• No results found

4. Resultaten

4.1 Resultaten ouders

4.1.1 Allochtone ouders

In deze paragraaf worden de resultaten van de enquête onder de 80 allochtone ouders besproken. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: de motivatie van de ouders, de inhoud en de vorm van het programma, de verwachtingen van de ouders over wat hun kinderen zullen leren en de

frequentie van de activiteiten.

1 Opmerking: bij de ouders wordt van ‘docent’ gesproken en niet van ‘OCM’er’ of ‘medewerker’, omdat in de enquête

33

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

4.1.1.1 Motivatie

Bijna alle ouders (98,8%) hebben een persoonlijke motivatie om mee te doen (zie tabel 6). Eén ouder geeft aan mee te doen omdat het verplicht is, de andere ouders zeggen om andere redenen mee te doen. Meer dan de helft van deze ouders doet mee aan het programma om uiteindelijk meer te doen met hun kind (65,0%) en om beter op de hoogte te zijn van wat het kind op school doet (60,0%).

Tabel 6: De motivatie van de allochtone ouders is om deel te nemen aan een ouderprogramma (in %) (vraag 7)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) Beter opvoeden 43,8 42,9 43,9 44,4 Beter voorlezen 36,3 47,6 34,1 27,8

Beter weten wat het kind op school doet

60,0 57,1 53,6 77,8

Het kind helpen met het Nederlands

50,0 66,7 48.8 33,3

Meer doen met het kind

65,0 61,9 73,2 50,0

Zelf Nederlands leren 30,0 33,3 26.8 33,3

Overig: Het is verplicht 1.3 0,0 0,0 5,6

Vooral hoogopgeleide ouders willen een verbinding maken tussen school en thuis. Ruim drie kwart van deze ouders (77,8%) doet om deze reden mee met het programma. Bij de middelbaar (53,6% ) en laagopgeleide ouders (57,1%) is de verbinding een belangrijke reden, maar meer ouders vinden het belangrijk om uiteindelijk meer met hun kind te gaan doen (respectievelijk 73,2% en 61,9%).

Bij de laagopgeleide groep doet twee derde (66,7%) mee om hun kind te kunnen helpen met het Nederlands. Ongeveer de helft van de middelbaar opgeleiden (48,8%) wil zijn kind helpen met het Nederlands. Bij hoogopgeleide ouders wil een derde deel dit (33,3%).

Twee vijfde (43,8%) van de ouders doet daarnaast mee om tips over opvoeden te krijgen. Deze ouders bevinden zich in alle opleidingsniveaus: van laag- tot hoogopgeleid doet 42,9% tot 44,4% om deze reden mee.

4.1.1.2 Inhoud

Zoals in § 4.1.1.1 aangegeven vinden de ouders het belangrijk om dezelfde thema’s te behandelen die de kinderen op de vroeg- of voorschool aangeboden krijgen. Daarnaast wil 67,5% hun kind helpen met school (zie tabel 7). Dit moet dus terugkomen in de programma’s. De ouders willen daarnaast

34

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

tips om meer te ondernemen met hun kind (60,0%) en opvoedtips (41,3%). Respectievelijk 73,8% en 41,3% verwacht dat het programma dat ze volgen dit aanbiedt (zie tabel 8).

De laagopgeleide ouders (66,7%) geven aan mee te doen om hun kind met het Nederlands te helpen (zie § 4.1.1.1). Zij en meer laagopgeleide ouders (71,4%) willen graag Nederlands leren met dit programma. Ruim een kwart (28,6%) verwacht dit te leren in de huidige programma’s (zie tabel 8). Sommige laagopgeleiden hebben echter geen behoefte aan informatie over de Nederlandse cultuur (19,0%), noch over het Nederlandse onderwijssysteem (33,3%). Voor de middelbaar opgeleiden geldt dat 29,3% Nederlands wil leren met dit programma en dat in de programma’s verwacht. Iets meer dan de helft (17,1%) daarvan wil informatie over de Nederlandse cultuur krijgen en ongeveer twee vijfde (41,5%) van de middelbaar opgeleiden wil meer weten over het

Nederlandse onderwijssysteem. Ook hoogopgeleiden (55,6%) willen informatie ontvangen over het onderwijssysteem in Nederland. Zes (33,3%) van hen willen zelf (beter) Nederlands leren, maar willen geen informatie over de Nederlandse cultuur ontvangen.

