• No results found

Aspecten van de neogotiek in Nederland

Vormgeving

De Nederlandse paramenten uit de tijd van de neogotiek vertonen een grote ver-scheidenheid, maar er zijn toch twee dominante inspiratiebronnen aan te wijzen, namelijk de vegetatieve ornamentiek uit de vijftiende eeuw en de schilderachtige paramentendecoraties uit de vijftiende en zestiende eeuw, met afb eeldingen van christelijke taferelen en heiligen in een architecturaal kader.

Middeleeuwse paramenten met een vegetatieve decoratie zijn in Nederland nauwelijks bewaard gebleven. De bekendste voorbeelden bevonden zich in de verzameling van Gerard van Heukelum. Het gaat hier om twee kazuifels uit de late vijftiende eeuw van Nederrijnse of Oost-Nederlandse oorsprong. De meeste voorbeelden van deze stijl komen uit Duitsland en de Duitse neogotische bewe-ging bediende zich dan ook graag van deze vormgeving. Al in de eerste jaargang van Kirchenschmuck uit 1857 werden patronen aangeleverd voor een decoratie van rankenwerk, geïnspireerd op een origineel borduurwerk uit het einde van de vijftiende eeuw.302 En de geheel met bloemenranken bedekte kazuifels uit Van Heukelums verzameling werden snel door Bock gesignaleerd en in 1866 opge-nomen in zijn Album mittelalterlicher Ornament-Stickerei zur Zierde für Kirche

und Haus. Vervolgens werd via de vele Duitse publicaties de stijl in Nederland

geïntroduceerd. De neogotische rankendecoraties werden zeer populair en elk Nederlands atelier maakte er gebruik van. De decoraties zijn onmiddellijk te her-kennen. Soms bestaat de decoratie uit twee symmetrisch om elkaar slingerende ranken (de zogenaamde dubbelranken) waarbij ovale openingen ontstaan die met bloemen gevuld kunnen zijn (afb. 80). Soms bestaat de decoratie uit een enkele rank, die zich in grote S-vormen omhoog slingert. De tussenliggende ruimtes zijn ook hier opgevuld met bladeren en bloemen. Deze ranken werden zowel in goudborduurwerk als in zijdeborduurwerk uitgevoerd. In tegenstelling tot hun middeleeuwse voorbeelden zijn de meeste ranken en bloemen realistisch uitgebeeld en symbolisch van karakter. In de jaren zeventig en tachtig waren klassieke, symbolische bloemen als roos en lelie populair, in de jaren negentig werd het de passiebloem. Deze bloem wordt gezien als zinnebeeld voor de Passie, de lijdensweg van Christus. De vijf meeldraden symboliseren bijvoorbeeld de vijf wonden van Christus, de drie stijlen de nagels waarmee Christus gekruisigd werd, de stamper het kruis. Hoewel deze symbolische betekenis al eeuwenlang aan de passiebloem werd toegekend, zien we het gebruik voor paramenten pas laat in de negen-tiende eeuw opduiken. Zowel de bloem als het blad van de passiebloem leent zich goed voor een gedetailleerde, weelderige decoratie in de stijl van bloemranken uit de late vijftiende eeuw. Ook vele soorten fantasiebloemen, direct ontleend aan middeleeuwse decoraties, werden toegepast. Daarnaast bleef de druivenrank populair. Hoewel op het eerste gezicht deze decoraties eenvormig lijken, is er nauwelijks een voorbeeld aan te wijzen waarbij exact hetzelfde patroon werd toegepast. Bovendien voerde elk atelier de ranken op zijn eigen wijze uit, waardoor toch uniciteit ontstond.

80 Dubbelranken, hier gevuld met lelies en distels, behoren tot de populairste motieven op neogotische paramenten. Amsterdam, Museum Amstelkring, Br.Tx 107.

