• No results found

Het plangebied ligt op de flank van de Kale Berg aan de rand van een droog dal. De top van de na-tuurlijke ondergrond ligt in het noordoosten op circa 25,7 m + NAP en loopt af in zuidwestelijke rich-ting naar circa 24,5 meter + NAP. In het westen van het plangebied ligt de top van de natuurlijke on-dergrond het laagst, op circa 22,4 meter + NAP. Het vlak is op enkele plaatsen verdiept om te zien of er nog oudere sporen aanwezig waren. Deze zijn niet aangetroffen. De vulling van de sporen bestaat over het algemeen uit zwak siltig, matig fijn tot, matig grof zand waarin een sterke grindige component aanwezig is. De als natuurlijk en als recent geïnterpreteerde sporen worden in deze analyse buiten beschouwing gelaten. Voor een overzicht met interpretatie en volledige beschrijving van de sporen wordt verwezen naar de bijlagen 5 en 6.

12035335 LOC.HAM.PRO Pagina 9 van 44

Nederzettingsterrein Late Bronstijd – Vroege IJzertijd (1100 - 500 v. Chr.)

Binnen het plangebied ligt een nederzettingsterrein uit de Late Bronstijd – Vroege IJzertijd. Globaal kan op basis van de landschappelijke ligging, de bodemopbouw en de conservering van de sporen een tweedeling binnen het plangebied worden gemaakt. De top en het zuidwestelijke deel, (werkput-ten 1, 3, 5 en 8) liggen in het deel van het plangebied met een relatief dun beschermend dek, en lig-gen op de flank van de Kale berg. Dit deel van het plangebied (o.a. zone A+B) kenmerkt zich door de relatief slecht bewaarde grondsporen, natuurlijke sporen en een aantal grotere kuilen. In de top van het grindrijke zand zijn nog enkele sporen bewaard gebleven tot een diepte variërend van 5 tot 20 cm.

Opmerkelijk is de grote hoeveelheid klapperstenen (zie paragraaf 5.3) die in dit deel zijn gevonden.

Op basis van de in dit deel aanwezige clusters van paalsporen en de oriëntatie van deze clusters aangenomen dat binnen dit gedeelte waarschijnlijk twee zones met bebouwing aanwezig is geweest.

In zone A heeft mogelijk een huis van het type Elp/Emmerhout gestaan. Zone B wordt gezien als een zone waar mogelijk kleinere bijgebouwen (spiekers) hebben gestaan. Een directe datering voor de structuren ontbreekt nog maar er wordt aangenomen dat ze binnen de context van de Late Bronstijd – Vroege IJzertijd nederzetting passen.

Het tweede gedeelte ligt in het noordwesten van het plangebied (westelijk deel werkput 6 en werkput 7). Hier is de conservering van de aangetroffen grondsporen beduidend beter. In dit gedeelte zijn overtuigende paalsporen met en zonder insteek aangetroffen. Daarnaast is veel aardewerk uit de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd gevonden, zowel bij de aanleg van het vlak als in de grondsporen.

De paalsporen vormen tenminste één huisplattegrond, structuur C een klein huis of grote schuur uit de Vroege IJzertijd aanwezig. Deze plattegrond wordt oversneden door een tweede plattegrond, structuur D. Vanwege de beperkte oppervlakte die hier is opgegraven, is over het type van deze plat-tegrond geen uitsluitsel te geven.

Tussen de twee gedeeltes ligt werkput 6 (deel van de ontsluitingsweg). Waar relatief weinig sporen zijn aangetroffen. Vanwege de beperkte oppervlakte (de te verstoren gedeeltes) van de opgraving is het nog niet mogelijk om een begrenzing of een compleet beeld van de nederzetting te geven.

Cluster grondsporen, zone A, datering Late Bronstijd – Vroege IJzertijd

In het noordoosten van het plangebied is een zuidwest – noordoost georiënteerde cluster van grond-sporen aanwezig. Het beeld van dit cluster wordt beperkt door de recente verstoring die in het midden van deze cluster aanwezig is (de sporen 48, 50). Daarnaast zijn in dit deel relatief veel natuurlijke vlekken (de sporen 17, 19, 23-28, 33, 36, 38, 39, 43-45, 47, 51, 54, 56, 60, 61, 63-67) aanwezig die een analyse verder beperken. Hoewel een antropogene oorsprong bij een aantal van deze sporen mogelijk zou kunnen zijn, overtuigen ze niet genoeg om te betrekken bij de analyse. De sporen 20, 32, 42, 52 en 62 zijn geïnterpreteerd als kuilen. Ze zijn lichtbruin tot bruin van kleur en hebben een diepte van 30 tot 56 cm beneden het vlak. Alleen spoor 62 wijkt af, deze kuil is grijsbruin en heeft een diepte van 18 cm beneden het vlak. Bovendien zijn in deze kuil klapperstenen aangetroffen.

