een positieve relatie wordt verondersteld tussen de grootte van de Raad van Bestuur en/of Raad van Toezicht en de mate van informatieverschaffing over zorg en productie in het jaarverslag. Het model van hypothese

4b heeft een adjusted R2 van 0,147, dit wil zeggen dat de variatie in de disclosurescore in dit model

voor 14,7% verklaard wordt door de grootte van de Raad van Bestuur. Daarnaast heeft de regressieanalyse een positief en significant resultaat (6,668) aangetoond tussen deze twee variabelen, wat de hypothese ondersteunt. Hypothese 4b kan dus geaccepteerd worden. Voor de invloed van de Raad van Toezicht op deze informatie in het jaarverslag is een totaal ander verband gevonden (0,674), wat niet significant is en dus geen oorzakelijk verband aantoont. De verklarende waarde van model 4a (-0,018) duidt ook op geen relatie tussen de afhankelijke variabele (disclosurescore) en de onafhankelijke variabele (RvTSize). Hypothese 4a wordt dus verworpen.