• No results found

Analyse van het model

In document “Towards innovation as a culture” (pagina 48-52)

In deze paragraaf zal onderzocht worden of de veronderstelde verbanden in het conceptueel model inderdaad bewezen kunnen worden. Daarom wordt in figuur 7.2 nogmaals het conceptueel model

gepresenteerd.

+

+

+

+

+

+

Strategie Structuur Stijl van

leidinggeven Kennisniveau v/d medewerkers

Kennisproces bij

+

+

+

+

+

+

+

Strategie Structuur Stijl van

leidinggeven Kennisniveau v/d medewerkers

Kennisproces bij

Bedrijf X

7.5.1 Correlaties

In het conceptueel model werd de verwachting weergegeven dat de vier organisatiefactoren een relatie met het kennisproces vertonen. Daarnaast werd verondersteld dat deze organisatiefactoren ook onderling een samenhang vertonen. Hierbij was de verwachting dat de strategie een samenhang vertoont met de structuur en de stijl van leiding geven. Daarnaast was de verwachting dat er een samenhang tussen de stijl van leiding geven en het kennisniveau van de medewerkers bestaat. Deze relaties zijn berekend met behulp van de Pearson correlatiecoëfficiënt. De resultaten daarvan zijn weergegeven in tabel 7.24. Variabelen 1. Kennisproces 2. Strategie 3. Structuur 4. Stijl van leiding geven 5. Kennisniveau medewerkers 1. Kennisproces 1 0,27** 2. Strategie 0,00 1 3. Structuur 0,120,29 0,040,65 1 0,22 **

4. Stijl van leiding geven

0,00 0,05 0,45 0,010,88 1 0,25 ** 5. Kennisniveau medewerkers 0,01 0,15 0,29 0,110,46 0,030,84 1

Tabel 7.24: Pearson’s correlatiecoëfficiënten1

In de tabel geeft het bovenste getal de correlatie weer en het onderste getal de significatie. Dikgedrukte uitkomsten betekenen dat ze significant gecorreleerd zijn. Uit tabel 7.26 blijkt drie organisatiefactoren een significant positief verband hebben met het kennisproces. Deze drie zijn; strategie, stijl van leiding geven en het kennisniveau van de medewerker. De enige organisatiefactor waarbij geen significant verband is vast te stellen is de structuur. Dit kan echter wellicht verklaard worden door de verdeeldheid onder de respondenten over de geografische structuur. In het conceptueel model werd ook verondersteld dat er een aantal relaties tussen de organisatiefactoren bestaan. Uit tabel 7.26 blijkt echter door voor die veronderstelde relaties geen bewijs is gevonden.

In figuur 7.3 wordt nogmaals het conceptueel model gepresenteerd. Nu zijn echter de gevonden verbanden hierin weergegeven. Een dikgedrukte streep geeft aan dat er een verband gevonden is. Een stippellijn geeft aan dat dit verband in het onderzoek niet gevonden is.

Figuur 7.3: Conceptueel model met de gevonden verbanden.

In figuur 7.3 wordt duidelijk dat 3 van de 7 verwachte verbanden bewezen konden worden. Voor de overige 4 verbanden is in dit onderzoek geen bewijs gevonden.

7.5.2 Regressieanalyse

Daarnaast is er gekeken naar de regressieanalyse om te onderzoeken hoeveel van de variantie in de afhankelijke variabele ‘Kennisproces’ bij Bedrijf X verklaard kan worden met behulp van een meervoudige regressieanalyse. Wanneer de variabele strategie in de vergelijking gestopt wordt is het resultaat significant en de uitkomst van de adjusted R2 is 0,20. Met behulp van de stapsgewijze lineaire regressie zijn de andere variabelen getest. Allereerst werd ‘Structuur’ toegevoegd. Hierdoor was geen van de ingevoerde variabelen significant. Daarom is structuur buiten de verdere regressieanalyse gelaten. De volgende variabele die werd toegevoegd aan de vergelijking was de ‘Stijl van leiding geven’. Ook deze uitkomst was significant met een uitkomst van 0,26 op de adjusted R2. Tot slot werd ook de variabele ‘Kennisniveau van de medewerkers’ toegevoegd en de uitkomst van de adjusted R2 was 0,31 met een significant resultaat. Dit betekent dat deze drie variabelen voor 31% een verklaring geven voor de variantie in de afhankelijke variabele; ‘Kennisproces’.

