• No results found

3.5.2 'Collaborative governance'

5.2 Voorwaarden en Inrichting Openbare ruimte

6.1.1 Aspecten inrichting openbare ruimte

Deelvraag 1:

Wat zijn de aspecten die bij de inrichting van soortgelijke openbare ruimte een positieve bijdrage leveren aan een levendig en leefbaar gebied?

Sfeer en gebruik

De leefbaarheid geeft voor de aspecten 'beleving van de sfeer en gebruik' een divers beeld te zien. Dit is een nuance op de bevindingen in de gebiedsanalyse (Gemeente Amsterdam, 2016) waarin de algehele leefbaarheid als positief wordt beoordeeld. Dit onderzoek toont aan dat de leefbaarheid op onderdelen kan verschillen. Deze nuance en verschillen zijn voor de bewoners en ondernemers in het gebied belangrijk voor de beleving van de kwaliteit van hun leefomgeving.

De sfeer op het plein wordt positief ervaren met name de levendigheid, de ruimte en de rust. De sfeer wordt voor het aspect openbare ruimte overwegend als goed ervaren.

Voor de beleving van het gebruik van de openbare ruimte van het Olympisch Stadion Terrein waren de reacties overwegend negatief. Dit heeft te maken met de lage intensiteit van gebruik van het plein, buiten de periodes dat er evenementen zijn georganiseerd. Over het algemeen wordt het plein niet ervaren als een 'intieme' verblijfplaats. De leefbaarheid voor wat betreft het gebruik van de openbare ruimte is minder goed.

De positieve beoordeling van de levendigheid bij 'sfeer' en de negatieve beoordeling van de lage intensiteit bij 'gebruik' lijken tegenstrijdig. De 'sfeer' gaat echter over de algemene indruk van het gebied en over sociale interactie. Het begrip 'gebruik' betreft alleen de intensiteit van personen op een bepaalde plek. Een lage intensiteit met veel sociale interactie kan nog steeds een levendige sfeer veroorzaken en dus positief zijn. Een zelfde intensiteit kan voor het begrip 'gebruik' als negatief worden beoordeeld. Bij het Olympisch Stadion Terrein is te zien dat het negatieve gevoel over het gebruik, het overwegend positieve gevoel van de sfeer niet in de weg staat.

Het plein is niet uitnodigend. Dit heeft met name te maken met de grote massieve bebouwing van het Olympisch Stadion. De nabijheid van deze massieve exclusieve gebruiksfaciliteit vormt een harde grens waardoor er grensvacuüms optreden. Dit zorgt voor ongewenste 'dode' plekken in de

openbare ruimte. Een heldere materiaalkeuze van de bestrating en het straatmeubilair komen de openheid ten goede en beïnvloeden de sfeer positief. Over het algemeen is men over deze aspecten tevreden. Er zijn wel ingrepen in de openbare ruimte noodzakelijk om de levendigheid te vergroten. Fysieke ingrepen

Concrete fysieke maatregelen die positief kunnen bijdragen aan een nog betere sfeer en een beter gebruik van de openbare ruimte kunnen worden ingedeeld in drie thema's:

 Objecten voor ontmoetingsplekken zoals een fontein, zitplekken, IAmsterdam-object;  Routering, bewegwijzering zoals eenduidige verwijsborden, gemarkeerde looproutes,

heldere belijning en duidelijke fietsverbindingen;  Groen, zoals groene zones met beplanting.

Elkaar 'ongedwongen en vrijblijvend' kunnen ontmoeten is belangrijk. Bij een ontmoeting in een horecagelegenheid is dit, door de veelal gedwongen consumptie, niet altijd het geval. Het gebruik van de bestaande de jeu-de-boulebaan en het speelveld aan de noordoostzijde van het terrein zijn door de geïnterviewden benoemd als goede voorbeelden. De relatie tussen de fysieke ingrepen en de thema's is weergegeven in afbeelding 17.

