• No results found

Glasurit Bouwverven / Vilvoorde

Afwerken houten schrijnwerk

Afhankelijk van de gebruikte houtsoort en zijn duurzaamheidsklasse, zal de afwerking verschillend zijn. Deze afwerking kan filmogeen of niet-filmogeen zijn, m.a.w. ze kan van het open of van het gesloten poriëntype zijn, zoals een geïmpregneerde beschermlaag met een hout-gepigmenteerde tran-sparante afwerkingslaag, een vernis, een lazuur of een verflaag.

In dergelijke gevallen spreekt men van een transparante, een semi-transpa-rante of een dekkende afwerking.

Naargelang het gewenste uitzicht zal de werkwijze van aanbrenging van de verschillende afwerkingssystemen enigszins verschillend zijn.

10.1.1 Basisvereisten voor een goede afwerkingslaag

Wanneer men voor een gebruiksklaar afwerkingsproduct op basis van hout-beschermende bestanddelen kiest, moet het product voorzien zijn van een toelatingsnummer van het Ministerie van Volksgezondheid en ook van een homologatienummer van de Belgische Vereniging voor Hout be scherming (BVHB).

Een afwerking met een verflaag van een uitgesproken kleur kunnen we uit-voeren met verven samengesteld op basis van solventen of met verven op basis van watergedragen elementen.

Deze laatste soort is op dit ogenblik, omwille van haar milieuvriendelijkheid zeer actueel.

Glasurit Bouwverven / Vilvoorde

Afwerken houten schrijnwerk

Naast de opgesomde specifieke eisen, dient er voor een goede afwerking nog rekening gehouden te worden met een aantal noodzakelijke parameters zoals:

• de graad van afwerking van het schrijnwerk, voortreffelijk geschuurd met bij een laatste schuurbeurt korrel 100;

• het hout goed afstoffen vooraleer men een behandeling begint;

• de kwaliteit van het schaafwerk moet onberispelijk zijn; een machineslag van ongeveer 1 mm bevelen we aan bij kwaliteitsvol schaaf- en lijstwerk;

• hout waarop een afwerkingslaag moet aangebracht worden, dient een gepaste vochtigheidsgraad te bezitten, een vochtgehalte van 12 à 15 %, is aan te bevelen.

Het resultaat van de eindafwerking hangt voor een groot gedeelte af van een goede voorbereiding en de zorg voor het product.

10.1.2 Aanbrengmethoden van de afwerkingslagen

Een afwerkingssysteem kan verschillend zijn, naargelang we voor een filmo-gene- of niet-filmogene afwerkingslaag kiezen.

Filmogene afwerkingen vragen meer aandacht om uiteindelijk een behoorlijk eindresultaat te krijgen.

De meeste afwerkingssystemen bestaan uit een twee- of drielagenprocédé, namelijk een degelijke en beschermende grondlaag of primer, die een bio-logische bescherming geeft tegen aantasting door schimmels en insecten, soms een tussenlaag of surfacer, die als verbindingslaag naar de afwerking-slaag dient en een eindlaag of topcoat, die een fysische bescherming biedt tegen de weersinvloeden en het uitzicht bepaalt. Deze laatste is verkrijgbaar in een glanzende of gesatineerde uitvoering.

grondlaag

Dit is een eerste gebruiksklare houtbeschermingslaag die in het atelier van de buitenschrijnwerker wordt aangebracht. Deze laag op basis van alkydharsen en minerale oliën, bezit een diep penetratievermogen en kan kleurloos of licht gepigmenteerd zijn. Door middel van instrijken, spuiten of dompelen kan het schrijnwerk hiermee worden behandeld.

Een droogtijd van 8 tot 24 uur moet in acht genomen worden, vooraleer we een volgende afwerkingslaag aanbrengen; 8 uur = handdroog en 24 uur = inwendig droog: de laag is uitgehard.

Deze werkwijze noemen we het

C1

-procedé.

eindlaag

Deze tweede gebruiksklare filmvormende of niet-filmvormende afwer-kingslaag, die maar een beperkte poriënvulling heeft, bezit geen actieve beschermingsstoffen tegen houtparasieten, maar wel een hoeveelheid pigmenten, die een fysische bescherming bieden tegen de weersinvloe-den en de vergrijzing van het houtoppervlak. De eindlaag kan transpa-rant of niet-transpatranspa-rant zijn, al naargelang het een houtimitatie of een uitgesproken kleur betreft.

Sommige merken geven een jarenlange garantie op hun producten, zodat de schilderbeurten sterk beperkt worden. Het aanbrengen kan ook in de werkplaats van de buitenschrijnwerker gebeuren.

Soms brengt men de tweede laag aan na plaatsing van het buitenschrijnwerk op de werf zelf, dit als beschermlaag voor een later nog aan te brengen eind-laag, die dan door de eigenaar zelf of door een schilder gebeurt. In dit geval zal tussenschuren omwille van de goede hechtbaarheid noodzakelijk zijn.

Wanneer men een kleurafwerking (verflaag) verkiest, dan zal de tweede laag volledig in de werkplaats van de buitenschrijnwerker aangebracht worden.

