• No results found

Ouders in de vve. Behoeften en wensen van ouders en vve-aanbieders ten aanzien van vve-ouderprogramma’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ouders in de vve. Behoeften en wensen van ouders en vve-aanbieders ten aanzien van vve-ouderprogramma’s"

Copied!
91
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2014

Ouders in de vve

Behoeften en wensen van ouders en vve-aanbieders

ten aanzien van vve-ouderprogramma’s

Bregje Cruijsberg

5920337

Universiteit van Amsterdam

Duale Master Nederlands als Tweede Taal 18 EC

(2)

1

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Ouders in de vve. Behoeften en wensen van ouders en vve-aanbieders ten aanzien van vve-ouderprogramma’s’. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de master Nederlands als Tweede Taal aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn begeleider, Folkert Kuiken, ben ik zeer erkentelijk voor zijn feedback op mijn schrijven.

Deze scriptie is geschreven vanuit een wens van de Gemeente Amsterdam. Een medewerker

daarvan, Ada Alberts, heeft gedurende het onderzoek input en feedback geleverd. Bedankt hiervoor. Daarnaast zou deze scriptie niet tot stand zijn gekomen zonder de hulp van de deelnemende

scholenorganisaties, oudercontactmedewerkers en ouders. Hun wil ik natuurlijk bedanken voor hun hulp en antwoorden.

(3)

2

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 1 Samenvatting ... 5 1. Inleiding ... 8 2. Theoretisch kader ... 10 2.1 Ouderbetrokkenheid ... 11 2.2 Ouderprogramma’s ... 14 2.2.1 VVE Thuis ... 15 2.2.2 Opstapje ... 16 2.2.3 TOLK ... 17

2.2.4 Uk & Puk Thuis ... 18

2.2.5 Aansluiting van de ouderprogramma’s bij de theorie... 19

2.2.6 Resumerend ... 20 3. Methode ... 22 3.1 Gegevensverzameling... 22 3.1.1 Werkwijze ouder ... 23 3.1.2 Werkwijze oudercontactmedewerker ... 23 3.2 Respondenten ... 24 3.2.1 Respondenten ouder ... 24 3.2.2 Respondenten oudercontactmedewerkers ... 29 3.2.3 Observaties ... 30

3.3 Omstandigheden tijdens afname ... 30

3.4 Gegevensverwerking ... 31

4. Resultaten ... 32

(4)

3

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

4.1.1 Allochtone ouders ... 32 4.1.1.1 Motivatie ... 33 4.1.1.2 Inhoud ... 33 4.1.1.3 Vorm ... 35 4.1.1.4 Verwachting... 38 4.1.1.5 Samenvatting ... 40 4.1.2 Nederlandse ouders ... 41 4.1.2.1 Motivatie ... 41 4.1.2.2 Inhoud ... 42 4.1.2.3 Vorm ... 44 4.1.2.4 Verwachting... 45 4.1.2.5 Samenvatting ... 47

4.1.3 Mening over en aansluiting bij de bestaande programma’s ... 48

4.2 Resultaten oudercontactmedewerkers ... 50 4.2.1 Reden ... 50 4.2.2 Ouders ... 51 4.2.3 Taal ... 54 4.2.4 Inhoud ... 55 4.2.5 Vorm ... 56 4.2.6 Verwachtingen ... 58 4.2.7 Samenvatting ... 59

4.2.8 Mening over en aansluiting bij de bestaande programma’s ... 61

4.3 Resultaten observaties ... 62

4.3.1. VVE Thuis ... 62

(5)

4

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

4.3.3 Samenvatting ... 64

4.4 Resumerend ... 64

5. Conclusie ... 67

6. Discussie en aanbevelingen ... 72

Literatuurlijst ... 78

Bijlage I: Enquête ouders ... 81

(6)

5

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Samenvatting

In Amsterdam worden vier vve-ouderprogramma’s (VVE Thuis, Opstapje, TOLK en Uk & Puk Thuis) gesubsidieerd zonder kennis over het effect van en de behoeften bij de doelgroep over deze programma’s. In dit onderzoek wordt naar het laatste aan de hand van de centrale vraag: Sluiten

huidige vve-ouderprogramma's, gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam, aan bij de behoeften van hun doelgroep c.q. ouders en bij die van de vve-aanbieders?

Er zijn 105 ouders van verschillende nationaliteiten ondervraagd. Deze ouders zijn bevraagd met behulp van een schriftelijke enquête. Zij hadden de mogelijkheid hun antwoorden mondeling of schriftelijk toe te lichten. Daarnaast zijn 37 oudercontactmedewerkers gevraagd naar hun wensen over de programma’s. Zij zijn schriftelijk of digitaal bevraagd. Ook zij hadden de mogelijkheid hun antwoorden toe te lichten. Tevens zijn er bijeenkomsten van VVE Thuis en Opstapje geobserveerd.

In de literatuur wordt aangegeven dat culturele achtergrond van invloed kan zijn op de ouderbetrokkenheid. Daarom zijn de ouders in twee groepen verdeeld: 25 autochtone en 80 allochtone ouders. Uit dit onderzoek blijkt dat beide groepen over het algemeen hetzelfde willen, namelijk informatie over het vve-programma van de school en tips om meer te doen met hun kind. Zij willen dit leren door te oefenen met de thema’s uit het vve-programma dat hun kind volgt en door ervaringen te delen met andere ouders. De docent moet volgens de ouders vooral tips geven.

Huisbezoeken willen de ouders liever niet. Beide groepen verwachten dat kinderen meer Nederlands leren. Hoewel de ouders meedoen om meer met hun kind te ondernemen, verwachten ze in de toekomst niet meer te gaan doen met hun kind.

Een verschil tussen allochtone en Nederlandse ouders is dat de eerstgenoemde aangeven te willen leren hoe ze hun kind kunnen helpen met school, terwijl de laatstgenoemde liever opvoedtips krijgt.

Bij VVE Thuis, Opstapje en TOLK is de doelgroep laagopgeleide ouders. De ouders zijn ingedeeld per opleiding, waarbij 38 ouders behoren tot de doelgroep van deze drie ouderprogramma’s. De allochtone laagopgeleide ouders willen, naast bovenstaande leren hoe ze hun kind kunnen helpen met het Nederlands. Daarnaast willen ze zelf ook (beter) Nederlands leren.

(7)

6

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

De oudercontactmedewerkers geven aan een ouderprogramma te geven, omdat hun organisatie hiertoe besloten heeft. Ze willen daarnaast ouders stimuleren meer met hun kind te doen en hun ouderbetrokkenheid te vergroten. Ouders moeten volgens de medewerkers leren hoe ze hun kind bij alledaagse activiteiten kunnen betrekken, hoe ze met hun kind moeten praten en hoe ze goed met hun kind kunnen spelen. De oudercontactmedewerkers zien graag meer aandacht voor

opvoedproblemen in de vier onderzochte programma’s.

Ouders moeten bovenstaande leren door het zien van goede voorbeelden, toelichting te krijgen bij activiteiten en informatie te krijgen over hoe kinderen Nederlands leren. Aansluiting bij het vve-programma vinden de medewerkers ook belangrijk.

De medewerkers vinden dat een ouderprogramma geschikt is voor alle ouders. Niet alle ouders doen mee, waaronder ook doelgroepouders. Op sommige scholen worden de ouders verplicht deel te nemen, maar sommige medewerkers vinden dat ouders vrijwillig moeten komen.

Oudercontactmedewerkers vinden wel dat er een verschil in aanpak moet zijn tussen hoog- en laagopgeleide ouders: hoogopgeleide ouders moeten een goed voorbeeld en achtergrondinformatie krijgen, terwijl laagopgeleide ouders bewust moeten worden dat ze hun kind kunnen helpen en meer instructie nodig hebben. Desondanks moeten de bijeenkomsten gemengd zijn, omdat ouders van elkaar kunnen leren.

De oudercontactmedewerkers verwachten dat ouders bij aanvang van het programma een beetje Nederlands spreken. Zij geven de bijeenkomsten dan ook in het Nederlands. Bij taalproblemen vragen ze vaak andere ouders te tolken.

Net als de ouders verwachten de medewerkers dat kinderen meer Nederlands leren. Daarnaast denken ze dat ouders eerder contact met hen opnemen. In tegenstelling tot de ouders denken de oudercontactmedewerkers dat ouders wel vaker activiteiten zullen ondernemen, maar ze denken wel dat ouders nu ook al veel activiteiten dagelijks doen.

Uit de observaties blijkt dat niet alle vroeg- en voorscholen de beschrijving van de programma’s volgen en zelf elementen toevoegen, zoals het bekijken van filmpjes en huisbezoeken.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat alle programma’s aansluiten bij enkele behoeften van de ouders en de vve-aanbieders. Als er enkel gekeken wordt naar de programmabeschrijvingen, sluit Uk

(8)

7

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

& Puk Thuis aan bij de meeste behoeften van de huidige deelnemers en aanbieders. De medewerker moet dan wel alle activiteiten uit de programmabeschrijving aanbieden.

Maar wanneer er naar de praktijk gekeken wordt, sluit VVE Thuis het beste aan bij de behoeften, mits er een aanpak gehanteerd wordt waarin ouders ervaringen kunnen delen en waarin

huisbezoeken afgelegd worden. Met VVE Thuis kunnen niet alleen de kinderen, maar ook de ouders meer Nederlands leren.

