• No results found

De Algemeen Maatschappelijk Werk instelling

4.2 Het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW)

4.2.1 Algemene gegevens van het AMW

In het onderstaande worden enkele cijfers weergegeven over hulpverlening, organisatie, personeel en financiën van het Algemeen Maatschappelijk Werk. Hiervoor is het jaarrapport 1999, getiteld ‘het AMW in beeld’ van de VOG gebruikt.

Bereikbaarheid

Uit de rapportage van de VOG blijkt dat op 1 januari 2000, Nederland 156 AMW-instellingen telde. Deze instellingen beschikken over 758 bureaus en 406 spreekuuradressen. Dit bete-kent dat er per instelling gemiddeld 7,5 bereikbaarheidspunten zijn.

Het blijkt dat het aantal organisaties met AMW in het aanbod is afgenomen. Dit is het gevolg van een aantal fusies.

57 VOG (2001), Het AMW in beeld 1999, Utrecht: VOG.

Personeelsverdeling

Nog steeds is het zo dat er veel meer vrouwen dan mannen in het AMW werken, om precies te zijn, twee keer zo veel. Gek genoeg werden de leidinggevende posities grotendeels wel door mannen bezet. Dit is de laatste jaren wel veranderd. In 1994 waren er 239 mannen en 151 vrouwen in leidinggevende en/ of staffuncties. In 1999 is het aantal mannen in ‘hoge’

posities gedaald van 239 naar 180 mannen en het aantal vrouwen is in dergelijke posities gestegen van 151 naar 302 vrouwen.

Caseload

Als een maatschappelijk werker fulltime werkt, dan had deze op 1 januari 1999 gemiddeld 38 hulpeenheden58 in behandeling.

Gedurende dit jaar kwamen en 73 nieuwe hulpeenheden bij (en 97 korte contacten59).

Verder is te zien, dat er aan het eind van het jaar (31 december) van het totaal aan 111 hulpeenheden (38 + 73) er 76 weer zijn afgesloten. Dit betekent dat er 35 eenheden mee-gingen naar het jaar 2000.

Cliënten van het AMW

Van de cliënten die bij het AMW komen is 66% vrouw. Er komen dus bijna twee keer zoveel vrouwen als mannen bij het AMW.

Ook blijkt dat alleenstaanden en eenoudergezinnen zijn oververtegenwoordigd bij het AMW.

Uit onderzoek is gebleken dat juist deze groepen specifieke problemen hebben. Zo bestaat er een relatie tussen financiële problemen en de samenstelling van het huishouden. Eenouder gezinnen met minderjarige kinderen zitten over het algemeen in de lagere inkomenscatego-rieën. Daarnaast is het percentage alleenstaanden met een laag inkomen hoog.

58 Een hulpeenheid is één of meer personen/ cliënten, die als eenheid hulp ontvangen van de maat-schappelijk werker.

59 Een kort contact is een hulpverlening die niet meer dan één contact en een tijdsinvestering van maximaal één uur vergt.

Bijna de helft van de cliënten heeft een inkomen uit een of andere vorm van betaalde arbeid.

Eenderde van de cliënten heeft een uitkering60.

De laatste twintig jaar doen minderheden een toenemend beroep op het AMW.

Problematiek

Bij het AMW bestaat de hulpvraag voor ongeveer 50% uit psychosociale problemen. Daar-naast bestaat 21% uit materiele problemen, en 25% uit relatieproblemen. Ruim 4% bestaat uit overige problematiek. Het blijkt dat er de laatste jaren een toename van psychosociale problematiek is geweest en een daling in de materiele problematiek.

Wachttijd

In 22% van de gevallen kan er vrijwel onmiddellijk na de aanmelding hulp worden verleend aan de cliënten. Bij 12% is er sprake van een wachttijd van minimaal een week. Van de mensen die hulp vragen moet 42% nog één tot vier weken wachten tot de hulpverlening start. Dit gaat maar liefst om 124.000 mensen. Nog eens 45.000 mensen moeten één tot twee maanden wachten en 25.000 mensen moeten nog langer wachten.

In de rapportage van de VOG komt het er op neer dat er in totaal 194.000 mensen zijn die niet binnen één week na hun aanmelding hulp krijgen bij het AMW als eerstelijns voorzie-ning.

Hulpverleningsduur

Het blijkt dat cumulatief 20% van de hulpverleningen wordt afgesloten binnen een maand, 51% binnen drie maanden, 75% binnen een half jaar en 91% binnen een jaar.

Wat betreft de duur van de hulpverlening blijkt er de laatste jaren nauwelijks sprake te zijn van een verandering.

