• No results found

Voor het Amsterdamse modernisme zou speciaal deze stijl van veel betekenis worden gedurende de na-luministische kentering van 1911. Ook in dit

werk was Van Dongen zijn leeftijdgenoten in Nederland nog ver vooruit.

Eindnoten:

1 A.M. Hammacher, De levenstijd van Antoon der Kinderen, Amsterdam, 1932, 77 en 120; A. Plasschaert, Hollandsche

schilderkunst, Amsterdam, 1923, 272. Nijland was in 1896 en '97 leerling van Der kinderen.

2 A. Plasschaert, Hollandsche Schilderkunst, Amsterdam, 1923, 272. In de verzameling Hidde Nijland waren ongeveer 30 werken van Toorop: F.M. Huebner, o.c., 20.

3 A. Plasschaert, o.c., 272. In 1901 exposeerde Nijland op de ‘Eerste Internationale Tentoonstelling’, gehouden te 's-Gravenhage een schilderij met de titel De Seine (Cat. no. 146).

4 Coll. mevrouw E. Makkinga-van der Hoeven, Slotervaart-Amsterdam; Beeldende Kunst, IX, 1921, no. 27 (daar gedateerd: omstreeks 1902).

1 Madeleine O. Maus, o.c., 285.

2 Stilleven met lamp en ketel, inv. no. A 3052.

3 Zie Plt. (Plasschaert), ‘Dirk Nijland, Oldenzeel’, Onze Kunst, VII, 1905, 110; R.J(acobson), ‘Tentoonstelling van Dirk Nijland bij Oldenzeel’, Onze Kunst, XI, 1906, 239-240; W.S(teenhoff), ‘Tentoonstelling D. Nijland bij Wed. Erven Dorens en Zonen’, Onze Kunst, XII, 1907, 29; N.H. W(olf), ‘Tentoonstelling A. de la Rivière, H.A. van Oosterzee, Dirk Nijland, Stedelijk museum’, De Kunst, I, 1909, no. 81.

4 Rijksmuseum Kröller-Müller, inv. no. 116 kl. 3; (zwart krijt). 5 Rijksmuseum Kröller-Müller, inv. no. 490 gr.l.; (inkt en zwart krijt).

6 Groep mannen op een boot (O.I.-inkt) (afb. 11) en Man op een boot (O.I.-inkt), Rijksmuseum Kröller-Müller, inv. no. 166 kl. 26, resp. no. 490 kl. 1. Beide zijn in pointillé uitgewerkte gedeelten van een krijttekening Op de veerboot, Rijksmuseum Kröller-Müller, inv. no. 166 gr. 19.

7 Zie A.M. Hammacher, o.c., 65. 8 A. Plasschaert, o.c., 290.

9 Vm. collectie Otto van Rees (olie op papier). Volgens mededeling van de schilder ontstaan, toen hij bij Toorop te Domburg werkte.

10 Mededeling van de schilder. Hij bezocht dus niet het atelier Humbert (A. Plasschaert, o.c., 290). Bij Carrière werd naar model getekend en geschilderd; de oudere schilder vertoonde zich weinig. Van de jonge Fransen, die hij daar ontmoette, herinnerde Van Rees zich Braque.

2 Mededelingen van Otto van Rees. In 1911 heeft Van Rees weer op Montmartre gewoond: zie hfst. IV, Van Rees. Dat hij toen weer bewoner van rue Ravignan 13 zou zijn geweest (W. Enzinck, Otto van Rees, Helmond, z.j., 3-4) bleek nergens uit de door mij geraadpleegde bronnen.

3 Drie luministische werken uit 1905 (Fleury) zijn in het bezit van de heer en mevrouw Kuytenbrouwer-van Rees, Bilthoven.

4 Vm. coll. Otto van Rees.

5 Coll. de heer en mevrouw Kuytenbrouwer-van Rees, Bilthoven; Cat. 150 jaar Genootschap Kunstliefde, Centraal Museum, Utrecht, 1957, no 124.

6 Mededelingen van de schilder.

7 Van dit werk uit Fleury liet Otto van Rees mij enige foto's zien.

8 De Cat. Stedetijke Tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, Stedelijk museum, Amsterdam, 1907, vermeldt achter zijn naam: Kinderportret, Cypressen en Visscher, Anzio (studie): no. 343-345.