Hoofdstuk 6, Conclusies en aanbevelingen 51 Afbeelding 17: Relatie fysieke ingrepen en thema's

6.1.2

Governance

Deelvraag 2:

Wat voor soort governance heb je nodig om het mogelijk te maken om die aspecten te kunnen ‘borgen’?

'Collaborative governance'

Op basis van de interviews is gebleken dat de huidige governance zich kenmerkt door een overheid die beleid en plannen maakt waarbij belanghebbenden gebruik kunnen maken van de reguliere inspraakprocedures. Het principe van een overheid, als enige verantwoordelijke partij voor

ruimtelijke interventies, werkt niet meer. In het Olympisch Kwartier is een collaboratieve manier van governance nodig om te zorgen dat het gebied leefbaar en levendig blijft. Iaione (2016) gaat hierbij uit van het idee van een 'quintuple helix', een gelijkwaardig samenwerkingsverband bestaande uit meerdere stakeholders.' De modellen van 'collaborative governance' gaan er van uit dat een dergelijk eigenaarschap en betrokkenheid in een gebied aanwezig is. Een uitgebreid collaboratief

samenwerkingsverband als bijvoorbeeld het Co-Cityprotocol in Bologna (Iaione, 2016) is voor het gehele Olympisch Stadion Terrein echter nog een 'brug te ver'. Een dergelijke verregaande samenwerking met de stakeholders is op deze manier nog niet voor Olympisch Stadion Terrein toegepast en leeft ook niet bij de stakeholders. Om de balans te bewaren tussen leefbaarheid en levendigheid is preventief ingrijpen noodzakelijk (Van der Borg, z.d.). Als de balans eenmaal zoek is, kan alleen met harde restrictieve maatregelen en handhaving worden ingegrepen. Dit vergt meer inzet en heeft het risico dat het minder effectief is. Om effectief preventief in te grijpen is het noodzakelijk om ingrepen gezamenlijk als samenwerkingsverband en met behulp van 'collaborative governance' te escaleren naar meso-niveau (Rotmans, 2005). Op deze manier kunnen ook in veranderende situaties gezamenlijk interventies worden bepaald die aansluit op de gezamenlijke wensen van de stakeholders. Het Olympisch Stadion Terrein wordt op deze manier een gebied in balans, zonder oververhitting en onderkoeling.

Zelforganisatie

Voor 'collaborative governance' is echter een mate van zelforganisatie nodig. Hierbij zijn gedeeld eigenaarschap en algehele betrokkenheid van alle stakeholders met de ontwikkeling van het gebied

Hoofdstuk 6, Conclusies en aanbevelingen 52 essentieel (Ostrom, 1990). Voor het Olympisch Stadion Terrein is dit nog niet het geval. De

stakeholders hebben niet het gevoel dat zij invloed hebben gehad op de besluitvorming van bijvoorbeeld fysieke ingrepen in de openbare ruimte voor het gehele gebied. Zij voelden zich

onmachtig en hadden het gevoel dat er geen alternatieve manieren waren om invloed uit te oefenen op het besluitvormingsproces. Het aantal personen dat geen enkele rol heeft gespeeld bij de

besluitvorming is aanzienlijk. Ook onderkennen de geïnterviewden niet de noodzaak om in het gehele gebied (micro-niveau) samen te werken en het gebied als een 'common' te zien. De stakeholders richten zich meer op het creëren van levendigheid en gaan er van uit dat op korte termijn de leefbaarheid van het gebied niet in het geding is. Dit ondanks het risico dat het ontstaan van een nieuwe oververhitte plek meer dan aanwezig is. Voor wat betreft de zelforganisatie bevindt dit gebied zich tussen een 'sociaal minder sterke wijk' en een 'gemixte wijk met gemiddeld sociaal betrokken personen' (zie ook paragraaf 3.6). Dit betekent voor de zelforganisatie in het gebied dat:

 bij de basis moet worden begonnen en met kleine stapjes resultaat moet worden bereikt;  energie moet worden gezocht en

 een praktische, resultaatgerichte aanpak moet worden gehanteerd. Samenwerking op (sub)microniveau