In gesprekken geven verscheidene ouders aan de vuistregels van VVE Thuis fijn te vinden. Dit zijn algemene regels die overal toe te passen zijn. Ook de thema’s van de boekjes geven ouders houvast. Zo hoeven ze niet zelf een thema te bedenken om met hun kinderen te behandelen. Anderstalige ouders leren door de verschillende thema’s zelf ook nieuwe woorden.

Tabel 7: Wat de allochtone ouders willen leren met een ouderprogramma (in %) (vraag 10)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) De Nederlandse cultuur 16,3 19,0 17,1 11,1 Helpen op school 35,0 33,3 34,1 38,9

Kind helpen met school

67,5 61,9 63,4 83,3

Meer doen met het kind 60,0 52,4 51,2 55,6 Nederlands 36,3 71,4 29,3 33,3 Onderwijssysteem van Nederland 42,5 33,3 41,5 55,6 Opvoedtips 41,3 42,9 39,0 44,4 Overig: creatieve dingen doen 1,3 4,8 0,0 0,0

35

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Tabel 8: Wat de allochtone ouders verwachten te leren met het huidige ouderprogramma (in %) (vraag 9)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) Beter opvoeden 41,3 81,0 31,7 44,4 De Nederlandse cultuur 16,3 33,3 14,6 11,1

Luisteren naar het kind 52,5 57,1 61,0 33,3

Meer doen met het kind

73,8 42,9 58,5 72,2

Oefenen met de thema’s van het vve- programma

67,5 52,4 62,4 83,3

Praten met het kind 51,3 61,9 46,3 44,4

Spelletjes spelen met het kind

57,5 52,4 51,2 50,0

Vragen wat het kind op school gedaan heeft

40,0 71,4 29,3 44,4

Zelf Nederlands leren 33,8 28,6 29,3 22,2

4.1.1.3 Vorm

De meerderheid van de ouders (67,5%) vindt het belangrijk om te oefenen met de thema’s die de kinderen op school aangeboden krijgen; vooral middelbaar en hoogopgeleiden (respectievelijk 73,2% en 66,7%) verwachten dit in het programma terug te vinden (zie tabel 9). In de gesprekken vertelden ouders de koppeling met het programma op de voorschool prettig te vinden, ook al kwamen

sommige thema’s te vroeg of te laat aan bod. Ouders die TOLK volgen geven aan dat de filmpjes van het programma niet altijd overeenkomen met de bijbehorende thema’s. Daarnaast ogen de filmpjes ouderwets en tonen ze soms verkeerde voorbeelden. Zo is in een van de filmpjes een Turkse moeder te zien die Nederlands spreekt met haar kind terwijl dat duidelijk niet haar beste taal is. Desondanks kunnen ouders hier ideeën uithalen, zegt een moeder.

Tabel 9: Wat de allochtone ouders verwachten dat een docent doet in een ouderprogramma (in %) (vraag 11)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18)

De docent doet voor 33,8 47,6 29,3 22,2

De docent vertelt 36,3 47,6 34,1 27,7

Het kijken van filmpjes 18,8 23,8 17,1 16,7

Oefenen met de thema’s van het vve-

programma 67,5 57,1 73,2 66,7

36

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

In de gesprekken kwam ook naar voren dat ouders het fijn vinden om met elkaar ervaringen en ideeën uit te wisselen. Hierdoor krijgen ouders verschillende visies te horen, waaruit ze zelf voor hen bruikbare ideeën kunnen destilleren. Een substantieel deel van de ouders (56,3%) denkt in de ouderprogramma’s met andere ouders te praten, waarbij laag- en middelbaar geschoolden dit meer verwachten dan hooggeschoolden. Ouders geven in gesprekken aan dat een gevolg van het

discussiëren is dat het contact tussen de ouders verbetert.

Het behandelen van thema’s en het praten met anderen wordt door ouders van alle

opleidingsniveaus (> 44,4%) verwacht. De andere aanpakken (docent vertelt, docent doet voor, filmpje kijken) worden door middelbaar en hoogopgeleiden (< 34%) minder verwacht. Een

hoogopgeleide moeder geeft in een gesprek aan graag informatie van deskundigen te willen. Bij de laagopgeleiden verwacht bijna de helft (47,6%) dat de docent een actieve rol aanneemt door informatie te geven en activiteiten voor te doen. Het bekijken van filmpjes wordt door ouders (< 23,8%) minder verwacht.