9 Zie hfst. I, Kees van Dongen. 1 Onze Kunst, XIII, 1908, 241-242. 2 Mededeling van de schilder. 3 A. Plasschaert, o.c., 77. 4 Coll. Petrus Alma, Amsterdam.

5 R.H. Wilensky, o.c., 202. Een speciale Seurat-expositie, verbonden aan die der Indépendants van 1905, was georganiseerd door Signac: A.H. Barr, o.c., 14. Zij bestond uit 40 werken: M. Raynal e.a., De Picasso au surréalisme, Genève, 1950, 9. In Frankrijk werd Seurats kunst, zoals bekend, in de volgende jaren een van de bronnen van het cubisme. Voor de Nederlanders - Alma, Toorop, Van Rees, Nijland en (zie hfst. IV) Van der Leck - leidde zij tot verstrakking van de vorm en tot groter aandacht voor het compositorische element; zeker niet tot cubisme. Op Alma, die, naar eigen mededeling, in deze tijd Picasso op Montmartre ontmoette, had de kunst van de Spanjaard toen zeker nog geen invloed. Omstreeks 1908 was Parijs voor buitenlanders vóór alles de stad, waar men het werk der Franse (neo-) impressionisten kon zien.

1 Mededelingen van mevrouw A. Schelfhout-van der Meulen. De Bock woonde in de laatste jaren van zijn leven, 1902-1904, te Haarlem.

2 Mevrouw Schelfhout was zo vriendelijk, mij beide foto's te laten zien. 3 Coll. mevrouw A. Schelfhout-van der Meulen, Voorhout.

4 Musée d'Art Moderne, Parijs. Deze invloed van Cézanne's werk op de Nabis bespreekt Dorival, o.c., 12.

5 Cézanne was medestichter van deze salon. In 1904 waren er, in een speciale zaal, 33 werken van hem te zien; in 1905 en 1906 10, in 1907 56: Catalogi Salon d'automne, Parijs, 1904-'07. Over de bekendheid van Cézanne's werk in deze jaren: Barr, o.c., 86-87.

6 Vallotton en Vuillard behoorden tot de stichters van de Salon d'automne: Catalogi Salon d'automne. Over het karakter van deze salon uitvoerig: Barr, o.c., 43-44.

7 Cat. Salon d'automne, 1906, no. 1520: Portrait du caricaturiste Pelele. 8 Cat. Salon d'automne, Parijs, 1906; Cat. Salon des Indépendants, Parijs, 1907.

9 Mededeling van mevrouw A. Schelfhout-van der Meulen. Op de foto, opgenomen in W. Uhde, o.c. naast p. 112, voorstellend het terras van het Café du Dôome, 1906, komen Schelfhout, Kikkert en Pascin voor (eveneens mededeling van mevrouw Schelfhout). In bovengenoemde memoires van Uhde zijn veel bijzonderheden over de ‘club du Dôme’ te vinden.

10 De discussies in de kring van het café du Dôme worden beschreven in W. Uhde, o.c., 130-134; voor het impressionisme was de bewondering algemeen: ‘die Namen Manet, Renoir, Cézanne klangen noch sehr frisch von unseren begeisterten Lippen.’ Zie ook de regels uit een spotgedichtje op deze kring: ‘Es schwebt ob ihrem Geschwefel - Der Geist eines Meier-Gräfel’. (De Duitse kunstkenner Meier-Graefe was de grote voorvechter van het Franse impressionisme in deze jaren. Uhde had hem te Parijs ontmoet: ibid., 121). Ook de jongere kunst kende men: ‘In Feiertagsrock und Sonntags-gilet - Da sitzt der Knabe im Dôme-Café. - Die Zunge tanzt Walzer, - Von Sibelis und Géricault, - Von Dingen, Van Dongen und Picasso!’ Uhde's enthousiasme voor Picasso's beginnende cubisme, in 1907, konden zijn vrienden echter niet volgen: ibid., 145; evenmin kenden zij (zoals Uhde) Picasso persoonlijk: ibid., 133.

