• No results found

Beginselen van de terugvordering

In document 2018 De RVA in (pagina 76-79)

Het doel van de RVA is natuurlijk om, in het belang van de gemeenschap, maximaal terug te vorderen.

Maar hij houdt ook rekening met de soms zeer problematische situatie van de debiteuren en werkt loyaal mee aan het realiseren van de doelstellingen van de collectieve schuldenregeling (artikelen 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek).

2.3.3.3

Terugvorderingsprocedure

2.3.3.3.1

Vaststelling van de schuldvordering

Het werkloosheidsbureau bezorgt de debiteur zijn gemotiveerde beslissing tot terugvordering en vraagt hem om zijn schuld terug te betalen.

Voor de terugvordering is het heel belangrijk dat het terug te betalen bedrag (berekend op basis van de gegevens van het proces Verificatie) en de vor­

dering tot terugbetaling zo snel mogelijk aan de debiteur worden meegedeeld.

Bijgevolg doen de werkloosheidsbureaus al het nodige om:

•de duur van de procedures die leiden tot de beslissing tot terugvordering zoveel mogelijk te beperken (onderzoeken en betwiste zaken);

•de vraag tot terugbetaling samen met de beslissing tot terugvordering te versturen. De debiteur kan dus on­

middellijk de financiële draagwijdte van die beslissing afwegen. Op die manier vermijdt men beroepen bij de arbeidsrechtbank die louter worden ingesteld om het recht op uitkeringen zo lang mogelijk te behouden.

In 2018 gebeurde de gezamenlijke verzending ge­

middeld in 89,6% van de dossiers (in 2017 89,8%, in 2016 89,4%, en in 2015 89,5%). Die hoge score wijst op het positieve effect van de automatisering van de berekening van het terug te vorderen bedrag enerzijds, en van de automatische aanmaak van de documenten met betrekking tot de terugvordering anderzijds.

Het aantal beslissingen tot terugvordering door het proces Vergoedbaarheid in wachtklassement, dat 642 bedroeg eind 2018 (tegen 808 eind 2017, 911 eind 2016 en 989 eind 2015), blijft laag in verhouding tot de 41.880 beslissingen tot terugvordering geno­

men door de werkloosheidsbureaus in 2018 (tegen 44.097 in 2017, 43.237 in 2016 en 58.196 in 2015).

De debiteur kan een beroep instellen bij de arbeids­

rechtbank tegen de beslissing tot terugvordering (en de vordering tot terugbetaling).

77

Vergoedbaarheid

2

2.3.3.3.2

Opvolging van de terugvordering

Indien de debiteur niet onmiddellijk betaalt of niet het volledige bedrag van zijn schuld betaalt, zijn er verschillende mogelijkheden om de procedure voort te zetten. Zo:

•kan de debiteur betalingsfaciliteiten aanvragen met een formulier dat bij het bevel tot betaling wordt gevoegd. Het werkloosheidsbureau aan­

vaardt de betalingsfaciliteiten ambtshalve indien ze overeenstemmen met het aflossingsplan dat de Rijksdienst zelf voorstelt in het formulier.

Anders onderzoekt het, op basis van de financiële situatie van de debiteur en rekening houdend met de belangen van de Rijksdienst, of er beta­

lingsfaciliteiten kunnen worden toegekend.

Indien dat zo is, stelt de RVA, bij voorkeur samen met de debiteur, het bedrag van de periodieke terugbetalingen vast;

•kan een schuldbemiddelaar eveneens betalings­

faciliteiten vragen in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling;

•zal het bureau, indien de debiteur geen enkel initiatief heeft genomen, hem in geval van niet­

betaling een eerste, en daarna een tweede aan­

maning toezenden. Als hij niet reageert of betaalt, zal het werkloosheidsbureau onderzoeken of er inhoudingen kunnen worden verricht op uitkerin­

gen bij toepassing van artikel 1410 § 4 van het Gerechtelijk Wetboek (voornamelijk inhoudingen op werkloosheidsuitkeringen, loopbaanonderbre kingsuitkeringen, vergoedingen van de ziekte­ en invaliditeitsverzekering en pensioenen).

De informaticatoepassing waarover het proces Vergoedbaarheid beschikt (OPTIREC) vereenvoudigt de opvolging van de terugvordering. Via een krui­

sing van het bestand van de debiteuren en de dossiers van werkloosheidsuitkeringen en loop­

baanonderbreking, maakt ze het mogelijk om de debiteuren op te sporen die in aanmerking komen om dergelijke uitkeringen te ontvangen en ten laste van wie een inhouding op uitkeringen eventueel zou kunnen worden doorgevoerd in toepassing van artikel 1410 § 4 van het Gerechtelijk Wetboek.

2.3.3.3.3

Overmaken aan de Administratie van de Niet-fiscale Invordering

Als het werkloosheidsbureau er niet in slaagt terug te vorderen, neemt de Administratie Niet­fiscale Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën de fakkel over. De wet kent die adminis­

tratie immers meer bevoegdheden toe dan de RVA indien de debiteur niet wil terugbetalen. Ze maakt het haar onder andere mogelijk:

•gebruik te maken van de fiscale balans (zie punt 2.3.3.5);

•over te gaan tot een vereenvoudigd uitvoerend beslag onder derden (via aangetekend schrijven of via elektronische weg) om de verschuldigde bedra­

gen te innen bij de debiteur, bijvoorbeeld als loon;

•via een gerechtsdeurwaarder over te gaan tot bewarend beslag en uitvoerend beslag, voorna­

melijk op de roerende en onroerende goederen van de debiteur;

•een wettelijke hypotheek te nemen op de onroe­

rende goederen van de debiteur.

