• No results found

Beroepsadvisering Groep 1:

In document Atopisch eczeem 2019 (pagina 34-37)

Overzicht van aanbevelingen

Stap 2 Beroepsadvisering Groep 1:

-Beroepen met nat werk of andere irritatieve blootstelling worden ontraden. -Aanstellingskeuring en medische advisering is noodzakelijk.

Groep 2:

-Maatregelen nemen om blootstelling te voorkomen (qua arbeidsomstandigheden en qua persoonlijke bescherming).

-Follow-up elke 3 maanden in het eerste jaar en elke 6 maanden in het tweede jaar Groep 3:

-Maatregelen in de arbeidsomstandigheden om de blootstelling te voorkomen -Follow-up na 6, 12 en 24 maanden.

Bij ernstig CE worden nat werk beroepen ontraden. Indien er een matig actief CE is, kan met behulp van gerichte begeleiding bekeken worden of werken mogelijk is. Dit laatste vraagt overleg tussen de bedrijfsarts en de dermatoloog, in samenspraak met de patiënt.

Werkplekinterventies

Aangezien vermindering van irritatieve factoren op de werkplek theoretisch een gunstige invloed heeft op de activiteit van CE, wordt geadviseerd naar minimale blootstelling aan irritatieve factoren te streven. Ondanks het (nog) niet bewezen effect wordt geadviseerd een huidverzorging

programma en voorlichtingsprogramma’s bij medewerkers met CE op te zetten vanwege het theoretisch te verwachten gunstige effect. Als een voorbeeld voor deze interventies wordt gewezen op de richtlijn ‘preventie contacteczeem’ van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids-en

Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) handelend over eczeem en werk. (www.artsennet.nl / NVAB) Met betrekking tot re-integratie naar werk blijken er verschillende opinies te zijn. Deze variëren van het opstarten van werk bij een remissie , tot het doorwerken afhankelijk van de ernst van CE.

Beschermende maatregelen

Aangezien er een positief effect op de activiteit van het CE is te verwachten, wordt aanbevolen om handschoenen te dragen bij irritatieve arbeidsomstandigheden (nat werk, irriterende stoffen etc.). Hierbij is het belangrijk de juiste keuze handschoenmateriaal te maken op grond van het product en / of de stof waartegen de handschoen moet beschermen. Schakel bij onvoldoende kennis de bedrijfsarts in.

Dragen van afsluitende handschoenen dient vermeden te worden. De werkgroep beveelt het dragen van katoenen binnen handschoenen aan.

Het gebruik van specifieke emollientia op het werk wordt niet aanbevolen, wel is het nuttig om emollientia te gebruiken die uitdroging van de huid tegengaan.

Te vermijden allergene producten en /of stoffen

Werknemers met CE hoeven het contact met type IV allergenen niet te vermijden.

Voorlichting en begeleiding (2014)

Effectiviteit interventies

Groepsvoorlichting en –begeleiding; Individuele voorlichting en begeleiding; E-health Voorlichting en begeleiding, gericht op zowel somatische- als psychosociale aspecten, vormen ter wille van het zelfmanagement een wezenlijk onderdeel van de behandeling van patiënten met CE. Individuele voorlichting en - begeleiding kan door de behandelaar vaak zelf gegeven worden. Indien hiervoor onvoldoende mogelijkheden zijn beveelt de werkgroep aan ter zake deskundige

verpleegkundigen in te zetten tijdens spreekuren, dagbehandeling of in de thuissituatie. Ook kunnen psychologische consulten, bij complexe psychosociale problematiek, nodig zijn.

Verpleegkundig specialisten en dermatologen leveren zorg aan kinderen met CE die vergelijkbaar lijkt ten aanzien van de verbetering van de aandoening en de kwaliteit van leven. De behandeling van CE bij kinderen door verpleegkundig specialisten onder supervisie van dermatologen lijkt bovendien kostenbesparend en kosteneffectief ten opzichte van zorg door dermatologen. Het valt daarom te overwegen behandeling van kinderen met CE door verpleegkundig specialisten te laten verrichten.

EHealth bestaande uit e-consulten, online monitoring en zelfmanagement training zou de gebruikelijke follow-up consulten van patiënten met mild tot matig ernstig CE kunnen vervangen. NB. Bij mild CE, kan de patiënt indien mogelijk terug verwezen worden naar de huisarts.

Alle patiënten dienen op de hoogte te worden gesteld van het bestaan van de Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE). Deze patiëntenvereniging kan via groepsvoorlichting een rol spelen in onder meer informatievoorziening en lotgenotencontact.