(9)

8

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

1. Inleiding

In Amsterdam behoorde 23% van de basisschoolleerlingen in het schooljaar 2012-2013 tot de categorie achterstandsleerlingen, waarbij de ouders maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg gevolgd hebben (Gemeente Amsterdam, 2014). Om dit aantal in de toekomst terug te dringen, kunnen kinderen voor- en/of vroegschoolse educatie (vve) volgen. De vve is er voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 6 jaar. De Gemeente Amsterdam (2010) hanteert hierbij de volgende criteria, waarbij een kind naar de vve doorgestuurd wordt als het aan één criteria voldoet (Oberon, z.d.):

 achtergrond ouders (niet-Nederlands spreken thuis/laag opleidingsniveau);

 stimulerende omgeving (onvoldoende stimulerende omgeving thuis en onvoldoende interactie);

 pedagogische onmacht.

Over het effect van de vve bestaat geen consensus. Nap-Kolhoff et al. (2008) zien dat leerlingen die vve volgen een iets snellere taalontwikkeling doormaken dan leerlingen die niet naar de vve gaan. ‘Overig allochtone’ (niet-Turkse/Marokkaanse) kinderen van laagopgeleide ouders scoren hoger op de taaltoets Taal voor Kleuters dan vergelijkbare kinderen die niet naar de vve gaan. Ook tussen autochtone kinderen van laagopgeleide ouders die wel en niet vve volgen ontdekten Nap-Kolhoff et al. een verschil. Beide groepen autochtone kinderen scoren weliswaar lager op de taaltoets dan allochtone kinderen, maar de taalscores van de autochtone groep die vve volgt, is minder negatief dan die van de autochtonen die geen vve volgen: gemiddeld 10 punten lager versus 18,26 punten lager dan de groepen ‘Turks/Marokkaans’ en ‘overig allochtoon’. Het totaal aantal punten dat de autochtone, ‘Turks/Marokkaanse’ en ‘overig allochtone’ groepen haalden, beschrijven Nap-Kolhoff et al. niet. Karssen et al. (2013:114) geven echter aan dat 'kinderen die een vve-programma in de voorschool hebben gehad bij hun start in de basisschool niet hoger op taal en sociaal-emotionele variabelen scoren dan kinderen die geen voorschool hebben gehad'.

De vve-programma's richten zich vaak alleen op de kinderen, terwijl betrokkenheid van de ouders een positieve impact heeft op het leren van kinderen (Goodhall & Vorhaus, 2010). Volgens Fantuszzo et al. (2004) heeft betrokkenheid van ouders invloed op doorzettingsvermogen, receptieve

(10)

niet-9

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Amerikaanse leerlingen. Smit et al. (2007) geven aan dat ouderbetrokkenheid niet alleen op korte termijn van positieve invloed is op de schoolse ontwikkeling van kinderen, maar ook op lange termijn.

In Amsterdam worden verschillende vve-(ouder)programma’s gebruikt die een ouderdeel hebben of gericht zijn op ouders: Logo 3000/Het Ei van Columbus, Uk & Puk, TOLK, VVE Thuis en Opstapje. Deze programma's hebben als doel de ouders te betrekken opdat het kind meer kans op

schoolsucces heeft. Krijnen & Kuiken (2012) hebben een literatuurstudie gedaan naar Logo 3000/Het

Ei van Columbus, TOLK en VVE Thuis. Zij concluderen dat er nog geen gedegen onderzoek verricht is

naar het effect van deze programma's. Het effect van deze programma’s afzonderlijk is echter lastig te meten door de vele andere projecten waar kinderen aan deel kunnen nemen.

Wel kan bekeken worden hoe ouderprogramma's proberen hun doelgroep, voornamelijk laagopgeleide ouders, effectief bij het leerproces van hun kinderen te betrekken. Dit kan het effectiefst door zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften en interesses van de doelgroep (Vermeersch & Vandenbrouke, 2010). De vraag is of de huidige programma's dat doen. Daarnaast is het goed om naar de visie van de aanbieders te kijken, aangezien zij de ouders gaan trainen. De onderzoeksvraag luidt dan ook:

Sluiten huidige vve-ouderprogramma's, gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam, aan bij de behoeften van hun doelgroep c.q. ouders en bij die van de vve-aanbieders?

De ouderprogramma's die door de gemeente Amsterdam gesubsidieerd worden en daarom in dit onderzoek onder de loep worden genomen, zijn VVE Thuis, Opstapje, TOLK en Uk & Puk.

Bij deze onderzoeksvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld:  Wat houden de vve-ouderprogramma's in?

 Wat zijn de behoeften van de vve-gebruikers c.q. ouders?  Wat zijn de behoeften van de vve-aanbieders?

In hoofdstuk 2 worden deze vragen ingebed in de literatuur over ouderbetrokkenheid en worden de onderzochte programma’s toegelicht. Het antwoord op bovenstaande vragen is verkregen aan de hand van enquêtes, met eventueel mondelinge toelichting, en observaties. Deze methode wordt in

(11)

10

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

hoofdstuk 3 toegelicht. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de resultaten besproken, die in hoofdstuk 5 leiden tot een conclusie. In hoofdstuk 6 wordt de conclusie gekoppeld aan de informatie uit hoofdstuk 2 en worden aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek en voor de praktijk.

(12)

11

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

2. Theoretisch kader

Zoals in de inleiding vermeld kunnen ouders een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van hun kind door betrokken te zijn. In § 2.1 wordt uitgelegd wat ouderbetrokkenheid is. Daarna worden in § 2.2 de vve-ouderprogramma’s beschreven.

2.1 Ouderbetrokkenheid

Ouderbetrokkenheid geeft de relatie van de ouders ten opzichte van opvoeden en het onderwijs weer. Ouderbetrokkenheid kent verschillende vormen (Epstein, 2001):

 opvoeding: ouders bereiden hun kind voor op het naar school gaan en begeleiden hen tijdens diens schoolcarrière.

 communicatie: school en ouders communiceren over schoolprogramma's en de vorderingen van het kind.

 vrijwilligerswerk: ouders verrichten vrijwilligerswerk in en om de school.  thuisbetrokkenheid: ouders ondersteunen hun kinderen thuis met schoolwerk.  besluitvorming: ouders zijn betrokken bij het beleid en het bestuur van de school.  samenwerking met de gemeenschap: ouders nemen actief deel in de gemeenschap,

waarvan zij en de school uitmaken.

In Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen twee vormen ouderbetrokkenheid:

ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie (Menheere & Hooge, 2010). Ouderbetrokkenheid is 'de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun kind, thuis (bijvoorbeeld voorlezen) en op school (bijvoorbeeld rapportbesprekingen voeren met de leerkracht)' (Smit et al., 2007:7). Ouderparticipatie is actieve deelname aan schoolactiviteiten. Ouderbetrokkenheid is dus ‘opvoeding’, ‘communicatie’ en ‘thuisbetrokkenheid’. ‘Vrijwilligerswerk’ en ‘besluitvorming’ vallen onder ouderparticipatie. ‘Samenwerking met de gemeenschap’ is niet onder te verdelen in een van deze twee vormen, omdat het niet alleen te maken heeft met schoolactiviteiten. Door

buitenschoolse activiteiten te linken aan schoolactiviteiten, kan de kloof tussen school en thuis verkleind worden. Samenwerking met de gemeenschap betreft dus meerdere partijen: de school, de ouders en bijvoorbeeld buurthuizen of sportorganisaties.

(13)

12

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Effecten van ouderbetrokkenheid

Ongeacht de vorm van ouderbetrokkenheid komt uit onderzoek naar voren dat ouderbetrokkenheid een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van het kind (Epstein, 2001; Fantuzzo et al., 2004; Hoover-Dempsey et al., 2005; Jeynes, 2003). Zo is er een positief verband met (latere)

schoolresultaten (Desforges & Abouchaar, 2003; Jeynes, 2005; Smit et al., 2006). Izzo et al.1999, in Smit et al., 2006) stelde vast dat de betrokkenheid van de ouder vooral een grote invloed heeft op de vaardigheid lezen. Daarnaast beïnvloedt ouderbetrokkenheid het sociaal functioneren van kinderen, zoals minder probleemgedrag in de klas (Fantuzzo et al., 2004; Smit et al., 2006.)

Wel is de manier waarop ouderbetrokkenheid uitgeoefend wordt van belang.

Ouderbetrokkenheid op school (‘vrijwilligerswerk’ en ‘communicatie’ van Epstein, 2001) levert voornamelijk positievere resultaten op bij rekenen en lezen, terwijl thuisbetrokkenheid resulteert in verbeterde scores in lezen en schrijven (Fantuzzo et al., 2004). Thuisbetrokkenheid levert volgens meerdere onderzoeken (Desforges & Abouchaar, 2003; Bakker et al., 2013) meer resultaat op dan ouderbetrokkenheid op school of contact met de docent. Volgens Fantuzzo et al. (2004) resulteert deze vorm in grotere motivatie, meer doorzettingsvermogen en een grotere receptieve

woordenschat bij kinderen (in de leeftijd van 46 tot 68 maanden).

Behalve op het gebied waar ouderbetrokkenheid van invloed is, speelt de vorm van

ouderbetrokkenheid ook een rol bij de leeftijd van kinderen. Jongere kinderen hebben meer baat bij een gestructureerd systeem, zoals huiswerkmonitoring, dan oudere kinderen (Sacker et al., 2002 in Smit et al. 2006). Bij oudere kinderen is het effectiever om gepercipieerde steun (bijvoorbeeld interesse tonen in het kind, het kind aanmoedigen) te geven (Bakker et al., 2013).

Overigens zijn er ook negatieve effecten van ouderbetrokkenheid geconstateerd. Vaak komt dit doordat de ouderbetrokkenheid is doorgeslagen: overmatige bemoeienis, bijvoorbeeld in hulp bij huiswerk, sociale controle of het stellen van regels (Bakker, 2013). Daarnaast kan een grote druk om te presteren de schoolresultaten negatief beïnvloeden.

