• No results found

2 Verbeter de toestand van biodiversiteit

2.4 Beschermde gebieden

In Europa zijn in de afgelopen decennia Natura 2000­gebieden aangewezen, met als doel alle belangrijke habitattypen en bedreigde soorten te beschermen. De CBD heeft een doelstelling over het minimumareaal beschermd gebied: Tegen 2020 wordt ten minste 17 procent van het oppervlakte land- en binnenwateren en 10 procent van het oppervlakte kust- en zeegebieden behouden door effectief en billijk beheerde, ecologisch representatieve en goed verbonden beschermde gebieden en andere effectieve gebiedsgerichte instandhoudingsmaatregelen en geïntegreerd in de ruimere landschappen (Aichi­doel 11).

Figuur 2.7 Luxemburg Bulgarije Slovenië Polen Kroatië Cyprus Duitsland Slowakije Griekenland Malta Oostenrijk Verenigd Koninkrijk Spanje Frankrijk Nederland Roemenië Portugal Hongarije Tsjechië Italië Estland Letland Noorwegen Litouwen Denemarken België Zweden Ierland Finland Zwitserland 0 10 20 30 40 50 60

% van oppervlakte land en binnenwater Bron: EEA 13 oktober 2020

pb l.n l Natura 2000-gebieden Natura 2000-gebieden en nationaal beschermingsregime Alleen nationaal beschermingsregime Aandeel beschermd gebied in EU28, 2020

Nederland heeft circa 26 procent beschermd gebied en zit vergeleken met de andere Europese landen in de middenmoot.

Het instellen van beschermde gebieden is een direct antwoord op zorgen over het verlies van biodiversiteit ten gevolge van het beperkte leefgebied en daarmee een belangrijke maatregel voor het verminderen van biodiversiteitsverlies. De beschermde gebieden in Nederland zijn de wettelijk beschermde Natura 2000­gebieden en het planologisch beschermde Natuur­ netwerk Nederland (NNN). Het totale oppervlak van Natura 2000­gebieden in Nederland bedraagt momenteel 20.606 vierkante kilometer. Dit is 15 procent van het areaal land­ en binnenwater (figuur 2.7) en meer dan 24 procent van het areaal kust­ en zee (Noordzee, Waddenzee, Oosterschelde en Westerschelde).

De Natura 2000­gebieden zijn grotendeels onderdeel van het NNN. Het NNN is een nationaal aangewezen gebied dat wordt beschermd door een ‘nee, tenzij’­planningsregime (zie paragraaf 4.3) en waar gesubsidieerde natuurbeheer­ en herstelmaatregelen mogelijk zijn. Het areaal van Natura 2000­gebieden en van het terrestrische NNN beslaat samen circa 26 procent van het areaal land­ en binnenwateren. Met de combinatie van Natura

2000­gebieden en het NNN is de doelstelling van 17 procent beschermd gebied in 2020 ruimschoots gehaald (CBS et al. 2020c). Per 1 januari 2019 is volgens de Vijfde

Voortgangsrapportage Natuur circa 695.000 hectare (92 procent van het begrensde NNN) gerealiseerd (LNV & IPO 2019b).

Het NNN is niet alleen bedoeld voor gebiedsbescherming, maar ook om het areaal natuur­ gebieden (leefgebieden) en de ruimtelijke samenhang tussen gebieden te vergroten, met als doel de natuurkwaliteit te verbeteren. In welke mate het NNN natuurgebieden en de ruimtelijke samenhang heeft vergroot, komt terug in het volgende hoofdstuk (paragraaf 3.2). Een van de belangrijkste zorgen over beschermde gebieden is hun effectiviteit om het aanhoudende verlies van biodiversiteit te voorkomen. De doelstelling geeft daarom ook aan dat de gebieden effectief beheerd, ecologisch representatief en goed verbonden moeten zijn geïntegreerd in de ruimere landschappen.