Werkzaamheden docent

Een docent moet volgens de ouders vooral tips geven (> 32,5%) (zie tabel 10). Meer ouders (37,5%) hebben de voorkeur dat de docent dit in het Nederlands doet, hoewel niet alle ouders een voorkeur voor een taal hebben aangegeven. Bijna een kwart (23,8%) vindt dat de docent dit enkel in hun moedertaal behoort te doen. Een ouder heeft tijdens het gesprek aangegeven het fijn te vinden dat er twee docenten zijn, omdat een van hen haar moedertaal spreekt. Moeders geven in de

gesprekken aan dat andere ouders kunnen tolken, mocht iemand moeite hebben met het Nederlands.

De tips, die de docent moet geven, moeten voornamelijk gaan over hoe een ouder met zijn kind kan praten (70,0%) en hoe een ouder zijn kind op een goede manier kan voorlezen (55,0%), maar tips over opvoeden zijn bij ongeveer een derde (32,5%) van elk niveau welkom. Ongeveer twee vijfde (42,9%) van de laaggeschoolden vindt dat een docent precies moet aangeven wat ze thuis doen en Nederlands moet geven. Bij de middelbaar geschoolden vindt respectievelijk drie tiende (29,3%) en een vijfde (22%) dit. Een vijfde (22,2%) van de hoogopgeleiden wil dat de docent precies aangeeft wat ze thuis moeten doen, maar geen van hen geeft aan Nederlandse les te willen. Het bezoeken van de ouders thuis wordt niet echt gewaardeerd: op alle niveaus vindt een vijfde (19,5%) of minder dat de docent bij hen thuis moet komen. Van de ouders die wel huisbezoeken willen, doet de helft mee aan Opstapje, waar huisbezoeken een belangrijk onderdeel vormen.

37

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Een ouder geeft expliciet aan dat docenten activiteiten moeten voordoen. Zij heeft dit ook in een gesprek toegelicht: door een activiteit voor te doen zien alle ouders, ongeacht hun taalniveau, hoe ze die activiteit moeten aanpakken.

Tabel 10: Wat de allochtone ouders vinden dat een docent moet doen in een ouderprogramma (in %) (vraag 12)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) Huisbezoek 16,3 14,3 19,5 11,1 Nederlands geven 22,5 42,9 22 0,0 Precieze opdrachten geven 31,3 42,9 29,3 22,2

Tips geven over

opvoeden 32,5 42,9 36,6 33,3

Tips geven over praten

met het kind 70,0 76,2 70,7 61,1

Tips geven over

voorlezen 55,0 61,9 53,7 50,0

Nederlands spreken 37,5 38,1 41,5 27,7

Uw moedertaal

spreken 23,8 23,8 29,3 11,1

Tijdstip van de ouderbijeenkomst

In de gesprekken is de ouders gevraagd of ze tevreden zijn met het tijdstip van de bijeenkomst. De ouders geven aan tevreden te zijn met de tijdstippen die de organisaties aanhouden. Bij

bijeenkomsten overdag vinden de ouders het fijn dat de kinderen naar de voorschool zijn en dus niet door een derde opgevangen hoeven te worden. Daarnaast kunnen de ouders hun kind wegbrengen en aansluitend deelnemen aan de bijeenkomst. Een van de moeders denkt dat dit de beste manier is om ouders te bereiken.

Bij sommige organisaties kunnen ouders kiezen tussen een bijeenkomst in de ochtend of in de middag. Ouders vinden deze keuze heel prettig. Een van de moeders zegt vaker bijeenkomsten te willen: liever elke twee weken in plaats van de huidige elke vijf weken. De andere ouders geven aan de frequentie van de bijeenkomst goed te vinden.

Ouders, die gewend zijn om ’s avonds te komen zijn tevreden, omdat zij overdag moeten werken. Een moeder geeft aan de avond fijner te vinden, omdat ze dan niet afgeleid wordt door gedachtes als ‘ik moet nog boodschappen doen’ en ‘ik moet niet vergeten de kinderen straks op te halen’.