Factoren die ouderbetrokkenheid beïnvloeden

Ouderbetrokkenheid heeft volgens bovenstaande onderzoeken voornamelijk een positief effect op de ontwikkeling van een kind. Indien ouderbetrokkenheid een negatief effect heeft, kan dat

veroorzaakt worden door te veel betrokkenheid van de ouders. Hoe betrokken ouders zijn hangt van een aantal factoren af: hun motivatie, opleiding, culturele achtergrond, economisch kapitaal,

(14)

13

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

geslacht en of ze uitgenodigd worden door derden om bij te dragen aan de ontwikkeling van hun kind.

De eerste factor is motivatie. Volgens Hoover-Demsey et al. (2005) hangt ouderbetrokkenheid af van de visie van de ouders over hun rol in de schoolcarrière, onder andere over wie er

verantwoordelijk is voor het onderwijzen van de kinderen, en het gevoel van de ouders dat het helpen van hun kind resulteert in schoolsucces. Hoe actiever de rol van de ouders en hoe sterker het gevoel dat helpen bijdraagt aan een betere ontwikkeling, hoe gemotiveerder en betrokkener de ouders zijn.

De tweede factor is de opleiding van de ouders. Bordewijk et al. (2007) en De Maa & Timman (2013) geven aan dat kinderen van hoogopgeleide ouders van huis uit al meer bagage meekrijgen, doordat ouders veel prikkels geven, kritische vragen stellen en bekend zijn met de communicatie in het onderwijs. Laagopgeleide ouders besteden gemiddeld minder tijd aan voorlezen. Daarnaast helpt de laaggeletterde ouder minder bij het huiswerk en is er een kloof tussen het school- en het

thuismilieu.

De derde factor is culturele achtergrond. Bij allochtone ouders kan het onvoldoende beheersen van het Nederlands een obstakel vormen (De Maa & Timman, 2013). Volgens Bordewijk et al. (2007) kan dit ervoor zorgen dat informatie over het onderwijs, de ontwikkeling van het kind en wederzijdse verwachtingen niet goed overkomt. Ook voelen ouders zich door het lage taalniveau bezwaard, omdat ze hun kind niet goed kunnen helpen met huiswerk (Torres & Hurtado-Vivas, 2011 in Bakker 2013). Het is daarnaast mogelijk dat de visie over opvoeding tussen ouders en school verschilt. Allochtone ouders kunnen controle en autoriteit willen, terwijl de school nadruk legt op zelfverantwoordelijkheid en zelfsturing. Daarnaast is er sprake van een selffulfilling prophecy.

Docenten blijken de ouderbetrokkenheid van allochtone ouders vaak te onderschatten (Bakker et al., 2013). De ouders kunnen zich hierdoor onbegrepen, onzeker en zelfs buitengesloten voelen. Dit vergroot de afstand tussen docent en ouders en verkleint de betrokkenheid bij de school door de ouders. De docent betrekt de ouder met een andere culturele achtergrond van de docent minder bij de school en het leren van hun kind dan ouders met dezelfde culturele achtergrond als die van de docent (Bakker et al., 2013).

De vierde factor is economisch kapitaal (Bordewijk et al., 2007; De Maa & Timman, 2013). Welgestelde ouders kunnen veel materialen in huis halen om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Deze ouders kunnen daarnaast professionele hulp inschakelen bij een eventuele

(15)

14

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

achterstand. Ouders met een laag inkomen kunnen hun kinderen door hun financiële situatie en de leefomstandigheden die daaruit voortkomen minder ervaringen, ontspanning en culturele

activiteiten aanbieden.

De vijfde factor is het geslacht van de ouders. McBride et al. (2009, in Bakker, 2013) stellen dat de betrokkenheid van moeders op school een positief effect had, terwijl die van de vaders een negatief effect had op de prestaties van de kinderen. De auteurs suggereren dat dit komt doordat vaders waarschijnlijk pas in actie komen als de prestaties van de kinderen niet voldoende zijn.

De zesde factor is het uitnodigen door derden. Voor ouders die een passieve rol zien voor de ouder in de ontwikkeling van hun kind en denken dat het niet loont om hun kind te helpen zullen uitnodigingen van docenten een belangrijke motivatie zijn om meer betrokken te raken (Hoover-Demsey et al., 2005). Dit komt omdat uitnodigen laat zien dat ouderbetrokkenheid waardevol is en dat docenten dat van ouders verwachten. Hoe vaker de ouders uitgenodigd worden, hoe meer betrokkenheid ze tonen (Bakker et al., 2013). Uit het onderzoek van Walker et al. (2011, in Bakker et al., 2013) blijkt echter dat algemene uitnodigingen naar Latijns-Amerikaanse ouders een negatief effect hebben. Specifieke uitnodigingen, direct gericht aan de ouder, resulteren wel in meer

betrokkenheid, maar alleen op school. Thuisbetrokkenheid wordt bij de Latijns-Amerikaanse ouders alleen aangeboden als hun kinderen om hulp vragen. Uit Drummond en Stipek (2004, in Bakker et al., 2013) komt naar voren dat ouders uit lagere sociaaleconomische milieus eerder hun kind helpen als de docent dat vraagt. Docenten moeten dan wel eenvoudige en gedetailleerde adviezen aandragen, met andere woorden de ‘communicatie’ moet eenvoudig en gespecificeerd zijn.

Vanwege deze factoren richten drie van de vier onderzochte programma's (VVE Thuis, Opstapje en TOLK) zich waarschijnlijk vooral op laagopgeleide ouders. Alleen Uk & Puk geeft niet aan zich te richten op een specifieke doelgroep. In de praktijk blijkt echter dat aan alle programma’s zowel hoog- als laagopgeleide ouders deelnemen. In de volgende paragraaf worden de vier onderzochte

programma's toegelicht. Dit zijn achtereenvolgens VVE Thuis, Opstapje, TOLK en Uk & Puk Thuis.

2.2 Ouderprogramma’s

In Amsterdam worden in het schooljaar 2013-2014 vier programma’s gebruikt om onderwijskansen van kinderen met behulp van hun ouders te vergroten (A. Alberts, persoonlijke communicatie, 27 maart 2014): VVE Thuis, Opstapje, TOLK en Uk & Puk Thuis. In tabel 1 is te zien hoeveel vroeg- en

(16)

15

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

voorscholen deze programma’s gebruiken. Alle programma's proberen ouderbetrokkenheid te vergroten en niet ouderparticipatie. Daarom wordt in dit onderzoek de Nederlandse definitie van Smit et al., (2007) gehanteerd.

Tabel 1: Verdeling van de ouderprogramma's in Amsterdam (A. Albers, persoonlijke communicatie, 27 maart 2014)

PROGRAMMA AANTAL VROEG- EN VOORSCHOLEN AANDEEL IN AMSTERDAM (IN %)

VVE Thuis 147 77

Opstapje 20 10

TOLK 23 23

Uk & Puk Thuis 1 1

De vier programma’s worden in dit hoofdstuk toegelicht worden aan de hand van achtereenvolgens doelgroep, doelstellingen en gehanteerde methodiek.

2.2.1 VVE Thuis Doelgroep

De doelgroep van VVE Thuis (Nederlands Jeugdinstituut z.d. a) wordt gevormd door laagopgeleide ouders met kinderen vanaf drie jaar, maar andere ouders kunnen ook meedoen. Ouders die alleen basisonderwijs genoten hebben, hebben vaak meer ondersteuning nodig. Het Nederlands

Jeugdinstituut (NJI) raadt voor deze ouders Opstapje aan.

Doelstellingen

Het doel van VVE Thuis is het vergroten van de onderwijskansen van kinderen door een

ondersteunend en stimulerend gezinsklimaat te bevorderen en door de taal- en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind te verbeteren. Het accent ligt bij het laatste punt op het vergroten van de woordenschat.

Methodiek

VVE Thuis bestaat uit verschillende themaboekjes, die aansluiten bij de thema’s van vve-programma’s. Een boekje bevat acht activiteiten, zoals praatplaten, puzzels, liedjes, knutsel- en bewegingsactiviteiten. De activiteiten bouwen op. Daarnaast krijgen ouders bij de meeste thema’s een voorleesboekje mee. Het NJI adviseert om minimaal acht themaboekjes per jaar te behandelen.

(17)

16

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

De boekjes zijn verkrijgbaar in verschillende talen, waardoor de ouder ervoor kan kiezen om de activiteiten ook in de eigen moedertaal te ondernemen.

Elk thema heeft een ouderbijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst worden oefeningen toegelicht en voorgedaan. Ook worden ouders in de bijeenkomsten gewezen op de vier vuistregels van VVE Thuis: praat met je kind, luister naar je kind, moedig je kind aan en volg je kind.

Een ouderbijeenkomst kan gegeven worden door pedagogische medewerkers, leerkrachten of agogische medewerkers. Zij kunnen bij het NJI een trainings- en begeleidingstraining volgen.

2.2.2 Opstapje Doelgroep

Opstapje (Nederlands Jeugdinstituut z.d. b) richt zich op laagopgeleide ouders met kinderen van twee tot vier jaar oud. Ook laaggeletterde ouders kunnen deelnemen aan het programma.

Doelstellingen

Opstapje heeft als doel de kloof tussen thuis en school te verkleinen. Dit wordt vooral bewerkstelligd door de interactie tussen ouder en kind te bevorderen aan de hand van vijf vuistregels, waarvan de eerste vier dezelfde als de vuistregels van VVE Thuis: kijk en luister naar je kind, volg je kind, praat met je kind, moedig je kind aan en bied je kind structuur. Daarnaast krijgen ouders informatie over de ontwikkeling van hun kind en leren ze wat ze kunnen doen om die ontwikkeling te stimuleren. Niet alleen voor ouders zijn er leerdoelen. Kinderen breiden met dit programma hun speel- en leerervaringen uit.