De Administratie van Niet­fiscale Invordering komt enkel in België tussen. Verblijft de debiteur in het buitenland, dan zet de RVA zijn inspanningen in dat land voort via een gespecialiseerde instantie.

Het overmaken van de dossiers, hun inschrijving in de bureaus van de niet­fiscale invordering en de initiële invorderingsfase door die laatste, zijn geauto­

matiseerd (zie ook punt 2.3.3.5).

2.3.3.3.4

Verzaking aan de terugvordering

In bepaalde gevallen kan het beheerscomité van de RVA, naargelang het geval, ofwel ambtshalve, ofwel op vraag van de debiteur, geheel of gedeeltelijk verzaken aan de terugvordering van de nog terug te betalen bedragen. De bestaansmiddelen van de debiteur vormen het meest voorkomende motief om de ontheffing aan te vragen.

Tabel 2.3.3.I vermeldt voor de laatste vier jaar het aantal terugvorderingsdossiers voorgelegd aan het beheerscomité, het bedrag dat ze vertegen­

woordigden en het bedrag waarvoor een beslissing tot gehele of gedeeltelijke verzaking werd genomen (collectieve schuldenregelingen niet inbegrepen – zie infra).

78

Tabel 2.3.3.I

Dossiers voorgelegd aan het beheerscomité

Jaar

schuldvorderin-gen (in miljoen EUR)

bedragen (in miljoen EUR)

2015 826 4,856 2,327

2016 946 5,951 3,388

2017 714 4,332 2,064

2018 942 5,045 2,694

Om de cijfers van die vier jaar en de vergelijking ervan te kunnen beoordelen, moet men rekening houden met de annulatie in 2018 van 343 oude on­

productieve schuldvorderingen bij de Administratie Niet­fiscale Invordering voor een bedrag van 0,818 miljoen EUR (tegenover 182 voor een bedrag van 0,512 miljoen EUR in 2017, 314 voor een bedrag van 1,267 miljoen EUR in 2016 en 219 voor een bedrag van 0,712 miljoen EUR in 2015).

Wat de andere dossiers betreft (aanvragen om ont­

heffing afkomstig van debiteuren, overleden debi­

teuren zonder gekende erfgenamen die de erfenis aanvaard hebben, verdwenen debiteuren …), waren er in 2018 318 aanvragen om ontheffing afkomstig van debiteuren (tegenover 306 dossiers in 2017, 343 dossiers in 2016 en 389 dossiers in 2015). Die 318 aanvragen om ontheffing vertegenwoordigen nauwelijks 0,76% van het totale aantal beslissingen tot terugvordering genomen in 2018 (tegenover 0,69% in 2017, 0,79% in 2016 en 0,67% in 2015).

Voor dat type van aanvragen om ontheffing afkom­

stig van de debiteuren zelf, kende het beheersco­

mité in 2018 een ontheffing toe voor 21,69% van de terug te betalen bedragen (tegenover 20,31% in 2017, 19,60% in 2016 en 24,01% in 2015).

In 97,80% van de dossiers van aanvraag om onthef­

fing ingediend door de debiteuren (tegenover 96,41% in 2017, 96,50% in 2016 en 97,67% in 2015), heeft de RVA de beslissing van het beheerscomité aan de aanvrager meegedeeld binnen een termijn van maximaal vier maanden (en in de meeste gevallen nog veel sneller) na ontvangst van het volledige dossier van die aanvrager. De bestuursovereenkomst met de overheid bepaalt een percentage van 95%.

De procedure omvat: de grondige controle, door het hoofdbestuur, van het dossier van de aanvrager en van het administratieve dossier overgemaakt door het werkloosheidsbureau, het onderzoek voor

advies door een commissie van technici die één keer per maand samenkomt en verder het onder­

zoek voor beslissing door het beheerscomité tijdens zijn eerstvolgende zitting.

Wanneer de bevoegde rechter een debiteur heeft toegelaten tot de collectieve schuldenregeling, kan de schuldbemiddelaar in een minnelijke aanzuiverings­

regeling een gedeeltelijke of volledige ontheffing van de nog terug te betalen sommen voorstellen.

Het aantal aanvragen om (gedeeltelijke of eventueel volledige) ontheffing geformuleerd in een minnelijke aanzuiveringsregeling is lichtjes gedaald in 2018. In 2018 sprak de RVA zich uit over 986 regelingen, te­

genover 1.139 in 2017, 1.214 in 2016 en 1.170 in 2015.

Zoals vermeld in punt 2.3.3.2 werkt de RVA loyaal mee aan de realisatie van de doelstellingen van de wetgeving op de collectieve schuldenregeling: “de financiële toestand van de debiteur herstellen, met name hem in staat stellen in de mate van het moge­

lijke zijn schulden te betalen en tegelijkertijd waar­

borgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig bestaan kunnen leiden.” Van de 986 collectieve schuldenregelingen met voorstel tot verzaking, waarover de RVA zich in 2018 heeft uitgesproken, heeft hij er 974 aanvaard.

De nog resterende terug te betalen sommen waar­

aan de RVA op voorstel van een schuldbemiddelaar aanvaard heeft te verzaken, zijn niet opgenomen in het in tabel 2.3.3.I vermelde totaalbedrag van de ontheffingen van 2,694 miljoen EUR. Krachtens de wet is de verzaking immers voorwaardelijk. De debi­

teur moet eerst de over verschillende jaren gespreide collectieve aanzuiveringsregeling uitvoeren.

79

Vergoedbaarheid

2

2.3.3.4

Toestand van de terugvorderingen door

In document 2018 De RVA in (pagina 76-79)