Op ruim 40 procent van het areaal geen behoud van hoge natuurkwaliteit

Kan de natuurkwaliteit in de beschermde gebieden in Nederland worden behouden en hersteld? Een Nederlandse indicator voor de kwaliteit van het natuurareaal is de mate van voorkomen van kwalificerende soorten, dat wil zeggen kenmerkende soorten die zijn beschreven in de Index NL (Van Beek et al. 2018). Om veranderingen in natuurkwaliteit vast te stellen is het voorkomen van deze kwalificerende soorten in de periode 2010­2017 vergeleken met de periode daarvoor (2002­2009). Moerassen en (half )natuurlijke graslanden laten netto een afname zien, terwijl de kwaliteit in heide en open duinen lijkt te stabiliseren (CBS et al. 2020d). Dat het areaal landnatuur met een toename in kwaliteit groter is dan het areaal met een afname wordt voornamelijk veroorzaakt door het grote areaal bos. De bossen worden gemiddeld ouder, er ontstaat dan ook meer variatie in bosstructuur en boomsoortensamen­ stelling, en er blijft meer dood hout in het bos (CBS et al. 2014ab).

Verder blijkt uit nadere analyse van de voor­ en achteruitgang dat vooral natuur met een (vrij) lage kwaliteit in 2002­2009 gemiddeld genomen is verbeterd, terwijl natuur die in die periode een (vrij) hoge kwaliteit had gemiddeld genomen achteruit is gegaan (figuur 2.8). Het is blijkbaar lastig om bestaande, kwalitatief goede natuur te behouden. Een mogelijke verklaring is dat de hoge en vrij hoge kwaliteit met regulier natuurbeheer onder de huidige milieucondities op een deel van het areaal niet behouden kan worden. Daartegenover neemt een groter areaal van de natuur met een vrij lage en lage kwaliteit in 2002­2009 toe in kwaliteit, dan het areaal dat in kwaliteit afneemt. Het is waarschijnlijk dat juist hier natuur is ontwikkeld of (tijdelijke) herstelmaatregelen zijn getroffen (zie ook herstelmaatregelen in paragraaf 3.5).

Figuur 2.8

Hoge kwaliteit

Vrij hoge kwaliteit

Vrij lage kwaliteit

Lage kwaliteit

Kwaliteitklasse in 2002 – 2009

0 20 40 60 80 100

% oppervlakte Bron: Sovon, FLORON, De Vlinderstichting; bewerking WUR/PBL

pb l.n l Sterke toename Toename Stabiel Afname Sterke afname Verandering in aantal kwalificerende soorten per kwaliteitsklasse, 2010 – 2017 ten opzichte van 2002 – 2009

Een relatief groot aandeel natuur met een hoge kwaliteit gaat achteruit, terwijl een relatief groot aandeel van natuur met een lage kwaliteit verbetert.

Inbedding van natuurgebieden in hun omgeving is belangrijk voor biodiversiteit

Aichi­doel 11 vraagt aandacht voor beschermde gebieden en ‘wider landscapes’. Dat wil zeggen dat natuurgebieden in een landschappelijke structuur zouden moeten zijn ingebed, en dat bescherming zich niet tot natuurgebieden kan beperken. Het cultuurlandschap zou ook leefgebied moeten bieden aan de soorten van het agrarisch gebied en daarnaast het natuurgebied kunnen ondersteunen met ruimtelijk verbindende elementen en/of door minder milieudruk uit zones rond natuurgebieden. Deze ‘wider landscapes’ zijn niet alleen belangrijk voor biodiversiteit, maar ook voor de ecosysteemdiensten (zie paragraaf 5.2). Op dit moment is het landschapsbeleid in Nederland niet op deze manier vormgegeven (zie paragraaf 4.4).

