• No results found

2.1. Onderzoeksvragen

o Met welke bijkomende problematieken wordt LVG gecombineerd?

o Welke van deze combinaties komen het meeste voor?

o Welke benadering past bij de beoogde nieuwe doelgroep?

2.2. Methoden van onderzoek

‘Bij praktijkonderzoek in zorg en welzijn gaat het om betekenisgeving. Je maakt hierbij gebruikt van beelden en opvattingen van collega’s, cliënten en externe deskundigen die direct of indirect betrokken zijn bij de organisatie. Om herkenbare en bruikbare conclusies te trekken over een werksituatie doe je er goed aan gebruik te maken van meerdere databronnen en methoden van dataverzameling.’ (van den Donk, C., Lanen, B., 2011)

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende methoden voor onderzoek. De

beschrijving van de ingezette vormen van data- en kennisgenerering is gebaseerd op de methoden zoals die beschreven zijn in ‘praktijkonderzoek in zorg en welzijn’ (van den Donk, C., Lanen, B., 2011)

Tekstbronnen bestuderen

Er is gekozen voor het bestuderen van tekstbronnen om data te verzamelen die de

onderzoeksvraag beantwoord. Het thema wordt vanuit meerdere perspectieven bekeken door het gebruik van verschillende tekstbronnen. ‘Bestudering van de theoretische of praktische inzichten die over onze vraag bestaan en van het onderzoek waarop die inzichten zijn gebaseerd, is

noodzakelijk opdat we inzicht krijgen in de praktische mogelijkheden een antwoord op die vraag te krijgen.’ (Maso, I., Smaling, A., 2004) In het kader van het onderzoek kunnen we door

literatuurstudie inzicht krijgen hetgeen wat er komt kijken bij het onderwerp van het betreffende onderzoek en welke elementen betrokken dienen te worden bij dit onderzoek. Het bestuderen van tekstbronnen is dus ingezet in een vroeg stadium van het onderzoek om kennis te vergaren over het thema. Daarnaast is het bestuderen van tekstbronnen ook in een gevorderd stadium van het onderzoek, om de gestelde hypothesen te toetsen. ‘Het bestuderen van literatuur geeft namelijk niet alleen een rijkdom aan relevante informatie, waardoor we weten waar we ons tijdens het empirisch onderzoek op moeten richten, maar ook zijn veel van die gegevens tegenstrijdig of anderszins niet met elkaar in overeenstemming te brengen. Het gevolg is dat onderzoekers zich niet alleen bewust kunnen worden van hun eigen, min of meer onbewuste veronderstellingen en hypothesen (omdat ze die in de literatuur meestal tegen zullen komen), maar ook geconfronteerd worden met ontkenningen daarvan of met inzichten waar ze nooit aan zouden hebben gedacht.’

(Maso, I., Smaling, A., 2004) De bestudeerde tekstbronnen ondersteunen of weerleggen de gestelde hypothesen. De bestudeerde tekstbronnen hebben dus grote invloed wat betreft de uiteindelijke conclusies die voortvloeien uit het onderzoek.

Bevragen

Een groot deel van het onderzoek is gebaseerd op het afnemen van halfgestructureerde interviews.

Het doel van de afgenomen interviews was informatie te vergaren van professionals over hoe zij naar de stichting kijken. Door middel van de interviews diende er ontdekt te worden hoe de stichting bekend staat. Waarom stuurt de ene organisatie jongeren wel door en waarom doet een andere organisatie dit niet? Wat maakt dat professionals jongeren doorsturen naar de stichting en wat maakt dat andere jongeren niet doorgestuurd worden? Wat voor invloed heeft dit op de gestelde probleemstelling en wat kan hieraan gedaan worden volgens andere professionals? ‘Een interview gebruik je om erachter te komen wat mensen weten, denken, voelen en willen

betreffende bepaalde onderwerpen, personen of gebeurtenissen. Wat mensen denken, weten, voelen of willen kun je niet direct zien aan hun gedrag. Als het gaat om de psychologische

fenomenen en processen, die dus in de psyche van een persoon zijn te lokaliseren, kun je daar het beste rechtstreeks naar vragen’ (Baarda, D.B, Goede, M.P.M de, Teunissen, J., 2009)

Zoals ook door Baarda (2009) beschreven wordt, kan het ook gaan om verschillende databronnen.

Zo stelt hij dat er in het onderzoek naar de communicatie tussen politie en burgers, het belangrijk is om niet alleen een interview te hebben met de politiefunctionarissen maar ook met burgers en mogelijk deskundigen die te maken hebben met het thema.