Een aanbrengmethode met kwast, rol of spuitpistool is hier van toepassing.

We mogen vooral niet vergeten de kopse delen en vlakken, alsook de absor-berende zones goed te behandelen, om het infiltreren van vocht te beletten.

De toepassing van verven op waterbasis heeft wel beperkingen. Niet alle houtsoorten zijn geschikt voor een dergelijk afwerkingsmethode.

Vooral exotische houtsoorten zoals afzelia en merbau lenen zich niet tot het behandelen met afwerkingsproducten op basis van watergedragen elemen-ten. In dergelijke gevallen zijn verven op basis van solventen beter op hun plaats.

De semi-transparante en de transparante afwerkingssystemen kunnen naar-gelang hun afwerking ingedeeld worden in drie groepen, waarbij de verwe-ringsweerstand afneemt. Zo treffen we een C2-, C3- en CTOP-classificatie aan.

C2

is een gepigmenteerde laagvormende houtbeits die een schimmeldo-dende stof (houtrotfungicide) bevat.

C3

is een beperkt laagvormende gepigmenteerde houtbeits die een schim-meldodende stof tegen blauwschimmels bevat.

CTOP

is een laagvormende lazuur of toplaag, die als eindlaag wordt aan-gewend en die voldoende hoeveelheid pigmenten bevat en een duidelijke laagvorming geeft. In de massa zijn blauwfungiciden opgenomen en het mengsel bevat 35 tot 60 % droge stoffen zoals pigmenten e.d.

Afwerken houten schrijnwerk

Glasurit Bouwverven / Vilvoorde

Afwerken houten schrijnwerk

Glasurit Bouwverven / Vilvoorde

Afwerken houten schrijnwerk

10.2 PVC

De toepassing van kunststoframen is in ons land de laatste decennia sterk toegenomen. Onder de vele kunststoffen met hun uiteenlopende eigen-schappen heeft tot nu toe alleen het polyvinylchloride hard (hard PVC) als materiaal voor gevelelementen opgang gemaakt.

Natuurlijk worden ook andere soorten kunststof gebruikt zoals polyurethaan (PUR) en polyphenyleenoxide (PP). De ontwikkeling van kunststoframen begon in 1954 en PVC was ook de eerste kunststof die voor schrijnwerk werd gebruikt.

De PVC-profielen door extrusie bekomen, kunnen in een basiskleur of een uitgesproken kleur voorkomen. De gekleurde profielen hebben aan de bui-tenkant een gekleurde acryllaag (PMMA) in een uitgebreid gamma. De acryl-laag wordt samen geëxtrudeerd met de basiskleur van het dragende profiel, nl. witte PVC, zodat er een homogene verbinding bereikt wordt tussen de PVC-drager en de gekleurde acryllaag. Deze werkwijze noemt men de co-extrusie.

Naast de gekleurde profielen kan het PVC-buitenschrijnwerk ook nog voor-komen in diverse houtdesigns. Door middel van een speciaal fabricagepro-cédé worden houtimitatiefolies op de profielen aangebracht. De keuzemoge-lijkheid van afwerking wordt hierdoor nog vergroot.

De foliëring van de profielen kan één- of tweezijdig aangebracht worden.

Luchtvervuiling, neerslag en allerlei ongunstige weersinvloeden kunnen de oppervlakken van het buitenschrijnwerk enigszins bevuilen. Een reiniging met water en een niet schurend huishoudreinigingsmiddel kan een afdoende oplossing geven.

Het PVC-profielmateriaal heeft de neiging elektrostatisch op te laden, wat nog kan toenemen door polijsten en oppoetsen. In dit geval zal men best een behandeling uitvoeren met een reinigingsmiddel dat een antistaticum bevat. Dit bouwt de statische oplading af en vermindert de neiging tot ver-dere bevuiling.

Het gebruik van verdunners, azijnzuren, nagellakremovers en benzines, ver-oorzaakt de vernietiging van de oppervlaktelaag.

10.3 Aluminium

10.3.1 Algemeen

De afwerking van aluminiumprofielen voor buitenschrijnwerk verschilt uiter-aard van de afwerkingsmethoden voor houten buitenschrijnwerk. De getrok-ken aluminiumprofielen worden in de fabriek van herkomst eerst grondig gezandstraald. Daarna krijgen zij een lichte beschermingslaag met een olie en worden ze tegen mogelijke beschadigingen zorgvuldig verpakt.

Naargelang de wensen van de klant kunnen aluminium gevelfragmenten een uitgesproken afwerking krijgen.

In een verdund zwavelzuurbad wordt het profiel door een gecontroleerde elektrolytische behandeling bewerkt, waarbij het aluminium als pluspool fun-geert en het verdunde zwavelzuur als minpool wordt opgeladen. Door een stroomdoorgang in het verdunde zwavelzuurbad wordt aan het aluminium zuurstof ontwikkeld, dat zo op het oppervlak een oxidatie neerzet.

