• No results found

Basisstructuur van de gemeente

3.1 Fysisch systeem 3.1.1 Reliëf

kaart 10: reliëf en waterlopen in de gemeente

Het hoogste punt van de gemeente is gelegen ten westen van de deelgemeente Grootloon;

het betreft een heuveltop genaamd “Bollenberg”, gelegen op 125 m hoogte. Het laagste punt bevindt zich ten noorden van de deelgemeente Kuttekoven, in de vallei van de Herk, die daar op een hoogte van ongeveer 50 m ligt. De centrumgemeente Borgloon is gelegen op een onregelmatig gevormde heuveltop met steile zuidhelling, culminerend op een hoogte van 115 m.

De werking van de verschillende beekvalleien heeft in het gehele zuiden en oosten van de gemeente een reeks dalen ingesneden, begrensd door heuvels en ingesneden plateaus. In het westen is het reliëf merkelijk vlakker, met één groot plateau aan de westkant van de Herkvallei.

3.1.2 Water

Kaart 11A: Watertoets – overstromingsgevoelige gebieden

De grote beekvalleien zijn die van de Herk en de Mombeek. Beide beken hebben een overwegend zuid-noord-stroomrichting. Verschillende zijbeken zorgen voor evenveel valleien: op de Herk zijn dat van zuid naar noord de Molenbeek/Herkbeek/Motbeek, de Rullingerbeek en de Kleine Herk/Vilsterbeek; op de Mombeek zijn dat de Marmelbeek en de Sint-Annabeek. Alle beken behoren tot het stroomgebied van de Demer.

Op sommige plaatsen zijn in de bredere valleien natte of vijvergebieden ontstaan (de Herk te Helshoven-Hoepertingen, de Herkebeek te Broekom, kasteelpark Voort).

Vele beken bevinden zich nog in hun bovenloop, of kennen hun volledig stroomgebied in de gemeente.

Het zijn beken met veelal asymmetrisch ingesneden valleien, kronkelend verloop en soms steile valleiwanden, dit alles op lemige bodems, af en toe rustend op kleilenzen.

Verspreid in Borgloon bevinden zich een aantal effectief overstromingsgevoelige gebieden. De grootste hiervan bevingen zich in de vallei van de Golmeerzouwbeek en de Herk ter hoogte van Hoepertingen.

Daarnaast bevinden zich verspreid in Borgloon een aantal mogelijks overstromingsgevoelige gebieden.

(bron overstromingsgevoelige gebieden 2011)

3.1.3 Bodem

kaart 12: bodemkaart van de gemeente

De bodem in Borgloon bestaat voornamelijk uit leemgronden, met verschillende waterhuishouding. Het overgrote deel zijn niet tot zeer zwak gleyige leemgronden, d.w.z. met een goede drainage en afwatering.

In de beekvalleien komen sterke tot zeer sterke gleyige leemgronden voor met reduktiehorizont. Plaatselijk zien we eveneens gereduceerde gronden en kleigronden in of bij de valleien. Opvallend is ook de aanwezigheid van kleigronden op de heuveltoppen ten zuiden van Borgloon-centrum. Uit onderzoek isgebleken dat deze kleilenzen verder lopen tot in het historisch centrum op de heuvel, met als gevolg bronvorming op de heuvel, drijfzand en bronnen in de valleiwand.

Ten noorden van Gors-Opleeuw zit een gebied met leemgronden en zandleemgronden, met plaatselijk stenige en kleiachtige lenzen. Hier begint de overgang naar de zandleemstreek van Vochtig Haspengouw

Erg opvallend is de aanwezigheid van een groot aantal vergraven terreinen, en dit vaak ter hoogte van kasteelparken.

Verder blijkt uit een onderzoek van de geologische dienst dat in Borgloon een aantal mogelijke sites met “geo-patrimonium“ voorkomen. Geo-patrimonium-sites zijn plekken waar de geologische ondergrond, gelegen onder de cultuurgrondlaag of humuslaag, bloot is komen te liggen door natuurlijke erosie of door menselijke activiteit. Twee voorbeelden zijn de Fruitspoorbedding te Hoepertingen ter hoogte van de brug over de Herk, en dezelfde spoorbedding te Kerniel, ter hoogte van de abdij van Colen. Het gaat om een tiental sites. Uit briefwisseling en beschrijving van de betroffen dienst blijkt dat dit vrij uniek is in Limburg.

3.2 Historische ontwikkeling – evolutie van de ruimtelijke structuur 3.2.1 Van Romeinse nederzetting tot Graafschap en Luikse stad

kaart 13: historische ontwikkeling: Ferraris 1770

Reeds in het begin van onze tijdrekening kent Borgloon een bewoningsactiviteit. In de buurt van de burchtheuvel vond men de grondvesten van een ‘castellum romanum’. Het Romeinse Borgloon was gelegen dichtbij het kruispunt van de heirbanen Rijnland-Noordzee en Aarlen-Nijmegen, en op een strategisch zeer gunstig gelegen heuvelsite. Omstreeks 800 schenkt Karel de Grote het graafschap aan zijn strijdmakker Ogirius de Deen van de graven van Loon.

In 1015 kreeg een zekere Giselbert van de bisschop van Luik toelating om te Loon een versterkte burcht te bouwen. De graven van Loon prefereerden een residentie aan de zuidgrens van hun ambtsgebied, om een optimale territoriumverdediging mogelijk te maken. De kerkelijke kern ontstond gelijktijdig, of misschien reeds vroeger. Borgloon groeide uit tot een bloeiende nederzetting, met een stedelijk karakter, en tot een centrum van weefnijverheid. Rond de stad lagen verschillende kleine dorpjes, gegroeid rond een vierkantshoeve, een kasteel of een verzameling boerderijen.