Methodiek

Opstapje werkt vooral met huisbezoeken. Bij laaggeletterde ouders wordt aangeraden hiervoor meer tijd uit te trekken dan bij andere ouders. Een medewerker, die idealiter de taal van het gezin spreekt, begeleidt de ouders bij het uitvoeren van speelse activiteiten met het kind. Deze activiteiten staan op werkbladen. De activiteiten sluiten aan bij de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Deze zijn verkrijgbaar in het Nederlands, Turks, Arabisch en Papiaments (Nederlands Jeugdinstituut z.d. c). Ouders moeten tijdens de activiteiten hun sterkste taal spreken met de kinderen, opdat het kind een rijk taalaanbod krijgt.

(18)

17

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Behalve huisbezoeken heeft Opstapje ook groepsbijeenkomsten. In de groepsbijeenkomsten doen ouders met hun kinderen activiteiten, zoals knutselen of het ondernemen van uitjes. Het doel van de groepsbijeenkomsten is dat ouders met elkaar ervaringen uitwisselen en samen met hun kind meer activiteiten ondernemen waardoor ze samen hun omgeving vergroten. Tevens kunnen medewerkers deskundigen uitnodigen om op een bijeenkomst de ouders te informeren.

Oudercontactmedewerkers volgen een introductietraining bij het NJI, waarna ze wekelijks training en begeleiding door de coördinator ontvangen.

2.2.3 TOLK Doelgroep

TOLK (KLIK-onderwijsondersteuning 2014) richt zich op ouders van in de taalontwikkeling bedreigde kinderen in de leeftijd tussen nul en tien jaar. Volgens Krijnen en Kuiken (2012) richt TOLK zich vooral op laagopgeleide ouders met verschillende culturele achtergronden. Zowel autochtone als allochtone ouders kunnen dus deelnemen aan het programma.

Doelstellingen

Door taalachterstand van kinderen te voorkomen of te verhelpen wil TOLK schoolsucces en een goede sociaal-emotionele ontplooiing bevorderen.

Methodiek

Aan de hand van films en kijkvragen gaan intermediairs in gesprek met ouders over praten met je kind. De ouders worden in de films, waarin Nederlands wordt gesproken, herinnerd aan de pijlers van TOLK: taal aanbieden, overnemen wat het kind zegt en goed teruggeven, luisteren, kijken naar het kind en vertalen van de gedachten van het kind in woorden. Deze pijlers moeten de ouders thuis proberen toe te passen met behulp van aangeleverde suggesties, in het Nederlands of in hun moedertaal.

TOLK heeft verschillende methodes voor de voor- en vroegschool. De methode voor de

voorschool is TOLK 1 Praten met je kind!. Ouders worden er met deze methode bewust van gemaakt dat praten met je kind van belang is voor diens taalontwikkeling. Tevens wordt de kloof tussen thuis- en schooltaal verkleind door thuis over dezelfde onderwerpen als op school te praten.

(19)

18

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

TOLK 2 Vertel het aan je kind! wordt gebruikt op de vroegschool. In deze methode moet taal vooral als iets leuks gezien worden. Er is veel aandacht voor voorlezen, zingen, rijmen en vertellen. Daarnaast bevordert deze methode de kwaliteit van de interactie tussen ouder en kind.

Intermediairs hoeven geen training te volgen. KLIK-Onderwijsondersteuning biedt wel workshops en studiedagen aan.

2.2.4 Uk & Puk Thuis Doelgroep

Uk & Puk Thuis (Zwijsen B.V. z.d.) richt zich op ouders van kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar, die naar een kindercentrum gaan.

Doelstellingen

Het doel van Uk & Puk Thuis is het tot zijn recht laten komen van een kind en het vergroten van een optimale ontwikkeling door:

 een samenhang tussen de wereld van het kind thuis en zijn wereld in het kindcentrum te creëren;

 spraak- en taalvaardigheid, sociaal-emotionele vaardigheden en motorische en zintuiglijke vaardigheden te stimuleren;

 rekenprikkels te geven.

Methodiek

Uk & Puk Thuis geeft kindercentra verschillende mogelijkheden om ouders te betrekken:  informatie geven over Uk & Puk, in een brief of tijdens een informatiebijeenkomst;

 ouders stimuleren om thuis activiteiten te doen die aansluiten bij het thema waarmee in het kindercentrum wordt gewerkt;

 met ouders informatie uitwisselen over hoe het kind op de activiteiten reageert, waar zijn interesse naar uitgaat en hoe het kind zich ontwikkelt;

 ideeën voor activiteiten uitwisselen met ouders;

(20)

19

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

In een informatiebijeenkomst geeft een leidster achtergrondinformatie, laat ze materiaal zien, doet ze activiteiten voor en worden videobeelden en/of foto's van kinderen die aan het werk zijn met UK & Puk besproken.

De ouders worden gestimuleerd om thuis activiteiten, zoals voorlezen, te ondernemen met hun kinderen. Hiervoor stelt de methode luister- en voorleesboekjes en bladen met activiteiten

beschikbaar. De boekjes zijn verkrijgbaar in het Nederlands, Turks, Marokkaans-Arabisch, Papiaments en Tarifit. De activiteiten en boekjes sluiten aan bij de thema's die op het kindcentrum aangeboden worden.

Medewerkers hoeven geen training te volgen. Zwijsen B.V. biedt wel workshops aan.

2.2.5 Aansluiting van de ouderprogramma’s bij de theorie

Alle programma’s proberen ouderbetrokkenheid te vergroten door ‘opvoeding’ en

‘thuisbetrokkenheid’. ‘Communicatie’ wordt door VVE Thuis, TOLK en Uk & Puk Thuis gedaan door het vve-programma te bespreken, terwijl dit in Opstapje niet gedaan wordt.

Alle programma’s werken met een gestructureerd systeem, wat volgens Sacker et al. (2002, in Smit et al., 2006) past bij jonge kinderen. De structuur krijgt in de programma’s vorm door de

activiteiten die de ouders met de kinderen moeten doen of de voorleesboekjes die de ouders met de kinderen gaan doornemen. De ouders krijgen daarbij handvatten om deze activiteiten uit te voeren.

De vier programma’s gaan ook alle uit van een actieve rol van de ouder, waarbij de ouders bij VVE Thuis en Opstapje actiever geacht worden te zijn dan bij TOLK en Uk & Puk Thuis. De visie dat ouders een actieve rol hebben, sluit aan bij gemotiveerde ouders, die ervan uitgaan dat ouders een actieve rol moeten spelen in de ontwikkeling van hun kind.

Gekeken naar de achtergrond van de ouders, richten drie van de vier programma’s, namelijk VVE Thuis, Opstapje en TOLK, zich op de laagopgeleide ouders. Bordewijk et al. (2007) en De Maa & Timman (2013) geven aan dat hoogopgeleide ouders hun kinderen vaak al meer bagage meegeven dan laagopgeleide ouders. Drie programma’s richten zich dus expliciet op de laagopgeleide ouders, waardoor hun kinderen net als kinderen van hoogopgeleiden veel bagage meekrijgen.

Geen van de programma’s kijkt gericht naar de culturele achtergrond van de ouders. Wat betreft taal moeten alleen de medewerkers van Opstapje idealiter de taal van de ouders spreken. De andere programma’s houden de bijeenkomsten in het Nederlands, maar geven aan dat ouders zelf mogen

(21)

20

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

weten in welke taal ze thuis de activiteiten uitvoeren. Van deze programma’s is TOLK het enige programma dat materiaal enkel in het Nederlands meegeeft.

De vier programma’s kijken wat betreft hun doelgroep noch naar het economisch kapitaal noch naar het geslacht. Ook geven de programma’s niet aan hoe en of ouders benaderd worden om deel te nemen.

2.2.6 Resumerend

In tabel 2 zijn de belangrijkste eigenschappen van de vier programma’s samengevat. De programma’s hebben tot doel de ontwikkeling van het kind te optimaliseren en ze willen dat bewerkstelligen door middel van ouderbetrokkenheid. De programma’s hanteren echter allemaal een andere werkvorm. Vermeersch & Vandenbrouke (2010) geven aan dat mensen het effectiefst leren als programma’s zoveel mogelijk aansluiten bij hun behoeften en interesses. De vraag is of deze programma’s dat doen. In het volgende hoofdstuk wordt toegelicht hoe deze vraag beantwoord is.

(22)

21

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Tabel 2: Eigenschappen van ouderprogramma’s VVE Thuis, Opstapje, TOLK en Uk & Puk Thuis

VVETHUIS OPSTAPJE TOLK UK &PUK THUIS

Doelgroep Laagopgeleide ouders met kinderen vanaf drie jaar, maar iedere ouder kan meedoen

Laagopgeleide ouders met kinderen van twee tot vier jaar

Ouders van in de taalontwikkeling bedreigde kinderen in de leeftijd tussen nul en tien jaar, voornamelijk laagopgeleid

Ouders van kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar

Doelstelling Vergroten van de onderwijskansen van kinderen door een ondersteunend en stimulerend gezinsklimaat te bevorderen en door de taal- en sociaal-emotionele

ontwikkeling van het kind te verbeteren

De kloof tussen thuis en school verkleinen door de interactie tussen ouder en kind te bevorderen, informatie te verschaffen over de ontwikkeling van kinderen en hoe deze te stimuleren Schoolsucces en een goede sociaal-emotionele ontplooiing door taalachterstand van kinderen te voorkomen of te verhelpen

Het tot zijn recht laten komen van een kind en het

vergroten van een optimale

ontwikkeling door de kloof tussen thuis en school te verkleinen; spraak- en taalvaardigheid, sociaal-emotionele vaardigheden en motorische en zintuiglijke vaardigheden stimuleren en rekenprikkels geven. Methodiek Tijdens ouderbijeenkomsten worden oefeningen toegelicht en voorgedaan Thuis voeren de ouders samen met de begeleider activiteiten uit, terwijl ze in een groepsbijeenkomst ervaringen uitwisselen en hun omgeving vergroten

Aan de hand van filmpjes worden interactievaardighed en overgedragen De leidster geeft informatie, doet activiteiten voor en videobeelden worden besproken

Taal Nederlands en/of

moedertaal De moedertaal heeft de voorkeur Nederlands en/of moedertaal Nederlands en/of moedertaal Aansluiting bij een vve- programma Ja Nee Ja Ja Training medewerkers

(23)

22

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

3. Methode

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe er antwoord gezocht is op de onderzoeksvraag ‘Sluiten huidige vve-ouderprogramma's, gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam, aan bij de behoeften van hun doelgroep c.q. ouders en bij die van de vve-aanbieders?’ en op de deelvragen ‘Wat houden de vve-ouderprogramma's in?’; ‘Wat zijn de behoeften van de vve-gebruikers c.q. ouders?’ en ‘Wat zijn de behoeften van vve-aanbieders?’. In § 3.1 wordt toegelicht wat de werkwijze is geweest om de gegevens te verzamelen. In § 3.2 wordt informatie verstrekt over de ondervraagden. In § 3.3 worden de omstandigheden van de afname gegeven en in § 3.4 wordt aangegeven hoe de gegevens verwerkt zijn.

