• No results found

Barrières voor biologische telers

In document Upgrading in het productienetwerk: (pagina 45-50)

2. Biologisch productienetwerk

2.3. Barrières voor biologische telers

Detailhandel C onsum enten Biologische telers Institutionele inkopers Handelaren Overheden I II III IV

Figuur 1: Biologisch productienetwerk 134

2.3. Barrières voor biologische telers

De biologische standaarden en certificatieprocedures in de Europese Unie creëren barrières voor biologische telers uit niet-EU-landen om biologische producten af te zetten in Europa. Door diverse auteurs wordt daarom kritiek geuit op de wijze waarop de Europese Unie het biologische telers in ontwikkelingslanden onmogelijk maakt om deel te nemen aan het biologische productienetwerk in Europa: Hamm en Gronefeld135; García Martínez en Bañados136; Raynolds137, Barrett, Browne, Harris en Cadoret138, Algra en Rijninks139, Vogl,

133

Scott e.a. (2009): 79-80.

134 Aangepast versie van Scott e.a. (2009): 79.

135 Hamm, U. en F. Gronefeld (2004), European market for organic food: Revised and updated analysis, University of Wales (Aberystwyth).

136

García Martínez e.a. (2005).

137 Raynolds, L. (2002), „Consumer/producer links in fair trade coffee networks‟, Sociologia Ruralis, 42: 404-424.

138

Barrett, H.R., A.W. Browne, P.J.C. Harris en K. Cadoret (2002), „Organic certification and the UK market: Organic imports from developing countries‟, Food Policy, 27: 301-318.

139 Algra, J. en M. Rijninks (2000), Small farmers and organic certification: A problem inventory, Novo Trade (Rhenen).

Kilcher en Schmidt140. Enerzijds richt deze kritiek zich op de ingewikkelde procedures en standaarden die worden vastgesteld om naar de Europese Unie te exporteren, anderzijds wordt de verplichting tot het gebruik van buitenlandse certificatieorganisaties bekritiseerd.

In een onderzoek van de Henry Doubleday Research Association (HDRA), een toonaangevend Brits instituut ter bevordering van de biologische land- en tuinbouw, zijn de vier voornaamste barrières samengevat waarmee telers in ontwikkelingslanden te maken krijgen bij deelname aan het biologische productienetwerk die door bovenstaande auteurs zijn geformuleerd. Ten eerste een gebrek aan kennis van biologische landbouwmethoden en Europese standaarden indien de teelt is bedoeld voor export naar de Europese Unie. Ten tweede de inflexibiliteit en beperkte toepasbaarheid van de Europese regelgeving omtrent het inzetten van certificatieorganisaties in ontwikkelingslanden. Ten derde wordt het probleem rondom het beheren van technische documentatie behandeld. Tot slot vormen obstakels in het certificatieproces van de Europese Unie waar telers mee worden geconfronteerd een probleem als zij in aanmerking willen komen voor Europese certificatie.141

Kennis van standaarden

Kleinschalige telers in ontwikkelingslanden produceren vaak al op biologische wijze omdat chemische meststoffen en pesticiden eenvoudigweg niet beschikbaar of zijn te duur zijn, zonder daarbij gecertificeerd te zijn als zijnde biologisch. Deze situatie wordt aangeduid met de term „organic by default‟.142

In een onderzoek naar landbouwmethoden in Tanzania, heeft de Amerikaanse scheikundige Andrew Myers bijvoorbeeld vastgesteld dat 87 procent van alle landbouwbedrijven teelt zonder gebruik te maken van synthetische middelen. Relatief kleine veranderingen in de landbouwmethoden van deze telers zouden zodoende voldoende zijn om aan de voorwaarden uit Verordening (EEG) nr. 2092/91 te kunnen voldoen. Telers zouden daarvoor moeten worden geïnformeerd over alternatieve biologische methoden zoals het gebruik van groene mest en compost, het recyclen van organisch materiaal en het nemen van maatregelen ter bescherming van de bodemkwaliteit.

140

Vogl e.a. (2005): 10-11.

