• No results found

5.2.1 Tuchtrecht en het experimenteerartikel.

Het medisch tuchtrecht is vastgelegd in de Wet BIG en heeft als doel het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg.188 Aanvankelijk vielen de

beroepen waarmee op basis van art. 36a Wet BIG werd geëxperimenteerd niet volledig onder het wettelijk tuchtrecht.189 De wetgever wilde beroepen waarmee werd geëxperimenteerd niet

opnemen in het BIG-register, omdat de tijdelijke aard van de regeling die in het wetsvoorstel was vervat zich daarmee niet zou verhouden.190 Alleen het verrichten van de aangewezen

handelingen kon getoetst worden; over andere aspecten van de hulpverlening, zoals

informatievoorziening en bejegening, kon niet kon worden geklaagd.191 Bovendien volgde uit

lid 5 (en inmiddels lid 6) art. 36a Wet BIG dat slechts de maatregelen waarschuwing, berisping en geldboete konden worden opgelegd. Voor de experimenteerberoepen gold dus een ander (beperkter) tuchtrechtelijk regime dan voor BIG-geregistreerden.192

Om het toepassingsbereik van het tuchtrecht in zijn volle omvang te kunnen toepassen op de experimenteerberoepen, zonder opname in het ‘echte’ BIG-register, is in 2017 art. 36b toegevoegd.193 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om bij AMvB een tijdelijk register in te

stellen ten aanzien van de experimenteerberoepen.194 Als beroepsbeoefenaren gedurende het

187 Dit bleek ook uit de internet-consultatie onder mondzorgverleners, waarbij tandartsen zorgen uitten over verantwoordelijkheidsverdeling en aansprakelijkheid.

188 Kamerstukken II 2016/2017, 34 629, nr. 3, p. 5 en 24 (MvT).

189 Uitzonderingen daargelaten, zoals de VS, wiens beroep op grond van art. 14-17 Wet BIG een specialisme is van het basisberoep verpleegkundige.

190 Kamerstukken II 2009/2010, 32 261, nr. 3, p. 7 (MvT).

191 RTG Amsterdam 6 mei 2015, ECLI:NL:TGZRAMS:2015:47; RTG Amsterdam 20 april 2018, ECLI:NL:TGZRAMS:2018:40.

192 RTG Amsterdam 20 april 2018, TvGR 2019, p. 384 en 386. Zie ook Van Meersbergen 2012, p. 211. 193 Stb. 2017, 374.

28 experiment in dat register zijn opgenomen zijn zij voor al hun handelen volledig onderworpen aan het wettelijk tuchtrecht.195 Dat zal straks het geval zijn voor de geregistreerd-

mondhygiënisten, die zich moeten inschrijven in een tijdelijk register.196 Deze tuchtrechtelijke

aansprakelijkheid geldt bovendien ongeacht de vraag of de geregistreerd-mondhygiënist in (loon)dienstverband werkzaam is. Dit is een verschil met de aansprakelijkheid in het civiele recht.197

5.2.2 Tuchtrecht en taakherschikking

In het tuchtrecht staat de individuele verwijtbaarheid van de hulpverlener centraal.198 Een

beroepsbeoefenaar kan niet tuchtrechtelijk aansprakelijk worden gehouden voor het handelen van een ander; iedere beroepsbeoefenaar is aansprakelijk voor zijn eigen handelen.199 Volgens

de RVZ was niet te verwachten dat in het tuchtrecht een belemmering was gelegen voor taakherschikking.200 Zoals reeds aangegeven ontstonden er echter wel degelijk problemen

door de beperkte tuchtrechtelijke aansprakelijkheid die uit het experimenteerartikel volgde. Met de toevoeging van art. 36b Wet BIG is dit probleem ondervangen.

Inmiddels is geregeld dat de geregistreerd-mondhygiënist gedurende het experiment volledig onder het wettelijk tuchtrecht valt. Dit past ook bij het uitgangspunt van tuchtrecht, dat immers nog steeds gericht is op het individu.201 In het licht van de toenemende

samenwerking in de zorg, waar vaak sprake is van meerdere verantwoordelijken, is naar mijn mening die gerichtheid op het individu opmerkelijk. Om alle leden van een groepsverband van zorgverleners tuchtrechtelijk aansprakelijk te kunnen stellen, is het vanwege de

individuele toerekening noodzakelijk dat de klacht tot alle afzonderlijke leden van het collectief wordt gericht.202 Indien bij zorgverlening aan één en dezelfde patiënt is

samengewerkt door verschillende zorgverleners zal dus eerst nauwkeurig moeten worden nagegaan wat ieders bijdrage is geweest in de totaliteit van zorgverlening aan die patiënt.203

Dat zal voor een patiënt niet eenvoudig te achterhalen zijn en het kan voor een patiënt dan ook

195 RTG Amsterdam 20 april 2018, TvGR 2019, p. 386.

196 Hiervoor zijn nagenoeg dezelfde bepalingen van toepassing als die voor registers ingesteld op grond van art. 3 Wet BIG (Tijdelijk besluit, p. 14 en 20).

