• No results found

Artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek

Artikel 6:92 Burgerlijk Wetboek

9. Het wetsvoorstel 28 167

9.2 Artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek

Naast de veranderingen die het wetsvoorstel aan artikel 7:653 BW aanbrengt, maakt het voorstel een aantal aanpassingen aan artikel 7:685 BW. Dit artikel heeft betrekking op de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarop een aantal toevoegingen worden gedaan met betrekking tot het concurrentiebeding. De Sociaal-Economische Raad was van mening dat het koppelen van een procedure over het concurrentiebeding aan die van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een positieve ontwikkeling was. Het is goed mogelijk dat dit in een toekomstig wetsvoorstel wederom zal zijn opgenomen.

Op basis van het wetsvoorstel zouden er twee leden worden toegevoegd aan het artikel, die lid 5 en 6 hadden moeten worden. Daarnaast worden er een aantal aanpassingen gedaan aan de leden 11 en 13 (nu 9 en 11).

Lid 5

Dit lid regelt het verzoek met betrekking tot een concurrentiebeding, dat tegelijk kan worden gedaan met een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

“Bij het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan tevens een verzoek worden gedaan met betrekking tot een beding als bedoeld in artikel 653.”

Op basis van dit wetsvoorstel zouden een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een verzoek met betrekking tot het concurrentiebeding deze twee dus aan elkaar worden gekoppeld. Op deze manier komen ze allebei bij dezelfde rechter terecht en wordt er bovendien duidelijkheid geschept waardoor dergelijke procedures sneller kunnen worden afgehandeld. Rechters zitten niet op een lijn wat betreft de behandeling van het concurrentiebeding in dezelfde procedure als een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Deze nieuwe bepalingen hadden daar dus duidelijkheid in kunnen scheppen. 84

84 J.P. Quist 2004, p. 80-86.

Lid 6

De werknemer kan op basis van dit lid bij het verweerschrift met betrekking tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tevens een verzoek indienen over een concurrentiebeding.

“De verweerder is bevoegd bij het verweerschrift een zelfstandig verzoek met betrekking tot een beding als bedoeld in artikel 653 te doen.”

De werknemer heeft op grond hiervan de mogelijkheid om een verzoek in te dienen met betrekking tot artikel 7:653 van het Burgerlijk Wetboek.

Lid 11

In lid 11 is alleen de tweede volzin veranderd.

“ Alvorens een ontbinding waaraan een vergoeding verbonden wordt, uit te spreken, stelt de rechter de partijen van zijn voornemen in kennis en stelt hij een termijn, binnen welke de verzoeker de bevoegdheid heeft zijn verzoek in te trekken. Indien de verzoeker dat doet, zal de rechter met betrekking tot het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden alleen een beslissing geven omtrent de proceskosten.”

In dit artikel wordt geregeld dat de verzoeker de bevoegdheid heeft om binnen een door de rechter gestelde termijn zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken. Aan dit artikel is de toevoeging gemaakt dat het alleen betrekking heeft tot het verzoek van het ontbinden van de arbeidsovereenkomst en dus niet betrekking heeft op het concurrentiebeding. Deze situatie blijft dus onveranderd.

Lid 13

Het dertiende lid heeft betrekking op het hoger beroep en cassatie.

“Tegen een beschikking krachtens dit artikel kan hoger beroep noch beroep in cassatie worden ingesteld. Voor zover de beschikking betrekking heeft op verzoeken als bedoeld in de leden 5 en 6 is de eerste zin niet van toepassing en is artikel 236 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.”

In het geval van een ontbindingsprocedure van een arbeidsovereenkomst is er geen hoger beroep of cassatie mogelijk. De toevoeging op dit lid bepaalt dat indien het gaat om een concurrentiebeding, het wel mogelijk is om in hoger beroep te gaan en eventueel daarna in cassatie. 85

85 J.P. Quist 2004, p. 81-86.

Conclusies

Uit de rechtspraak blijkt dat kantonrechters nog altijd niet op een lijn zitten in hun vonnissen met betrekking tot het concurrentiebeding. Dit maakt het lastig om duidelijke conclusies te trekken, aangezien het nog maar de vraag is in hoeverre elke kantonrechter bepaalde zaken beoordeeld. Desondanks zullen er een aantal zaken op een rij worden gezet.