141 Harris e.a. (2001): 35.

142 Scialabba, G. (2001), „Factors influencing organic agriculture policies with a focus on developing countries‟, IFOAM 2000 Scientific Conference: 2.

Myers stelt echter dat het een relatief grote stap blijkt om van het op een biologische wijze telen van producten, „organic by default‟, naar het produceren van biologische producten die in aanmerking komen voor export naar de Europese Unie. Dit wordt veroorzaakt door een gebrek aan informatievoorziening aan telers om equivalentie aan te kunnen tonen met de eisen uit Verordening (EEG) 2092/91 waardoor deze producten in aanmerking komen voor certificatie.143

Ontoepasbaarheid en inflexibiliteit van standaarden

Wanneer de barrière uit de vorige paragraaf weg valt en telers toegang krijgen tot essentiële informatie omtrent Europese voorschriften voor de biologische landbouw, blijken de inhoudelijke eisen van de Europese regelgeving vaak niet geschikt voor de specifieke situatie in deze landen. De Europese Unie produceert lijsten van landbouwmethoden en hulpmiddelen die gebruikt mogen worden en, voor een klein aantal gewassen die vooral buiten de Europese Unie worden geproduceerd, zijn alternatieve standaarden vastgesteld. Zo heeft bijvoorbeeld het Institut für Marktökologie (IMO), een Zwitsers certificatieorganisatie, alternatieve standaarden ontwikkeld voor de productie van biologische thee in India.144 Het aanpassen aan biologische standaarden voor lokale omstandigheden in niet-EU-landen is echter meer uitzondering dan regel. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van turf en guano, beiden een waardevolle afzetting van organisch materiaal dat als voedingsstof wordt gebruikt in veel ontwikkelingslanden. Hoewel vanuit ecologisch oogpunt turf en guano zeer geschikt zijn als grondstof omdat het biologisch afbreekbaar is, is in de Europese regelgeving vastgelegd dat turf als hulpmiddel alleen toegelaten is in potgronden voor de tuinbouw (groenteteelt, sierteelt, boomteelt en boomkwekerij)145 en eisen Europese certificatieorganisaties dat guano, een natuurlijke afzetting bestaande uit de gedroogde mest en overblijfselen van zeevogels dat een hoge concentratie aan meststoffen bevat146, alleen mag worden gebruikt bij uiterste noodzaak.

143

Myers, J. (2000), „Problems for Organic Certification in Developing Countries‟. Landmark, 37: 11-12.

144 Harris e.a. (2001): 35.

145 Europese Commissie (2008), „Commission Regulation (EC) No 1235/2008 of 8 December 2008 laying down detailed rules for implementation of Council Regulation (EC) No 834/2007 as regards the arrangements for imports of organic products from third countries‟, Official Journal of the European Union, L334: 25-52.

146 Encyclopædia Britannica (2010), „Guano‟, Encyclopædia Britannica Online (Geraadpleegd op 5 Augustus 2011).

Hierdoor worden telers in ontwikkelingslanden waar het aanbod van turf (Zuid Afrika) en guano (Peru en Chili) relatief groot is, gedwongen andere en in veel gevallen duurdere meststoffen in te kopen.147

Documentatievereisten

De derde barrière met betrekking tot de productie van biologisch gecertificeerde producten voor de Europese Unie is het onvermogen van de telers om het productieproces te documenteren. Certificatieorganisaties eisen dat telers gedetailleerd en consequent bijhouden van de land- en teelttechnieken gedurende de conversieperiode. Deze documentatie is essentieel voor het verkrijgen van de juiste certificatie. Zodra het land is gecertificeerd, moeten de telers een volledige en nauwkeurige administratie bijhouden voor controledoeleinden. Deze administratie staat centraal bij jaarlijkse inspecties van biologische telers.148