126 | GOUD, ZILVER & ZIJDE

Ook de decoraties op paramenten uit de latere middeleeuwen waren vanaf het begin van de neogotiek een bron van inspiratie. Het borduurwerk uit de Noor-delijke en ZuiNoor-delijke Nederlanden en het Nederrijnse gebied uit de vijftiende en zestiende eeuw was beroemd in de gehele westerse wereld. De zeer brede aurifrie-zen, de gaff elkruisen en grote koorkapschilden zijn bij deze paramenten geheel gevuld met vlak borduurwerk, uitgevoerd in gouddraad en kleurige zijde. Onder arcades geplaatste heiligenfi guren en grote taferelen, ontworpen door schilders, zijn met grote vakkundigheid uitgevoerd. De productie van dergelijke paramen-ten was groot en er is relatief veel bewaard gebleven. Toch was deze stijl aanvan-kelijk van weinig invloed op de neogotiek en werd zij alleen op enkele topstukken toegepast. Dat kwam niet alleen doordat de vroege gotiek meer in trek was, maar waarschijnlijk ook doordat de gebruikte borduurtechnieken te arbeidsintensief en daardoor te kostbaar waren. Bovendien had men deze technieken niet meer in de vingers. Ook zal meegespeeld hebben dat de overgang in stijl te groot was. Het vlakke, kleurige neogotische rankenwerk lag qua vormgeving veel dichter bij het rankenwerk in hoogliggend goudborduurwerk uit de voorliggende periode en een geleidelijke overgang in stijl had meer kans van slagen.

Pas tegen 1900, toen de neogotiek breed geaccepteerd werd, werden aurifriezen met heiligenbeeldjes en complexe taferelen op alle grote pronkstukken aange-bracht. Opvallend is dat de arcades waaronder deze heiligenfi guren zijn geplaatst, geen navolgingen zijn van Nederlands werk. De overwelvingen van deze voorna-melijk vroegzestiende-eeuwse werken zijn bijna altijd voorzien van rondbogen en uitbundige bekroond met torentjes. De inspiratie voor het negentiende-eeuwse werk was eerder ontleend aan geschilderde voorbeelden. Op schilderijen van bijvoorbeeld Jan van Eyck en Rogier van der Weyden zijn aurifriezen afgebeeld met de typische architectuur die in de negentiende eeuw werd toegepast: spitse, gotische bogen, bekroond met een kruisbloem en daarboven een vlakke wand, opengemaakt met smalle hoge vensters of nissen.

Iconografi e en compositie van het borduurwerk

Vooral in de schilderachtige, zijden borduurwerken komt de neogotiek tot uiting. De grote geborduurde taferelen behoorden tot het meest kostbare en ambitieuze werk van de ateliers. Er waren slechts weinig ateliers die dit soort werk aankon-den, in Nederland aanvankelijk alleen de Zusters van het Arme Kindje Jezus te Simpelveld en het atelier F. Stoltzenberg, aan het einde van de eeuw de ateliers van de Franciscanessen te Eemnes, Janssen & Co, H. Fermin, H. Funnekotter en C.H. de Vries. De belangrijkste taferelen werden aangebracht op het schild van de koorkap. Aan deze borduurwerken lag vaak een bestaande prent of schilderij ten grondslag. Het gaat hier om de uitbeelding van gebeurtenissen die ook in de schilderkunst populair waren, zoals de Annunciatie (afb. 82), de Aanbidding door de Herders of de Drie Koningen (afb. 57), de Doop in de Jordaan (afb. 56), de Kruisiging (afb. 76), de Opstanding uit het Graf (afb. 81), de Emmaüsgangers en Pinksteren (afb. 83). Daarnaast vormde de Genadestoel een populair thema. Er zijn hiervan twee varianten, namelijk de kruisvormige compositie waarbij God de Vader direct achter Christus staat of zit en zijn gekruisigde zoon voor zich

