• No results found

Bataksche Adat 1 )

In document BIBLIOTHEEK KITLV •I (pagina 87-120)

door

MANGARADJA SOANGKOEPON.

Het ligt niet in mijne bedoeling hier de Bataksche Adat in al hare geledingen uiteen te zetten; doch ik wil alleen eenige feiten vertellen, die uitwijzen, dat de saamhoorigheid der Batakkers on-derling vroeger inderdaad heeft bestaan, terwijl die op een goede basis door de Adat is geregeld en onderhouden.

Om een uitgangspunt te hebben, zal ik eerst eene definitie geven, van wat men onder de Adat moet verstaan.

De Adat is de samenvatting van alle regelingen, die noodzakelijk zijn om de band tusschen de Batakkers onderling hecht te maken, ten einde samenwerking tusschen hen te erlangen, zoomede om hunne individueele en maatschappelijke verhoudingen te bepalen, opdat zij in dien geest handelen en leven.

Ik zal hier als begin bespreken, drie groote en noodzakelijke adatirïstellingen, die in die Bataksche samenleving worden gevon-den t.w.:

a. de Bagas Godang.

b. de Sopo Godang.

c. de Sababolak.

De Bagas Godang (groot huis) eigenlijk „koninklijk huis" is de woning van het koeria- of kamponghoofd, die vroeger na het in-stellen van eene koeria of kampong door de betrokken onderhoo-rigen werd gebouwd, theoretisch ten behoeve van de „haradjaon", maar praktisch ten behoeve van den betrokken radja, als de ver-persoonlijking van de haradjaon (gemeenschap).

Ik zei daar straks „koninklijk huis", doch ik hoop, dat mijne le-1). Ter preciseeriiig dient hier te worden bijgevoegd dat het artikel de Bataksche adat in Mandailing behandelt. In dit gebied werd de bevolking

niet gelaten in het genot van eigen rechtspraak.

zers zich niet zullen vergissen, door dit huis te vergelijken met de vorstelijke paleizen in Europa.

De westersche opvatting ten opzichte van het Koninklijke is geheel anders dan die van de Batakkers; omdat het westersch voelen en denken miet dezelfde voorstelling heeft als dat van de Batakkers.

Dit voelen en denken verschilt hemelsbreed tusschen de wester-lingen en de Batakkers.

De maatschappelijke en staatkundige samenleving der Batakkers werd beheerscht door hun Adat, die gebaseerd is op: Eenheid en liefde; dus niet op gelijkheid en om dit meer in een politieken term uit te drukken niet op de democratische grondslagen, zooals die in den westerschen vorm zijn, hoewel natuurlijk de som van alle handelingen volgens de Bataksche Adat ,,de gelijkheid" moet zijn.

Ik zal hier een voorbeeld van gelijkheid volgens de Bataksche opvatting aanhalen.

Daar staan negen gelijke borden rijst, die onder drie personen moeten worden verdeeld. Volgens de westersche opvatting zoude het eerlijk heeten, wanneer elk dezer personen een derde daarvan krijgt d.i. 3 borden rijst. Maar men vergeet, dat deze drie personen niet in dezelfde omstandigheden en toestand verkeeren; de eerste persoon heeft pas gegeten, de tweede heeft zijn eetlust verloren en de derde heeft hard gewerkt en een heelen dag niets gegeten.

Wat is nu het resultaat dier verdeeling?

De eerste eet heel weinig er blijft van zijne portie nog in over-vloed over;

de tweede eet heelemaal niet, zoodat zijn heele aandeel onaan-geroerd is;

terwijl de derde te weinig heeft, omdat hij aan drie borden niet genoeg heeft; en daardoor ontstaat een strijd tusschen armoede en overvloed of tusschen arm en rijk.

De Bataksche Adat denkt er anders over:

Er zijn negen borden rijst en drie personen, onder wie die rijst eerlijk dient te worden verdeeld.

Zij gaat eerst onderzoeken en stelt daarna vast hoeveel A, B en C noodig heeft om „verzadigd" te zijn; A heeft aan een bord vol-doende, B moet minstens 3 borden hebben en C vijf borden.

BATAKSCHE ADAT 77

Welnu dan geeft men aan A een bord, B drie borden en C vijf borden; de drie personen zijn allen nu „verzadigd".

De drie personen hebben nu met hun aandeel dezelfde gevolgen gekregen n.l. „zij zijn verzadigd". Niemand heeft te veel en nie-mand heeft te weinig.

Dit is recht en eerlijk volgens de Bataksche Adat.

Maar wij zullen thans teruggaan tot de „Bagas Godang".