De administratieve kant van de inspectie zijn onderwerp van discussie rondom biologische landbouw in zowel het Westen (onder andere Buck, Getz en Guthman149, en Seppänen en Helenius150) als in ontwikkelingslanden (Myers, Harris). De jaarlijkse inspecties van certificatieorganisaties worden daarbij bekritiseerd omdat deze zich teveel richt op het controleren van de administratieve kant van de biologische teelt dan op het productieproces zelf. Dit wordt door Harris, Browne, Barrett en Cadoret geïllustreerd aan de hand van een producentengroep van 3,500 conventionele bananentelers op de Bovenwindse Eilanden. Bij een jaarlijkse inspectie van de producentengroep door een Brits supermarktketen werd bij één van de bananentelers een administratieve fout ontdekt. Hoewel deze fout niet gerelateerd was aan fouten in het productieproces zelf, leidde het voorval tot de uitsluiting van niet alleen de teler die de fout had begaan, maar van alle aangesloten telers.

147 Harris e.a. (2001): 35.

148

Europese Commissie (2007), „Council Regulation (EC) No 834/2007 of 28 June 2007 on organic products and labeling of organic products and repealing Regulation (EEC) No 2092/91‟, Official Journal of the

European Communities, L189/1: 13-14. 149

Buck, D. C. Gerz en J. Guthman (1997), „From farm to table: The organic vegetable commodity chain of Northern California‟, Sociologia Ruralis, 37 (1): 3-19.

150 Seppänen, L. en J. Helenius (2004), „Do inspectios practices in organic agriculture serve organic values? A case study from Finland‟, Agriculture and Human Values, 21: 1-13.

Als verklaring voor de bovenstaande situatie, stellen Harris, Browne, Barrett en Cadoret dat het certificatieorganisaties ontbreekt aan alternatieve methoden voor het verifiëren of een teler zich houdt aan de opgestelde biologische standaarden. Inspecteurs worden beperkt tot het invullen van formulieren waardoor hun vrijheid wordt beperkt middels eigen observatie en/of verbale interviews te kunnen oordelen of een teler zich aan de biologische standaarden heeft gehouden.151

Certificatietarieven

De door de Europese Unie geïmporteerde biologische producten van slechts een aantal niet-EU-landen is gecertificeerd door een lokale certificatieorganisatie. Landen die hiervoor niet in aanmerking komen dienen buitenlandse, vaak Westerse, certificatieorganisaties in te schakelen welke hogere tarieven rekenen dan organisaties uit de ontwikkelingslanden zelf. De dagtarieven van Westerse inspectie- en certificatieorganisaties voor uitvoeren, rapporteren en opvolgen van inspecties zijn substantieel hoger dan de tarieven die worden berekend voor lokale certificatieorganisaties. Zo rekent de Franse certificatieorganisatie Ecocert tarieven die tussen de drie- tot vierhonderd procent hoger liggen dan de dagtarieven van lokale certificatieorganisaties. Het aanmeldingstarief en de kosten voor het jaarlijkse certificaat van Westerse certificatieorganisaties zijn bovendien significant hoger dan de tarieven die worden gerekend door lokale organisaties.152

Om de kosten voor biologische telers in ontwikkelingslanden te drukken, is het echter mogelijk gemaakt om als groep van biologische telers te worden gecertificeerd. Deze optie staat alleen open voor telers in ontwikkelingslanden om zodoende tegemoet te komen aan de relatief grote kostenpost van certificatie in deze landen ten opzichte van Westerse telers. Bovendien zijn er een aantal gevallen bekend waarin het exporterende bedrijf, in plaats van teler, de kosten voor certificatie betaald. Hierdoor is het mogelijk, mits telers in ontwikkelingslanden bereid zijn zich te verenigen, om de barrière van de relatief hoge certificatiekosten ongedaan te maken.153

151 Harris e.a. (2001): 36.

152 Harris e.a. (2001): 60-61.

153

International Foundation for Organic Agriculture (2007), „Criticism and frequent misconceptions about organic agriculture: The counter-arguments‟,

www.ifoam.org/growing_organic/1_arguments_for_oa/criticisms_misconceptions/misconceptions_no40.html

In document Upgrading in het productienetwerk: (pagina 45-50)