127 | DE NEOGOTIEK EN DE PARAMENTIEK 1840–1910

81 De Opstanding uit het Graf, op een koorkapschild. Eindhoven, Sint-Catharina-kerk.

vasthoudt (afb. 74), en een tweede waarbij God zijn gestorven zoon op schoot genomen heeft, de zogenaamde Vader-pietà (afb. 61). De Heilige Geest in de vorm van een duif is altijd in deze compositie opgenomen. Een enkele keer is een belangrijke gebeurtenis uit het leven van een heilige afgebeeld, bijvoorbeeld als een koorkap speciaal voor een kloosterorde werd gemaakt. In de periode van de neogotiek komen daarnaast volledig nieuwe voorstellingen op, die de specifi eke religieuze thema’s van de tijd behandelen. Dankzij de opleving van de verering van het Heilig Hart (in 1856 offi cieel goed-gekeurd) wordt bijvoorbeeld de zeventiende-eeuwse Franse religi-euze Margaretha Maria Alacoque regelmatig afgebeeld (afb. 85). Ook de verering van het Sacrament staat sterk in de belangstelling. Juliana van Cornillon, die haar leven lang gestreden had voor de instelling van Sacramentsdag en die in 1869 heilig was verklaard, wordt zeer populair. De taferelen zijn vaak letterlijk opgevat als schilderijen en binnen een omlijsting geplaatst.

Het kazuifelkruis is het volgende onderdeel waaraan veel aan-dacht werd besteed. Ook hier zijn soms grote geborduurde voor-stellingen aangebracht. Als misgewaad — het gewaad dat gedragen

wordt tijdens de viering van de eucharistie — werd de kazuifel meestal gedeco-reerd met voorstellingen rond het off er van Christus. Een van de populairste is die van de gekruisigde Christus. De compositie was direct geïnspireerd op de vijftiende- en zestiende-eeuwse Latijnse rugkruisen, die vooral in het Rijnland waren vervaardigd. De gekruisigde Christus is hierbij vaak geplaatst tegen een lege, gouden achtergrond. Maria en Johannes staan aan de voet van het kruis, soms vangen engelen het bloed van Christus op. Het is een van de eerste door de neogotiek overgenomen voorstellingen. Van de Zusters van het Arme Kindje Jezus uit Simpelveld zijn veel voorbeelden bekend, ze maakten in 1892 zelfs een regelrechte kopie van een kazuifelkruis uit 1450 voor de Sint-Servaaskerk te Maastricht. Hier is het kruis geplaatst op de berg Golgotha en omgeven door een menigte, waaronder Maria en Johannes. Exacte navolging komt echter zelden voor. Over het algemeen werd alleen de voorstelling van de gekruisigde Christus overgenomen, geplaatst tegen een achtergrond van ranken. Soms spruiten de ran-ken uit het kruishout zelf (afb. 76). Deze voorstelling komt in zeer veel varianten voor, wordt afgebeeld in de catalogi van Stoltzenberg en Funnekotter en wordt ook in de ons omliggende landen aangetroff en.303 Een bijzondere variant is de al genoemde Genadestoel in kruisvorm (afb. 74). Een uitzonderlijk fraai kruis wordt bewaard in de Sint-Jozefk erk te Groningen (afb. 84). Aan de voet van dit kruis groeien lisdoddes met rietsigaren, een symbool voor de lijdensweg van Christus. Ertussen zijn de lans en de spons op een stok gestoken, twee lijdenswerktuigen van Christus. Een engel op het eronder aangebrachte tafereel houdt andere lij-denswerktuigen vast, zoals de hamer, nagels en doornenkroon.

Een tweede tafereel dat regelmatig op het kazuifelkruis werd aangebracht, is het Laatste Avondmaal (afb. 71). De gehele breedte van het kruis wordt hierdoor in beslag genomen. Centraal geplaatst is Christus, die het brood ophoudt en de

128 | GOUD, ZILVER & ZIJDE

82 De Annunciatie (detail), op een koorkap-schild van de Zusters van het Arme Kindje Jezus te Simpelveld. Maastricht, Sint-Servaaskerk.