Het voorgaande sluit goed aan bij het uitgangspunt van dit onderzoek. Er is aandacht besteed aan verschillende partijen, te weten medewerkers van Stichting Soulmates, samenwerkingspartners van stichting Soulmates en organisaties met eenzelfde doelgroep als stichting Soulmates zonder samenwerking. Door verschillende partijen ondervraagd te hebben gedurende één onderzoek en hiermee dus vanuit verschillende invalshoeken gegevens verzamelt, wordt er een vollediger beeld van de situatie verkregen. (Baarda, D.B, Goede, M.P.M de, Teunissen, J., 2009)

2.3. Steekproef

Zoals in ons plan van aanpak beschreven dient de steekproeftrekking te voldoen aan drie voorwaarden:

o Willekeurige steekproef o Generaliseerbaarheid o Steekproefomvang Willekeurige steekproef

In het plan van aanpak is een steekproef beschreven gebaseerd op informatie verkregen van de opdrachtgever. Tijdens het onderzoek is er afgeweken van de opgestelde steekproef. De steekproef zoals die beschreven staat in het plan van aanpak bleek niet kloppend. Uit interviews met de medewerkers van stichting Soulmates bleek dat de informatie van de opdrachtgever niet

overeenkwam met hetgeen wat medewerkers van de stichting aangaven wanneer er gekeken werd naar waar de samenwerking met organisaties miste en waar deze wel bestond. Door deze

verschillen is ervoor gekozen om uit te gaan van de informatie uit de interviews met de

medewerkers van stichting Soulmates en om hiermee dus de steekproef aan te passen. In deze verslaglegging zullen de wijzigingen kenbaar gemaakt worden.

De start van de interviews heeft plaats gevonden bij de stichting zelf. Er zijn van de eigen organisatie vijf medewerkers geïnterviewd van verschillende functies.

• Eva Machielse, stagiaire

• Frank Machielse, begeleider

• Ruben van Wolterbeek, algemeen directeur en begeleider

• Susan Meijer, commercieel directeur

• Ad van den Broek, behandelaar eerstelijns psycholoog

Hiermee zijn ongeveer de helft van de medewerkers van de stichting geïnterviewd.

Voor het onderzoek zijn er professionals geïnterviewd werkzaam bij organisaties waarmee geen samenwerking bestaat en professionals die werkzaam zijn bij samenwerkingspartners van de stichting. ‘Soms worden interviews met deskundige of betrokkenen bij een onderwerp

georganiseerd. Zo’n groep is altijd select. Het doel is dan ook niet om conclusies te generaliseren naar de populatie, maar bijvoorbeeld om de resultaten binnen een organisatie te gebruiken.’

(Verhoeven, N., 2011)

Tijdens het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen samenwerkingspartners van Soulmates en organisaties waarmee geen samenwerking bestaat. Er zijn voorafgaand aan de start van het onderzoek eisen gesteld aan de personen die geïnterviewd zijn. Deze personen dienen tijdens hun werk in direct contact te staan met LVG jongeren. Ze dienen hen te begeleiden bij de problemen die zij ervaren. Een sociaal agogische opleiding, ongeacht welk niveau, is gewenst. Daarnaast achten wij het van belang dat de persoon die geïnterviewd wordt bevoegd is om een LVG jongere door te sturen naar de stichting. Reden hiervoor is dat er tijdens de interviews aandacht besteed zal worden aan redenen om een jongere wel of niet door te sturen, daarvoor is het van belang dat de geïnterviewde dit in de praktijk ook daadwerkelijk zou kunnen doen. Voor de personen die samenwerken met stichting Soulmates is het een voorwaarde dat zij dit ook daadwerkelijk minimaal een maal gedaan hebben. Aan de meeste bovenstaande eisen, zoals die ook gesteld staan in het plan van aanpak, is voldaan. Echter bleek tijdens ons onderzoek dat een aantal uitvoerende krachten in het werkveld geen sociaal agogische opleiding afgerond hebben. In ons plan van aanpak is aangegeven dat dit gewenst was voor degene die we hebben geïnterviewd maar aangezien dit punt niet als vereiste gesteld is, is dit niet hinderlijk voor het onderzoek.