38

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Deelname voor iedereen

Achttien ouders vinden tijdens de gesprekken dat alle ouders mee moeten kunnen doen, omdat elke ouder nieuwe activiteiten leert en door het programma weet of hij goed handelt. Ook de zeventien moeders die dit schriftelijk aangeven, vinden dat alle ouders mogen deelnemen. In totaal vindt 87,5% dus dat elke ouder deel mag nemen. Negen ouders vinden dat een thuisprogramma ouders die het Nederlands niet vaardig zijn, helpt en ondersteunt. Drie ouders vinden dat niet alle ouders aan de programma’s moeten deelnemen. Een ouder vindt dat de leidster ouders moet selecteren op basis van de ontwikkeling van hun kind. Een andere vindt dat ouders van een kind met taalachterstand min of meer gedwongen moeten worden om mee te doen aan het programma.

4.1.1.4 Verwachting

Ongeveer vier vijfde (respectievelijk 78,8% en 77,5%) van de ouders gelooft dat kinderen door het programma meer woorden en zinnen leren (antwoord op vraag 13). Kinderen leren volgens sommige ouders ook een boekje lezen (51,3%). Een van de ouders geeft aan dat ze verwacht dat haar zoon meer zelfvertrouwen opbouwt, omdat zijn ouders interesse in hem tonen. Een andere moeder geeft aan door het programma beter te weten wat haar kind op school doet. Drie moeders geven aan dat niet alleen haar kind talig vooruit zal gaan door het programma. Zij leren zelf ook nieuwe woorden en een van hen geeft aan dat het programma helpt bij het inburgeren.

Tijdens de bijeenkomsten geven de meeste ouders (78,3%) aan het programma dat ze volgen leerzaam te vinden en raden iedereen aan om aan het programma deel te nemen. Ook de zeventien moeders die in de enquête hebben aangeven of ze van het programma leerden, vinden het

programma leerzaam en raden het andere ouders aan. Vooral het voorleesboekje dat bij de meeste thema’s geleend kan worden, wordt door de ouders gewaardeerd. Ze vinden het jammer dat er niet bij alle thema’s een voorleesboekje hoort.

Aan de hand van de activiteiten nu en de activiteiten na afloop van het programma (vragen 8 en 14) is gekeken naar de verwachtingen van ouders ten aanzien van de frequentie van de activiteiten. Omdat niet elke ouder bij elke activiteit een frequentie heeft aangegeven, zijn de volgende

resultaten gebaseerd op de enquêtes waarbij er zowel een huidige als latere frequentie aangegeven is. Bij de activiteiten in het Nederlands gaat het dan om 56 van de 80 allochtone ouders, bij de activiteiten in de moedertaal zijn dat 42 ouders.

39

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Hoewel ouders aangeven het programma leerzaam te vinden, verwachten de meeste ouders niet dat ze de frequentie van hun activiteiten, zowel in het Nederlands als in hun moedertaal, met hun kind gaan veranderen (zie figuur 6 en figuur 7). Deze verwachting heerst in alle opleidingsniveaus. Twee moeders geven aan niet meer te gaan ondernemen met hun kind, maar hopen meer variatie in de activiteiten aan te brengen. Als de ouders meer verwachten te ondernemen zullen ze dit

voornamelijk in het Nederlands doen. Ze gaan dan de activiteiten (zie figuur 6) vaker dagelijks doen, behalve ‘knutselen’ en ‘de bibliotheek bezoeken’, die vaker wekelijks zullen plaatsvinden. Ook in de moedertaal verwachten sommige ouders de activiteiten vaker te doen (zie figuur 7). Ouders geven ook aan sommige activiteiten minder te doen. Vooral ‘verhalen vertellen’ en ‘spelletjes spelen’ zullen ouders in zowel het Nederlands (12,5% en 10,7%) als in de moedertaal (7,1% en 7,1%) minder gaan doen.