Indien er geen concurrentiebeding is, wil dit niet zeggen dat een werknemer zijn oud-werkgever op elk mogelijke wijze mag beconcurreren. Er kan in dit geval namelijk sprake zijn van een onrechtmatige daad. In de regel is dit het geval als er gebruik wordt gemaakt van kennis en gegevens verkregen bij de oud-werkgever, klanten stelselmatig worden benaderd en die klanten duurzaam zijn verbonden met de voormalige werkgever. In een aantal andere specifieke situaties kan hier tevens sprake van zijn.

Een concurrentiebeding kan alleen worden overeengekomen met een natuurlijk persoon en dus niet met een rechtspersoon. De vennoten van een onderneming kunnen om die reden niet worden gebonden aan een concurrentiebeding, aangezien er geen sprake is van een werkgever-werknemerverhouding. Daarnaast kan een concurrentiebeding niet na beëindiging van de arbeidsovereenkomst worden afgesloten. Ook moet een concurrentiebeding betrekking hebben op de periode na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dus niet tijdens.

Een concurrentiebeding zal over het algemeen de volgende onderdelen kennen. Ten eerste worden de werkzaamheden die niet mogen worden uitgevoerd beschreven. Daarnaast wordt er een gebied aangegeven waarin deze werkzaamheden niet mogen worden verricht. Ook zal er een bepaalde periode zijn aangegeven gedurende welke het concurrentiebeding geldig is. Tot slot zal er een boete zijn vastgesteld die de werknemer bij overtreding van het concurrentiebeding dient te betalen. Het ontbreken van een van deze onderdelen maakt het concurrentiebeding niet nietig.

Een van de belangrijkste vereisten is het schriftelijkheidsvereiste. Dit houdt ten eerste in dat een concurrentiebeding niet in een personeelsreglement of CAO kan zijn opgenomen. Een concurrentiebeding kan onder bepaalde voorwaarden met een minderjarig persoon worden overeengekomen, maar bij het meerderjarig worden van de werknemer zal het beding opnieuw moeten worden overeengekomen. Bij de voortzetting van de arbeidsovereenkomst zal het concurrentiebeding in de meeste gevallen in stand worden gehouden.

Een bijzondere situatie is het zwaarder gaan drukken van een concurrentiebeding, wat inhoudt dat het concurrentiebeding een grotere belemmering dan voorheen is gaan vormen om een nieuwe werkgever te vinden. Dit kan in de eerste plaats bij de overgang van een onderneming, bijvoorbeeld omdat als een gevolg daarvan het bedrijf in een grotere regio actief is geworden. Hierdoor gaat het concurrentiebeding zwaarder drukken op de werknemer, wat voor de rechter reden kan zijn om het concurrentiebeding te vernietigen of te matigen.

Daarnaast is dit ook mogelijk in het geval er een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding is. Deze wijziging moet niet voorzienbaar zijn geweest bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst en tot gevolg hebben dat het beding zwaarder is gaan drukken.

Dit laatste wil zeggen dat het een belemmering moet vormen om een gelijkwaardige baan te vinden.

Een andere bijzondere situatie is als er een concurrentiebeding is overeengekomen bij een contract waarin ook een proeftijd is overeengekomen. Er is geen wettelijke regeling die aangeeft wat er met het concurrentiebeding gebeurt als de arbeidsovereenkomst in de proeftijd wordt opgezegd. De jurisprudentie is hierover verdeeld. Een aantal rechters heeft geoordeeld dat de werknemer dermate weinig kennis heeft kunnen vergaren of contact met klanten heeft kunnen hebben dat het in stand houden van het concurrentiebeding niet in verhouding staat tot het belang van de werkgever. Er bestaan echter ook uitspraken die aangeven dat het concurrentiebeding wel degelijk geldig blijft, omdat de werknemer willens en wetens het contract met het concurrentiebeding erin heeft ondertekend.

Er bestaat ook geen wettelijke regeling die zegt wat er moet gebeuren indien een bedrijf dat failliet gaat werknemers in dienst had die een concurrentiebeding in hun contract hadden staan. In veel gevallen zal de rechter oordelen dat het concurrentiebeding in een dergelijk geval niet in stand zal worden gehouden. Als een curator echter aannemelijk kan maken dat de boedel belang heeft bij de instandhouding van het concurrentiebeding, zal het concurrentiebeding zijn geldigheid echter niet verliezen.