Overtuigende paalkuilen zijn de sporen 18, 34, 37, 46, 53, 55 en 67. De vulling van de paalkuilen variëren in kleur van lichtbruin tot lichtgrijs. De sporen 18, 37, 55 en 67 hebben een diepte van circa 20 cm beneden het vlak, waarbij spoor 34 nog een diepte van 26 cm en spoor 53 een diepte heeft van 32 cm. Naast deze overtuigende paalkuilen zijn een aantal grondsporen als de onderkant van paalsporen geïnterpreteerd. Deze grondsporen (31, 30 en 40) zijn grijs van kleur en hebben een diep-te van 6 tot 10 cm beneden het vlak. Deze paalkuilen bevinden zich in een zone met een breeddiep-te van circa 3 meter en een lengte van minimaal 16 meter.

12035335 LOC.HAM.PRO Pagina 10 van 44

In deze zone is geen aardewerk aangetroffen waarmee de sporen kunnen worden gedateerd. Gezien de datering van het aardewerk binnen het gehele plangebied wordt een eventuele structuur in zone A in de Late Bronstijd – Vroege IJzertijd geplaatst. Hierbij wordt de suggestie gedaan dat het hier mo-gelijk de restanten van de in deze periode gangbare structuur, een zogenaamd long house betreft. De breedte van drie meter komt overeen met de breedte die voorkomt in de middenbeuk van de huisty-pes Elp/Emmerhout en de lengte kan nog in noordoostelijke richting doorlopen.8 Hoewel er ook plat-tegronden van deze types bekend zijn met een lengte van 16 meter.9 Overigens wordt aangenomen dat zowel de buitenstijlen als binnenstijlen even diep zouden zijn ingegraven bij het type Emmerhout.

Bij de Elp variant zijn relatief weinig grondsporen en kan de draagconstructie zijn overgenomen door nokstijlen waardoor er geen sprake hoeft te zijn van diep ingegraven buitenstijlen.10 Gezien de slechte conservering van de sporen en het beperkte beeld blijft deze interpretatie voor discussie vatbaar.

Figuur 3. Overzicht van het noordoostelijke vlak gezien vanuit het noordoosten

Cluster grondsporen, zone B, datering Late Bronstijd – Vroege IJzertijd

Net zoals bij het sporencluster in het noordoosten van het plangebied is ook de conservering van de grondsporen in dit gedeelte van het terrein niet optimaal. Hoewel de bodem hier minder is verstoord door recente ingravingen is het beeld beperkt. In dit gedeelte zijn ook natuurlijke vlekken (sporen 73, 76, 77, 79-81, 88, 90, 91, 96-98, 142) aanwezig die een analyse verder beperken. Hoewel een antro-pogene oorsprong bij een aantal van deze sporen mogelijk zou kunnen zijn, overtuigen deze sporen niet genoeg om te betrekken bij de analyse.

Van de aanwezige grondsporen zijn de sporen 1, 3, 72, 74, 78, 82, 84, 93, 139, 141, 144, 147 als paalsporen geïnterpreteerd. De kleur varieert van lichtbruin (geel gevlekt) tot lichtgrijs (geel gevlekt).

Slechts drie van de sporen (1, 3 en 74) hebben een diepte van 20 cm of meer. De diepte van de ove-rige grondsporen varieert tussen de 10 en 20 cm. Naast deze sporen zijn nog een aantal grondsporen

8 Waterbolk 2009.

9 Bouwmeester 2008b.

10 Huijts 1989.

12035335 LOC.HAM.PRO Pagina 11 van 44

geïnterpreteerd als de onderkant van een paalkuil (de sporen 75, 85, 87, 94, 145 en 148).