83 Pinksteren, op een schoudervelum. Alkmaar, Sint-Laurentiuskerk.

84 Kazuifel met een afbeelding van de gekruisigde Christus tussen lijdenswerktuigen: een lans, een spons op een stok en een roede. Groningen, Sint-Jozefkerk.

85 Koorkap van Louis Grossé, ca. 1870–1890, behorende tot een vierstel uit de door jezuïeten bediende Wijnhavenkerk te Rotterdam. Afgebeeld is de aanbidding van Christus’ Heilig Hart door Margaretha Maria Alacoque. Nijmegen, Berchmanianum.

129 | DE NEOGOTIEK EN DE PARAMENTIEK 1840–1910

kelk voor zich heeft staan, rond de tafel zijn de apostelen afgebeeld. Dergelijke taferelen zijn aangetroff en op kazuifels in Duitsland, België en Nederland. Ook hier zijn de composities vaak gebaseerd op bestaande voorbeelden en daarom zeer gelijkend.

Op stellen zijn vaak enkele bij elkaar passende fi guren afgebeeld, bij-voorbeeld Christus op de kazuifel en Jozef en Maria op de dalmatiek en tuniek, tezamen de Heilige Familie vormend. Dit is ook het geval bij rijk gedecoreerde stukken, waar op de aurifriezen veel heiligen worden afgebeeld. Vaak ligt er een doordacht iconografi sch programma aan ten grondslag. Voor de jezuïeten werd een aantal prachtstukken gemaakt waar zo’n programma aanwezig is. Ten eerste is er het gouden stel dat door Grossé gemaakt werd voor de Wijnhavenkerk te Rotterdam (afb. 35, 85). Het tweede voorbeeld is het gouden stel van Fermin dat tussen 1900 en 1910 geschonken werd aan de Amsterdamse jezuïeten door de weduwe van Piet van Ogtrop (afb. 72–73, 86). De iconografi e werd bij beide stellen voor een belangrijk deel bepaald door de leefwe-reld van de jezuïeten. Ze tonen ordeheiligen en heiligen die veel voor de orde hebben betekend, met als belangrijkste natuurlijk de stichter van de orde, Ignatius van Loyola. Op de kazuifel van het Rotterdamse stel wordt hij afgebeeld met de kloosterregel in zijn hand en omgeven door

engelen die de tekstband ‘Ego vobis Romae propitius ero’ dragen. Deze woorden werden in een openbaring van Ignatius uitgesproken, toen hij Rome betrad om zijn diensten aan de paus aan te bieden. Boven Ignatius zweeft de Drie-eenheid. Onder hem, onder een halfronde boog, staat Maria met Kind, de verschijning die hem volledig bekeerde. Daarnaast staan op beide stellen de directe volgelingen Franciscus Xaverius, Petrus Claver, Joannes Cadurius, Pascasius Broet, Alphonsus

86 Sint Franciscus Borgia, op een dalmatiek van H. Fermin, ca. 1900–1910. Amsterdam, Museum Amstelkring, Br.Tx 285.

87 Schoudervelum van C.H. de Vries, 1910, met een afbeelding van de aanbid-ding van Christus’ Heilig Hart door Margaretha Maria Alacoque, 1910. ’s-Hertogen-bosch, Sint-Janskathedraal.

130 | GOUD, ZILVER & ZIJDE

Rodriguez en Franciscus Borgia, en latere volgelingen Petrus Canisius, Franciscus de Hieronimo, Aloysius van Gonzaga en Franciscus Regis. Ook de voor de Heilig Hartdevotie belangrijke heiligen Margaretha Maria Alacoque en Juliana van Cor-nillon staan op beide stellen afgebeeld.