Indien een concurrentiebeding niet wordt nageleefd, heeft de oud-werkgever een aantal mogelijkheden. Ten eerste kan hij naleving van het concurrentiebeding vorderen bij de rechter. Daarnaast heeft hij de mogelijkheid om schadevergoeding te eisen en indien er een boetebeding in het concurrentiebeding is opgenomen, kan hij de rechter ook verzoeken om de boete te laten betalen door de oud-werknemer.

De rechter kan de gevolgen van een concurrentiebeding op een aantal manieren verzachten.

Ten eerste kan hij ervoor kiezen om het concurrentiebeding in zijn geheel te vernietigen.

Daarnaast is het mogelijk om over te gaan tot gedeeltelijke vernietiging, ook wel matiging genoemd. Dit kan op een aantal verschillende manieren.

Ten eerste kan de geografische beperking van het concurrentiebeding door de rechter worden ingeperkt. Indien de werkgever in het beding een bepaald gebied heeft gespecificeerd heeft de rechter dus de mogelijkheid om dit gebied kleiner te maken. Ook kan de tijdsduur die het concurrentiebeding heeft korter worden gemaakt. Het is daarnaast mogelijk voor de rechter om de werkzaamheden die door het beding worden verboden minder ruim te formuleren.

De rechter heeft de mogelijkheid een lagere boete vast te stellen dan in het beding is overeengekomen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het concurrentiebeding om te zetten in een relatiebeding, waarmee er dus geen bepaalde werkzaamheden worden verboden maar alleen het contact opnemen met de zakenrelaties van de oud-werkgever.

Verder kan de rechter er voor kiezen om het concurrentiebeding in stand te houden, maar wel een vergoeding toekennen aan de oud-werknemer. Vaak wordt deze vergoeding toegekend voor zo lang als de beperking duurt. De oud-werknemer wordt immers beperkt in zijn mogelijkheid om arbeid te verrichten en loopt hierdoor dus loon mis. De vergoeding heeft met andere woorden als doel dat de oud-werknemer in zijn levensonderhoud kan voorzien.

Het wetsvoorstel 28 167, die het concurrentiebeding zou gaan aanpassen, is niet door de Eerste Kamer gekomen. Het beoogde nieuwe artikel was uitgebreider dan het huidige artikel en schepte meer duidelijkheid over welke onderdelen een concurrentiebeding diende te bevatten en een aantal specifieke situaties. Het is nog maar de vraag wanneer de wetgever opnieuw een poging zal ondernemen om het concurrentiebeding op de schop te nemen en of het wetsvoorstel 28 167 tegen die tijd als uitgangspunt zal worden gebruikt.

Er kan worden geconcludeerd dat de invloed van het concurrentiebeding op de rechtspositie van de werknemer ingrijpend kan zijn. Een concurrentiebeding mag zeker niet worden onderschat. De rechter heeft veel mogelijkheden om een concurrentiebeding deels te vernietigen, maar dit houdt dus ook in dat het deels in stand wordt gehouden. Werknemers worden dus in veel gevallen wel degelijk beperkt door een concurrentiebeding. Gehele vernietiging wordt alleen toegepast als een werkgever totaal geen belang heeft bij de instandhouding van het beding. Dat zal in de meeste gevallen niet voorkomen. Waar een concurrentiebeding wel op stuk kan lopen, is het niet in acht nemen van de wettelijke vereisten. Een werknemer kan bij ondertekening van een contract er echter niet van uitgaan dat hier sprake van is. De redenen voor het niet geldig zijn van een concurrentiebeding zijn immers redelijk specifiek en daarnaast zijn veel bedrijven op de hoogte van de valkuilen. Het concurrentiebeding heeft in een groot aantal gevallen dus een ingrijpende invloed op de positie van de werknemer, die nog te vaak wordt onderschat.

Aanbevelingen

De Hoge Raad doet zelden een uitspraak waaruit een nieuwe rechtsregel met betrekking tot het concurrentiebeding kan worden gehaald en het is dan ook aan te nemen dat dit niet op korte termijn zal gebeuren, des te meer omdat de laatste keer dat dit wel het geval was in 2007 gebeurde. Het is daarom niet waarschijnlijk dat bepaalde onderdelen van dit onderzoek als gevolg van nieuwe rechtsregel op korte termijn moeten worden aangepast.

