3. Theoretisch kader
3.5 Afhankelijke variabelen: effecten van interne communicatiemiddelen
Effecten worden in de theorie van Treviño et al. (2000) niet behandeld. Na literatuurstudie
zijn er een aantal effecten gevonden die van toepassing zijn op andere
communicatiemiddelen, bijvoorbeeld kranten en journals. De effecten die in de literatuur zijn
gevonden, worden ingedeeld volgens de categorisering die in de theorie van Treviño et al
wordt gebruikt. De genoemde categorieën zijn objectief, sociaal en persoon/technologie. Deze
categorieën worden gebruikt omdat de meeste gevonden effecten voor andere
communicatiemiddelen aansluiten bij een van de genoemde categorieën. In dit onderzoek
worden effecten gezien als directe uitkomsten van mediagebruik, dat wordt beïnvloed door
media-attitude.
3.5.1 Objectieve effecten
Leesgedrag
Tussen digitale en papieren communicatiemiddelen zijn enkele verschillen te zien. Als eerste
wordt gesteld dat het lezen van papier minder vermoeiend is dan het lezen van een
beeldscherm (Van Driel, 2002). Echter, tegenwoordig lijkt dit minder van belang, omdat de
kwaliteit van beeldschermen steeds meer verbetert. Van Driel stelt ook dat beeldschermlezers
meer scannen, en dat de tekst meteen zichtbaar moet zijn. Papier wordt geschikter geacht als
drager van lange teksten.
In de oriëntatie kwam naar voren dat papieren communicatiemiddelen minder
frequent worden uitgegeven dan digitale communicatiemiddelen. Het is niet duidelijk welk
communicatiemiddel er vaker wordt gelezen, de middelen die op papier verschijnen of welke
worden verspreid via de computer. Ook is onduidelijk welk middel men vaker meteen na het
ontvangen leest. In het onderzoek wordt gekeken naar verschillen in leesgedrag tussen papier
en digitaal. Ook wordt er gekeken met welke persoonskenmerken eventuele verschillen
verband hebben. Daarnaast is het interessant om te onderzoeken of er significante verschillen
zijn in de plaats waar een communicatiemiddel wordt gelezen. Er zal dan voornamelijk
worden ingegaan op het verschil tussen digitaal en papier, dus tussen de media.
Bewaargedrag
Volgens Coyle (2006) is een van de functies van digitalisering het gemakkelijk kunnen
bewaren van documenten. Mostert (2003) wijst erop dat digitale opslag van bronnen enorme
besparingen oplevert qua geld en ruimte. Dit zou betekenen dat digitale
communicatiemiddelen vaker bewaard worden dan papieren communicatiemiddelen. In het
onderzoek zal dan ook worden gevraagd naar het bewaargedrag van werknemers.
Gebruiksgemak
Lenares (1999) voerde onderzoek uit naar gebruik en acceptatie van online journals in een
schoolomgeving. Dit onderzoek vond plaats verspreid over meerdere jaren. Zij rapporteert
een toename in gebruik van elektronische bronnen, hoewel de studenten nog altijd meer
gebruik maken van papieren uitgaven. De belangrijkste redenen voor het toenemende gebruik
van digitale journals zijn gemak, gebrek aan tijdsgebondenheid en de mogelijkheid om tekst
te (door)zoeken. Als grootste nadelen van digitale journals worden fysiek discomfort en
ongelijke kwaliteit genoemd. Digitale journals zijn in dit geval van mindere kwaliteit dan
papieren uitgaven. Siebenberg, Galbraith & Brady (2004) rapporteren dat migratie van papier
naar digitaal afhankelijk is van het onderwerp. Dit zou kunnen inhouden dat men bij de ene
soort informatie een voorkeur heeft voor papieren communicatiemiddelen en voor de andere
soort informatie heeft men liever een digitale bron. Het is niet duidelijk welke soort
informatie dit dan moet zijn, maar het is aannemelijk dat men aanvullende informatie, die
meestal uit meer tekst bestaat, liever op papier leest.
Van Lenares (1999) kan worden afgeleid dat digitale bronnen gemakkelijker in
gebruik zijn. In dit onderzoek wordt het begrip gebruiksgemak toegepast als het gemakkelijk
kunnen begrijpen en nazoeken van informatie. Mogelijk hebben de verschillen te maken met
leeftijd, geslacht en computergebruik.