De steekproef zoals die beschreven staat in het plan van aanpak wat betreft de samenwerkingspartners is als volgt:

Organisaties die uit de sociale kaart van stichting Soulmates komen, waarvan we agogen willen interviewen die de bevoegdheid hebben jongeren door te sturen naar de stichting:

o Stichting MEE

De uiteindelijke steekproef onder de samenwerkingspartners van de stichting luidt als volgt:

• Stichting MEE: Susan Mulders – Consulent

• De la Salle, Toon van Lamoen – Visor woonbegeleiding

• Vivaan: Cees Faber, Mieke Pepers en Perry van der Wal – Jongerenwerkers 16+ en 16-

• Zelfstandig projectbemiddelaar en arbeidscoördinator: Marcel Gordijn - Jobcoach De steekproef zoals deze beschreven is in het plan van aanpak wat betreft de organisaties waarmee geen samenwerking is luidde als volgt:

o Brownies en downies o Dichterbij

o Cello

o Bestek (Reinier van Arkel)

In het daadwerkelijke onderzoek is de steekproef van de organisaties waarmee geen samenwerking bestaat als volgt:

• Brownies en Downies: Thijs Swinkels – Eigenaar en begeleider

• Dichterbij: Jules Hoeben – Woonbegeleider

• Reinier van Arkel: Reinie Laan – Afdelingsmanager Steekproefomvang

Het minimaal interviews van twaalf stuks, zoals gesteld in het plan van aanpak is behaald. Voor het onderzoek hebben er veertien interviews plaats gevonden, hiermee is de steekproefomvang

voldoende groot. De steekproefomvang wordt voldoende groot geacht aangezien er na deze interviews sprake was van inhoudelijke verzadiging. Naar mate de laatste interviews afgenomen werden, was er de indruk dat er geen nieuwe informatie meer verkregen werd. De theorie die telkens geformuleerd werd, veranderde nauwelijks meer. (Baarda, D.B, Goede, M.P.M de, Teunissen, J., 2009)

Generaliseerbaarheid

Niet alleen de steekproef op zich is veranderd gedurende het onderzoek, ook het streven om twee personen per instantie te interviewen is veranderd. Dit streven bleek moeilijk na te leven.

Medewerking werd gegeven maar veelal voor één persoon per organisatie vanwege de werkdruk binnen de organisaties. In overleg met de opdrachtgever en de docentbegeleider is er besloten dat het onderzoek generaliseerbaar blijft met de steekproef die gehanteerd is. Er wordt een geldige weergave van het bestudeerde probleem weergeven. Door middel van de triangulatie-benadering die gehanteerd is tijdens het onderzoek kan nagegaan worden in hoeverre de onderzoeksgegevens valide zijn. De gegevens vanuit de interviews en de informatie vanuit de literatuur wijzen in eenzelfde richting. ‘Als de resultaten convergeren is dat een sterke indicatie voor de validiteit van de dataverzameling.’ (Baarda, D.B, Goede, M.P.M de, Teunissen, J., 2009) Dit geeft weer dat de conclusie uit de onderzoeksgegevens tevens toepasbaar zijn op andere vergelijkbare situaties. De betrouwbaarheid van het onderzoek zit hem met name in de manier waarop de gegevens

verzameld zijn. Bij kwalitatief onderzoek is de onderzoeker zelf het belangrijkste instrument.

Tijdens de interviews is sprake geweest van één persoon die het woord voerde tijdens de interviews, op die manier is gewaarborgd dat de onderzoeksinstrumenten op eenzelfde manier gehanteerd werden. (van den Donk, C., Lanen, B., 2011) Daarnaast is de manier van bevragen hierdoor steeds hetzelfde geweest, wat de toevallig verstorende omstandigheden zo klein mogelijk houdt. Tijdens de interviews is telkens de andere onderzoeker aanwezig geweest om het interview te volgen. Daarnaast is er gebruik gemaakt van registratieapparatuur tijdens de interviews.

(Baarda, D.B, Goede, M.P.M de, Teunissen, J., 2009)

2.4. Meetinstrument

Voor de inzet van een meetinstrument is gebruik gemaakt van onderzoeksliteratuur. Er is gebruik gemaakt van het boek praktijkonderzoek in de zorg en welzijn, geschreven door Cyrilla van der Donk en Bas van Lanen (2011). Er is gebruik gemaakt van analysemethode 9, zoals beschreven in de eerdergenoemde literatuur. Verzamelde data is geanalyseerd aan de hand van categorieën. Na het verzamelen van de data door middel van interviews en deze verbatim uitgewerkt te hebben is er gebruik gemaakt van kleurcoderingen per deelvraag. Om te zorgen voor extra overzicht is de belangrijkste informatie van dezelfde kleur kernachtig in een tabel geplaatst onder een aantal labels. ‘Vaak bestaan de instrumenten waarmee je de data hebt verzameld al uit bruikbare

categorieën.’ (van den Donk, C., Lanen, B., 2011) In het betreffende onderzoek is hier ook sprake van. Vanuit de deelvragen van het onderzoek zijn de interviewvragen geleid en hieruit zijn de categorieën ontstaan. Er zijn ook categorieën toegevoegd, zoals beschreven staat in de genoemde literatuur. Met behulp van dit meetinstrument zijn de deelvragen van dit onderzoek beantwoord.