3.1 Gegevensverzameling

Op de volgende manieren is informatie verzameld om de onderzoeksvragen te beantwoorden:  Enquête in het Nederlands of Engels onder ouders in aanwezigheid van onderzoeker en

oudercontactmedewerker (OCM’er), eventueel aangevuld met mondelinge of schriftelijke toelichting.

 Enquête onder oudercontactmedewerkers door middel van een (digitale) vragenlijst, eventueel aangevuld met mondelinge toelichting.

 Observatie van ouderbijeenkomsten.

Er is gekozen voor een enquête om de meningen van zo veel mogelijk ouders en OCM’ers te inventariseren. De kwantiteit is belangrijk omdat de programma’s in heel Amsterdam ingezet worden. Ouders en OCM’ers konden hun antwoorden schriftelijk en mondeling, indien zij de tijd ervoor hadden, toelichten.

De enquête voor de ouders (zie bijlage I) en die voor de oudercontactmedewerker (zie bijlage II) zijn tot stand gekomen door de doelstellingen en methodiek van de programma's te vertalen naar vragen betreffende het te verwachten resultaat en de gekozen werkvorm. Tevens is er bij de ouders

gevraagd waarom zij meedoen met het programma (motivatie) en wat zij van dit programma willen leren, met andere woorden welke inhoud volgens hen in het programma behoort te zitten. Bij de OCM’ers is ook naar hun motivatie en de door hen gewenste inhoud gevraagd.

(24)

23

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Er is naar deze aspecten gevraagd, om te bekijken of de programma’s op zoveel mogelijk punten en zo gedetailleerd mogelijk overeenkomen met de wensen en behoeften van ouders en

oudercontactmedewerkers. De antwoordopties zijn dan ook gebaseerd op wat de

ouderprogramma’s aanbieden en op de verwachte antwoorden. Omdat de respondenten misschien toch een ander antwoord wilden geven, konden ze ook zelf een antwoordoptie invullen.

Er is gekozen om aan te sluiten bij ouderbijeenkomsten in de hoop zo veel mogelijk ouders te bereiken. Dit is geen ideale situatie, aangezien ouders vaak meteen na de bijeenkomst weg willen, nog bezig zijn met een bijeenkomst (aan het knutselen zijn) en, in een enkel geval, op de

meegenomen kinderen moeten letten. Daarnaast waren de bezoeken tussen twee vakanties later in het schooljaar gepland, waardoor veel ouders in de eerste week na de vakantie de bijeenkomst vergeten waren en niet kwamen opdagen. Op scholen waar het niet mogelijk was om aan te sluiten bij een bijeenkomst was de onderzoeker aan het begin van de dag of bij een ouderuurtje aanwezig om ouders aan te spreken.

Door aan te sluiten bij groepsbijeenkomsten ontstond de mogelijkheid tot observatie. Tijdens de observaties zijn de activiteiten en aanpak van de aanbieders opgeschreven. Aan de hand hiervan kan bekeken worden of programma's gegeven worden zoals beschreven of dat organisaties zelf

elementen toevoegen of weglaten.

3.1.1 Werkwijze ouder

Om de behoeften van ouders in kaart te brengen is hun een vragenlijst voorgelegd. Deze vragenlijst konden zij invullen tijdens of na een ouderbijeenkomst of ouderuurtje en na het wegbrengen van hun kinderen. Bij het benaderen van ouders is geprobeerd om ouders uit heel Amsterdam te bevragen. Daarnaast is geprobeerd om evenveel deelnemers van de verschillende programma’s te bevragen, om de invloed van het programma waaraan de ouders deelnemen te beperken.

3.1.2 Werkwijze oudercontactmedewerker

Om de visie en behoeften van oudercontactmedewerkers in kaart te brengen is hun een vragenlijst voorgelegd. Deze is verstuurd naar alle organisaties in Amsterdam die een ouderprogramma hebben. Tevens konden medewerkers de enquête na een bijeenkomst invullen. Daar konden ze hun

(25)

24

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

bevindingen ook mondeling toelichten. Niet alle medewerkers hebben na de bijeenkomst de enquête ingevuld. Zij hadden er toen geen tijd voor en hebben soms de enquête achteraf digitaal ingevuld.

3.2 Respondenten

In deze paragraaf wordt de achtergrond van de respondenten besproken. Allereerst die van de ouders (§ 3.2.1), vervolgens die van de oudercontactmedewerkers (§ 3.2.2) en als laatste wordt beschreven bij hoeveel aanbieders er een observatie is geweest en welk programma zij aanbieden (§ 3.2.3).

3.2.1 Respondenten ouder

Er zijn achttien vroeg- en voorscholen bezocht die werken met VVE Thuis (elf voorscholen en een vroegschool), Opstapje (drie voorscholen), TOLK (twee voorscholen) en Uk & Puk (een voorschool). Deze scholen bevinden zich in alle regio’s van Amsterdam: een in Noord, twee in Oost, acht in West, drie in Nieuw-West, drie in Zuid en een in het Centrum. Tabel 1 (zie § 2.2) laat zien dat het overgrote deel van de vroeg- en voorscholen werkt met VVE Thuis, gevolgd door TOLK, Opstapje en Uk & Puk Thuis. In dit onderzoek biedt het merendeel van de bezochte scholen (61%) VVE Thuis aan. Er zijn echter meer Opstapje-aanbieders (16,7%) bezocht dan TOLK-aanbieders (11,1%). Van Uk & Puk Thuis is één moeder ondervraagd. Zij neemt echter niet deel aan de ouderbijeenkomsten, maar krijgt mails hierover. Haar mening is toch meegenomen, omdat ze in de toekomst misschien wel de bijeenkomt wil bezoeken en het bezoeken van een bijeenkomst niet noodzakelijk is voor het uiten van je behoeften. De verdeling over de programma’s in dit onderzoek komt dus redelijk overeen met het huidige aanbod.

VVE Thuis, Opstapje en TOLK richten zich vooral op laagopgeleide ouders. Veel vroeg- of voorscholen maken echter geen onderscheid tussen hoog- en laagopgeleide ouders, waardoor ook hoogopgeleide ouders bevraagd zijn. Daarnaast is gepoogd zowel vaders als moeders te bevragen, hoewel voornamelijk moeders deelnemen aan de bijeenkomsten. Omdat enkele vaders de enquête hebben ingevuld, wordt in dit verslag niet gesproken van moeders, maar van ouders.

Op enkele scholen kunnen alleen allochtone ouders en/of hun partners deelnemen aan een ouderprogramma. Om die reden en omdat culturele achtergrond van invloed kan zijn op de ouderbetrokkenheid, wordt er in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen allochtone en

(26)

25

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

naast de Nederlandse nationaliteit, terwijl autochtone ouders enkel de Nederlandse nationaliteit hebben. De ouders zijn ingedeeld in deze groepen op basis van hun antwoord op vraag 1 van de enquête. Daarnaast wordt er binnen deze groepen onderscheid gemaakt op basis van opleiding, omdat VVE Thuis, Opstapje en TOLK zich voornamelijk richten op laagopgeleide ouders.

In totaal hebben 105 ouders deelgenomen aan het onderzoek, waarvan 80 ouders geen of niet alleen de Nederlandse nationaliteit hebben. Deze 80 ouders hebben 23 verschillende nationaliteiten. De Marokkaanse nationaliteit is het meest vertegenwoordigd (25,7%), gevolgd door de Turkse (20,0%), Ghanese (4,8%) en Surinaamse (4,8%). Andere nationaliteiten zijn onder andere: Pakistaans, Afghaans, Bulgaars, Deens en Amerikaans. De andere 25 ouders (23,8%) hebben (enkel) de Nederlandse nationaliteit.

Allochtone ouders

De meeste allochtone ouders (53,8%) geven aan met hun kind zowel Nederlands als hun moedertaal te spreken. Enkele anderstalige ouders (12,5%) spreken alleen Nederlands met hun kinderen, terwijl 25 ouders (31,3%) enkel in hun moedertaal communiceren. De meerderheid (65,2%) van de partners van de laatste groep praat ook in de moedertaal met de kinderen. De meest genoemde moedertalen zijn Turks (25,0%), Arabisch (20,0%) en Marokkaans (8,8%). De ouders die Marokkaans als

moedertaal opgegeven hebben, geven niet aan of dit Arabisch of Tarifit was. Andere vaker genoemde talen zijn Ghanees, Spaans, Engels, Surinaams en Urdu.