8. Conclusies

In dit hoofdstuk zullen de conclusies van het onderzoek besproken worden. Hierin zal antwoord gegeven worden op de verschillende deelvragen en de hoofdvraag van het onderzoek. Daarna volgt er discussie waarin aanbevelingen voor Bedrijf X zijn opgenomen om de laatste deelvraag van de vraagstelling te beantwoorden.

8.1 Organisatiefactoren

De eerste deelvraag ging over de organisatiefactoren bij Bedrijf X die een invloed hebben op het kennisproces. Uit het onderzoek blijkt dat de strategie die Bedrijf X wil voeren niet bekend is bij de leden van de organisatie. Een gevolg hiervan is dat er geen collectieve ambitie heerst om een bepaald doel na streven. Als voornaamste antwoord op de vraag wat de respondenten denken dat de strategie van Bedrijf X is, kwam naar voren: op (korte termijn) zoveel mogelijk geld verdienen. Het probleem met een dergelijke strategie is dat daar niet op te sturen is. Daar komt bij dat er een korte-termijn focus is waarin niet structureel gekeken wordt welke kennis nodig zal zijn in de toekomst. Er wordt daarom reactief gehandeld op veranderingen in de markt terwijl de focus ligt op het kunnen voldoen aan specifieke klantvragen. Een dergelijke klantgeoriënteerde focus kan nadelig werken op het kennisproces.

Bedrijf Xheeft een operationele structuur waarbij het eindproduct centraal staat. Door de lage mate van integratie ontstaan zogenoemde kennissilo’s op dochterondernemingniveau. Bij Bedrijf X heerst nagenoeg geen groepsgevoel en de leden voelen zich niet betrokken bij de organisatie. Dat kan mede verklaard worden door de geografische spreiding van de dochters. Er is echter gebleken dat de meningen hierover te sterk verdeeld waren om hier een eenduidige conclusie over te kunnen trekken.

Door de stijl van leiding geven wordt er geen geschikt klimaat gecreëerd voor het kennisproces. Dit heeft een aantal oorzaken. Ten eerste worden de medewerkers te weinig geprikkeld om met nieuwe ideeën te komen of bijvoorbeeld trainingen te volgen om het kennisniveau te verhogen. Ten tweede worden de medewerkers te weinig beloond voor het komen met nieuwe ideeën of initiatieven waardoor in de toekomst de motivatie om dit te doen zal afnemen. Ook is gebleken dat de leidinggevenden het samenwerken met andere dochterondernemingen niet stimuleren. Dit zou mede een verklaring kunnen zijn voor het feit dat er weinig wordt samengewerkt en dat er sprake is van weinig integratie.

Tot slot kan geconcludeerd worden dat het kennisniveau van de medewerkers van Bedrijf X vrij laag is. Het gemiddelde opleidingsniveau van driekwart van de respondenten is MBO of lager. Dit kennisniveau wordt nauwelijks verhoogd omdat er weinig opleidingen, trainingen, enzovoorts gevolgd worden. Het blijkt dat dit ook niet gestimuleerd wordt vanuit de leidinggevenden. Vanwege het lage opleidingsniveau en het niet volgen van opleidingen, trainingen, enzovoorts kan geconcludeerd worden dat de voornaamste vorm van kennis die aanwezig zal zijn bij Bedrijf X, sensorische kennis is. Een probleem dat hierdoor ontstaat is dat men niet goed kan omschrijven wat men precies doet en daarom kan dit een negatieve invloed op het kennisproces hebben. Omdat er veel sensorische kennis aanwezig is, zou de aanwezigheid van een mentorschap kunnen helpen om de aanwezige kennis toch over te brengen. Het blijkt echter dat er geen duidelijk mentorschap in de organisatie is. Uit het onderzoek naar de organisatiefactoren is dus gebleken dat door de organisatie geen goed raamwerk gecreëerd wordt waarbinnen het innovatie- en kennisproces kan worden toegepast.

