• No results found

Niet alle jongeren kunnen ergens met hun vervelende ervaringen terecht

6.1 10.905 jongeren over seksuele ervaringen op internet

9. Niet alle jongeren kunnen ergens met hun vervelende ervaringen terecht

Van de groep jongeren die naar eigen zeggen ‘iets vervelends’ meemaakte op seksueel gebied, zegt meer dan de helft van de jongens en eenderde van de meisjes dat ze hier met niemand over hebben gepraat. De meest genoemde reden hiervoor is dat dit niet nodig was: het voorval werd niet ernstig genoeg gevonden of ze had-den geen hulp nodig bij de verwerking ervan. Toch zegt ook een zorgwekkend aantal meisjes dat ze er niet

over gepraat hebben uit schaamte. Op de totale groep heeft 1,3% van de jongens en 3,6% van de meisjes wel eens iets vervelends meegemaakt én hier met niemand over gesproken uit schaamte-, schuld-, of angstgevoe-lens. Voor deze groep jongeren zou een plek moeten komen (online of offline) waar ze anoniem terechtkunnen om over deze vervelende ervaringen te praten en waar ze de ondersteuning kunnen krijgen die wenselijk is.

Wanneer jongeren wel over een vervelende ervaring hebben gesproken, was dit meestal met vrienden. Dit is ook wat jongeren die iets vervelends hebben meegemaakt het beste helpt, vindt men.

6.2 Campagne ‘Verliefd op internet’

Mijn Kind Online is in oktober 2010 gestart met een landelijke campagne om ouders en scholen bewust te maken van de risico’s van cyberseks. De politie ondersteunt het initiatief.

De campagne is gestart naar aanleiding van nieuwe cijfers rondom cyber-seks. In 2009 deden 254 jongeren aangifte van seksueel misbruik via in-ternet. In 2008 waren dat er nog 190. Volgens de politie is dit slechts het topje van de ijsberg. In de meeste gevallen worden kinderen gedwongen zich uit te kleden voor de webcam en vervolgens seksuele handelingen te verrichten. De dader neemt deze beelden op en gebruikt ze vervolgens om te chanteren of om ze als kinderporno te verspreiden. De campagne wil middels een brochure seksueel misbruik op het internet bespreekbaar maken. Daarbij wordt niet alleen ingegaan op de risico’s, maar ook op de normale interesses van kinderen en experimenterende pubers (Borgdorff

& Pijpers, 2010).

6.3 Porno kijken op internet

De onderzoekers Peter en Valkenburg deden in 2008 en 2009 onderzoek onder zo’n 750 jongeren tussen de 13 en 18 jaar, naar de vraag hoe vaak ze porno kijken op internet. In 2008 en 2009 publiceerden ze hierover artikelen in vier verschillende Engelstalige vaktijdschriften.

Uit het onderzoek van Peter en Valkenburg blijkt dat jongens vaker expliciet seksueel materiaal opzoeken dan meisjes. Van de jongens had 70% in de zes maanden voor het onderzoek op z’n minst één keer pornogra-fische foto’s of video’s bekeken, bij de meisjes was dat 40%. Uit hetzelfde onderzoek kwam naar voren dat er een relatie gelegd kan worden tussen het kijken naar pornografisch videomateriaal op internet en de mate waarin vrouwen worden gezien als lustobject. Dit gaat zowel op voor zowel jongens als meisjes. Niet alle materiaal laat dat verband zien. Het is vooral videomateriaal dat die opvattingen versterkt; pornografische foto’s hebben dat effect niet.

Jongeren die vaak porno kijken op internet zijn veelal onzekerder en minder tevreden over hun eigen seksle-ven. De relatie tussen die variabelen wordt versterkt als de jongeren geen of niet veel seksuele ervaring heb-ben. Een ander verband dat werd gevonden is dat jongeren die seksueel expliciet materiaal bekijken minder negatief staan tegenover casual sex en andere vormen van seks buiten een relatie om (Peter & Valkenburg, 2008a, 2008b, 2009a & 2009b).