In figuur 1 is te zien dat het merendeel van de ouders voortgezet onderwijs (34%), mbo (24%) of hbo/universiteit (23%) heeft gevolgd. Van de ouders die het voortgezet onderwijs hebben gevolgd hebben 18 ouders het niveau aangegeven, zie tabel 3. Bijna een vijfde (17%) van de ouders heeft enkel basisonderwijs gevolgd. Slechts twee ouders zijn niet naar school gegaan. Iets minder dan de helft van de ouders (47,5%) is laagopgeleid. De rest van de allochtone ouders zijn middelbaar of hoogopgeleid. Bij deze indeling zijn de definities van het CBS gebruikt, zoals weergegeven in tabel 4.

(27)

26

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Figuur 1: Onderwijsachtergrond allochtone ouders Tabel 3: Onderwijstype voortgezet onderwijs van allochtone ouders

ONDERWIJSTYPE AANTAL Ongespecificeerd 10 Vmbo 6 Mavo 5 Havo 4 Vwo 3

Tabel 4: Definitie laag-, middelbaar en hoogopgeleid (CBS, 2014)

BEGRIP ONDERWIJS

Laagopgeleid Geen opleiding, basisonderwijs, mavo en vmbo

Middelbaar opgeleid

Havo, vwo en mbo

Hoogopgeleid Hbo en wo

In figuur 2 is de verdeling van de allochtone ouders over de vve-ouderprogramma’s te zien. Het merendeel (77%) van de ouders volgt VVE Thuis, gevolgd door Opstapje (16%), TOLK (6%) en Uk & Puk Thuis (1%). 2% 17% 34% 24% 23%

Onderwijsachtergrond allochtone

ouders (n = 80)

Geen PO VO MBO HBO/Universiteit

(28)

27

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Figuur 2: Deelname programma allochtone ouders

Nederlandse ouders

De Nederlandse ouders spreken allemaal Nederlands met hun kind. Vier van hen zeggen echter (nog) een andere moedertaal dan het Nederlands te hebben. Zestien van de Nederlandse ouders hebben een partner die ook Nederlands met hun kind spreekt; de andere negen Nederlandse ouders hebben een partner die ten minste één andere taal met hun kind spreekt.

In figuur 3 is te zijn dat bij de Nederlandse ouders 88% middelbaar of hoger onderwijs heeft genoten. Drie ouders zijn na de middelbare school gestopt met studeren. In tabel 5 is te zien welk onderwijstype zij gevolgd hebben. Twee Nederlandse ouders behoren tot de doelgroep van de meeste programma’s, de laagopgeleide ouder. Een van hen geeft aan het Arabisch als moedertaal te hebben.

77% 16%

6% 1%

Deelname programma allochtone

ouders (n = 80)

VVE Thuis Opstapje TOLK

(29)

28

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Figuur 3: Onderwijsachtergrond Nederlandse ouders Tabel 5: Onderwijstype voortgezet onderwijs van Nederlandse ouders

ONDERWIJSTYPE AANTAL

Vmbo 2

Havo 1

In figuur 4 is de verdeling van de Nederlandse ouders over de vve-ouderprogramma’s te zien. Het merendeel (84%) van de ouders volgt VVE Thuis. Evenveel Nederlandse ouders (8%) volgen Opstapje en TOLK. Geen van de Nederlandse ouders die Uk & Puk Thuis volgt is bevraagd.

Figuur 4: Deelname programma Nederlandse ouders

12% 17% 71%

Onderwijsachtergrond Nederlandse

ouders (n = 25)

Geen PO VO MBO HBO/Universiteit 84% 8%8%

Deelname programma Nederlandse

ouders (n = 25)

VVE Thuis Opstapje TOLK

(30)

29

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Laagopgeleide ouders

VVE Thuis, Opstapje en TOLK richten zich op laagopgeleide ouders. In totaal zijn 39 van de 105 ouders laagopgeleid. Dat betekent dat slechts 37,1% behoort tot de doelgroep van deze drie programma’s.

Mondelinge of schriftelijke toelichting

In totaal hebben 23 vrouwen en drie mannen hun enquête in een gesprek toegelicht, waarvan drie Nederlands. Deze gesprekken variëren van een-op-een-gesprekken tot een groepsgesprek met acht vrouwen. Omdat hun bijeenkomst te chaotisch was voor een groepsgesprek, hebben 17 moeders schriftelijk aangegeven of ze het programma leerzaam vonden (wat wel/niet), of ze het aan zouden raden bij andere ouders en of het geschikt is voor alle ouders.

3.2.2 Respondenten oudercontactmedewerkers

Op de mail naar de OCM’ers zijn reacties gekomen van een vroegschool en 18 voorscholen.

Daarnaast zijn er 17 reacties, waarbij niet duidelijk is of de respondenten op een vroeg- of voorschool werken. OCM’ers kunnen individueel een ouderbijeenkomst organiseren, maar bij sommige

organisaties geven twee medewerkers samen een bijeenkomst. Sommige medewerkers zullen in de praktijk dus dezelfde aanpak hanteren. In totaal zijn 37 OCM’ers ondervraagd.

De respondenten zijn oudercontactmedewerkers, pedagogisch medewerkers en medewerkers ontwikkelingsstimulering in de thuissituatie en opvoedondersteuning. In dit onderzoek wordt gesproken van OCM’er of medewerker. In figuur 6 is te zien dat het merendeel (86%) van de respondenten met VVE Thuis werkt. Drie respondenten werken met Opstapje en van TOLK en Uk & Puk Thuis heeft elk één medewerker de enquête ingevuld. Dit betekent dat de VVE Thuis-aanbieders oververtegenwoordigd en de andere aanbieders ondervertegenwoordigd in dit onderzoek.

(31)

30

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Figuur 5: Programma gegeven door de oudercontactmedewerkers

Behalve de ingevulde enquêtes zijn er zes gesprekken geweest met acht medewerkers. Deze gesprekken vonden plaats na de bijeenkomsten. De OCM’ers met wie de gesprekken gevoerd zijn, hadden op dat moment tijd om hun mening en bevindingen mondeling toe te lichten en/of uit te breiden. Zes van deze ondervraagden hebben ook de enquête ingevuld. De overige twee

respondenten zouden deze enquête later digitaal invullen, maar hebben dat niet gedaan. In de gesprekken is voornamelijk gevraagd naar de ervaringen van de medewerkers, naar hoe ouders geselecteerd worden en naar de reacties die zij van ouders krijgen.

3.2.3 Observaties

Omdat niet elke school de mogelijkheid bood om aan te sluiten bij een ouderbijeenkomst, is er niet op elke school geobserveerd. Hierdoor zijn er van de programma’s TOLK en Uk & Puk Thuis geen observaties. Van VVE Thuis zijn zes bijeenkomsten geobserveerd, terwijl de onderzoeker bij Opstapje aan kon sluiten bij twee bijeenkomsten.

3.3 Omstandigheden tijdens afname

De omstandigheden bij het afnemen van de enquête verschilden per bijeenkomst. De OCM’er was, met uitzondering van één gesprek, bij alle bijeenkomsten aanwezig om de ouders eventueel te helpen met invullen. De ene medewerker had de ouders van te voren ingelicht over de komst van de onderzoeker, de andere medewerker had dit niet gedaan. Daarnaast introduceerde de een de

86% 8% 3% 3%

Programma

oudercontactmedewerkers (n = 37)

VVE Thuis Opstapje TOLK

(32)

31

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

onderzoeker wel, de ander niet. In het laatste geval moest de onderzoeker zichzelf introduceren. Het vervelende hierbij was dat de OCM’er vaak de bijeenkomst afsloot, waarna de onderzoeker nog snel de ouders moest aanspreken om toch aan het onderzoek deel te nemen.

De meeste bijeenkomsten en gesprekken waren in het schoolgebouw zelf. Eén afname vond buiten plaats, wat geen ideale situatie was. Daar waren de kinderen ook aanwezig en vulden de ouders de enquête in met een oog op hen gericht. Ook in enkele andere bijeenkomsten waren kinderen aanwezig (de kinderen die vve volgen of jongere broertjes/zusjes), die de aandacht van de ouder(s) vroegen.

Een andere afleider bij veel bijeenkomsten was het knutselmateriaal. In veel bijeenkomsten voerden de ouders een knutselopdracht uit om deze thuis te herhalen. Deze opdracht vormde tevens het einde van de bijeenkomst, waarna de onderzoeker vragen zou stellen. In sommige gevallen waren andere ouders in het lokaal nog bezig met knutselen.

3.4 Gegevensverwerking

Om te bepalen wat de respondenten belangrijk vinden, wordt het aantal keer dat een antwoordoptie gekozen is bij elkaar opgeteld. Om overzichtelijker te maken wat de ouders belangrijk vinden, wordt de informatie in procenten omgezet. Hierbij is gelet op de opleiding van de ouders, aangezien drie programma’s zich richten op laagopgeleiden. Zo kan bekeken worden wat de behoeftes van de beoogde doelgroep zijn. Doordat de respondenten bij de meeste vragen meerdere antwoordopties konden aanvinken, komt het totaal van alle antwoordopties op meer dan honderd procent uit. Ook de OCM’ers konden meerdere antwoordopties kiezen. Om duidelijk aan te geven hoeveel procent van de OCM’ers voor een optie gaat, worden hier ook percentages gebruikt.

(33)

32

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

4. Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de enquêtes en de observaties besproken worden. Allereerst worden de resultaten van de ouders besproken in § 4.1. Vervolgens wordt in § 4.2 beschreven wat de OCM’ers willen. Als laatste wordt in § 4.3 een korte samenvatting van de observaties gegeven.