Deze sporen zijn eveneens lichtgrijs tot lichtbruin van kleur en hebben een diepte die varieert tussen de 6 en 10 cm. Deze paalkuilen bevinden zich in een gebied van circa 12 bij 12 meter. Vanwege de verspreiding van de grondsporen is het niet mogelijk om een oriëntatie te achterhalen. Er zijn ook te weinig aanknopingspunten om tot een waarschijnlijke reconstructie te komen. Daarom wordt er vanuit gegaan dat de aangetroffen paalsporen moeten worden toegeschreven aan minimaal één structuur, waarvan de dimensies, type en oriëntatie onbekend zijn. Mogelijk betreft het een zone met kleine bijgebouwen zoals spiekers. In paalkuil, spoor 144, is een fragment aardewerk (vondst 42) uit de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd aangetroffen. Bij gebrek aan meer vondstmateriaal binnen deze zone wordt aangenomen dat ook deze sporen binnen de context van de Late Bronstijd – Vroege IJzertijd vindplaats moeten worden geplaatst.

Structuur C, klein woonhuis of grote schuur, datering Vroege IJzertijd

In het noordwesten van het plangebied is de conservering van de grondsporen goed te noemen. De paalsporen 10, 11, 12, 108, 110, 112, 118, 119, 121, 122, 132, 138, 163, 164, 165, 166 zijn geïnter-preteerd als wandpalen van structuur C. Een mogelijke ingang is herkend tussen de sporen 163-164 en 122-123. De diepte van de paalsporen van deze plattegrond varieert tussen de 12 en 30 cm. Een uitschieter is spoor 138 waarvan de diepte 46 cm bedraagt. De kleur van de grondsporen varieert van lichtgrijsbruin in het noordelijke deel van de plattegrond tot donkerbruin in het zuiden. De donkere kleur van de grondsporen in het zuiden wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van houtskool.

De sporen 113, 114 en 128 zijn mogelijke middenstaanders. Van spoor 113 is alleen de onderkant van circa 3 cm bewaard gebleven, waardoor deze in eerste instantie als natuurlijk is geïnterpreteerd.

Spoor 114 en 128 zijn relatief ondiep, namelijk 10 en 12 cm. Alle drie de sporen zijn lichtbruin van kleur en geel gevlekt. In de noordwestelijke hoek van de plattegrond ontbreekt een deel van de grondsporen. Dit kan worden verklaard doordat de natuurlijke ondergrond aan deze zijde sterk afloopt van 23,7 m + NAP naar 23,2 m + NAP. De aangetroffen plattegrond heeft een ingang aan de lange zijde die de plattegrond in twee delen van ongelijke lengte verdeeld. De huisplattegrond heeft een totale omvang van 5 bij 11 meter waarbij het mogelijk is om drie compartimenten te onderscheiden.

Het middendeel is in dit geval circa 4 meter breed waarbij de beide naastgelegen compartimenten respectievelijk circa 2,5 en 3,5 meter bedragen.

De huisplattegrond wordt vanwege het aangetroffen aardewerk in de periode 800 - 500 v. Chr. ge-plaatst. Het aardewerk is in de paalsporen 108, 121, 132, 138, 164 en 166 aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat veel aardewerk in de periode Late Bronstijd – Vroege IJzertijd dateert maar dat er ook fragmenten (in de sporen 108, 138 en 166) zijn aangetroffen die alleen in de Vroege IJzertijd worden geplaatst. De plattegrond valt hiermee in een periode waarin opvallende veranderingen optreden in de huizenbouw. De huizen worden in deze fase korter dan de Midden – Bronstijdhuizen, waarbij twee tegenover elkaar gelegen ingangen zijn te herkennen en de daklast wordt gedragen door palen die buiten de wand van het huis zijn geplaatst. Hierdoor doet het huis relatief breed aan.11

De plattegrond is op hoofdlijnen vergelijkbaar met huisplattegronden zoals die zijn aangetroffen op onder andere de Colmschater Es in Deventer.12 De plattegronden op de Colmschater Es uit de Late Bronstijd – Vroege IJzertijd zijn relatief klein, namelijk 12 bij 5 meter en 12 bij 7 meter. Deze huisty-pes zijn drieschepig met slechts twee paar staanders, waarbij de huisplattegronden drie

11 Fokkens en Roymans 1991.

12 Fokkens en Roymans 1991.

12035335 LOC.HAM.PRO Pagina 12 van 44

menten hebben. De plattegrond sluit op basis van deze kenmerken en de datering aan op de variant van het overgangstype Hijken met relatief veel buitenstijlen maar geen wandgreppel.13

Een vergelijkbare plattegrond (zonder middenstaanders) op het Colmschate terrein is huis/schuur G1.14 Bij deze plattegrond is opgemerkt dat hij in typologisch opzicht is te beschouwen als een directe voorganger van de gebouwen uit de Vroege IJzertijd van het overgangstype Hijken. De palen in of direct buiten de wanden van dit gebouw uit de Late Bronstijd is in Colmschate iets minder symme-trisch geplaatst en minder strak uitgelijnd dan die van de iets jongere, karakteristieke – eveneens relatief korte – huizen van het overgangstype Hijken. Verder valt op dat in de spatiëring van de palen bij dit gebouw een groter onderscheid bestaat tussen de lange en korte zijden dan bij de huizen uit de Vroege IJzertijd. Structuur C is als (een voorganger van) het overgangstype Hijken geïnterpreteerd.