3.5.2 Sociale effecten
Perceptie van het belang dat het management hecht aan interne communicatie
Borsese, McDowall, & Andrade (2003) noemen de perceptie van de evaluatie van het
management over het communicatiemiddel als effect van gebruik van
communicatiemiddelen.De uitstraling van een document kan aangeven hoe het management
denkt over communicatie met medewerkers. Wanneer een nieuwsbrief bijvoorbeeld
zorgvuldig is vormgegeven, er goed is nagedacht over de inhoud en er duidelijke
contactgegevens instaan, kan men een positievere attitude hebben ten opzichte van het
management en de organisatie als geheel. De werknemer voelt in zich in dit geval serieus
genomen, omdat het management de moeite neemt op een degelijke manier met hem te
communiceren. Het komt geregeld voor dat men aan een papieren communicatiemiddel meer
aandacht besteedt dan aan een digitaal communicatiemiddel. Dit kan zijn weerslag hebben op
de attitude van de medewerkers richting het bedrijf of het management. Uit de samenvatting
van het rapport van de Nielsen Norman Group (geen datum) blijkt dat moeilijkheden bij
gebruik zorgen voor verlies van lezers.
In het onderzoek wordt op deze perceptie ingegaan door te vragen naar tevredenheid
over informatievoorziening in de organisatie. Ook wordt er gevraagd of men het belangrijk
vindt om informatie van de organisatie te lezen en worden er verbanden onderzocht tussen
deze variabele en tevredenheid over informatievoorziening. De volgende hypothese is hiervan
afgeleid:
H5: Bij papieren interne communicatiemiddelen is een aantrekkelijke opmaak belangrijker
dan bij digitale interne communicatiemiddelen
Gevoel van verbondenheid
Borsese et al. (2003) stellen dat interne communicatie belangrijk is omdat het voorziet in een
belangrijke behoefte een relatie op te bouwen tussen leiders en werknemers. Volgens hen is
het ook erg belangrijk voor de verbetering van kwaliteit van werkzaamheden in de
organisatie. Er wordt echter alleen gesproken over interne communicatie in het algemeen.
Voor dit onderzoek is het vooral van belang een dergelijk effect te vinden voor schriftelijke
vormen van interne communicatie.
Van den Aker (2003) beschrijft de resultaten van een onderzoek van de Nielsen
Norman Group, een Amerikaans onderzoeksbureau dat onderzoek heeft gedaan naar ‘email
newsletter usability’ (http://www.nngroup.com/reports/newsletters/). Het blijkt dat gebruikers
een sterk emotionele reactie hebben op het gebruik van e-mail nieuwsbrieven, sterker dan
wanneer men de website van een organisatie bezoekt.
Nieuwsbrieven voelen dus veel persoonlijker aan omdat ze binnenkomen in je mailbox
en je als het ware een relatie aangaat met de organisatie. Door deze band heeft een slechte
nieuwsbrief ook een meer schadelijk effect dan een slecht ontworpen website. Het effect is
echter van toepassing op externe nieuwsbrieven. Het is de vraag hoezeer dit ook geldt voor
interne communicatiemiddelen van organisaties. Nieuwsmails en nieuwsbrieven worden vaak
voor wisselende doeleinden ingezet en men kan zich er niet voor aanmelden of afmelden,
zoals wel het geval is bij veel externe nieuwsbrieven. Mogelijk gelden de genoemde effecten
in het geval van dit onderzoek meer voor intranet en personeelsbladen. In het onderzoek zal
daarom worden ingegaan op het belang dat men hecht aan het lezen van informatie van de
organisatie, wat zal worden vergeleken met het leesgedrag per communicatiemiddel.
Aangenomen wordt dat men vaker en sneller na ontvangst een communicatiemiddel zal lezen
wanneer men het belangrijker vindt om informatie van de organisatie te lezen.
Uit de oriëntatie blijkt dat men papieren communicatiemiddelen veel geschikter vindt
om te proberen een band te creëren met werknemers. Dit wordt ondersteund door Heijnen
(2005) die meldt dat papieren communicatiemiddelen ook door de familie worden gelezen,
wat ervoor zorgt dat de familie ook op de hoogte is van gebeurtenissen in een organisatie. Het
is mogelijk dat de familie van de werknemer dan positiever wordt over de organisatie.