Therapietrouw (2014)

Voor therapietrouw is een goede arts-patiënt relatie van belang, evenals behandeling in samenspraak met de patiënt.

Eenduidige uitleg over de werking en bijwerkingen van de behandeling en over afbouwen van de therapie is van belang voor het bevorderen van therapietrouw, evenals informatie over de chroniciteit en het beloop van het CE.

Addendum ureum bevattende indifferente middelen (2019)

Ureum bij constitutioneel eczeem

Indifferente middelen op basis van ureum kunnen worden overwogen bij de behandeling van CE, met name bij patiënten met een ichthyosiforme droge huid, en in geval indifferente middelen zonder ureum onvoldoende werkzaam blijken te zijn.

Er dient rekening gehouden te worden met het soort basis waaraan het ureum wordt toegevoegd, afhankelijk van de ervaring van de patiënt. Voorts kan er sprake zijn van irritatie door ureum, met name bij concentraties hoger dan 5%.

Ureum bij ichthyosis

Indifferente middelen op basis van ureum worden aanbevolen bij de behandeling van ichthyosis. Dit geldt vooral bij de zeer droge huid waar indifferente middelen zonder ureum onvoldoende werkzaam zijn.

Er dient rekening gehouden te worden met het soort basis waaraan het ureum wordt toegevoegd, afhankelijk van de ervaring van de patiënt. Voorts kan er sprake zijn van irritatie door ureum, met name bij concentraties hoger dan 5%.

Addendum vroege introductie voedingsallergenen bij kinderen met constitutioneel eczeem (2019)

De NVDV sluit zich aan bij het standpunt van de NVK dat aangeeft dat het belangrijk is om bij

kinderen met matig-ernstig eczeem voedingsmiddelen zoals kippenei en pinda vroeg te introduceren. Voor kinderen zonder constitutioneel eczeem wordt verwezen naar het NVK standpunt.

De NVDV heeft voor kinderen met eczeem onderstaande aanbevelingen geformuleerd:

1. Bij kinderen met matig-ernstig eczeem kan bewerkt kippenei-introductie het beste zo vroeg mogelijk (van 4 tot en met 6 maanden) plaatsvinden. Voor pinda is dit van 4 tot en met 11 maanden, maar bij voorkeur voor de leeftijd van 8 maanden. Deze voedingsmiddelen dienen bij

kinderen volgens een introductieschema geïntroduceerd te worden (zie DAVO/NVK introductieschema’s pindakaas en kippenei).

2. Adviseer ouders om na een succesvolle introductie te streven naar inname van pinda en kippenei met een frequentie van minimaal 2x per week. De totale hoeveelheid pinda is minimaal 3 theelepels pindakaas per week, dus 2x per week 1,5 theelepel. De totale hoeveelheid

kippenei is minimaal een half ei per week, dus een kwart ei 2x per week.

3. Het is vooralsnog onbekend hoelang kinderen de wekelijkse inname van het desbetreffende voedingsallergeen moeten volhouden (studies variëren van 3-6 maanden voor kippenei tot 5 jaar voor pinda). Voor kippenei wordt daarom geadviseerd dit ten minste 6 maanden vol te houden en voor pinda 5 jaar.

4. Het is onbekend wat het effect van vroege introductie van voedingsmiddelen anders dan pinda en kippenei is.

5. Men dient te overwegen om eerst sensibilisatie met een huidpriktest met het betreffende voedingsallergeen (pinda/kippenei) te doen, om beter te kunnen beoordelen of introductie thuis of klinisch moet gebeuren, bij kinderen met:

a. een ernstig eczeem EN leeftijd > 6 maanden en/of;

b. een voedselallergie voor andere voedingsmiddelen of reactie op andere voedingsmiddelen en/of;

c. leeftijd >8 maanden, ongeacht ernst van het eczeem

Bij een positieve huidpriktest met een diameter van >4 mm is het risico op allergie groter en dient de eerste presentatie aan het allergeen klinisch plaats te vinden, kort na uitvoering van de huidpriktest.

6. De werkgroep is van mening dat het constitutioneel eczeem adequaat behandeld moet worden. Toekomstige studies moeten uitwijzen wat het effect van goede behandeling van het

constitutioneel eczeem zal zijn op het effect van vroege introductie en de ontwikkeling van voedselallergie.

Diagnostiek

In document Atopisch eczeem 2019 (pagina 34-37)