Spoor 128 wordt oversneden door spoor 134 van structuur D en is zodoende ouder.

Figuur 4. Structuur C (zwart) met mogelijke middenstaanders (donkergrijs) en structuur D (lichtgrijs), schaal 1:200

13 Huijts 1989.

14 Hermsen 2007.

12035335 LOC.HAM.PRO Pagina 13 van 44

Figuur 5. Een vergelijkbare plattegrond (zonder middenstaanders) op het Colmschate terrein, huis/schuur G1

Structuur D, datering Vroege IJzertijd

Structuur C wordt oversneden door een lijn van paalkuilen (117, 120, 123, 126, 129, 130, 131 133, 135, 136, 137, 138) met een noordoost - zuidwest oriëntatie. De paalkuilen variëren in diepte van 16 tot 30 cm beneden het vlakniveau. De sporen 129,130 en 131 zijn relatief ondiep met een diepte van 6 tot 12 cm. De vulling van de sporen is vergelijkbaar met die van structuur C. De sporen zonder houtskool zijn lichtbruingrijs van kleur terwijl de sporen met houtskool donkerbruin tot bruingrijs van kleur zijn.

Op basis van de datering van het aardewerk dat in de paalsporen (117, 129, 130, 134, 162) en de oversnijding van structuur C wordt uitgegaan van een datering in de Vroege IJzertijd. Waarbij net zoals bij structuur C wordt opgemerkt dat veel aardewerk in de periode Late Bronstijd – Vroege IJzer-tijd dateert maar dat er ook fragmenten (in de sporen 117, 129 en 164) zijn aangetroffen die alleen in de Vroege IJzertijd worden geplaatst.

De palen worden geïnterpreteerd als wandpalen met bijbehorende halfportalen. De halfportalen be-staan uit de koppels; 133 en 135, 129 en 134, 120 en 162. Dergelijke halfportalen komen onder ande-re voor in plattegrondtypes zoals Elp/Emmerhout en overgangstype Hijken uit de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd.15 Beide opties zijn vooralsnog mogelijk. Hierbij wordt opgemerkt dat een tweede huisplattegrond van het overgangstype Hijken gezien de datering in de Vroege IJzertijd het meest voor de hand ligt. In dat geval is er sprake van een zuidwest – noordoost georiënteerde plattegrond waarvan alleen de kopse kant aangesneden. Een verkorte uitvoering van een Elp/Emmerhout type kan echter niet worden uitgesloten wat zou leiden tot een noordwest –zuidoost georiënteerde platte-grond.

15 Huijts 1989.

12035335 LOC.HAM.PRO Pagina 14 van 44

Cluster paalsporen, Late Bronstijd – Vroege IJzertijd

Ten noorden van structuur C zijn bij de aanleg en het opschaven van de profielen nog een viertal sporen aangetroffen. Spoor 7 is een paalspoor die is aangetroffen in proefsleuf 2/werkput 6. Dit spoor is gedocumenteerd in profiel 4 waaruit blijkt dat het een schuine paalzetting (richting het noorden) betreft. De vulling is lichtgrijsbruin van kleur en het diepste punt ligt op 30 cm. Vergelijkbaar met an-dere vondsten uit deze zone is in dit spoor aardewerk (vondst 2 en 3) uit de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd aangetroffen.

Daarnaast is in profiel 9 een spoor ten westen van de greppel spoor 109 waargenomen. Dit spoor is lichtbruin grijs van kleur en 10 cm diep en gedeeltelijk opgenomen in de bovenliggende bioturbatie laag (zie figuur 1). In profiel 10 is een lichtbruin grondspoor aangetroffen. Dit grondspoor lijkt te be-staan uit twee paalkuilen maar mogelijk betreft het hier een grotere kuil. Dit spoor heeft een lichtbrui-ne vulling. Het spoor doorsnijdt de bioturbatielaag en wordt afgedekt door de Bw-horizont. De weste-lijke “paalkuil” heeft een diepte van 40 cm en de oosteweste-lijke “paalkuil” een diepte van 22 cm. Bij de aanleg van profiel 10 is het laatste spoor (167) van de opgraving aangetroffen. Dit is een paalspoor van 12 cm diep met een ronde vorm in de coupe en een lichtbruine vulling.