De Bagas Godang is dus de woning van het hoofd eener inland-sche gemeenschap en zij is niet altijd Bagasa Na Godang (het huis, dat groot huis), zij kan ook klein, en toch Bagas Godang zijn.

In dit huis genieten alle menschen gastvrijheid, hier worden ouden van dagen, weezen en gebrekkigen verzorgd; hier zullen vreemde-lingen en onbekenden liefderijk worden behandeld ja, in het kort, het is eigenlijk het huis voor iedereen en toch heet het een „lijk huis" in de Bataksche opvatting; in dezen zin is dus het konink-lijk huis niets anders dan het huis voor jan en alleman, terwijl volgens de westersche opvatting, zulk een huis eene woning moet

zijn van regeerders van staten. Ziedaar een groot verschil van opvatting.

De naam duidt ook de hoedanigheid van de Bagas Godang aan.

Bagas Sio Magodang; Bagas Silengkoeng Dolok; Partangga Sibingkang bajo; partalaga naso hiang, paralaman silangse oetang enz, hetgeen beteekent:

Het groot beschermhuis, dat zelfs de bergen omheint d.w.z.

beschermt, dat voorzien is van een trap, die iedereen uitnoodigt om boven te komen logeeren en waar aan den achterkant (keuken) den geheelen dag gekookt wordt en niets droog (altijd gewerkt) is gevonden; op welks voorerf men onschendbaar is.

Het bovenstaande is de woordelijke vertaling van de plichten van het koninklijk huis (Bagas Godang), maar de innerlijke betee-kenis is deze:

Dit huis moest dienen om onderdak te geven aan oud en jong, rijk en arm, wanneer daartoe behoefte bestond; het was toeganke-lijk voor iedereen en de gastvrijheid van dit huis was zóó groot, dat iedereen, die op alle tijdstippen om eten of logeergelegenheid vroeg, dit den aanvrager met een open gelaat door het hoofd in dit huis zou worden gegeven; in het kort alle menschen zonder

aanzien des persoons genoten hier gastvrijheid, hulp, liefde en vriendschap. In dit huis mochten geen veeten of vijandschap be- , staan.

Wanneer b.v. een misdadiger op heeterdaad werd betrapt, en hij direct daarna in het voorerf van de Bagas Godang vluchtte, dan mocht hem geen kwaad meer worden gedaan. Men mocht den Vrede op deze plaats niet schenden, hoewel deze misdadiger natuurlijk zijn gerechte straf niet zou ontgaan.

b. Nu gaan we over tot de bespreking van de Sopo Godang, het Bataksche Adat- (Raadhuis), het symbool van de Bataksche samenleving, waarvan het devies luidt:

Sopo Sio rantjang magodang.

Paradatan Paroehoeman.

Inganan ni hatigoran.

Parrosoe-rosoean ni hoela dohot dongan.

Het groote raadhuis, de plaats waar de Adat wordt geregeld en beslist; de plaats, waar de rechtspraak wordt gehouden en recht wordt gesproken; de plaats van eerlijkheid en rechtvaardigheid, de plaats, waar vriendschapsbanden zijn gesloten en onderhouden tusschen bekenden en onbekenden.

Als we dit symbool overdenken, dan zouden we tot de conclusie komen, dat het doen en laten der Batakkers vroeger door dit de-vies werden beheerscht.

Daar regelde de Adat de maatschappelijke en staatkundige ver-houdingen der Batakkers;

daar was dus het bestuur,

daar was ook de rechtbank (gerechtshof),

daar woonden ook de rechtvaardigheid en eerlijkheid en zij was ook een vredespaleis.

De Sopo Godang was dus, hoewel uit den aard der zaak onder het beheer van het betrokken (koeria)-gemeentehoofd, een huis voor iedereen; de grootheid van dit huis is dus zóó op te vatten, dat het voor iedereen en in alle omstandigheden beschikbaar was voor het verrichten van alle werken, die met de strekking van het devies overeen te brengen waren.

Daarom behoorde deze Sopo Godang toen door en vanwege de gemeenschap te worden gebouwd en onderhouden.

BATAKSCHE ADAT. 79 c. Nu over de Sababolak.

Men onderscheidde toen twee soorten van Sababolak (hara-djaon) n.l.

a. de Sababolak, die geheel door en op initiatief van de gemeen-schap zijn ontgonnen; natuurlijk na de noodige beraadsla-ging en beslissing in de Sopo Godang.

b. de Sababolak, die door eene zekere hoofdenfamilie van haar privé-eigendommen was afgezonderd, om den stand der hoof-den op te houhoof-den en om aan de adatverplichtingen van de familie te voldoen; die is onvervreemdbaar, zoolang het hoofd-schap in de familie blijft.