11 Afgebeeld in F.M. Huebner, Lodewijk Schelfhout, Amsterdam, 1921.

1 In ditzelfde jaar 1907 ging Schelfhout over van de Salon d'automne (waar hij, na 1906, niet meer heeft geëxposeerd:

Catalogi Salon d'automne, Parijs, 1906-13) naar die der Indépendants, toen het impressionistische en

neo-impressionistische centrum. Achter zijn naam zijn in de Catalogus der Indépendants, Parijs, 1907, 7 werken vermeld, o.a. Nature morte, coupe de pommes, dat misschien met het twee jaar eerder ontstane, hiervóór besproken

Stilleven kan worden geïdentificeerd. Of de schilder in 1908-'10 op de Indépendants exposeerde, is mij onbekend. Van

1911 af wordt zijn naam geregeld in de catalogi van deze salon gevonden. 2 Gemeentemuseum, 's-Gravenhage, inv. no. T 90-34.

3 In het bezit van mevrouw Schelfhouf, die mij bovendien een foto liet zien van een in dezelfde trant geschilderd

Zelfportret, waarvan de verblijfplaats haar onbekend was.

4 Gemeentemuseum, 's-Gravenhage, inv. no. T 59-34.

5 K. Niehaus, Levende Nederlandsche kunst, 2de dr., Amsterdam, z.j., 26. Catalogus Cent Tableaux de Vincent van Gogh, Bernheim Jeune, Parijs, 1908. Er waren uit de tijd te Nuenen 5, te Arles 31, te St. Rémy 26 en te Auvers 11 werken te zien.

6 Conrad Kikkert, ‘Kunsthandel C.M. van Gogh: Vincent van Gogh’, Onze Kunst, XIV, 1908, 164-165. J.M., ‘Tentoonstelling Vincent van Gogh in de Galerie Bernheim’, Onze Kunst, XIII, 1908, 158-160.

1 Kikkert en Schelfhout hadden elkaar in Zandvoort leren kennen. Na Schelfhout's vertrek naar Parijs correspondeerde Kikkert geregeld met hem; sinds 1906 reisde hij af en toe naar Parijs, waar hij via Schelfhout in contact kwam met de kring van Uhde: zie hiervóór. Omstreeks 1910 besloot hij op aandringen van Schelfhout, zich definitief in de Franse hoofdstad te vestigen (mededelingen van Conrad Kikkert).

2 Tom Schilperoort, ‘Kees van Dongen’, Op de Hoogte, II, 1905, 735-739, 737.

4 T. Schilperoort, l.c. 5 Zie hfst. II, Sluyters. 6 Mededeling van Petrus Alma.

7 Conrad Kikkert, ‘Piet Mondriaan, Jan Sluyters en C. Spoor, Stedelijk Museum’, Onze Kunst, XV, 1909, 97-98. 1 T. Schilperoort, l.c.

2 Coll. Kees van Dongen, Parijs.

3 Museum Boymans, Rotterdam, collectie tekeningen van Van Dongen, inv. no. 26; opschrift: ‘Voor Kris van Kees September 1898’. De voorgestelde is waarschijnlijk de landschapschilder Christiaan Pieter Snijders, geb. 1881 te Rotterdam en bevriend met Van Dongen; zie F.G. Waller, Biografisch woordenboek van Nederlandsche graveurs, 's-Gravenhage, 1938. Van de tekeningen van Van Dongen uit de collectie van museum Boymans, die van veel belang is voor de bestudering van de vroege (teken-) stijl van de schilder, zijn slechts enkele gedateerd. In de volgende bladzijden is gepoogd de meeste van deze bladen chronologisch te ordenen. Over het algemeen heeft men voor Van Dongens werk vaak een m.i. te vroege datering aangenomen. Over deze tekeningen in het algemeen: D.H., ‘Teekeningen en aquarellen van Kees van Dongen’, Bulletin Museum Boymans, Rotterdam, I, 1937, no. 1, 10.

4 Museum Boymans, Rotterdam, tek. Van Dongen, inv. no. 2.

5 Van Dongen volgde van 1896-'98 lessen (zelf zei hij mij ‘avondlessen’) aan de Rotterdamse academie en vertrok 14 juli 1898 naar Parijs: Catalogus Tentoonstelling Kees van Dongen, Museum Boymans, Rotterdam, 1949, 9. Ook A. Plasschaert, o.c., 144, noemt het jaar 1898 voor dit vertrek. Het genoemde Portret van een schilder is gedateerd: ‘September 1898’ het Intérieur pauvre alleen ‘98’; misschien wijst de Franse titel op een ontstaan in Frankrijk. Op de stijl van deze aquarellen zal echter wel vooral de zojuist voltooide opleiding aan de Rotterdamse academie invloed hebben gehad.