Wel is het van belang om bij een geschil te beschikken over de meest recente rechtspraak en daarom is het ook wenselijk om deze van tijd tot tijd te verwerken in dit onderzoek. Met betrekking tot het up-to-date houden van dit document, beveel ik daarom aan om jaarlijks na te gaan of er relevante jurisprudentie over het concurrentiebeding is verschenen.

Het wetsvoorstel ter aanpassing van het concurrentiebeding ligt al geruime tijd in de ijskast.

Ook is er geen sprake van dat de regering dit op korte termijn weer op de agenda zal plaatsen. Wel kan ervan uit worden gegaan dat in het geval de regering wel besluit om het concurrentiebeding op de schop te nemen, het wetsvoorstel zoals het er nu ligt in grote lijnen zal worden aangehouden (daarbij het advies van de Sociaal-Economische Raad in acht genomen). Het is daarom aan te bevelen om in ieder geval op de hoogte te zijn van de veranderingen die de regering door middel van het wetsvoorstel 28 167 door wilde voeren.

Indien een lid een arbeidsovereenkomst door FNV Bondgenoten laat controleren en hierin is een concurrentiebeding en een proeftijd opgenomen, is het aan te raden om voor te stellen om de werking van het concurrentiebeding op te schorten tot aan het einde van de proeftijd.

Ondanks het feit dat de wetgever in het wetsvoorstel 28 167 voor ogen had om concurrentiebedingen tijdens de proeftijd niet geldig te laten zijn, volgt de jurisprudentie deze gedachtegang niet. Om die reden is het van belang om werknemers hierop attent te maken.

Indien er een kwestie binnenkomt met betrekking tot het concurrentiebeding, moet er eerst worden vastgesteld of er aan alle wettelijke vereisten is voldaan. Een concurrentiebeding moet schriftelijk zijn overeengekomen, niet in een CAO of personeelsreglement zijn opgenomen, overeengekomen tussen werkgever en werknemer, betrekking hebben op de periode na de arbeidsovereenkomst en de werknemer moet meerderjarig zijn (of toestemming hebben van een wettelijke vertegenwoordiger). Daarnaast verliest het concurrentiebeding zijn werking als de werkgever schadeplichtig was bij het ontslag.

Het is ook belangrijk om vast te stellen of er sprake is van een faillissement van de oud-werkgever of een ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd. In het eerste geval zal de rechter alleen bij een doorstart van de onderneming een concurrentiebeding eventueel in stand kunnen houden. Een concurrentiebeding bij ontbinding tijdens de proeftijd wordt per rechter verschillend beoordeeld. De werknemer heeft het concurrentiebeding immers willens en wetens ondertekend, maar het belang van de werkgever zal waarschijnlijk niet groot zijn.

Verder is het van belang of het concurrentiebeding niet opnieuw overeengekomen had moeten worden, als een gevolg van bepaalde omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens het dienstverband. In het geval van een ingrijpende functiewijziging, overgang van onderneming of het meerderjarig worden van de werknemer zal een concurrentiebeding in sommige gevallen opnieuw moeten worden overeengekomen. Het is dus belangrijk om te onderzoeken of hier sprake van is geweest.

Bij een verzoek tot vernietiging van een concurrentiebeding, is het aan te bevelen om daarnaast een vergoeding te vorderen indien de rechter er voor kiest om het concurrentiebeding in stand te houden. Van deze mogelijkheid wordt door rechters over het algemeen weinig gebruik gemaakt, maar het vorderen van een vergoeding zal de kans wel vergroten.

Evaluatie

Bij aanvang van mijn onderzoek wist ik in grote lijnen wel hoe het concurrentiebeding in elkaar zat. Toch kwam ik er al snel achter dat er veel aspecten van het concurrentiebeding veel meer diepgang hadden dan ik aanvankelijk wist of had aangenomen.

Ik heb gedurende het schrijven van mijn afstudeerscriptie dan ook veel geleerd over dit onderwerp. In het begin van mijn afstudeerperiode heb ik vooral veel informatie en literatuur bijeen gezocht met betrekking tot het concurrentiebeding en deze ben ik in een later stadium gaan uitwerken.