Zoals in hoofdstuk 3 aangegeven, konden de respondenten meerdere antwoordopties aankruisen, waardoor het totaal tot boven de honderd procent op kan lopen. Daarnaast werden er zowel open- als meerkeuzevragen gesteld. Bij de resultaten van de meerkeuzevragen zal een tabel getoond worden. Bij de resultaten van de open vragen zal alleen een tabel getoond worden indien de gegeven antwoorden daar een mogelijkheid voor geven.

4.1 Resultaten ouders

1

Om de wensen en behoeften wat betreft ouderprogramma’s in kaart te brengen, zijn zowel autochtone als allochtone ouders ondervraagd (voor de enquête zie bijlage I). De ouders nemen samen deel aan een van de programma’s. In enkele gevallen kunnen alleen vaders en moeders meedoen indien zijzelf of hun partner allochtoon is. Mede daarom wordt er een onderscheid

gemaakt in culturele achtergrond. Een andere reden is dat culturele achtergrond van invloed kan zijn op de betrokkenheid van de ouders. Ook wordt er onderscheid gemaakt in opleiding, omdat

laagopgeleiden de doelgroep vormen van VVE Thuis, Opstapje en TOLK.

4.1.1 Allochtone ouders

In deze paragraaf worden de resultaten van de enquête onder de 80 allochtone ouders besproken. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: de motivatie van de ouders, de inhoud en de vorm van het programma, de verwachtingen van de ouders over wat hun kinderen zullen leren en de

frequentie van de activiteiten.

1 Opmerking: bij de ouders wordt van ‘docent’ gesproken en niet van ‘OCM’er’ of ‘medewerker’, omdat in de enquête

(34)

33

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

4.1.1.1 Motivatie

Bijna alle ouders (98,8%) hebben een persoonlijke motivatie om mee te doen (zie tabel 6). Eén ouder geeft aan mee te doen omdat het verplicht is, de andere ouders zeggen om andere redenen mee te doen. Meer dan de helft van deze ouders doet mee aan het programma om uiteindelijk meer te doen met hun kind (65,0%) en om beter op de hoogte te zijn van wat het kind op school doet (60,0%).

Tabel 6: De motivatie van de allochtone ouders is om deel te nemen aan een ouderprogramma (in %) (vraag 7)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) Beter opvoeden 43,8 42,9 43,9 44,4 Beter voorlezen 36,3 47,6 34,1 27,8

Beter weten wat het kind op school doet

60,0 57,1 53,6 77,8

Het kind helpen met het Nederlands

50,0 66,7 48.8 33,3

Meer doen met het kind

65,0 61,9 73,2 50,0

Zelf Nederlands leren 30,0 33,3 26.8 33,3

Overig: Het is verplicht 1.3 0,0 0,0 5,6

Vooral hoogopgeleide ouders willen een verbinding maken tussen school en thuis. Ruim drie kwart van deze ouders (77,8%) doet om deze reden mee met het programma. Bij de middelbaar (53,6% ) en laagopgeleide ouders (57,1%) is de verbinding een belangrijke reden, maar meer ouders vinden het belangrijk om uiteindelijk meer met hun kind te gaan doen (respectievelijk 73,2% en 61,9%).

Bij de laagopgeleide groep doet twee derde (66,7%) mee om hun kind te kunnen helpen met het Nederlands. Ongeveer de helft van de middelbaar opgeleiden (48,8%) wil zijn kind helpen met het Nederlands. Bij hoogopgeleide ouders wil een derde deel dit (33,3%).

Twee vijfde (43,8%) van de ouders doet daarnaast mee om tips over opvoeden te krijgen. Deze ouders bevinden zich in alle opleidingsniveaus: van laag- tot hoogopgeleid doet 42,9% tot 44,4% om deze reden mee.

4.1.1.2 Inhoud

Zoals in § 4.1.1.1 aangegeven vinden de ouders het belangrijk om dezelfde thema’s te behandelen die de kinderen op de vroeg- of voorschool aangeboden krijgen. Daarnaast wil 67,5% hun kind helpen met school (zie tabel 7). Dit moet dus terugkomen in de programma’s. De ouders willen daarnaast

(35)

34

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

tips om meer te ondernemen met hun kind (60,0%) en opvoedtips (41,3%). Respectievelijk 73,8% en 41,3% verwacht dat het programma dat ze volgen dit aanbiedt (zie tabel 8).

De laagopgeleide ouders (66,7%) geven aan mee te doen om hun kind met het Nederlands te helpen (zie § 4.1.1.1). Zij en meer laagopgeleide ouders (71,4%) willen graag Nederlands leren met dit programma. Ruim een kwart (28,6%) verwacht dit te leren in de huidige programma’s (zie tabel 8). Sommige laagopgeleiden hebben echter geen behoefte aan informatie over de Nederlandse cultuur (19,0%), noch over het Nederlandse onderwijssysteem (33,3%). Voor de middelbaar opgeleiden geldt dat 29,3% Nederlands wil leren met dit programma en dat in de programma’s verwacht. Iets meer dan de helft (17,1%) daarvan wil informatie over de Nederlandse cultuur krijgen en ongeveer twee vijfde (41,5%) van de middelbaar opgeleiden wil meer weten over het

Nederlandse onderwijssysteem. Ook hoogopgeleiden (55,6%) willen informatie ontvangen over het onderwijssysteem in Nederland. Zes (33,3%) van hen willen zelf (beter) Nederlands leren, maar willen geen informatie over de Nederlandse cultuur ontvangen.

In gesprekken geven verscheidene ouders aan de vuistregels van VVE Thuis fijn te vinden. Dit zijn algemene regels die overal toe te passen zijn. Ook de thema’s van de boekjes geven ouders houvast. Zo hoeven ze niet zelf een thema te bedenken om met hun kinderen te behandelen. Anderstalige ouders leren door de verschillende thema’s zelf ook nieuwe woorden.

Tabel 7: Wat de allochtone ouders willen leren met een ouderprogramma (in %) (vraag 10)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) De Nederlandse cultuur 16,3 19,0 17,1 11,1 Helpen op school 35,0 33,3 34,1 38,9

Kind helpen met school

67,5 61,9 63,4 83,3

Meer doen met het kind 60,0 52,4 51,2 55,6 Nederlands 36,3 71,4 29,3 33,3 Onderwijssysteem van Nederland 42,5 33,3 41,5 55,6 Opvoedtips 41,3 42,9 39,0 44,4 Overig: creatieve dingen doen 1,3 4,8 0,0 0,0

(36)

35

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Tabel 8: Wat de allochtone ouders verwachten te leren met het huidige ouderprogramma (in %) (vraag 9)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) Beter opvoeden 41,3 81,0 31,7 44,4 De Nederlandse cultuur 16,3 33,3 14,6 11,1

Luisteren naar het kind 52,5 57,1 61,0 33,3

Meer doen met het kind

73,8 42,9 58,5 72,2

Oefenen met de thema’s van het vve-programma

67,5 52,4 62,4 83,3

Praten met het kind 51,3 61,9 46,3 44,4

Spelletjes spelen met het kind

57,5 52,4 51,2 50,0

Vragen wat het kind op school gedaan heeft

40,0 71,4 29,3 44,4

Zelf Nederlands leren 33,8 28,6 29,3 22,2

4.1.1.3 Vorm

De meerderheid van de ouders (67,5%) vindt het belangrijk om te oefenen met de thema’s die de kinderen op school aangeboden krijgen; vooral middelbaar en hoogopgeleiden (respectievelijk 73,2% en 66,7%) verwachten dit in het programma terug te vinden (zie tabel 9). In de gesprekken vertelden ouders de koppeling met het programma op de voorschool prettig te vinden, ook al kwamen

sommige thema’s te vroeg of te laat aan bod. Ouders die TOLK volgen geven aan dat de filmpjes van het programma niet altijd overeenkomen met de bijbehorende thema’s. Daarnaast ogen de filmpjes ouderwets en tonen ze soms verkeerde voorbeelden. Zo is in een van de filmpjes een Turkse moeder te zien die Nederlands spreekt met haar kind terwijl dat duidelijk niet haar beste taal is. Desondanks kunnen ouders hier ideeën uithalen, zegt een moeder.

Tabel 9: Wat de allochtone ouders verwachten dat een docent doet in een ouderprogramma (in %) (vraag 11)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18)

De docent doet voor 33,8 47,6 29,3 22,2

De docent vertelt 36,3 47,6 34,1 27,7

Het kijken van filmpjes 18,8 23,8 17,1 16,7

Oefenen met de thema’s van het

vve-programma 67,5 57,1 73,2 66,7

(37)

36

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

In de gesprekken kwam ook naar voren dat ouders het fijn vinden om met elkaar ervaringen en ideeën uit te wisselen. Hierdoor krijgen ouders verschillende visies te horen, waaruit ze zelf voor hen bruikbare ideeën kunnen destilleren. Een substantieel deel van de ouders (56,3%) denkt in de ouderprogramma’s met andere ouders te praten, waarbij laag- en middelbaar geschoolden dit meer verwachten dan hooggeschoolden. Ouders geven in gesprekken aan dat een gevolg van het

discussiëren is dat het contact tussen de ouders verbetert.

Het behandelen van thema’s en het praten met anderen wordt door ouders van alle

opleidingsniveaus (> 44,4%) verwacht. De andere aanpakken (docent vertelt, docent doet voor, filmpje kijken) worden door middelbaar en hoogopgeleiden (< 34%) minder verwacht. Een

hoogopgeleide moeder geeft in een gesprek aan graag informatie van deskundigen te willen. Bij de laagopgeleiden verwacht bijna de helft (47,6%) dat de docent een actieve rol aanneemt door informatie te geven en activiteiten voor te doen. Het bekijken van filmpjes wordt door ouders (< 23,8%) minder verwacht.