6 Museum Boymans, Rotterdam, tek. Van Dongen, inv. no. 6. 7 Ibid., inv. no. 12.

8 Ibid., inv. no. 5. 9 Ibid., inv. no. 7.

1 A. Salmon, l'Air de la butte, Parijs, 1945, 39 en 43. Steinlen was o.a. door zijn illustraties in ‘Gil Blas’ in de negentiger jaren zeer bekend in Nederland: N.H. Wolf, ‘Th. A. Steinlen, tent. F. Buffa en Zonen, Amsterdam’, De Kunst, VI, 1913-'14, 18 okt. 1913 en H.M. Krabbé, ‘Steinlen’, Op de Hoogte, I, 1904, 21-24. Van Dongen zelf zei mij, naar Frankrijk te zijn vertrokken, omdat er toen in Rotterdam niets was, geen kunstleven, ‘alleen maar reders’. 2 Hiervan werd mij door Mme. Lievengoed, Galerie de Berri, Parijs, een foto ter hand gesteld.

3 Een foto naar deze tekening ontving ik eveneens van Mme. Lievengoed. Behalve een naambordje ‘Rue Ravignan’ draagt het blad het opschrift ‘voor Siebe ten Cate - Van Dongen 23 nov. 99’. Ten Cate exposeerde in de jaren 1903-'05 op de Salon d'automne en werd in 1905 lid van dit gezelschap: Catalogi Salon d'automne, Parijs, 1903-'05. Waarschijnlijk was hij een der vele Nederlanders, die toen de invloed van het Franse impressionisme ondergingen: men zie de titels van de in 1903 geëxposeerde schilderijen: Notre Dame effet de neige en Jetée du Havre. Van Dongen bewonderde zijn werk (mededeling van Van Dongen) en kreeg misschien via hem voor het eerst toegang tot de exclusieve Salon d'automne.

In welk jaar Van Dongen op Montmartre is gaan wonen, is mij onbekend. In zijn vroegste Franse tijd woonde hij buiten Parijs, omdat het leven daar goedkoper was (mededeling Van Dongen). In 1904 woonde hij in elk geval in de Impasse Girardon: zie tekst p. 26.

4 Coll. Galerie de Berri, Parijs.

5 T. Schilperoort, l.c., 736. ‘l'Assiette au beurre’, 1901, no. 30. 6 Museum Boymans, Rotterdam, tek. Van Dongen, inv. no. 33. 7 Ibid., inv. no. 11.

8 Ibid., inv. no. 15. 9 Ibid., inv. no. 19. 10 Ibid., inv. no. 16.

1 T. Schilperoort, l.c., 738.

2 Museum Boymans, Rotterdam, inv. no. 1171.

3 De Catalogus van de Salon d'automne, Parijs, 1904, vermeldt van Van Dongen een schilderij Chevaux (no. 404). Voor de veronderstelling, dat het in de tekst genoemde werk (part, bezit, Canada, foto Galerie de Berri, Parijs) in de tijd tussen 1902 en '04 ontstond, pleit ook de vermelding van een schilderij getiteld Cheval en charretier in de Catalogus

Exposition Van Dongen, Bernheim Jeune, Parijs, 1908 (no. 19) onder de groep werken uit de jaren tussen 1902 en

1904. - Voor het motief van voor de wagen gespannen paarden, dat ook in de volgende jaren vaak in Van Dongens kunst zal terugkeren, kunnen de gravures van Dupont van betekenis zijn geweest. Dupont woonde tussen 1896 en 1902 (of '03) in Frankrijk en was bevriend met Steinlen: A. Plasschaert, o.c., 148-149.

4 Coll. E.J. van Wisselingh en Co, Amsterdam. Vgl. Cat. Exposition Van Dongen, Bernheim Jeune, Parijs, 1908, no. 21:

Le Sacré Coeur (1902-'04).

5 Coll. M.L. de Boer, Amsterdam; Cat. Isaäc Israels, Jan Sluyters en anderen, M.L. de Boer, Amsterdam, 1957, no. 39. 6 Coll. E.J. van Wisselingh en Co, Amsterdam.

7 Part, coll., Nederland. Vgl. Cat. Exposition Van Dongen, Bernheim Jeune, Parijs, 1908, no. 22: La mer (Trouville) (1902-'04).

