• No results found

Als een patiënt zich tot een zorgverlener, zoals een geregistreerd-mondhygiënist, wendt ontstaat doorgaans een contractuele relatie, te weten een geneeskundige

behandelingsovereenkomst.220 In die contractuele relatie kan een patiënt de geregistreerd-

212 https://www.nysingh.nl/wp-content/uploads/2017/01/Hoofdbehandelaarschap-taakherschikking-en-kwaliteit- van-zorg-Fiona-Lijffijt.pdf, p. 1.

213 Meulemans 2010, p. 290. Zie ook CTG 17 april 2012 waarin het tuchtcollege enkele algemene overwegingen over de regietaak van de hoofdbehandelaar wijdt.

214 CTG 21 juni 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:232.

215 Meulemans 2010, p. 290. Zie voor een voorbeeld RTC Zwolle 13 december 2007, 148/2005 en 149/2005. 216 Stb. 2019, 192, p. 16.

217 Kamerstukken II 2018/2019, 32 620, nr. 217, p. 5 (Schriftelijk verslag). 218 Idem, p.11.

219 Stb. 2019, 192, p. 17; Kamerstukken II 2018/2019, 32 620, nr. 217, p. 5-6.

220 Wijne 2017, p. 43. De geneeskundige behandelingsovereenkomst is een bijzondere overeenkomst van opdracht, waarop de bepalingen van Hoofdstuk 7 BW van toepassing zijn.

31 mondhygiënist op basis van art. 6:74 BW civielrechtelijk aansprakelijk stellen indien

laatstgenoemde is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Daarnaast kan het zo zijn dat een patiënt geen contractuele relatie met de geregistreerd- mondhygiënist is aangegaan, maar met een andere partij, zoals de tandarts, de

mondzorgpraktijk of de zorginstelling waarbij de geregistreerd-mondhygiënist werkzaam is. Of dat zo is wordt bepaald door de arbeidssituatie waarin de geregistreerd-mondhygiënist werkzaam is.221 Indien sprake is van (loon)dienst is het de werkgever die de

behandelingsovereenkomst heeft gesloten en die civielrechtelijk kan worden aangesproken.222

Op basis van art. 6:76 BW is de werkgever als schuldenaar van de behandelingsovereenkomst aansprakelijk voor fouten van hulppersonen van wiens hulp bij de uitvoering van de

verbintenis gebruik wordt gemaakt. Indien een geregistreerd-mondhygiënist in dienst is van een mondzorgpraktijk, is hij dus niet aansprakelijk te stellen op basis van art. 6:74 BW, omdat een contractuele relatie ontbreekt.223 In dat geval kan de geregistreerd-mondhygiënist wel op

basis van een onrechtmatige daad ex art. 6:162 BW worden aangesproken. De patiënt zal dan zowel de onrechtmatige daad als de toerekenbaarheid daarvan moeten stellen en bewijzen.224

Het gedrag van de geregistreerd-mondhygiënist wordt in dat geval getoetst aan de

maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm zich als een goed hulpverlener te gedragen. Dit betreft dezelfde zorgvuldigheidsnorm als die binnen een behandelingsovereenkomst geldt.225

Er zijn ook mondhygiënisten die als zelfstandige werkzaam zijn, hetzij als

praktijkeigenaar, hetzij in andermans mondzorgpraktijk. In dat geval voert de mondhygiënist als zelfstandige de praktijk of zijn beroep uit en zal doorgaans als contractspartij van de patiënt worden beschouwd.226 Daarmee is de mondhygiënist voor zijn eigen tekortkoming in

de nakoming aansprakelijk te stellen op basis van art. 6:74 BW.

Indien een behandelingsovereenkomst ontbreekt is het voor een patiënt of een derde mogelijk om, naast de geregistreerd-mondhygiënist, de praktijkhouder aan te spreken op grond van de (buitencontractuele) kwalitatieve aansprakelijkheid.227 Dit betreft enerzijds de

situatie van art. 6:170 BW waarbij een geregistreerd-mondhygiënist, over wie de hulpverlener in juridische zin zeggenschap had en in wiens dienst diegene zijn taak vervulde, bij de

221 Voor een overzicht van de werkverbanden van mondhygiënisten zie

<www.staatvandemondzorg.nl/app/uploads/2020/02/20200123-Nivel-2019-rapportage-aanbod-mondzorg- DEFINITIEF.pdf>.