De Sababolak werd dus ontgonnen, om het hoofd van de Ha-radjaon (gemeenschap) in de gelegenheid te stellen d'e hem op-gedragen taak naar behooren te verrichten n.l. hetgeen genoemd is bij de bespreking van de Bagas-Godang.

Deze Sababolak is niet vervreemdbaar en blijft het eigendom van d'e „Haradjaon", terwijl de tweede genoemde Sababolak in de familie behoort te blijven. Eerst als het hoofdschap naar eene andere familie overgaat, hebben belanghebbenden het recht deze sawah onder elkaar te verdeelen. Zooals ik daar straks zeide, de familie Saba-Haradjaon is oorspronkelijk het privé-eigendom van een familie-stam, door en op kosten dier familie ontgonnen, terwijl de eerste Sababolak a.h.w. door en vanv/ege de gemeenschap is ontgonnen en onderhouden.

Hiermede wil ik bedoelen, dat de Saba Bolak onder a nimmer vervreemdbaar is, zoodat deze sawah onafscheidelijk is verbonden met het ambt van het koeria — dan wel kamponghoofd, terwijl de Saba Bolak onder b niet aan een hoofdschap verbonden is, maar wel aan de familie van een hoofd.

Ik zal hiervan een voorbeeld noemen. Een koeriahoofd zonderde van zijn privé-eigendommen af ten behoeve van zijn nakomelingen, die geroepen zijn, om de waardigheid van hoofd te vervullen, een stuk sawah (Saba Bolak).

Blijft het hoofdschap bij zijn nakomelingen in de rechte linie dan bleef deze sawah van vader op zoon en zoo verder.

Het kon evenwel gebeuren, dat door wangedrag of groote mis-drijven de Rapat-adat deze familie van het hoofdschap uitsloot en

een der nakomelingen van den broeder van den afzonderaar aan-gewezen werd tot koeriahoofd, dan bleef deze sawah in de familie en ging niet over met het hoofdschap.

De z.g. van staatrechten onterfde familie kon thans over de sawah beschikken zooals zij wikte, m.a.w. het bleef haar persoon-lijk eigendom.

Nu het adat-verband in deze streek in de laatste tientallen jaren is uiteengerukt en verwaarloosd, kan men thans moeilijk vaststel-len, hoe het eigenlijk met dit koeria-domein is gesteld.

Men tast thans in het duister, hoe deze Sababolak zich in het niet heeft opgelost.

Nu gaan we over tot de bespreking van de Bataksche samen-leving.

Men onderscheidde de Bataksche samenleving in een maat-schappelijke en een staatkundige, hoewel deze laatste zich oor-spronkelijk uit de eerste heeft ontwikkeld.

Ik zal thans hier de staatkundige samenleving der Batakkers op de basis van de Bataksche Adat aan eene bespreking onder-werpen.

Men kende drie standen in de staatkundige samenleving der Ba-takkers t.w.

a. het hoofd met daarnaast de namora2 (edelen).

b. de burgerij (bevolking) de anak mata's, en c. de lijfeigenen.

Het Hoofd is nu de persoon, die toezicht en leiding heeft in de behartiging van het algemeen belang;

terwijl de burgerij hem tot het volvoeren en verwezenlijken van het doel de noodige bijstand moet verleenen:

De lijfeigenen zijn te vergelijken met de dwangarbeiders van dezen modernen tijd.

Het land werd toen bestuurd door het hoofd met de leden der volksvergadering t.w. de edelen dan wel volkshoofden en andere personen, die een rang in de Adat bekleedden. Alle vergaderingen werden toen in het openbaar gehouden en bij die vergadering had-den niet alleen het hoofd en de lehad-den het recht om te spreken, maar ook degenen, die buiten de volksvergadering aanwezig waren

BATAKSCHE ADAT. 81 Iedereen was gerechtigd advies te geven, hetwelk dan door de vergadering kon worden overwogen, en beslist.