8 Deze tekening was geëxposeerd op de tentoonstelling ‘Albert Hahn en zijn tijd’, Waaggebouw, Amsterdam, 1954. Niet Van Dongen, maar Hahn won deze prijsvraag, waarvoor als prijs een vaste aanstelling als illustrator bij ‘Het Volk’ was uitgeloofd.

9 Men zie b.v. de in L'Assiette au beurre, 26 april 1902, opgenomen tekening met het onderschrift ‘Vous, hommes de devoir et de sincerité!...’

1 Coll. Kees van Dongen, Parijs.

2 In 1954 coll. Kees van Dongen, Parijs; de tegenwoordige verblijfplaats is mij niet bekend. 3 Museum Boymans, Rotterdam, tek. Van Dongen, inv. no. 25.

4 Ibid., inv. no. 10; Bulletin Museum Boymans, Rotterdam, I, 1937, no. 1, alb. p. 10.

Portrait de M-elle M... K... du Théâtre Antoine (no. 403), hoogstwaarschijnlijk een portret van de toen te Parijs opgang

makende Nederlandse toneelspeelster Marie Kalff.

7 T. Schilperoort, l.c., 735, 737. Fénéon schreef de inleiding voor de catalogus van deze expositie: R. Huyghe en G. Bazin, o.c., 125. Het was Van Dongens eerste ‘eenmansexpositie’: ibid., 105.

8 In de Catalogi Salon d'automne, Parijs, 1904 en 1905 wordt dit adres vermeld. De sfeer van Montmartre in die jaren werd o.a. beschreven door R. Huyghe en G. Bazin, o.c., 17-18 en door A. Warnod, Fils de Moutmartre, Parijs, 1955, 29-33.

9 In het artikel van T. Schilperoort, l.c., 1905 is een afbeelding opgenomen van een door M. Luce getekend Portret van

Van Dongen.

10 Een foto hiervan werd mij ter hand gesteld door Mme. Lievengoed, Galerie de Berri, Parijs. 11 Coll. Kees van Dongen, Parijs.

1 De schilder deelde mij mee, dat de kleuren in het zomerlandschap sterker waren dan die in het herfstlandschap, dat ik bij hem zag.

2 Museum Boymans, Rotterdam, tek. Van Dongen, inv. no. 36.

3 Ibid., inv. no. 32. Een werk met dezelfde titel noemt T. Schilperoort, l.c., onder de in de zomer van 1905 geschilderde landschappen.

4 Ibid., inv. no. 31. 5 Ibid., inv. no. 17. 6 Ibid., inv. no. 18. 7 Ibid., inv. no. 29.

8 Sc. de op het Frans impressionisme geïnspireerde. 9 L.c., 738.

10 Coll. galerie Bernheim Jeune, Parijs. Een afbeelding is opgenomen in G. Duthuit, o.c., p. 81. 1 G. Duthuit, o.c., 245.

2 De Catalogus Salon d'automne, Parijs, 1905, vermeldt van Van Dongen: La chemise (no. 1547) en Torse (no. 1548), beide schilderijen. De schilder exposeerde op deze befaamde salon misschien nog niet samen met de ‘fauves’ in één zaal: R. Huyghe en G. Bazin, o.c.. 105 en A.H. Barr, o.c., 55, geven bij de opsomming van de namen van de daar exposerenden niet die van Van Dongen.

3 T. Schilperoort, l.c., 739. Enkele titels van de hier geëxposeerde werken zijn te vinden in R. Huyghe en G. Bazin, o.c., 125. De kunsthandelaar Druet had sinds de stichting van zijn kunsthandel in 1903 belangstellling getoond voor Van Dongen's werk: ibid., 128.