Het vinden van duidelijke informatie kostte voor het grootste gedeelte niet veel moeite. De belangrijkste onderdelen van het concurrentiebeding zijn vaak beschreven en uitgewerkt in de literatuur, maar er bestaan ook nog altijd onderdelen waarover ook in de literatuur onenigheid bestaat. Ik vond het af en toe lastig om voor mezelf te bepalen hoe ik dit in mijn scriptie wilde gaan verwerken, maar ik denk dat me dit uiteindelijk goed is gelukt.

Ik heb tijdens het schrijven van mijn scriptie een aantal keren artikelen en boeken gebruikt die inmiddels alweer enkele jaren oud waren. Hierbij heb ik mezelf afgevraagd of het wel zeker was of deze informatie betrouwbaar was. Als een gevolg hiervan heb ik recente jurisprudentie en literatuur er op nageslagen, om er zeker van te zijn dat de informatie die ik had gevonden ook nu nog betrouwbaar is.

Uiteindelijk ben ik een aantal keer naar de Universiteit van Tilburg geweest om daar relevante literatuur op te zoeken. Hierdoor heb ik veel bruikbare informatie gekregen en heb ik aanvullende bronnen gevonden voor de informatie die ik al had. Hierdoor is mijn onderzoek een stuk sneller verlopen dan wanneer ik alleen op mijn stageplek had gezeten.

Een volgend onderzoek is in principe nooit uitgesloten. De wetgeving kan veranderlijk zijn en het concurrentiebeding is een onderwerp waarvoor al vaker wetsveranderingen zijn beoogd.

Als de wetgever daadwerkelijk doorgaat met het versoepelen van het ontslagrecht, lijkt het een logische stap ook veranderingen aan te brengen aan de wettelijke regeling van het concurrentiebeding. In dat geval is het logisch om een nieuw onderzoek te doen naar het concurrentiebeding, aangezien veel van de informatie in deze scriptie dan verouderd zou zijn. Met betrekking tot nieuwe jurisprudentie ben ik van mening dat het ook goed mogelijk is om dit document up-to-date te houden, zoals ik ook in mijn aanbevelingen heb aangegeven.

Tot slot wil ik zeggen dat ik gedurende dit onderzoek erg veel geleerd heb. Ik heb nu een veel beter inzicht in hoe het concurrentiebeding precies in elkaar zit, terwijl ik hiervoor alleen in grote lijnen wist wat een concurrentiebeding was. Ik ben daarom ook erg bij dat ik deze onderzoeksopdracht heb mogen doen.

Literatuurlijst

Boeken

Baarda, De Goede en Teunissen 2005

Baarda, De Goede en Teunissen, Basisboek kwalitatief onderzoek. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen: Stenfert Kroeze 2005.

Van Genderen 2004

D.M. Van Genderen e.a., Arbeidsrecht in de praktijk, Den Haag: Sdu Uitgevers 2004 Grapperhaus 1995

F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie: beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werkgever ten opzichte van zijn voormalig werkgever, Deventer: Kluwer 1995 Van der Grinten & Bouwens 2008

W.C.L. van der Grinten & W.H.A.C.M. Bouwens, Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer:

Kluwer 2008 Hollants 2009

M.C.A. Hollants e.a., Praktijkgids Arbeidsrecht 2009, Deventer: Kluwer 2009 Loonstra & Zondag 2006

C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Sdu Commentaar Arbeidsrecht I, Den Haag: Sdu Uitgevers 2006, p. 477-478.

Loonstra 2000

C.J. Loonstra, Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst, Den Haag: Elsevier 2000.

Michielsen 2004

Y. Michielsen, Het concurrentiebeding: Handleiding voor de praktijk, Alphen aan den Rijn:

Kluwer 2004 Quist 2004

J.P. Quist, Het concurrentiebeding nader beschouwd: Een vergelijk tussen het (huidige en komende) Nederlandse recht en de Belgische regeling, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2004, p. 11-12.

Artikelen

Haseborg 2007

R.P.J. ter Haseborg, ‘Geldigheid concurrentiebeding na ingrijpende functiewijziging’, Nederlands tijdschrift voor Sociaal Recht 2007-2, p. 1-4.

Peters & Knipschild 2007

A.E. Peters & E. Knipschild, ‘Het wetsvoorstel concurrentiebeding verworpen. Wat geldt nu?’,

A.E. Peters & E. Knipschild, ‘Het wetsvoorstel concurrentiebeding verworpen. Wat geldt nu?’,