Op het Rotterdamse stel staan daarnaast twee pausen afgebeeld: Paulus III met het jaartal 1540 (bevestiging van de jezuïetenorde) en Pius VII met de datum 7 augustus 1814 (herstel van de jezuïetenorde). Ook de ordeheiligen Claudius de la Colombière (de biechtvader van Margaretha Maria Alacoque), Stanislaus Kostka (vriend van Petrus Canisius en leerling van Franciscus Borgia) en latere volgelin-gen staan op het Rotterdamse stel afgebeeld. Er is voor het Amsterdamse stel een iets andere keuze gemaakt. Op het schild van de koorkap staat Christus die de geknielde Margaretha Maria Alacoque zijn Heilig Hart toont, gefl ankeerd door een engel. Door haar visioenen was zij zeer belangrijk voor de verspreiding van de verering van het Heilig Hart, waar ook de jezuïeten zich met overgave voor inzet-ten. Op de aurifriezen staat onder anderen de jezuïet Claudius de la Colombière, in toog en superplie.

Op beide stellen staan daarnaast heiligen afgebeeld van een zeer specifi ek karakter. Op het Rotterdamse stel zien we Laurentius (patroon van de stad Rot-terdam) in tuniek met palmtak en Willibrordus (patroon van het aartsbisdom) in bisschopsgewaad en met kerkmodel en bisschopsstaf. Daarnaast zijn er heiligen afgebeeld die waarschijnlijk verbonden waren aan de verering in de kerk of aan bij de schenking betrokken personen.

Een ander stel met een interessant iconografi sch programma is afk omstig van de Amsterdamse fi rma C.H. de Vries. In 1909–1910 vervaardigde dit atelier een vierstel voor de Sint-Janskathedraal in ’s-Hertogenbosch. De koorkap werd in 1909 geschonken door de Erewacht van het H. Sacrament ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan. Kazuifel, dalmatieken en waarschijnlijk ook het schouder-velum werden in 1910, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de teruggave van de kathedraal aan de katholieken door Napoleon geschonken door de Broeder-schappen der Zoete Lieve Vrouwe en van de H.H. Martelaren van Gorcum.304 Het schild van de koorkap toont de Emmaüsgangers, verwijzend naar het sacrament van de eucharistie. Op een balustrade zijn de jaartallen 1884 en 1909 aangegeven, verwijzend naar het jubileum van de erewacht. Hiertussen staat het wapenschild van monseigneur Wilhelmus van de Ven (1834–1919), bisschop ten tijde van de opdracht, met zijn wapenspreuk. Op de brede aurifriezen zien we Maria (patrones van het bisdom), Clara van Assisi en Leonardus van Veghel (beiden met een mon-strans in de hand, verwijzend naar hun bijzondere relatie met het sacrament), Johannes Evangelist (patroon van de kerk), Hubertus van Luik (bisschop van Maastricht en Luik, missionaris in Brabant) en Willibrordus (patroon van het aartsbisdom), allen heiligen die op een of andere manier met het sacrament of de Sint-Janskathedraal te maken hebben.

De kazuifel toont het Laatste Avondmaal, hieronder Johannes de Doper en de tafel met toonbroden, opnieuw verwijzend naar het sacrament van de eucharis-tie. Eén dalmatiek is gewijd aan de geschiedenis van het beeld van Onze Lieve

131 | DE NEOGOTIEK EN DE PARAMENTIEK 1840–1910

Vrouwe en de teruggave van de kerk door Napoleon, verwijzend naar de eerste opdrachtgever en de aanleiding. De tweede is gewijd aan de martelaren van Gor-cum en toont centraal afb eeldingen van Leonardus van Veghel die de monstrans zegent, verwijzend naar de tweede opdrachtgever, en Petrus die de sleutel van Christus ontvangt. Het schoudervelum heeft als centrale thema de verering van Christus’ Heilig Hart, een verering die in deze tijd sterk op de voorgrond stond (afb. 87). Het laat Christus zien die aan de heilige Margaretha Maria Alacoque zijn hart toont. Ter weerszijden zijn de vier evangelisten afgebeeld. Langs de randen staat de tekst ‘Haurietis in gaudio de fontibus Salvatoris’ (En u zult vol vreugde putten uit de bronnen van de redding).305

De samenstelling van de iconografi sche programma’s van de hiervoor beschre-ven stellen en de juiste uitbeelding van de heiligen en gebeurtenissen vroegen om een grote historische en theologische kennis. Een aantal ateliers zal ondersteund zijn geweest door plaatselijke geestelijken. Dit is in ieder geval bekend van de Zusters van het Arme Kindje Jezus. Maar de meeste programma’s zullen samen-gesteld zijn door de opdrachtgevers, zoals de orde van de jezuïeten, waar een grondige kennis aanwezig was van de eigen geschiedenis.