Moest eene zaak in de Volksvergadering worden besproken, dan bracht het hoofd die ter sprake; daarover werd dan door het hoofd en de leden beraadslaagd en beslist. Zijn er tusschen de toehoor-ders, die ten aanzien van het in de vergadering besprokene van advies wilden dienen, dan werd dezen daartoe de gelegenheid ge-geven, zoodat de openbaarheid van de Bataksche Volksvergadering nog ruimer was opgevat en toegepast dan bij de Europeesche Volksvertegenwoordiging. Bij de vergadering der Batakkers deed ieder mee aan het beraadslagen, terwijl, bij de westersche volks-vertegenwoordiging dit recht alleen aan de betrokken leden wordt toegekend. Alle beslissingen der vergaderingen werden steeds bij meerderheid van stemmen genomen, terwijl de oppermacht van het bestuur niet bij het hoofd, maar bij de volksvertegenwoordi-ging berustte. Elke beslissing van de vergadering was bindend voor de ingezetenen, (bevolking). De volksvergaderingen werden gehouden in het raadhuis (Sopo Godang), terwijl de volksverte-genwoordiging over het wel en wee van een kampong of koeria beslist.

Het hoofd deelt dus de wetgevende macht met de Rapat Adat (volksvertegenwoordiging).

In oorlogstijden trad het hoofd als legeraanvoerder op, bijgestaan door de edelen (namora2) en door doeloebalangs (veldheeren), terwijl alle weerbare mannen als soldaten moesten optreden.

Hieruit volgt, dat het hoofd de opperste leiding van het leger had. Alle krijgsverrichtingen werden door hem geleid.

Ook het hoofd met de oudsten (natobang2) spraken recht in de Sopo Godang. Het hoofd was dte Voorzitter. Het beginsel, dat bij net houden van rechtsspraak in civiele zaken volgens de Batak-sche Adat moest worden toegepast, was, dat beide partijen, (eischer en gedaagde) tevreden moesten zijn.

Men zou kunnen tegenwerpen, dat het bij eene civiele zaak moeilijk is, om beide partijen tevreden te stellen; dit hebben we ook ondervonden in de praktische toepassing van de Gouvernements-rechtspraak. Men had dikwijls hooger beroep aangeteekend, omdat

Kol. Studiën c

de genomen beslissing elke partij niet kon bevredigen en toch is het recht volgens de Europeesche begrippen.

Dit is ook best te begrijpen, omdat de Gouvernementsrechter meestal geen rekening heeft gehouden met het familieverband van partijen, zoodat beslissingen van den Gouvernementsrechter mees-tal zwaarder worden gevoeld! dan die van den Adatrechter. Volgens de Bataksche Adat moest men recht doen tusschen partijen, maar men moest tegelijk zorgen, dat het familie-verband tusschen par-tijen niet verbroken worde.

Ik zei daarboven, dat het dikwijls voorkwam, dat de beslissing van de Gouvernementsrechtspraak op eenen Europeeschen «grond-slag genomen elke partij niet kon bevredigen. Daarmee bedoel ik het volgende.

Bij Gouvernementsrechtspraak trad de rechter in civiele rechts-gedingen te lijdelijk op en mocht alleen beslissen en toewijzen op hetgeen door den eischer gevraagd werd, hoewel in sommige geval-len meer billijkheid en recht werd verkregen, wanneer een rechter ook, op wat niet gevraagd werd eene beslissing nam. En dit is in vele gevallen noodzakelijk voor de Batakkers, omdat ze meestal onbekend zijn met de grondslagen van de Europeesche wetgeving.

Om een voorbeeld te noemen. Een persoon heeft als eischer een schuldvordering tegen een ander bij den civielen rechter voorge-bracht, maar hij vergeet daarbij' te verzoeken, om den gedaagde ook in de kosten des gedings te verwijzen. Bij het eindvonnis werd alleen de eisch bij voldoende bewijzen toegewezen; doch over de kosten van de zaak werd geen beslissing genomen.

Dit nu begreep een Batakker niet, omdat een rechter z.i. elke zaak aan alle zijden moest beslissen en als zoodanig heeft hij ook de kosten van den eischer aan de tegenpartij op te leggen, hoewel deze eischer die niet vroeg. Door het niet toewijzen van deze kos-ten voelde de eischer zich ook gestraft; omdat hij daardoor de kosten, veroorzaakt door de nalatigheid van den gedaagde, moest dragen.

Verder kwamen partijen meestal als vreemdelingen voor de rechtbank en werd nooit naar hunne familie-verhouding door den rechter gevraagd en deze heeft nooit de moeite genomen om bij het pogen tot het treffen van een vergelijk tusschen partijen elke

BATAKSCHE ADAT. 83 zaak langs de familieband te beslissen, niettegenstaande in deze

band de machtigste factor kon worden gevonden om beide partijen op bevredigende wijze te voldoen. Volgens de Bataksche begrippen moest eerst de zaak beslist worden op de basis van het familie-verband, daarna bracht de rechter de partijen tot elkander en zeide hun dan, dat zij — wanneer ze straks de gerechtszaal verlieten — niet meer als vijanden tegenover elkander stonden, maar als fami-lie en als vrienden moesten zijn en ter bezegeling daarvan moesten ze nu elkander de hand reiken. Dit moest de rechter bevelen.