Figuur 6: Verwachting activiteiten in het Nederlands door allochtone ouders

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 KOKEN/SPEELTUIN/PARK SPELLETJES SPELEN DE BIBLIOTHEEK BEZOEKEN KNUTSELEN VERHALEN VERTELLEN LIEDJES ZINGEN TELEVISIE KIJKEN VOORLEZEN

Verwachting activiteiten (Nederlands)

(n=56)

40

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Figuur 7: Verwachting activiteiten in de moedertaal door allochtone ouders

De ouders verwachten waarschijnlijk niet meer te gaan doen, omdat de meerderheid de meeste activiteiten al dagelijks doet met hun kind. Alleen ‘knutselen’ en ‘de bibliotheek bezoeken’ worden minder vaak uitgevoerd. De meeste ouders knutselen een keer per week (50% in het Nederlands, 40,5% in de moedertaal) en gaan eens per maand naar de bibliotheek en praat daarbij Nederlands (41,1%). In de moedertaal gaat 33,3% van de ouders nooit naar de bibliotheek. Na afloop van het programma verwacht nog slechts 16,7% nooit de moedertaal te spreken op weg naar en in de bibliotheek.

4.1.1.5 Samenvatting

Motivatie

Voor een ouder voelt deelname aan het thuisprogramma als een verplichting. De rest doet mee omdat ze meer willen doen met hun kind (65%) en beter op de hoogte willen zijn over de vve (60%). Vooral hoogopgeleiden (77,8%) willen dat laatste. Veel laagopgeleiden (66,7%) willen ook hun kinderen helpen met het Nederlands. Hiervoor willen zij zelf ook meer Nederlands leren.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 KOKEN/SPEELTUIN/PARK SPELLETJES SPELEN DE BIBLIOTHEEK BEZOEKEN KNUTSELEN VERHALEN VERTELLEN LIEDJES ZINGEN TELEVISIE KIJKEN VOORLEZEN

Verwachting activiteiten (moedertaal)

(n=42)

41

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Inhoud

Ouders willen dus meer informatie over het vve-programma, tips over hoe ze meer met hun kind kunnen doen en laagopgeleiden willen Nederlands in het programma. Daarnaast willen ouders, ongeacht hun opleiding, leren hoe ze hun kind kunnen helpen met school (67,5%).

Vorm

De ouders willen leren hoe ze meer met hun kind kunnen doen en hoe ze hun kind kunnen helpen met school. Dit willen ze leren door te oefenen met de thema’s (67,5%) en ervaringen uit te wisselen (67,5%). De docent moet voornamelijk tips geven. Veel laagopgeleide ouders verwachten dat de docent doceert, voor de klas uitlegt. Wat ouders (16,3%) minder waarderen zijn huisbezoeken.

De bijeenkomst vindt voor de meeste ouders bij voorkeur overdag plaats. Ouders willen hierbij graag de keuze hebben om ’s ochtends of ’s middags te komen. Werkenden vinden het fijn om ’s avonds een bijeenkomst te hebben. De meeste ouders (87,5%) vinden dat de bijeenkomsten aan alle ouders, ongeacht de opleiding, gegeven moet worden.

Verwachtingen

Kinderen leren volgens de ouders vooral Nederlandse woorden (77,8%) en zinnen (77,5%). Ongeveer de helft (51,3%) verwacht dat hun kind leert om een boekje te lezen. De ouders vinden het

programma voor zichzelf leerzaam, maar denken niet dat ze hun activiteiten vaker zullen uitoefenen. Waarschijnlijk zullen ze de frequentie niet opschroeven, omdat ze veel activiteiten al dagelijks doen. Als de ouders al meer gaan ondernemen, zullen de ouders dat voornamelijk in het Nederlands doen.

4.1.2 Nederlandse ouders

In deze paragraaf worden de resultaten van de enquête onder Nederlandse ouders besproken aan de hand van de motivatie van de ouders, de vorm en inhoud van het programma en de resultaten die de ouders verwachten te krijgen door het volgen van dit programma.

4.1.2.1 Motivatie

De Nederlandse ouders doen vooral mee om beter op de hoogte te zijn van wat de kinderen op de vroeg- of voorschool behandelen (68%), gevolgd door ‘tips om meer te doen’ (48%) en ‘tips over opvoeden’ (44%) (zie tabel 11). Ongeveer een tiende of minder neemt deel vanwege

42

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

taalgerelateerde redenen. Een ouder heeft een sociale-emotionele reden om mee te doen: het kind laten spelen met leeftijdsgenoten. Een ouder geeft aan te komen vanwege een externe reden, namelijk een uitnodiging van de vroeg- of voorschool.