197 Zie paragraaf 5.3.

198 Van Meersbergen 2015, GZR Updates 2015/0195.

199 Idem; Alleen over het persoonlijk falen van een tandarts kan geklaagd worden, niet over het gedrag van een assistent of mondhygiënist (Brands 2015, p. 510).

200 RVZ, Juridische aspecten van taakherschikking in de gezondheidszorg, 2002 p. 63. 201 Rube 2013, p. 247.

202 Dorscheidt 2008, p. 165.

29 onduidelijk zijn tegen wie hij een tuchtklacht moet indienen.204 Indien de klacht tegen de

verkeerde persoon wordt ingediend, zal de tuchtrechter de klager niet-ontvankelijk moeten verklaren, wat tot teleurstelling bij de klager, maar ook, indien de klacht niet onderzocht en beoordeeld wordt, tot belemmering van de realisatie van de doelstellingen van het tuchtrecht kan leiden.205 Duidelijkheid naar de patiënt toe over functies, taakverdeling en

(eind)verantwoordelijkheden binnen het teamverband is dan ook belangrijk om de werking van het tuchtrecht in goede banen te leiden. In dat kader kan gewezen worden op hetgeen is opgemerkt over het belang van een goede website, informatie in de wachtkamer en het dragen van badges met naam en functie in de mondzorgpraktijk.206

Daarnaast zijn duidelijke afspraken over de samenwerking vereist, maar is het nog de vraag of binnen de mondzorg die afspraken goed tot stand zullen komen.207 Dorscheidt merkt

op dat uit tuchtrechtuitspraken volgt dat een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar tuchtrechtelijk (mede)verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gevolgen van taakherschikking, in het bijzonder indien het leidt tot lacunes in de

verantwoordelijkheidsverdeling en zich als gevolg daarvan risico’s verwezenlijken.208 In

situaties waar een geregistreerd-mondhygiëniste geen of gebrekkige samenwerkingsafspraken met een tandarts maakt, zou de tweede tuchtnorm, zoals vastgelegd in art. 47 Wet BIG van toepassing kunnen zijn. De tweede tuchtnorm betreft enig ander dan onder lid 1 sub a (de eerste tuchtnorm) bedoeld handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Daaronder valt het niet collegiaal samenwerken door een beroepsbeoefenaar.209 Bij de wijziging van de tweede tuchtnorm in 2017 heeft de wetgever

bovendien bevestigd dat de norm ook betrekking heeft op organisatorische samenwerking en afstemming door BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren, ook als geen sprake is van een directe hulpverleningsrelatie met de betrokken patiënt.210 Dit biedt mogelijkheden om

mondzorgverleners tuchtrechtelijk aansprakelijk te stellen indien een geregistreerd-

mondhygiënist fouten maakt die (mede) het gevolg zijn van gebreken in de organisatie van de mondzorgverlening of indien geen (goede) samenwerkingsafspraken zijn gemaakt.211

204 Rube 2013, p. 249. 205 Idem, p. 247. 206 Zie paragraaf 3.3.2. 207 Zie paragraaf 3.3.3. 208 Dorscheidt 2008, p.89.

209 Wijne e.a. 2018, p. 6. Voor een voorbeeld zie Hof Amsterdam 3 juni 2008. 210 Kamerstukken II 2016/2017, 34 629, nr. 3, p. 38 (MvT).

30 Tot slot merk ik op dat in discussies over taakherschikking regelmatig het begrip ‘hoofdbehandelaarschap’ voorbij komt.212 De tuchtrechter gaat ervan uit dat de

hoofdbehandelaar als eindverantwoordelijke voor de zorg de regie voert en in die zin ook de zorg coördineert, en legt deze taken dus bij één persoon.213 Het Centraal Tuchtcollege (CTG)

overweegt dat er gedurende een behandeling steeds maar één hoofdbehandelaar is, maar dat gedurende het behandeltraject wèl een wisseling van het hoofdbehandelaarschap kan

optreden.214 Ook al zou regievoering en coördinatie over verschillende personen verdeeld zijn,

wanneer daarin iets mis gaat is de hoofdbehandelaar in beginsel als enige tuchtrechtelijk aansprakelijk.215 In de internetconsultatie betreffende het experiment met de geregistreerd-

mondhygiënist gaven de tandartsen veelal aan dat de tandarts regiebehandelaar zou moeten zijn en eindverantwoordelijk voor de gehele mondzorg van de patiënt.216 Ook in het

schriftelijk overleg zijn vragen gesteld over de regievoering, als door het experiment het teamconcept wordt doorbroken en de zorg wordt versnipperd.217 De minister wijst er op dat

alle mondhygiënisten, ook zij die op een zelfstandige locatie werkzaam zijn, per definitie in een team werken.218 Volgens de minister worden in de Wet BIG en in het Tijdelijk besluit

zelfstandige bevoegdheid geregistreerd-mondhygiënist geen regiebehandelaars of

poortwachters aangewezen in de mondzorg en is een geregistreerd-mondhygiënist ieder voor zich verantwoordelijk voor zijn eigen handelen.219 Het is naar mijn mening de vraag of dit

uitgangspunt vanuit het oogpunt van de patiënt wenselijk is en hoe de tuchtrechter hiermee zal omgaan indien fouten zijn gemaakt binnen een samenwerkingsverband van

mondzorgverlening.