Zwavelzuur-anodiseren is slechts één van de reeks bewerkingen die een afgewerkt product ondergaat. Vooraf wordt het profiel eerst gezuiverd en ontvet, daarna volgt een anti-corrossiebehandeling en tenslotte krijgt het nog een nabehandeling die dan een uitgesproken kleur heeft.

De oxidelaag kan doorzichtig of gekleurd zijn. In het laatste geval worden de poriën in de oxidelaag met pigmenten gevuld, vooraleer de nabehandelingen worden aangevat. De oxidelaag is harder dan glas, is niet giftig, ze bezit een goede hechting en een goede weerstand tegen zuren. De laagdikte van de anodisatie voor buitenschrijnwerk bedraagt minimum 20 micron en geeft een goede weerstand tegen wrijvende slijtage, maar kan echter geen stoten of slagen verdragen. De dikte van de anodisatie kan naargelang de toepassing van het aluminium verschillend zijn.

Het uitzicht van een anodisatielaag hangt af van de voorafgaande bewerkin-gen van de profielen. Zo kan men de volbewerkin-gende oppervlakte-effecten onder-scheiden:

• glanzend,

• mat,

• gesatineerd.

10.3.3 Lakken en poedercoaten (moffelen)

Onder lakken en poedercoaten verstaan we het elektrostatisch aanbrengen van een deklaag in poedervorm. Dit gebeurt in een gespecialiseerd bedrijf.

Nadat het poeder is aangebracht, wordt het profiel direct in een speciale tunneloven gebracht met temperaturen van 180° tot 210°C, waarbij het poe-der overgaat in een gesloten deklaag. Ook hier zijn een aantal voorbehande-lingen noodzakelijk. Het zuiveren, het ontvetten en het aanbrengen van een anti-corrossielaag gaat het moffelen vooraf. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen de zichtbare en niet zichtbare vlakken. Op de niet zichtbare vlakken moet de lak aangebracht worden in die mate dat het grondprofiel niet meer zichtbaar is.

Het moffelen kan volgens de keuze van de klant in zeer veel kleurentinten gebeuren, zowel in een matte, een blinkende als in een gesatineerde afwer-king. De poeders voor het moffelen van aluminium zijn meestal thermohar-dende polyesterharsen. Door het elektrostatisch poederspuiten op het voor-behandelde aluminium kan men zo een laagdikte bekomen van 60, 80 of 100 micron.

10.4 Staal

10.4.1 Stralen

De elementen worden in hun geheel gestraald door het bespuiten ervan met een schuurmiddel onder druk.

Het splitstralen dient om de oppervlakte op te ruwen voor een betere hech-ting van de zinkdeeltjes aan de kleine oneffenheden van de ondergrond.

De oppervlakteruwheid en lichte poreusheid van de coating bevorderen het hechten van bijv. verflagen.

De normen qua (zand-/split-)stralen gaan van SaO (niet behandeld) over Sa1 (licht gestraald), Sa2, Sa ½ _ (grondig gestraald) tot Sa3 (zilverwit gestraald).

Naast deze mechanische behandeling worden nog andere methoden zoals het pneumatisch gritstralen (ISO 8501-1) met perslucht toegepast.

10.4.2. Metalliseren

De corrosievastheid van een deklaag wordt aanzienlijk verbeterd door een degelijke chemische vóórbehandeling door opspuiten van een laag bestaande uit 85 % zink en 15 % Alu.

Vooraf wordt een niet-metallische scheikundige oplossing aangebracht. Die dient als hechtlaag voor de eindafwerking. Het betreft hier een passieve laag tussen de verf en de grondlaag die corrosiewerend is.

10.4.3. Lakken en poedercoaten (moffelen)

Toepassing van thermohardend polyesterpoeder dat in de oven op 200 °C wordt gebakken.

(Kleurenkeuze volgens de RAL-schaal).

Het poeder wordt doorgaans in één laag met een dikte van 40 µm aange-bracht, maar afhankelijk van het soort milieu (zoute lucht, industriële vervui-ling, chloor…) kan een tweelagensysteem noodzakelijk zijn.

Daarvoor worden twee methoden toegepast:

- aanbrengen van een transparante laag bovenop de polyestercoating. Het polyesterpoeder wordt maar gedeeltelijk gepolymeriseerd, met name 5 minuten lang bij 190°C metaaltemperatuur. Vervolgens wordt de transpa-rante laag aangebracht en volledig gepolymeriseerd (10 minuten bij 190 °C metaaltemperatuur).

- eerst wordt een epoxy primer aangebracht en gedeeltelijk gepolymeriseerd (5 minuten bij 180 °C metaaltemperatuur). Daarboven wordt de eigenlijke polyestercoating aangebracht en als afwerklaag volledig gepolymeriseerd.

Deze bewerkingen gebeuren conform de Qualicoat*-richtlijnen.

10.5 PUR

De afwerklaag is een tweecomponenten-polyurethaanlak.

Stofafzetting en andere aanslag veroorzaakt door luchtverontreiniging kan gemakkelijk verwijderd worden want polyurethaan wordt niet elektrostatisch opgeladen.