Tabel 11: Wat de motivatie van de Nederlandse ouders is om deel te nemen aan een ouderprogramma (in %) (vraag 7)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =25) LAAGOPGELEID (N =2) MIDDELBAAR OPGELEID (N =3) HOOGOPGELEID (N =17)

Beter weten wat het kind op school doet

68,0 100,0 50,0 70,6

Meer doen met het kind

48,0 50,0 50,0 41,2

Beter voorlezen 12,0 50,0 16,7 5,9

Het kind helpen met het Nederlands

12,0, 50,0 16,7 5,9

Beter opvoeden 44,0 50,0 33,3 47,1

Zelf Nederlands leren 4,0 0,0 0,0 5,9

Overig: We worden uitgenodigd

4,0 0,0 0,0 5,9

Overig: Kind met leeftijdsgenoten laten spelen

4,0 0,0 20,0 0,0

4.1.2.2 Inhoud

Een kleine meerderheid (56%) van de Nederlandse ouders wil een verbinding maken tussen school en thuis (zie tabel 12). De Nederlandse ouders willen vooral meer doen met hun kind (52%), waarbij in de gesprekken naar voren komt dat ze meer variatie in de activiteiten willen aanbrengen.

Daarnaast zouden de Nederlanders graag opvoedtips krijgen (36%). Drie ouders vertellen in een gesprek dat ze dit missen in het programma dat ze volgen, VVE Thuis. De laagopgeleide ouders geven niet aan hun kind met school te willen helpen, maar een van de twee ouders wil wel leren om te helpen op school. Twee ouders geven daarnaast expliciet aan dat de docent tijdens de bijeenkomst naast de tips het vve-programma moet bespreken en toelichten. Drie ouders geven ook aan meer achtergrondinformatie te willen, bijvoorbeeld hoe kinderen Nederlands leren.

Behalve één ouder willen de Nederlanders geen Nederlands leren tijdens de bijeenkomsten. Deze hoogopgeleide ouder heeft aangegeven alleen de Nederlandse nationaliteit te hebben, maar haar moedertaal is Macedonisch.

43

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Tabel 12: Wat de Nederlandse ouders willen leren met een ouderprogramma (in %) (vraag 10)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =25) LAAGOPGELEID (N =2) MIDDELBAAR OPGELEID (N =3) HOOGOPGELEID (N =17) De Nederlandse cultuur 8,0 0,0 0,0 5,9 Helpen op school 20,0 50,0 16,7 11,8

Kind helpen met school

56,0 0,0 50,0 64,7

Meer doen met het kind 52,0 100,0 50,0 41,2 Nederlands 8,0 0,0 0,0 5,9 Onderwijssysteem van Nederland 12,0 50,0 16,7 5,9 Opvoedtips 36,0 0,0 33,3 35,3

De meeste ouders verwachten dat ze in het thuisprogramma tips krijgen om meer met hun kind te doen (68,0%) en om hun kind beter op te voeden (48,0%) (zie tabel 13).Daarnaast verwacht een meerderheid (56%) te oefenen met de thema’s die op de vve behandeld worden. Rond een derde van de ouders verwacht te leren praten met hun kind (36,0%), spelletjes te spelen (36%) en te luisteren naar hun kind (32%). Slechts twee ouders (8%) verwachten meer Nederlands en meer over de Nederlandse cultuur te leren.

Tabel 13: Wat de Nederlandse ouders verwachten te leren met het huidige ouderprogramma (in %) (vraag 9)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =25) LAAGOPGELEID (N =2) MIDDELBAAR OPGELEID (N =3) HOOGOPGELEID (N =17) Beter opvoeden 48,0 50,0 33,3 52,9 De Nederlandse cultuur 8,0 0,0 16,7 5,9

Luisteren naar het kind 32,0 50,0 33,3 29,4

Meer doen met het kind

68,0 100,0 83,3 58,5

Oefenen met de thema’s van het vve- programma

56,0 50,0 50,0 58,5

Praten met het kind 36,0 100,0 16,7 35,3

Spelletjes spelen met het kind

36,0 0,0 50,0 35,3

Vragen wat het kind op school gedaan heeft

32,0 100,0 33,3 23,5

44

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

4.1.2.3 Vorm

Verwachting werkvormen

Meer dan driekwart (84%) van de ouders denkt dat docenten de thema’s van de voorschool met hen gaat oefenen (zie tabel 14). In de gesprekken geven ouders aan de overlap tussen de vve en

bijeenkomsten heel fijn te vinden. Twee ouders geven, zowel in de enquête als tijdens het gesprek,