Schroevers (2004) meldt ook het feit dat familieleden het blad lezen, maar de belangrijkste
communicatiemiddelen om eenheid te bewerkstelligen zijn intranet en personeelsblad. Het is
gemakkelijker karakter te geven aan bijvoorbeeld een personeelsblad, omdat het er simpelweg
is. Een blad is aanwezig, kan worden opgepakt en doorgebladerd, en er kan een bepaalde
sfeer mee worden gecreëerd. E-mail en internet worden veel afstandelijker gevonden.
Hypothese 6 is van bovenstaande afgeleid:
H6: De verbondenheid die een werknemer ervaart met een organisatie is groter bij het
gebruik van een papier communicatiemiddel dan bij een digitaal communicatiemiddel.
Mogelijkheid tot het geven van feedback
Interne communicatie is belangrijk in een organisatie, zoals blijkt uit het onderzoek van
Borsese et al. (2003), omdat er een behoefte onder leidinggevenden en werknemers bestaat
om een permanente relatie te onderbouwen en mensen bewust te maken van de manier
waarop hun acties impact kunnen hebben op de omgeving en de kwaliteit van hun werk of
service.
De nadruk wordt hier gelegd op het opbouwen van relaties tussen de organisatie en de
werknemers. De aard van de communicatie is hier wederzijds, met zowel communicatie
top-down als feedback bottom-up. Ook Jackson (2004) stelt dat het kunnen geven van feedback
belangrijk is. E-nieuwsbrieven bijvoorbeeld zijn er volgens hem voor het uitwisselen van
standpunten, ideeën en gezichtspunten.
De mogelijkheid tot het geven van feedback wordt door onder andere Jackson (2004)
gesignaleerd. Hij stelt in zijn onderzoek dat een e-nieuwsbrief parlementsleden in staat stelt
om regelmatig in contact te treden met de kiezers en wordt het geven van feedback erdoor
aangemoedigd. Het kunnen geven van feedback wordt gezien als een belangrijk middel om
een band te creëren tussen management en werknemers, omdat men de mogelijkheid heeft
zijn mening te laten horen. Borsese et al. (2003) stellen dat contact houden met de doelgroep
belangrijk is. Het motiveert mensen en het staat garant voor een innovatieve businessstijl.
Kortom, als iemand zijn mening kan geven, kan de organisatie als geheel daarvan leren.
Welk verschil is er nu wat betreft het geven van feedback tussen digitale en papieren
interne communicatiemiddelen? Mogelijk is het gemakkelijker voor een werknemer feedback
te geven als er digitaal wordt gecommuniceerd vanuit het management. Men hoeft dan slechts
op een link te klikken om een antwoord te sturen. Bij een papieren communicatiemiddel is dit
mogelijk een minder toegankelijke optie, omdat men meer handelingen moet verrichten: de
computer aanzetten, erachter gaan zitten, de mailbox openen, het mailadres opzoeken
enzovoort, of men reageert mondeling. Deze opsomming klinkt wellicht wat overdreven,
maar al deze acties vormen een extra barrière die ervoor zorgt dat een werknemer minder snel
of minder vaak feedback zal geven op een artikel of blad, dan wanneer men toch al achter de
computer zat om nieuws en informatie van de organisatie te lezen. Hieruit volgt hypothese 7:
H7: Reageren op artikelen vindt vaker plaats bij een digitaal dan bij een papieren
communicatiemiddel.
3.5.3 Persoon/technologie-effecten
Perceptie van self-efficacy
Het eerste effect in deze groep is de perceptie van een werknemer over het kunnen omgaan
met media (Compeau en Higgins (1995b ) uit: Venkatesh et al., 2003). Dit wordt door
Venkatesh et al. (2003) self-efficacy genoemd. Mogelijk heeft de werknemer over het kunnen
omgaan met papier een positiever beeld dan over het kunnen omgaan met computers, omdat
papier een bekend en veelgebruikt medium is. Echter, dit kan weer worden beïnvloed door de
ervaring die men heeft met een medium. Als een werknemer bijvoorbeeld veel met computers
werkt, kan zijn perceptie over het kunnen werken met computers minstens zo positief zijn als
de perceptie over het kunnen werken met papier. CBS (2006) stelt, zoals eerder is gemeld, dat
in kleinere organisaties minder gebruik wordt gemaakt van computers dan in grotere. Dit zou
dus wel degelijk van invloed kunnen zijn op de self-efficacy van een werknemer betreffende
digitale communicatiemiddelen. Ook leeftijd kan een invloed hebben op de self-efficacy.