4 Van Dongen, die in 1905 vóór de Salon d'automne, exposeerde bij Berthe Weul, rue Victor Massé, Montmartre (R. Huyghe en G. Bazin, o.c., 105) kan via haar winkeltje, dat in de afgelopen jaren tot trefpunt der toekomstige fauves was geworden (ibid., 128, A.H. Barr, o.c., 43) de Franse schilders hebben leren kennen. Vlaminck, die in ditzelfde jaar bij Berthe Weill exposeerde (B. Dorival, o.c., 74), kende Van Dongen in elk geval vóór zijn verhuizing naar rue Ravignan 13: Fernande Olivier, Picasso et ses amis, Parijs, 1933, 87. Het is ook mogelijk, dat Van Dongen reeds eerder, via zijn exposeren op de Salon des Indépendants, waar de fauves zich ‘thuis’ voelden, in contact met deze Franse collega's was gekomen. De openingen van de salons des Indépendants en d'Automne waren in die tijd belangrijke trefpunten: ibid., 106

5 In de zomer van 1905 reisde Picasso in gezelschap van Schilperoort naar Nederland: Fernande Olivier, o.c., 43. Het gezelschap verbleef o.a. te Bergen: zie J. Sabartès, Picasso, Documents iconografiques, Genève, 1954, 313 (afb. 89). 6 Fernande Olivier, o.c., 87-88.

7 In de volgende memoires zijn gedeelten aan Van Dongen's tijd in het ‘bateau lavoir’ gewijd: Fernande Olivier, o.c., 13, 87-91; André Salmon, o.c., 37-40; A. Warnod, o.c., 48 en Ceux de la butte, Parijs, 1947, 155-158. Een foto van Van Dongen met vrouw en kind uit deze tijd is opgenomen in eerstgenoemd werk naast p. 50.

8 B. Dorival, o.c., 136-137 en A.H. Barr, o.c., 83 dateren Van Dongens overgang naar het fauvisme omstreeks 1906. R. Huyghe en G. Bazin, o.c., 135, laat deze omstreeks 1905 al plaats vinden. Deze laatste datering wordt echter gebaseerd op de overgang van de schilder naar het werken in contrasterende kleuren in plaats van in toonschildering, die voor het eerst was te zien in de bij Druet geëxposeerde landschappen. Wanneer men hetgeen wij ‘versterkt neo-impressionisme’ noemden ‘fauvisme’ noemt, is Van Dongen inderdaad in 1905 overgegaan tot een fauvisme. Het verschil in jaartal is slechts een verschil in woordgebruik.

9 Vgl. G. Bazin (R. Huyghe en G. Bazin, o.c., 125), die opmerkt: ‘que la chronologie de cet artiste de notre temps est aussi difficile à établir que celle d'un primitif flamand, Van Dongen, pour qui la peinture n'est qu'une expression de sa fantaisie, n'ayant aucun soin de dater ni de cataloguer ses oeuvres’.

10 T. Schilperoort, l.c., 739.

11 De Cat. Salon des Indépendants, Parijs, 1906, vermeldt als inzending van Van Dongen: 4984 Aux Folies Bergères, 4986 Un pierrot, 4987 A la Galette, 4988 La Mattchiche, 4989 Une femme en gris, 4990 A la Galette (pastel) en 4991

Un tréteau (pastel).

12 Deze foto ontving ik van Mme. Lievengoed, Galerie de Berri, Parijs. De schilder aan, wie ik deze foto liet zien, dateerde het werk omstreeks 1905-'06.

13 Coll. Van der Klip, Parijs.

1 Museum Boymans, Rotterdam, tek. Van Dongen, inv. no. 30. 2 Men zie b.v.G. Duthuit, o.c., afb. p. 161 en 177.

3 De overgang van geaccentueerd neo-impressionisme naar fauvisme is een geleidelijke. Zie ook A.H. Barr, o.c., 59-62. In veel fauvistisch werk zijn nog steeds resten neo-impressionistische ‘colorbricks’; men zie b.v.G. Braque, Le port, Musée d'Art Moderne, Parijs en vele andere fauvistische werken uit de jaren 1905-'07.

4 Men zie Jaarverslag Rotterdamsche Kunstkring, Rotterdam, 1906 (archief Rotterdamsche Kunstkring, Rotterdam): ‘23 Mei-13 Juni, Schilder- en Teekenwerk van Kees van Dongen, Parijs’.

5 A.H. Barr, o.c., 83. F.M. Huebner, Die neue Malerei in Holland, Leipzig, 1921, 57-58, karakteriseert deze invloed, waardoor Van Dongen tot een gladder schildering en gebruik van grotere vlakken kleur zou zijn overgegaan.

(archief der Gemeentemusea, Amsterdam). Slechts één werk van Van Dongen: Parisienne (no. 110) was hier geëxposeerd. 8 Museum Boymans, Rotterdam, tek. Van Dongen, inv. no. 13.