Na de brandstichting van de burcht en de kerk in 1179, verbleven de Loonse graven bij voorkeur in Kuringen bij Hasselt. Rond 1200 verwierf Borgloon het Luikse stadsrecht en kreeg het stadje een tweede stadsomwalling. Ook kwam toen het circulair en concentrisch stratenpatroon tot stand. Tussen de 14de en de 18de eeuw groeide Borgloon nauwelijks en bleef zijn middeleeuws karakter en stratenpatroon behouden.

De verbinding tussen Borgloon en de nabije dorpen gebeurde nog altijd via de Middeleeuwse wegen en landwegen, zoals ze terug te vinden zijn op de Ferrariskaart van 1770.

Vanwege de vaak voorkomende plunderingen en oorlogen, zijn de meeste gebouwen in het oude centrum, op het Romaans-Gotisch deel van de Sint-Odulfuskerk en de Graethemkapel na, niet ouder dan de tweede helft van de 17de eeuw. Op sociaal-economisch vlak was Borgloon sinds de late middeleeuwen vervallen tot een landbouwgemeente, met grote boerderijen en familiale bedrijven.

3.2.2 De 19

de

en 20

ste

eeuw: gerichte industrialisatie (fruit)

De stadspoorten en andere overblijfselen van de stedelijke versterking worden in de 19de eeuw gesloopt.

Tijdens deze 19de eeuw wordt de steenweg Sint-Truiden-Tongeren aangelegd, en krijgt Borgloon ten noorden van de stad een station op de lokale spoorlijn Luik-Tongeren-Sint-Truiden-Tienen. Ook de tram WellenHeers-Oreye (suikerfabriek) doet Borgloon aan, en deze combinatie maakt dat Borgloon eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw centrum van de fruit- en siroopnijverheid wordt. Van familiebedrijfjes groeien de diverse siroopstokerijen uit tot echte industriële bedrijven. De locatie van het station is aantrekkingspool voor dit soort bedrijvigheid.

De ruimte tussen dit station en de oude Middeleeuwse stad wordt vervolgens volgebouwd, de Stationsstraat wordt aangelegd. Men bemerkt een voortschrijdende verkaveling aan de noordoost- en zuidwestkant van het oude stadscentrum.

Borgloon krijgt begin 20ste eeuw zijn huidig uitzicht. Rond 1950 schakelden de fruittelers over van hoogstammige naar laagstammige bomen. Het bedrijf NV LOOZA schakelde in de tweede helft van de twintigste eeuw over van suikerbietenverwerking naar fruitsapproductie, dit onder invloed van een plaatselijke adellijke familie. Het resultaat van een eerste coöperatieve fruitveiling op kleine schaal in de jaren ’50 en

’60 is de huidige Veiling Borgloon cv, die een groot deel van de verwerking van kleinfruit en zacht fruit uit de onmiddellijke regio voor zijn rekening neemt.

De toen nog zelfstandige dorpjes rond Borgloon vertonen geen grote groeibewegingen. Waar een station of halte op de Fruitspoorlijn gebouwd wordt, ontstaat een groeibeweging naar dat station toe (Hoepertingen, Rijkel). Andere dorpen blijven het uitzicht en de grenzen behouden die ze al in de Middeleeuwen hadden.

Enkel Hoepertingen vertoont een merkbare bevolkingstoename, dit onder invloed van het daar gevestigde bedrijf Tropicana-Looza NV.

3.2.3 Recente ontwikkelingen

kaart 14: historische ontwikkeling: topografische kaart 1975

In 1977 fusioneren dertien dorpen om de gemeente Borgloon te vormen. De steenweg Sint-Truiden-Tongeren was toen net omgelegd ten zuiden van de stadskern. Belangrijke recente infrastructuurwerken zijn (in chronologische volgorde) de omlegging van de N76 rond Kerniel, de inrichting van de bedrijvenzone Ervaert ten noorden van het centrum en de aanleg van de Westelijke Omleiding van de N754 richting Wellen.

Grote verkavelingen worden gepland en uitgevoerd, met name Vilsterbron ten noordoosten van Borgloon-centrum, en Brikhof in het centrum van Hoepertingen.

De crisis in de fruitnijverheid (buitenlandse of andere concurrentie, oogstproblemen, problematiek seizoenarbeiders) zorgt ervoor dat Borgloon een deel van zijn centrumfunctie verliest, de Fruitspoorlijn opgedoekt wordt, en alle siroopstokerijen sluiten. Zoals elders in Vlaanderen wordt in de jaren zestig ook de buurttram opgeheven tussen Wellen en Oreye, hetgeen Borgloon volledig van direct openbaar spoorvervoer afsluit. In de landbouw merken we dan een concentratie van laagstamfruit op, evenals een concentratie van akkerbouwbedrijven.

Op dit moment is Borgloon de “hoofdplaats” van toeristisch Haspengouw, en zien we sinds 1990 het kleinschalig toerisme op allerlei manieren toenemen. Borgloon oefent een aantrekkingskracht uit op toeristen die op zoek zijn naar landelijkheid, naar erfgoed en naar natuur. De kastelen en de omliggende parken en tuinen in de dorpen zijn hierin een zeer sterk bepalende factor.