6.4 Internetvaardigheden van ouderen en jongeren

In dagblad Trouw verscheen in augustus een artikel over het onderzoek Internet skills; vital assets in a infor-mation society, dat werd uitgevoerd door communicatiewetenschapper Alexander van Deursen. Hieronder een ingekorte versie van dat artikel.

Het niveau van internetvaardigheden van Nederlanders is zorgwekkend. Dit stelt communicatiewetenschap-per Alexander van Deursen van de Universiteit Twente naar aanleiding van een grootschalig onderzoek. Van Deursen keek in zijn onderzoek onder meer naar de verschillen in internetvaardigheden tussen jongeren en ouderen.

300 proefpersonen moesten taken op internet uitvoeren, zoals een PDF-bestand opslaan, navigeren in ver-schillende webdesigns, een tweesterrenrestaurant in Amsterdam opzoeken en uitvinden hoe je het goed-koopst naar Amsterdam kunt reizen, met de trein of met de auto. Tijdens de taken werden alle schermacties van de proefpersonen opgeslagen.

Op basis van zijn onderzoek concludeert Van Deursen dat het niveau van de internetvaardigheden van veel Nederlanders zorgwekkend is en dat bij relatief eenvoudige taken veel fouten werden gemaakt. Zo

heb-ben veel internetgebruikers moeite met het kiezen van de juiste zoekwoorden en werd gevonden informatie in meer dan 90% van de gevallen niet geëvalueerd.

In zijn onderzoek maakt Van Deursen onderscheid tussen mediumgerelateerde vaardigheden en inhou-delijk gerelateerde vaardigheden. Bij mediumgere-lateerde vaardigheden gaat het om de technische vaardigheden die nodig zijn om gebruik te maken van internet, de zogenoemde ‘knoppenkennis’.

Bijvoorbeeld het bedienen van internetbrowsers en zoekmachines en het navigeren op het internet. Bij inhoudelijke vaardigheden gaat het onder meer om het zoeken naar informatie en hoe je bepaalde voor-delen uit internetgebruik kan halen, zoals het goed-koop aanschaffen van een product of het vinden van het ziekenhuis met de kortste wachtlijst.

Uit het onderzoek komt naar voren dat het bij oude-ren schort aan mediumgerelateerde vaardigheden.

Veelgemaakte fouten zijn het aan elkaar typen van zoekwoorden, het intypen van zoekwoorden in de menubalk en het verliezen van het overzicht als iets in een nieuw venster opent.

Bij jongeren is het beter gesteld met de mediumge-relateerde vaardigheden, maar blijven de inhoude-lijk gerelateerde vaardigheden achter op die van de ouderen. Dit uit zich onder andere in veel te algemene zoekwoorden en een te sterke focus op het eerste zoekresultaat. De verassende conclusie

is dat ouderen die de techniek van internetten beheersen inhoudelijk hun weg beter vinden dan jonge-ren. De grootste verschillen bij alle soorten vaardigheden zijn echter waar te nemen tussen lager en hoger opgeleiden (Otter, 2009).

6.5 Informatiebronnen voor ouders en professionals

Brochures Verliefd op internet (10+) en Kinderen en internet (9-12)

Digivaardig & Digibewust heeft samen met Mijn Kind Online twee brochures uitgebracht voor mensen die zich willen verdiepen in de online leefwereld van kinderen en die willen weten hoe je kinderen in de basis-schoolleeftijd het beste kunt begeleiden. De brochures zijn gratis aan te vragen via

info@digivaardigdigibewust.nl.

LinkedIn Groep ‘Kinderen, seks en internet’

Blijf op de hoogte over het onderwerp via de LinkedIn-groep ‘Kinderen, seks en internet’, voor uitwisseling van tips, nieuws en suggesties.

Zie: http://www.linkedin.com/groups?mostPopular=&gid=3749682&trk=myg_ugrp_ovr

Mediaopvoeding.nl

Ouders én professionals kunnen sinds kort vragen stellen over mediaopvoeding via www.mediaopvoe-ding.nl

Mijndigitalewereld.nl

Op de website www.mijndigitalewereld.nl, een initi-atief van Digivaardig & Digibewust, is een schat aan informatie over kinderen en internet te vinden.