9 Ibid., inv. no. 3. 10 R. Wilenski, o.c., 215.

11 Men zie b.v.A. Derain, Les péniches, 1904, part. bezit Parijs (afgebeeld in G. Duthuit, o.c., 137), dat ongeveer dezelfde compositie vertoont.

12 Men zie b.v. Rotterdam, Le port, aquarel, 1906, G. Besson, o.c., afb. 17.

1 Het motief van vlaggen, die een groot deel van het tafereel innemen, werd door de fauves graag gebruikt. Behalve op een ander werk van Van Dongen, Liverpool Lighthouse, Rotterdam (zie p. 30) nam b.v. Dufy het tot onderwerp in Le

quatorze juillet au Havre, 1906, part. bezit, Parijs, afgebeeld in J. Lassaigne, Dufy, Parijs, 1954, p. 24. Men zie ook

M. Raynal, e.a., Matisse, Munch Rouault, fauvisme et expressionisme, Genève en Parijs, 1950, 4 en 5. 2 Catalogi Salons des Indépendants en d'automne, Parijs, 1907.

3 Vgl. ook Fernande Olivier, o.c., 164, ‘Un assez long séjour qu'il fit en Hollande’.

4 Madeleine O. Maus, o.c., 357, noot 1. Van Dongen werd uitgenodigd, maar nam niet deel aan de expositie. 5 Van Dongen zei mij, Sluyters niet dan pas veel later ontmoet te hebben. Het is mogelijk, dat hij een ontmoeting met

Sluyters gedurende diens verblijf te Parijs zich later niet herinnerde; het lijkt echter onwaarschijnlijk, dat hij zich een contact met de bekende modernist Sluyters in 1907 ook niet meer zou herinneren.

6 Van Dongen verbleef in de jaren tussen 1900 en 1907 nog vaak in Nederland om er te schilderen: R. Huyghe en G. Bazin, o.c., 128. Misschien was hij in verband met de hiervóór vermelde expositie van 1906 in Rotterdam. 7 De schilder noemde mij onder het werk uit deze jaren ‘Amsterdamse schetsen’.

8 Vgl. de reeds genoemde bezoeken van Signac en Van Rijsselberghe aan ons land. In 1904 werkte Kandinsky in Scheveningen in neo-impressionistische trant: zie Catalogus Kandinsky und Gabriele Münter, Städtische Galerie, München, 1957, no. 23 en 24 en afb. 4.

9 Een foto van dit werk werd mij verschaft door Mme. Lievengoed, Galerie de Berri, Parijs.

10 Zie Catalogus Exposition Van Dongen, Bernheim Jeune, Parijs, 1908, waarin bij de afdeling werken, ontstaan in de jaren 1905-'07 wordt genoemd ‘Liverpool Lighthouse’ (Rotterdam). Voor de veronderstelling, dat dit werk niet vóór 1907 kan zijn ontstaan, pleit, behalve de stijl, het feit, dat Van Dongen het pas in het najaar van 1908 exposeerde op de Salon d'automne: Catalogus Salon d'automne, Parijs, 1908, no. 580.

11 Coll. Galerie de Berri, Parijs.

12 In genoemde catalogus van de expositie bij Bernheim-Jeune, 1908, wordt een werk met deze titel vermeld bij de groep tussen 1905 en '07 ontstane werken. Dat dit schilderij vóór het Nederlandse verblijf van 1907 zou zijn ontstaan, is, gezien de stijl, onwaarschijnlijk.

1 Coll. mevrouw Van Dongen, Monaco; gedateerd 1907 (op de achterlat); Cat. Europa 1907, Stedelijk museum, Amsterdam, 1957, no. 25.

2 De reis naar Nederland betekende geen verhuizing; tijdens zijn afwezigheid had Van Dongen zijn meubels tijdelijk in Picasso's atelier ondergebracht: Fernande Olivier, o.c., 164. In 1908 ontmoette Alma Van Dongen op Montmartre (mededeling Alma). (Het in de Cat.Salon d'automne, Parijs, 1908, opgegeven adres: 15, rue Richepanse, is het adres van de kunsthandel Bernheim-Jeune).

3 Cat. Salon d'automne, Parijs, 1909.

4 In 1954: coll. Kees van Dongen, Parijs; de tegenwoordige verblijfplaats is mij niet bekend. Geschilderd in het ‘bateau