• No results found

Aanlegvergunningen 1. Algemeen

In document landelijk gebied noord (pagina 102-105)

7. Nadere uitwerking 89

7.5. Aanlegvergunningen 1. Algemeen

Behoud en bescherming van waardevolle ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is een belangrijk beleidsuitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Aan het behoud en de bescherming van de aanwezige en geprojecteerde ecologische, landschappelijke en cul-tuurhistorische waarden wordt in dit bestemmingsplan op verschillende wijze inhoud gegeven:

- natuurgebieden die reeds bij natuurbeherende instanties in eigendom en beheer zijn, zijn op perceelsniveau als Natuur bestemd; in een aantal gevallen is agrarisch en / of recreatief medegebruik mogelijk;

- open water en watergangen die van betekenis zijn voor de waterhuishouding, maar daar-naast ook in landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch opzicht waardevol zijn, zijn bestemd als Water;

- om de mogelijk aanwezige archeologische waarden niet te vernietigen, is een aanlegver-gunning verplicht gesteld voor werken of werkzaamheden ter plaatse van gronden met de medebestemming "Archeologische waardevol gebied".

Daarnaast worden landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden die samenvallen met gronden die agrarisch of anderszins in gebruik zijn, beschermd door het opnemen van een toe

passelijk aanlegvergunningenstelsel (bijv. duinrellen). Om te voorkomen dat de genoemde waarden worden aangetast door het uitvoeren van werken en werkzaamheden die samenhan-gen met het agrarisch of andere gebruik, is per te beschermen gebied bepaald dat met name genoemde werken en werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd als hiervoor een aan-legvergunning is verkregen.

7.5.2. Regeling

Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de beoogde ingreep wordt bezien of de in-greep leidt tot onevenredige schade of dat door het stellen van nadere voorwaarden voorkomen kan worden dat schade wordt toegebracht. Ter zake kunnen burgemeester en wethouders zich zonodig laten adviseren.

Een aanlegvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking heb-ben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming. Dit bete-kent dat de reguliere agrarische bedrijfsvoering niet belemmerd wordt door het van toepassing zijnde aanlegvergunningenstelsel. Een aanlegvergunningplicht of gebruiksverbod geldt niet voor activiteiten die plaatsvinden binnen bouwvlakken (met uitzondering van archeologisch waarde-volle gebieden). Om de aanwezige natuurwaarden voldoende te beschermen, is het stelsel van aanlegvergunningen altijd van toepassing voor gronden met de bestemming Natuur (N).

Afhankelijk van de zone en de bestemming van de gronden kan voor de volgende werkzaamhe-den een aanlegvergunning worwerkzaamhe-den vereist:

- het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

- het aanleggen of verharden van wegen, paden (niet zijnde kavelpaden), banen of parkeer-gelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

- het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwe-zige dijken of taluds;

- het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatielei-dingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

- het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;

- het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;

- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige wa-terlopen;

- het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;

- het indrijven van voorwerpen in de bodem.

7.6. Recreatie

In het bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt in verblijfsrecreatie en dagrecreatie. Ver-blijfsrecreatie zijn die vormen van recreatie waarbij minimaal één overnachting plaatsvindt. On-der dagrecreatie wordt bijvoorbeeld wandelen, fietsen, zwemmen, kanoën of natuurobservatie verstaan of overdekte dagrecreatieve voorzieningen (bijvoorbeeld een natuurinformatiecen-trum).

7.6.1. Verblijfsrecreatie

Algemeen

Wat betreft de bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen, is de huidige situatie uitgangspunt voor de bestemmingsregeling. De bestaande kampeerterreinen / campings zijn als zodanig be-stemd.

Kampeerterreinen

In het plangebied komt één terrein voor met zowel permanente als niet-permanente standplaat-sen. Voor dit terrein wordt een passende bestemming opgenomen.

Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot nieuwvestiging en uitbreiding van kampeerterreinen. Indien nieuwvestiging van verblijfsrecreatieve complexen aan de orde is, zal dit in het kader van een partiële herziening worden beoordeeld op de mogelijke gevolgen voor aanwezige waarden en kwaliteiten. De bebouwingsmogelijkheden zijn afgestemd op de voor het kampeerterrein benodigde maatvoering (maatwerk). Daarbij is tevens rekening gehouden met eventuele milieubeperkingen die vanuit de omgeving op het perceel van toepassing zijn.

Kamperen bij de boer / kleinschalig kamperen

Kamperen bij de boer wordt als nevenfunctie via ontheffing mogelijk gemaakt bij volwaardige dan wel reële grondgebonden agrarische bedrijven (maximaal 15 kampeerplaatsen in de peri-ode van 15 maart tot en met 31 oktober) met in achtneming van de van toepassing zijnde ge-meentelijke uitgangspunten.

Recreatiewoningen op particuliere erven

Op 26 juni 2007 heeft de gemeenteraad van Bergen een beleidslijn vastgesteld met betrekking tot de recreatiewoningen op particuliere erven.

Om te voorkomen dat er een te grote bebouwingsdichtheid ontstaat, is ervoor gekozen een re-latie te leggen met de erfbebouwingsregeling bij woningen. Dit wil zeggen dat de aanwezigheid van een recreatiewoning ten koste gaat van de toegestane oppervlakte aan overige erfbebou-wing. Het voorgaande is ook van toepassing indien er sprake is van een inmiddels afgesplitst perceel.

7.6.2. Dagrecreatie

Algemeen

Recreatieve ontwikkelingen dienen de agrarische gebruikswaarde van het plangebied zo min mogelijk te hinderen. Verder dienen recreatieve ontwikkelingen getoetst te worden aan de ge-volgen voor natuur en landschap. Dit betekent dat met name extensieve recreatievormen mo-gelijk zijn (wandelen, fietsen, kanoën, schaatsen, vissen). Kleinschalige recreatieve voorzienin-gen zoals een informatie- en routeborden en een picknickbank, worden rechtstreeks mogelijk gemaakt.