Verwijzers

De afgelopen jaren is gebleken dat de meeste cliënten op eigen initiatief komen. Het gaat hier ongeveer om een percentage van 40%. De rest van de cliënten wordt door andere

60 Flikweert, M., e.a. (2002), De uitkomsten van de hulpverlening van MJD Groningen, Deel 2, Laan, G., van der, Een vergelijking van de registratiecijfers van MJD Groningen met het provinciale en landelijke beeld van het AMW, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

stanties doorverwezen naar het AMW. Hier valt gelijk op te merken dat de huisarts met zijn poortwachterfunctie de belangrijkste verwijzer is. Maar liefst 30% van de cliënten worden door hun eigen huisarts doorverwezen.

Naast de huisarts, zijn de GGZ, de Thuiszorg, de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) en de politie verantwoordelijk voor een groot deel van de resterende instroom van cliënten.

Als een cliënt bij het AMW niet op zijn plek is, dan moet het AMW ook wel eens cliënten naar een andere instantie doorverwijzen. De belangrijkste uitstroom van cliënten gaat naar de ambulante GGZ61.

Formatieplaatsen

Wat betreft het aantal formatieplaatsen in het AMW kan het volgende gezegd worden. In 1999 beschikte het AMW over 2047 formatieplaatsen voor de uitvoering van het AMW. Dit komt neer op 2811 maatschappelijk werkers. Mede als gevolg van de arbeidstijdverkorting is het aantal formatieplaatsen licht gestegen.

In totaal beschikte het AMW in 1999 over 157 formatieplaatsen leiding (250 personen), over 99 formatieplaatsen combinatie uitvoering/leiding (165 personen) en over 38 formatieplaat-sen inhoudelijk stafpersoneel (67 personen).

Ziekteverzuim

Het percentage ziekteverzuim bedroeg begin 2000 ongeveer 8,5%.

Subsidies

In het jaar 1999 kregen de AMW-organisaties in Nederland een subsidie van 257,6 miljoen gulden. Dit betekent dat het AMW per inwoner f 16,23 kostte. Per cliënt van het AMW komt dit in 1999 neer op f 521,45.

61 Flikweert, M., e.a. (2002), De uitkomsten van de hulpverlening van MJD Groningen, Deel 2, Laan, G., van der, Een vergelijking van de registratiecijfers van MJD Groningen met het provinciale en landelijke beeld van het AMW, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut

Kostprijs maatschappelijk werk

Tevens blijkt uit de bedrijfsspiegel van de VOG62 dat een uur maatschappelijk werk, via inte-grale kostprijsberekening, 90 gulden, oftewel 40,84 euro kost. In dit bedrag zijn ook alle overheadkosten die de instelling maakt, meegenomen.

Het meest opvallend en tegelijkertijd zorgwekkend in het bovenstaande is dat de wachttijden voor het AMW opnieuw zijn toegenomen. In het jaarrapport van de VOG komt naar voren dat in 1997 nog 27% en in 1998 24% van de hulpvragers direct na de aanmelding werd gehol-pen, in 1999 was dit slechts 22 %.

In 1993 kon 57% binnen één week geholpen worden, in 1997 was dit 41%, in 1998 40% en in 1999 nog slechts 22%.

Het blijkt voor maatschappelijk werkers niet mogelijk te zijn nog meer cliënten in de be-schikbare tijd van dienst te zijn. Daarnaast is de laatste jaren al een trend ingezet om zo kort mogelijk hulp te verlenen. Omwille van de kwaliteit is het volgens de VOG niet mogelijk de duur van de hulpverlening nog verder in te korten.

Daarnaast spelen ook nog andere factoren een rol waardoor de hulpverlener minder tijd kan besteden aan cliëntcontacten. Allereerst is dit de invoering van de registratiesystematiek.

Alle instellingen moesten overstappen naar het aanleggen van elektronische cliëntdossiers.

Het zou mogelijk kunnen zijn dat de maatschappelijk werkers, doordat zij zich dit nieuwe systeem eigen moesten maken, minder beschikbare tijd voor de cliëntcontacten hadden.

De VOG geeft in haar rapportage aan dat de kwaliteitszorg naar hun idee in zekere zin tegen het belang van de cliënten werkt. Intakeoverleg, casusbesprekingen, deskundigheidsbevor-dering en ook dossiervorming zijn belangrijke voorwaarden voor een kwalitatief goede hulp-verlening. Het neemt niet weg dat deze werkzaamheden ten koste gaan van de tijd die nor-maliter voor de directe cliëntcontacten was weggelegd.

62 VOG, (1999), Bedrijfsspiegel AMW: Jaarrapport 1999. Utrecht: VOG.