De grote taferelen en gedetailleerde borduurwerken werden alleen vervaardigd voor het duurdere werk. Gebruikelijk was een enkele afb eelding van Christus of een heilige, ten voeten uit of als halffi guur. Deze centraal geplaatste fi guren waren mateloos populair en werden aangebracht op paramenten in elke stijl en in elke uitvoering. De afb eeldingen zijn nog niet altijd herleidbaar tot een origineel, maar het is duidelijk dat er een aantal veel gebruikte voorbeelden is geweest. Een populair voorbeeld was het schilderij Christus gekroond met doornen van Guido Reni uit 1622–1623. Het portret van de lijdende Christus, die zijn ogen

naar de hemel opslaat, werd op heel veel kazuifels aangebracht. Ook bepaalde voorstellingen van Christus als Goede Herder (afb. 89–90) en Christus’ Heilig Hart (afb. 88) werden in vele varianten uitgevoerd: gespiegeld, in verschillende kleurstellingen en kwaliteiten. Dezelfde voorbeelden werden in Duitsland nagevolgd.306 Evenals de heiligen-fi guren zijn ze gevat in een omlijsting, in de vorm van een vierpas of spitsovaal, of in een ovaal van ranken.

Heiligenfi guren zijn er in vele varianten en werden altijd specifi ek vervaardigd voor een kerk (patroon, broederschappen, kapellen), orde (stichter), priester of schenker (naamheilige) (afb. 91–94). In de periode van de neogotiek was er een sterke voorkeur voor plaatselijke en nationale heiligen. Omdat van deze specifi eke heiligen maar enkele oude afb eeldingen bekend waren, lijken de geborduurde versies nogal op elkaar. Van een ontwerper werd een grote kennis vereist van de juiste manier van uitbeelding van de heiligen, met name betreff ende attributen, kleding en gelaatstrekken. Hiervoor hadden kunstenaars de beschikking over boeken en prentwerken waarvan er in de negen-tiende eeuw veel werden uitgegeven. Uit de bibliotheek van Cuypers blijkt hoe belangrijk dergelijke werken waren voor een kunstenaar.

88 Christus’ Heilig Hart, op een kazuifel. Amsterdam, Museum Amstelkring, Br.Tx 107.

132 | GOUD, ZILVER & ZIJDE

In een overzicht van het deel van zijn bibliotheek dat in Roermond is gebleven, staan alleen al zes vermeld.307 Ook de kunsttijdschriften besteedden aandacht aan de iconografi e van heiligen. Van het atelier Cuypers is een uitgebreide ver-zameling foto’s en reproducties bewaard gebleven, waarin talrijke afb eeldingen van heiligen zijn opgenomen.308 Dergelijke studiecollecties zijn ook van andere kunstenaars bekend.

Stoff en en geweven ornamenten

Er zijn slechts weinig paramenten uit de vroege neogotiek in originele staat bewaard gebleven. De oorspronkelijke stoff en werden in de loop der tijd meestal vervangen wegens slijtage. Bij het vroege neogotische goudborduurwerk is het

meestal wel duidelijk of het is overgezet. Bij het overzetten werd het borduurwerk zorgvuldig uitgeknipt en opgezet op een nieuwe ondergrond. Aangezien van de oude onder-grond resten aan de randen zichtbaar blijven, werd er vaak een dikke draad fl oszijde rondom aangebracht, vaak in een afstekende kleur, zoals rood of geel, soms zwart. Deze contrasterende contourlijnen zijn typerend voor overgezet borduurwerk uit de late negentiende en de vroege