De aanwezige natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden geschaad. Voor de maatvoering gelden specifieke voorwaarden.

Paardenhouderij

In gebieden waar de landbouw onder druk staat, neemt de betekenis en rol van de paarden-sport en -recreatie toe. Dat heeft gevolgen voor het landschap (onder andere visuele uitstraling van paardenbakken) en ook voor aanwezige natuurwaarden (sterkere verdichting van de bo-dem met geringe kansen voor flora) . Dat is ook in het landelijk gebied van Bergen het geval.

In dit bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt in hobbymatige paardenhouderijactivi-teiten en bedrijfsmatige paardenhouderijactivipaardenhouderijactivi-teiten. Voor het hobbymatig houden van paarden wordt verwezen naar paragraaf 7.9. Bedrijfsmatige paardenhouderijactiviteiten zijn voorzien van een specifieke bestemming, met uitzondering van paardenfokkerijen (bestemming Agrarische doeleinden). Bij bedrijfsmatige paardenhouderijactiviteiten worden structureel activiteiten ver-richt voor en diensten verleend aan derden.

Maneges/rijscholen, paardenhandel, paardenafrichtingsbedrijven, pensionstalling, stalhoude-rijen en paardenfokkestalhoude-rijen worden aangemerkt als bedrijfsmatige paardenhouderijactiviteiten.

Hieronder worden deze begrippen kort toegelicht.

Manege / rijschool

Een manege/rijschool is een bedrijf dat zich richt op het geven van instructie over het paardrij-den en het opleipaardrij-den van ruiters. Bij een manege kunnen diverse voorzieningen aanwezig zijn, zoals kantine/foyer en verenigingsaccommodatie. Soms is er gelegenheid voor particulieren om paarden op het manegebedrijf te stallen. In veel gevallen wordt een manege gecombineerd met een rijschool. Er vinden dan meestal ook wedstrijden plaats. Het lesgeven in paardrijden aan derden kan ook als apart bedrijf voorkomen. In het bestemmingsplan vallen maneges/rijscholen onder recreatiebedrijven (dRm). Bestaande maneges / rijscholen worden positief bestemd. De

ruimtelijke gevolgen van maneges kunnen zeer ingrijpend zijn. Daarnaast zijn de wegen in het buitengebied veelal niet berekend op het vele verkeer dat door de maneges wordt aangetrok-ken, waardoor congestie plaats kan vinden.

Paardenhandel / paardenafrichtingsbedrijf

Bij een paardenhandel worden paarden aangekocht, tijdelijk gestald en daarna doorverkocht.

Bij een paardenafrichtingsbedrijf worden paarden getraind en / of afgericht. Om dit jaarrond te kunnen doen, is vaak een binnenrijbaan aanwezig. Als nevenactiviteit wordt soms aan derden de gelegenheid gegeven om gebruik te maken van de accommodatie. Paardenhandel vindt veelal plaats in combinatie met een paardenafrichtingsbedrijf. Paardenhandel/paardenafrich-tingsbedrijf wordt binnen dit bestemmingsplan opgevat als een agrarisch verwant bedrijf.

Paardenpension / paardenstalling

Een pensionstalling (paardenstalling) is een bedrijf dat is gericht op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden. Bij een pensionstal-ling kan een buitenrijbaan deel uitmaken van de inrichting. Ook een paardenpension is een agrarisch verwant bedrijf. Omdat de ruimtelijke gevolgen van een pensionstalling/paardenstal-ling minder ingrijpend zijn als bij een manege, biedt het bestemmingsplan hiervoor ruimere mo-gelijkheden.

Stalhouderij

Stalhouderijen richten zich op het verhuren van aanspanningen voor bijzondere gelegenheden, zoals trouwkoetsen of paardentrams. In het algemeen is sprake van bebouwing van een rede-lijke omvang voor het stallen van paarden en rijtuigen. Daarnaast zijn één of meerdere vracht-auto's noodzakelijk voor het vervoer van paarden en rijtuigen. Een stalhouderij is een agrarisch verwant bedrijf.

Paardenfokkerij / stoeterij

Een paardenfokkerij of stoeterij is een bedrijf dat zich richt op het fokken van paarden. In de re-gel beschikt men over veel stalruimte en ruimte voor weidegang. Daarnaast is, om fokmerries in conditie te houden, vaak een stapmolen of binnen- of buitenbaan aanwezig. Een paardenfokke-rij komt vaak voor in combinatie met andere activiteiten, zoals het africhten en/of het verhande-len van paarden.

Hengstenhouderijen en dekstations vallen ook binnen de definitie van een paardenfokkerij.

Deze kunnen in een grote verscheidenheid voorkomen, van een klein dekstation met enkele hengsten tot een groot centrum met verschillende veterinaire en andere faciliteiten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft aangegeven dat een bedrijf dat in overwegende mate gericht is op het fokken van paarden, moet worden aangemerkt als agra-risch bedrijf (Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak, RO3.94.0300).

Volkstuinen

Op de aanwezige volkstuincomplexen is sprake van gebruikstuinen. Het verblijven gedurende de nacht is hier verboden. Het beleid inzake volkstuinen is erop gericht om de omvang van de bebouwing te beperken. Op de afzonderlijk volkstuintjes mogen slechts teeltondersteunende glasopstanden met een maximale hoogte van 50 cm worden gebouwd. Conform de vigerende regeling wordt op het terrein ruimte geboden voor het oprichten van een centrale voorziening van 50 m².

In document landelijk gebied noord (pagina 102-105)