Overige grondsporen, paalkuilen

De sporen 57 en 58-59 zijn twee paalkuilen met een insteek ten westen van structuur A. Deze paal-sporen wijken af ten opzichte van het paal-sporencluster in zone A. De paalpaal-sporen met insteek hebben een grotere diameter en zijn grijsbruin tot lichtbruin van kleur waarbij de insteek (spoor 58) van paal-kuil spoor 59 roodbruin van kleur is. De rode verkleuring van de insteek wijst op mogelijke verhitting van de vulling of natuurlijke ijzer neerslag. Paalspoor 59 heeft in de coupe de vorm van een punt en is 40 cm diep. Paalspoor 57 is 20 cm diep.

Sporen 104-106 vormen een cluster van drie paalkuilen in het midden van werkput 6. Alle drie de paalkuilen zijn lichtbruin van kleur maar hebben een andere vorm in de coupe. Spoor 104 heeft een puntvorm en is 22 cm diep. Spoor 105 heeft een vlakke onderkant en is 30 cm diep. Spoor 106 heeft een ronde vorm en een diepte van 12 cm.

Spoor 158 is een geïsoleerd liggende paalkuil waar in nog het paalgat herkenbaar is. De vulling van het spoor is bruingeel gevlekt. Het paalgat heeft een ronde vorm en een diepte van 40 cm. De insteek van de paal heeft een vlakke onderkant en een diepte van 20 cm.

Overige grondsporen, kuilen

Naast de bij zone A besproken kuilen zijn ook de sporen 5, 6, 69, 70 en 151 als kuilen geïnterpre-teerd. Deze sporen liggen tussen zone A en B. Van sporen 5, 69 en 151 is alleen de onderkant be-waard gebleven. Het zijn kuilen met een lichtbruin (geel gevlekte) vulling, een vlakke onderkant en een diepte van circa 6 tot 12 cm. Spoor 6 is een rechthoekige kuil met een bruine vulling waarvan de vorm varieert van 20 cm en vlak in het noorden en waarbij aan de zuidzijde, een kleine afronding (28 cm) aanwezig is.

Spoor 70 ligt onder een recente verstoring (68). Nadat was verdiept onder de recente verstoring (tweede vlak) is gebleken dat het hier gaat om een kuil met een lichtbruine vulling, een komvorm en een diepte van circa 26 cm onder het tweede vlak. Deze kuil bestaat uit twee lichtbruine vullingen waarbij de onderste vulling iets roodgeel gevlekt is. De rode verkleuring wijst op mogelijke verhitting van de vulling of natuurlijke ijzer neerslag. Uit beide vullingen zijn grondmonsters genomen voor een

12035335 LOC.HAM.PRO Pagina 15 van 44

eventuele chemische analyse. Vanwege de beperkte context en inhoudelijke meerwaarde is het niet nuttig geacht om deze analyse te laten uitvoeren. Hierbij wordt opgemerkt dat in zowel spoor 69 als spoor 70 klapperstenen zijn aangetroffen.

Overige grondsporen, greppel of insteek groter grondspoor

Ten noorden van structuur C is een groter grondspoor (spoor 109) aangetroffen. De diepte van dit spoor neemt geleidelijk toe van 4 cm in het zuiden naar 20 cm in het noorden. De vulling is lichtbruin van kleur. In dit spoor is veel aardewerk (vondst 26, 47, 65 en 71) uit de Late Bronstijd - Vroege IJ-zertijd maar ook alleen aardewerk uit de Vroege IJIJ-zertijd aangetroffen. Spoor 109 is nu geïnterpre-teerd als de aanzet van een greppel. Omdat het spoor buiten de werkput verder loopt is een alterna-tieve interpretatie zeker mogelijk. Hierbij kan worden gedacht dat dit spoor de insteek is van een gro-ter spoor zoals een voorraadkuil, silo of mogelijk zelfs een wagro-terput

Overige grondsporen, natuurlijke sporen met klapperstenen

De sporen 17, 23, 27, 32, 33, 39, 67, 72, 73, 100, 119 zijn als natuurlijke sporen geïnterpreteerd. Op-vallend aan deze sporen is dat hier klapperstenen in zijn aangetroffen. De sporen representeren de natuurlijke variatie die in de ondergrond van het stuwwalrelict aanwezig is. Een antropogene oor-sprong wordt niet uitgesloten maar wel onwaarschijnlijk geacht.