222 Wijne 2017, p. 154.

223 Dit laat onverlet dat de patiënt een tuchtklacht kan indienen tegen de geregistreerd-mondhygiënist. 224 Wijne 2017, p. 409.

225 Idem, p. 279. 226 Idem, p. 151. 227 Idem, p. 412.

32 behandeling van een patiënt een fout heeft gemaakt en de kans op die fout door de opdracht van de praktijkhouder is vergroot.228 Vereisten daarbij zijn ondergeschiktheid en

zeggenschap. Anderzijds kan bij ontbreken van ondergeschiktheid van de geregistreerd- mondhygiënist een beroep worden gedaan op art. 6:171 BW; indien een niet-ondergeschikte in opdracht van de praktijkhouder werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf verricht en bij die werkzaamheden een fout maakt kan de praktijkhouder worden aangesproken.229 In

dat geval is deelname aan de bedrijfsvoering door de geregistreerd-mondhygiënist vereist.230

Het is, evenals is opgemerkt bij het tuchtrecht, de vraag of het voor een patiënt in alle gevallen duidelijk zal zijn wie civielrechtelijk aansprakelijk is te stellen als er fouten zijn gemaakt binnen een samenwerkingsverband. Wederom is van belang dat de patiënt duidelijk wordt geïnformeerd over taken en bevoegdheden van de zorgverleners door wie hij wordt behandeld. Als oplossing voor het doolhof waarin de patiënt terecht kan komen bij het onderzoek naar zijn contractpartij is in art. 7:462 BW de regeling van de centrale aansprakelijkheid opgenomen.231 Dit is een vorm van mede-aansprakelijkheid van het

ziekenhuis dat geen partij is bij de behandelingsovereenkomst.232 Vereist is dat sprake is van

een toerekenbaar tekortschieten van een als zelfstandige werkend arts die met de patiënt een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft gesloten en dat de uitvoering van die

behandelingsovereenkomst binnen de muren van het desbetreffende ziekenhuis plaatsvond.233

Het is echter onduidelijk of een mondzorgpraktijk als ‘ziekenhuis’ kan worden beschouwd. Volgens art. 7:462 lid 2 BW wordt onder ziekenhuis verstaan: ‘een krachtens art. 5 van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) als ziekenhuis, verpleeginrichting of

zwakzinnigeninrichting toegelaten instelling of afdeling daarvan, een academisch ziekenhuis alsmede een abortuskliniek in de zin van de Wet afbreking zwangerschap’. Ik ben van mening dat een mondzorgpraktijk niet onder deze definitie valt, omdat het meer het karakter van een zelfstandige privékliniek draagt en omdat slechts sprake is van kortdurend verblijf van een patiënt in een mondzorgpraktijk.234 Het aanspreken van de mondzorgpraktijk op basis van de

centrale aansprakelijkheid is naar mijn mening dan ook geen optie.

228 Wijne 2017, p. 414.

229 Zie voor een voorbeeld waarbij de aansprakelijkheid van een hulppersoon (tandarts) werd beoordeeld op grond van de kwalitatieve aansprakelijkheid Rb ’s-Gravenhage 23 juli 2013. Vreemd genoeg werd in dit geval de tandartspraktijk als contractuele wederpartij gezien, maar niet aangesproken op de contractuele grondslag van art. 6:74 BW jo. art. 6:76 BW.

230 Wijne 2017, p. 418.

231 Kamerstukken II 1989/1990, 21561, nr. 3, p. 23 en 43-44 (MvT). 232 Wijne 2017, p. 281.

233 Idem, p. 429. 234 Idem, p. 436.

33 Tot slot wijs ik ook hier weer op het belang van het maken van goede afspraken

betreffende samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling. Als blijkt dat dit onvoldoende (schriftelijk) geregeld is en er fouten zijn gemaakt binnen de samenwerking is aannemelijk dat de civiele rechter hier gewicht aan toekent en dit in zijn beoordeling meeneemt.