8.2 Kennisproces

De volgende deelvraag ging over het kennisproces en hoe dat in de huidige situatie verloopt. Er kan geconcludeerd worden dat het kennisproces bij Bedrijf X onvoldoende is. Bij elke fase van het kennisproces kunnen een aantal knelpunten vastgesteld worden waardoor dit proces niet goed doorlopen wordt. Dit begint bij de initiatie van het proces en het creëren van kennis waar weinig aandacht aan wordt besteed. Dit werkt uiteraard door in het de rest van het proces waardoor het gehele proces niet gestructureerd verloopt en daardoor kan het kennisniveau van de organisatie niet verhoogd worden. Uit het onderzoek blijkt dat het kennisproces voornamelijk geïnitieerd wordt door specifieke klantvragen en andere externe factoren. Er wordt ook weinig kennis gecreëerd en wanneer

er externe bronnen geraadpleegd worden om kennis op te doen blijkt dat de huidige leveranciers de voornaamste externe bron zijn van kenniscreatie. Maar ook nu blijkt weer dat de klanten hoog scoren. Dit sluit aan bij de uitkomsten van de eerder onderzochte onderwerpen (strategie en initiatie van het kennisproces). Zelf kennis creëren gebeurt voornamelijk door het huidige werk te evalueren maar dat betekent dat er nog steeds voornamelijk binnen de bestaande grenzen van de organisatie gebleven wordt. Er wordt weinig kennis opgeslagen en ook weinig kennis met elkaar gedeeld. Uit de organisatiefactoren is gebleken dat er kennissilo’s kunnen ontstaan en dat wordt in het kennisproces ook bevestigd. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de leden van de organisatie gehecht zijn aan de huidige routines en kennisdelen niet als een toegevoegde waarde zien. Ook een overkoepelend ICT-systeem ontbreekt waar gemakkelijk kennis gedeeld zou kunnen worden. Omdat er weinig kennis gecreëerd, opgeslagen en gedeeld wordt, is het lastig om nieuwe kennis toe te passen; het is er nou eenmaal nauwelijks. Dit heeft ook tot gevolg er geen volledig proces is waarbij de output van het eerste proces niet kan dienen als input voor het volgende proces. Hierdoor is het kennisproces bij Bedrijf X geen iteratief proces waardoor het kennisniveau ook niet naar een hoger niveau getild wordt. Verder is onderzocht welke oorzaken het kennisproces belemmeren bij Bedrijf X. De voornaamste oorzaken waren financiële factoren, beschikbaarheid (en kwaliteit) van het personeel, gebrek aan stimulans en het ontbreken van voldoende markt- en materiaalkennis.

De volgende deelvraag ging over de samenhang tussen de ondersteunende organisatiefactoren en het kennisproces bij Bedrijf X. Uit het onderzoek blijkt dat er een aantal organisatiefactoren zijn die veroorzaken dat het kennisproces onvoldoende is. Drie van de vier onderzochte organisatie-factoren vertonen inderdaad een samenhang met het kennisproces. Alleen bij de structuur kon dit verband niet bewezen worden. Deze drie organisatiefactoren (strategie, stijl van leiding geven en kennisniveau van de medewerkers, verklaren voor 31% de variantie in het kennisproces.

Er kan dus geconcludeerd worden dat de strategie inderdaad een verband heeft met het kennisproces. Dat betekent dat de korte-termijn focus en lage mate van integratie een negatieve invloed heeft op het kennisproces. Ook de stijl van leiding geven is een oorzaak van de lage score op het kennisproces. Tot slot, het lage kennisniveau draagt bij aan deze lage score. In de volgende paragraaf zullen een aantal aanbevelingen besproken worden om dit te verbeteren.

In document “Towards innovation as a culture” (pagina 48-52)