Er vindt in de buurt echter wel samenwerking plaats maar dan op 'submicro'-niveau. Bewoners organiseren zich per woonblok, mensen nemen initiatief om bij het sociale ontmoetingscentrum bijeenkomsten en museumbezoeken te organiseren en de ondernemers hebben de eerste schreden gezet om hun samenwerking te formaliseren in een BIZ. Binnen dit 'submicro'-niveau ontstaan dan weer nieuwe initiatieven zoals een app-groep voor een specifiek thema of het indienen van een petitie. Een voorbeeld is een petitie tegen een horeca-instelling waar draagvlak voor wordt gevraagd bij een buurtbijeenkomst van Stadsdorp Olympia. De wil tot samenwerken voor en in het gebied wordt bijvoorbeeld ook gedragen door diverse ondernemers die hebben aangegeven te willen bijdragen met (financiële) middelen of kennis. Samenwerking tussen groepen op (sub-)microniveau kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan het gezamenlijk gevoel van eigenaarschap.

Om effectief invloed uit te kunnen oefenen op de leefbaarheid en levendigheid dient samenwerking op 'submicro'-niveau tussen de groepen te worden bevorderd. Vervolgens dient dit 'submicro'- niveau te worden opgeschaald naar gebiedsgericht microniveau. Als dit niet gebeurt blijven de sociale initiatieven zich ad hoc voordoen en ontstijgt dit niet het submicroniveau. De toekomstige ontwikkelingen in het gebied zijn echter ingrijpend en bevinden zich op meso en macroniveau. Initiatieven op '(sub)microniveau' alleen zijn hierbij geen toekomstbestendige oplossing. Vervolg

De eerste stap naar 'collaborative governance' is het eigenaarschap en de betrokkenheid van de buurt te organiseren. De gemeente is aan zet om dit te initiëren. Zij onderkennen wel de noodzaak voor een andere aanpak en manier van governance maar zijn nog op zoek naar een manier om dit vorm te geven. Een begin is het identificeren van de eerste volgers en deze aandacht en erkenning te geven (Bokhorst, 2015). Het Olympisch Stadion Terrein is een buurt die niet 'sociaal sterk' is.

Begonnen moet worden met het zoeken naar energie bij 'best persons' van instellingen en ervaren bewoners waarmee gezocht wordt naar energie en een gedeeld belang. Vervolgens kunnen kleine stapjes worden gezet voor een praktische toepassing. Dit kan worden georganiseerd door de toekomstige ontwikkelingen concreet te laten zien en daarbij aangeven wat hierbij de opties zijn en de gevolgen. Op dit moment zijn stakeholders niet vanaf het begin betrokken bij het ontwerp van de openbare ruimte. Ook de uitvoering is geheel door de gemeente uitgevoerd. Door stakeholders mee te laten denken over eenvoudig te realiseren fysieke ingrepen en deze deels door stakeholders uit te laten voeren wordt het eigenaarschap versterkt en is de eerste stap naar 'collaborative governance' gezet. Hierbij moet worden aangesloten op de leefwereld van de stakeholders. Bijvoorbeeld: straatmeubilair en fysieke ingrepen op een plein zijn eenvoudiger voor te stellen dan 'crowd management' in Barcelona.

Hoofdstuk 6, Conclusies en aanbevelingen 53 'Collaborative governance' zorgt er voor dat de stakeholders zelf een leefomgeving kunnen maken en waar nodig aan kunnen passen. Op die manier ontstaat een leefbaar en levendig gebied die aansluit bij de wensen van de stakeholders waardoor de kans op oververhitting en onderkoeling voortijdig wordt voorkomen. In de volgende paragrafen worden de aanbevelingen beschreven om dit aan te pakken. In paragraaf 6.2. is dit voor het Olympisch Stadion Terrein gedaan aan de hand van de laatste deelvraag: 'Hoe kun je dit als gemeente initiëren met stakeholders in het gebied?'. Paragraaf 6.3 geeft een doorkijk naar de context voor de stad Amsterdam in het algemeen.

6.2

Aanbevelingen