In intensief gebruikte landbouwgebieden bieden alleen groene en blauwe landschaps­ elementen nog een geschikt leefgebied voor wilde planten en dieren (Van Veen et al. 2010). Daarom zijn naast de beschermde delen van het landschap ook kleine landschapselementen (zoals bomenrijen, kleine bosjes, houtwallen, heggen en singels, dijken en wegbermen, sloten met hun moerassige oevers) van belang voor de groen­blauwe dooradering en de natuurkwaliteit van het landelijk gebied. Tegelijkertijd zijn dat vaak ook belangrijke cultuurhistorische elementen die bijdragen aan de kenmerken en het karakter van de Nederlandse landschappen. Behoud van de Nederlandse landschappen met bijbehorende landschapselementen is belangrijk voor biodiversiteit buiten de natuurgebieden, maar ook voor de eigenheid van een streek.

Figuur 2.9

Het verdwijnen van bloemen, planten, dieren en insecten Het verdwijnen van bomen, heggen, rijen van bomen rondom akkers en weides De bouw van nieuwe bedrijven en bedrijfsterreinen De bouw van extra grote stallen Toename van lawaai en geluidsoverlast Het neerzetten van grote aantallen zonnepanelen, direct op de grond De bouw van windmolens De bouw van woningen De aanleg van nieuwe wegen en spoorlijnen Andere veranderingen Ik maak me geen zorgen over ontwikkelingen in het landelijk gebied

0 20 40 60 80 100 % van respondenten Bron: PBL/CentERdata 2020 pb l.n l Ja Nee

Vraag: Over welke van de onderstaande ontwikkelingen in het landelijk gebied maakt u zich zorgen? Zorgen over ontwikkelingen in landelijk gebied, 2020

In totaal gaf 11,7 procent van de respondenten aan zich geen zorgen te maken over ontwikkelingen in het landelijk gebied. Respondenten die zich wel zorgen maken, noemen het vaakst ‘het verdwijnen van bloemen, planten, dieren en insecten’ (57,4 procent) en ‘het verdwijnen van bomen, heggen, rijen van bomen rondom akkers en weides’ (45 procent).

In verschillende beleidsadviezen en studies wordt gewaarschuwd voor mogelijk negatieve gevolgen van onder andere verstedelijking, klimaatverandering en de energietransitie voor het landschap en daarmee voor biodiversiteit (zie bijvoorbeeld BZK 2019; Van Dam et al. 2019). In het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt geadviseerd om behoud en ontwikkeling van kleinschalige landschapselementen te bevorderen met behulp van subsidiëring en door een nationaal opgezet registratiesysteem (Van Doorn et al. 2016a; ECORYS 2019). Het gaat daarbij om de landschapselementen buiten natuurgebieden die zich in het agrarisch gebied bevinden, als een onderdeel van de ‘natuurinclusieve’ landbouw, waarbij bewust gezocht wordt naar mogelijkheden om die natuurwaarden te vergroten (paragraaf 5.4). Omdat actuele indicatoren ontbreken, kunnen we geen kwantitatief

aan een breder kader voor de monitoring van het landschap, waarmee veranderingen in de kwaliteit op een completere manier gemonitord kunnen worden. Dit met als beoogd resultaat om in de toekomst beter onderbouwde uitspraken over de staat van het landschap te kunnen doen.

Uit een enquête onder burgers blijkt dat zij behoud van biodiversiteit en karakteristieke landschapselementen in het landelijk gebied/agrarisch landschap ook belangrijk vinden (Bouma & De Vries 2020). Respondenten gaven aan over welke ontwikkelingen in het landelijk gebied zij zich zorgen maken. Daarbij konden zij kiezen uit negen ontwikkelingen, aangevuld met ‘andere veranderingen, namelijk’ (figuur 2.9); ze konden meerdere

antwoorden geven en ook aangeven dat zij zich geen zorgen maken over ontwikkelingen in het landelijk gebied. Gemiddeld selecteerden respondenten 3,01 ontwikkelingen.2