Werkzaamheden docent

Een docent moet volgens de ouders vooral tips geven (> 32,5%) (zie tabel 10). Meer ouders (37,5%) hebben de voorkeur dat de docent dit in het Nederlands doet, hoewel niet alle ouders een voorkeur voor een taal hebben aangegeven. Bijna een kwart (23,8%) vindt dat de docent dit enkel in hun moedertaal behoort te doen. Een ouder heeft tijdens het gesprek aangegeven het fijn te vinden dat er twee docenten zijn, omdat een van hen haar moedertaal spreekt. Moeders geven in de

gesprekken aan dat andere ouders kunnen tolken, mocht iemand moeite hebben met het Nederlands.

De tips, die de docent moet geven, moeten voornamelijk gaan over hoe een ouder met zijn kind kan praten (70,0%) en hoe een ouder zijn kind op een goede manier kan voorlezen (55,0%), maar tips over opvoeden zijn bij ongeveer een derde (32,5%) van elk niveau welkom. Ongeveer twee vijfde (42,9%) van de laaggeschoolden vindt dat een docent precies moet aangeven wat ze thuis doen en Nederlands moet geven. Bij de middelbaar geschoolden vindt respectievelijk drie tiende (29,3%) en een vijfde (22%) dit. Een vijfde (22,2%) van de hoogopgeleiden wil dat de docent precies aangeeft wat ze thuis moeten doen, maar geen van hen geeft aan Nederlandse les te willen. Het bezoeken van de ouders thuis wordt niet echt gewaardeerd: op alle niveaus vindt een vijfde (19,5%) of minder dat de docent bij hen thuis moet komen. Van de ouders die wel huisbezoeken willen, doet de helft mee aan Opstapje, waar huisbezoeken een belangrijk onderdeel vormen.

(38)

37

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Een ouder geeft expliciet aan dat docenten activiteiten moeten voordoen. Zij heeft dit ook in een gesprek toegelicht: door een activiteit voor te doen zien alle ouders, ongeacht hun taalniveau, hoe ze die activiteit moeten aanpakken.

Tabel 10: Wat de allochtone ouders vinden dat een docent moet doen in een ouderprogramma (in %) (vraag 12)

ANTWOORDOPTIES ALLE OPLEIDINGEN

(N =80) LAAGOPGELEID (N =21) MIDDELBAAR OPGELEID (N =41) HOOGOPGELEID (N =18) Huisbezoek 16,3 14,3 19,5 11,1 Nederlands geven 22,5 42,9 22 0,0 Precieze opdrachten geven 31,3 42,9 29,3 22,2

Tips geven over

opvoeden 32,5 42,9 36,6 33,3

Tips geven over praten

met het kind 70,0 76,2 70,7 61,1

Tips geven over

voorlezen 55,0 61,9 53,7 50,0

Nederlands spreken 37,5 38,1 41,5 27,7

Uw moedertaal

spreken 23,8 23,8 29,3 11,1

Tijdstip van de ouderbijeenkomst

In de gesprekken is de ouders gevraagd of ze tevreden zijn met het tijdstip van de bijeenkomst. De ouders geven aan tevreden te zijn met de tijdstippen die de organisaties aanhouden. Bij

bijeenkomsten overdag vinden de ouders het fijn dat de kinderen naar de voorschool zijn en dus niet door een derde opgevangen hoeven te worden. Daarnaast kunnen de ouders hun kind wegbrengen en aansluitend deelnemen aan de bijeenkomst. Een van de moeders denkt dat dit de beste manier is om ouders te bereiken.

Bij sommige organisaties kunnen ouders kiezen tussen een bijeenkomst in de ochtend of in de middag. Ouders vinden deze keuze heel prettig. Een van de moeders zegt vaker bijeenkomsten te willen: liever elke twee weken in plaats van de huidige elke vijf weken. De andere ouders geven aan de frequentie van de bijeenkomst goed te vinden.

Ouders, die gewend zijn om ’s avonds te komen zijn tevreden, omdat zij overdag moeten werken. Een moeder geeft aan de avond fijner te vinden, omdat ze dan niet afgeleid wordt door gedachtes als ‘ik moet nog boodschappen doen’ en ‘ik moet niet vergeten de kinderen straks op te halen’.

(39)

38

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Deelname voor iedereen

Achttien ouders vinden tijdens de gesprekken dat alle ouders mee moeten kunnen doen, omdat elke ouder nieuwe activiteiten leert en door het programma weet of hij goed handelt. Ook de zeventien moeders die dit schriftelijk aangeven, vinden dat alle ouders mogen deelnemen. In totaal vindt 87,5% dus dat elke ouder deel mag nemen. Negen ouders vinden dat een thuisprogramma ouders die het Nederlands niet vaardig zijn, helpt en ondersteunt. Drie ouders vinden dat niet alle ouders aan de programma’s moeten deelnemen. Een ouder vindt dat de leidster ouders moet selecteren op basis van de ontwikkeling van hun kind. Een andere vindt dat ouders van een kind met taalachterstand min of meer gedwongen moeten worden om mee te doen aan het programma.

4.1.1.4 Verwachting

Ongeveer vier vijfde (respectievelijk 78,8% en 77,5%) van de ouders gelooft dat kinderen door het programma meer woorden en zinnen leren (antwoord op vraag 13). Kinderen leren volgens sommige ouders ook een boekje lezen (51,3%). Een van de ouders geeft aan dat ze verwacht dat haar zoon meer zelfvertrouwen opbouwt, omdat zijn ouders interesse in hem tonen. Een andere moeder geeft aan door het programma beter te weten wat haar kind op school doet. Drie moeders geven aan dat niet alleen haar kind talig vooruit zal gaan door het programma. Zij leren zelf ook nieuwe woorden en een van hen geeft aan dat het programma helpt bij het inburgeren.

Tijdens de bijeenkomsten geven de meeste ouders (78,3%) aan het programma dat ze volgen leerzaam te vinden en raden iedereen aan om aan het programma deel te nemen. Ook de zeventien moeders die in de enquête hebben aangeven of ze van het programma leerden, vinden het

programma leerzaam en raden het andere ouders aan. Vooral het voorleesboekje dat bij de meeste thema’s geleend kan worden, wordt door de ouders gewaardeerd. Ze vinden het jammer dat er niet bij alle thema’s een voorleesboekje hoort.

Aan de hand van de activiteiten nu en de activiteiten na afloop van het programma (vragen 8 en 14) is gekeken naar de verwachtingen van ouders ten aanzien van de frequentie van de activiteiten. Omdat niet elke ouder bij elke activiteit een frequentie heeft aangegeven, zijn de volgende

resultaten gebaseerd op de enquêtes waarbij er zowel een huidige als latere frequentie aangegeven is. Bij de activiteiten in het Nederlands gaat het dan om 56 van de 80 allochtone ouders, bij de activiteiten in de moedertaal zijn dat 42 ouders.

(40)

39

Bregje Cruijsberg Ouders in de vve

Hoewel ouders aangeven het programma leerzaam te vinden, verwachten de meeste ouders niet dat ze de frequentie van hun activiteiten, zowel in het Nederlands als in hun moedertaal, met hun kind gaan veranderen (zie figuur 6 en figuur 7). Deze verwachting heerst in alle opleidingsniveaus. Twee moeders geven aan niet meer te gaan ondernemen met hun kind, maar hopen meer variatie in de activiteiten aan te brengen. Als de ouders meer verwachten te ondernemen zullen ze dit

voornamelijk in het Nederlands doen. Ze gaan dan de activiteiten (zie figuur 6) vaker dagelijks doen, behalve ‘knutselen’ en ‘de bibliotheek bezoeken’, die vaker wekelijks zullen plaatsvinden. Ook in de moedertaal verwachten sommige ouders de activiteiten vaker te doen (zie figuur 7). Ouders geven ook aan sommige activiteiten minder te doen. Vooral ‘verhalen vertellen’ en ‘spelletjes spelen’ zullen ouders in zowel het Nederlands (12,5% en 10,7%) als in de moedertaal (7,1% en 7,1%) minder gaan doen.

Figuur 6: Verwachting activiteiten in het Nederlands door allochtone ouders

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 KOKEN/SPEELTUIN/PARK SPELLETJES SPELEN DE BIBLIOTHEEK BEZOEKEN KNUTSELEN VERHALEN VERTELLEN LIEDJES ZINGEN TELEVISIE KIJKEN VOORLEZEN

Verwachting activiteiten (Nederlands)

(n=56)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is precies dit soort van spreken, de- ze invulling van wat opvoeden is of kan zijn, die niet meer ter sprake gebracht wordt omdat opvoe- den voor ons vandaag een heel

Van gesloten groepen ouders (waaronder gereformeerden) is bekend dat er laat hulpverlening wordt gevraagd en dat de problemen dan heftig zijn. Veel problemen worden niet naar

Vertel ouders dat de cursussen lezen en schrijven speciaal zijn ontwikkeld voor volwassenen die ‘net als zij’ vaak wel naar school zijn geweest, maar hun niveau willen

“Wat wil je dat ik voor je doe?” De blinde antwoordde Hem: “Heer, maak dat ik kan zien!” En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw ge- loof heeft u genezen.” Bartimeüs kon terug zien

Er wordt nagegaan in hoeverre ouders en andere actoren van oordeel zijn dat gezinnen als collectief tot sterke actor van de tweede soort kunnen worden (in relatie tot andere

onderzoek is gedaan naar de relatie tussen negatief ouderschap en externaliserend probleemgedrag van adolescenten, wordt in deze studie onderzoek gedaan naar de relatie tussen

van anderstalige ouders bij het onderwijs van hun kind: ouders die niet naar ouder- contacten komen, niet reageren op briefjes, nooit deelnemen aan activiteiten op school, kinderen

Het Noordik Vriezenveen wil dat iedere leerling zich veilig voelt op onze school!. Dit geldt zowel voor jou, als voor alle