Oudere mensen kunnen bijvoorbeeld meer moeite hebben met het gebruik van computers
(Hurme, 1999). In het onderzoek zal worden ingegaan op de evaluatie van het gemak
waarmee mensen omgaan met een communicatiemiddel.
Mate van information overload
Volgens Boon (2005) verbetert bij een hogere contactfrequentie de kwaliteit van de relatie.
Hieraan zit echter wel een bovengrens. Wanneer een organisatie te vaak informatie naar de
medewerker stuurt of wanneer de ontvanger zich teveel moet inspannen om de informatie te
verwerken, kan er overload ontstaan (Jones, Ravid, & Rafaeli, 2004) en kan de ontvanger van
de boodschap geïrriteerd raken (Boon, 2005). Dit houdt voor dit onderzoek in dat een
werknemer geïrriteerd kan raken als deze teveel informatie krijgt. In het onderzoek zal
worden ingegaan op de vraag of de werknemer tevreden is over de informatiefrequentie en zal
hij gevraagd worden naar de eigenlijke frequentie.
Effectiviteit van de communicatie
Er wordt verwacht dat een belangrijke boodschap die volledig gelezen dient te worden beter
overkomt op papier, gebaseerd op een andere verwachting dat men een artikel op papier
zorgvuldiger leest dan een artikel op een beeldscherm. Dit wordt ondersteund door de
conclusie van Dillon (1990) dat er weinig bewijs is voor de zogenoemde voordelen van
hypertext (ze passen beter bij de natuurlijke informatieverwerking van het menselijk brein) en
is er volgens hem bewezen dat papier even goed of zelfs beter werkt voor bepaalde taken dan
hypertekst, in dit onderzoek intranet of e-mail.
Ook de Waal en Schoenbach (2004) lijken te ondersteunen dat papier in bepaalde
gevallen effectiever is dan digitaal. In hun onderzoek naar digitale versus traditionele kranten
noemen zij als voordelen van een traditionele krant eenheid, kwantiteit, diepte en
nieuwsbrief of personeelsblad. Om de hoeveelheid onthouden informatie uit een digitaal of
print communicatiemiddel hier ook te onderzoeken, gaat te ver. Resultaten hierover zouden
moeten worden verkregen aan de hand van een experiment en het past ook niet bij de
doelstelling van dit onderzoek.
Volgens Heeren et al. (1998) is het kiezen van een passend medium het constant
zoeken naar een balans tussen verlies van effectiviteit en verlies van efficiency. Wanneer er
bij teamwork slechts gebruik wordt gemaakt van mail, is dat vragen om problemen, omdat het
medium niet interactief genoeg is om het proces te ondersteunen (verlies van effectiviteit).
Maar simpele boodschappen moeten ook niet met een te rijk medium worden
gecommuniceerd, omdat er dan veel extra kosten worden betaald. Niet alleen in geld, maar
ook in aandacht die het bericht krijgt. Bij een rijk medium zijn er over het algemeen meer
mogelijkheden tot interactiviteit, maar wordt een ontvanger sneller afgeleid (verlies van
efficiency).
Er wordt in dit onderzoek vooral ingegaan op de voorkeur voor een bepaald
communicatiemiddel. Ook wordt gevraagd of men vaak informatie nazoekt, omdat dit een
indicatie kan zijn voor een dynamische of complexe omgeving. In dit geval verandert de
informatie snel en moet men vaak dingen nazoeken, tenzij de informatie op een dergelijke
manier wordt gecommuniceerd dat deze goed wordt onthouden door de ontvangers.
In document
Verschillen in effecten tussen digitale en papieren interne communicatiemiddelen
(pagina 30-34)