Nu op. deze dingen niet gelet wordt, gebeurde het dikwijls dat tusschen naaste bloedverwaten van geslacht tot geslacht veeten ontstonden.

En elke rechterlijke beslissing, die veeten tusschen naaste fa-milies deed ontbranden, is niet recht volgens de Bataksche op-vatting.

Ook een executie van een vonnis op verzoek van den trium-phator middels beslaglegging op de goederen van den gedaagde, vond een Batakker steeds hard, omdat deze handeling als de grootste beleediging werd aangemerkt en daardoor de familieband geschonden werd en elke toenadering tot elkander onmogelijk werd gemaakt; immers de gedachte aan de gemeenschappelijke goederen en belangen werd daarmee geheel weggevaagd. Door de beslaglegging en het in het openbaar verkoopen der in beslag genomen goederen, werd uit den aard der zaak niet alleen den gedaagde, maar ook zijne vrouw en kinderen gestraft. Beter ware, de verliezende partij, die zijn verplichtingen niet kon nakomen, te straffen met gevangenisstraf of andere straffen, omdat op die wijze zijne vrouw en kinderen stoffelijk niet mede werden getroffen.

Het instituut van „Conservatoir beslag" vond een Batakker de grootst onbillijke regeling.

Zooals bekend is het doel van het conservatoir beslag juist om het recht van een schuldeischer te verzekeren tegenover een schul-denaar, die zijne goederen zoekt te verduisteren of te vervoeren, ten einde die aan zijnen schuldeischer te onttrekken, doch in de praktijk werd dit middel meestal gebruikt, om betaling van schul-den af te dwingen.

Hier heeft de rechter een onaantastbare macht, omdat zijne be-slissing gebaseerd is op zijn gegrond vermoeden en dit vermoe-den leidde dikwijls tot het afdwingen van onrechtmatige beta-lingen.

Ook de regelingen van de oproepingen ten aanzien van afwe-zigen, kon dikwijls tot onbillijkheden leiden.

Gelijk bekend, worden oproepingen ten opzichte van afwezigen dan wel personen, met onbekende woonplaats aan het hoofd van plaatselijk bestuur hunner woonplaats of laatste woonplaats be-teekend.

Om een geval te noemen. A vertrok van Tapanoeli naar de Oost-kust van Sumatra om zijnen zoon te bezoeken en bleef door ver-schillende omstandigheden langer weg dan hij eigenlijk te voren heeft bepaald. Doordat hij niet wist, dat het noodig was, dat zijne verblijfplaats in Deli op zijne standplaats (domicilie) bekend was, had hij hiervan aan de overheid aldaar niet kennis gegeven,

In dien tusschentijd werd door een zekeren persoon B. een civiele actie aangaande een erfrecht over een stuk sawah, die A in hum-aan een ander heeft gegeven, tegen dezen (A) ingesteld. Nu wer-den de betrekkelijke oproepingen aan wer-den deurwaarder of een daartoe aangewezen beambte, overgegeven, ten einde deze op-roepingen te bewerkstelligen. Omdat hij A niet kende en diens verblijfplaats in Deli niet bekend was, deed1 hij steeds zijn exploit van oproepingen aan het hoofd van plaatselijk bestuur van de woonplaats of laatste woonplaats van A (verweerder). Alle betee-keningen nu ten aanzien van deze zaak werden aan dezen ambte-naar gedaan. Door deze wijze van oproeping kon de verweerder

In dien tusschentijd werd door een zekeren persoon B. een civiele actie aangaande een erfrecht over een stuk sawah, die A in hum-aan een ander heeft gegeven, tegen dezen (A) ingesteld. Nu wer-den de betrekkelijke oproepingen aan wer-den deurwaarder of een daartoe aangewezen beambte, overgegeven, ten einde deze op-roepingen te bewerkstelligen. Omdat hij A niet kende en diens verblijfplaats in Deli niet bekend was, deed1 hij steeds zijn exploit van oproepingen aan het hoofd van plaatselijk bestuur van de woonplaats of laatste woonplaats van A (verweerder). Alle betee-keningen nu ten aanzien van deze zaak werden aan dezen ambte-naar gedaan. Door deze wijze van oproeping kon de verweerder

In document BIBLIOTHEEK KITLV •I (pagina 87-120)