Baas in eigen boek?: Evolutietheorie en schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (1881-1981)
Kruyswijk, H.H.
Citation
Kruyswijk, H. H. (2011, December 8). Baas in eigen boek?: Evolutietheorie en schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (1881-1981). Uitgeverij Verloren, Hilversum.
Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/18222
Version: Corrected Publisher’s Version
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/18222
Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).
The handle http://hdl.handle.net/1887/18222 holds various files of this Leiden University dissertation.
Author: Kruyswijk, H.H.
Title: Baas in eigen boek?: Evolutietheorie en schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (1881-1981)
Issue date: 2011-12-08
Samenvatting deel II
Na het wegvallen van de founding fathers Kuyper en Bavinck trad voor de gkn een fase van consolidatie in. Daarbij kwam het tot een strijd tussen behouders en ver- nieuwers. In het eerste hoofdstuk van dit deel zagen we dat de oppositie van vernieu- wingsgezinde theologen leidde tot een feitelijke aanscherping van de geloofsbelij- denis doordat de vrijheid van exegese werd beperkt.1 Van enige vernieuwing in het gereformeerd theologisch inzicht in de exegese van de oergeschiedenis is niets ge- bleken. De belangstelling van de kerkelijke en theologische leiders was verschoven van de fundering van het Schriftgezag naar de aanpassing van de exegese aan de dog- matische overtuiging. Nadrukkelijker dan tevoren legden de leiding gevende theo- logen zich daarbij vast op de eenvoudig-historische uitleg van de oergeschiedenis.
Bij verschillende gelegenheden werd in de synode van Assen in 1926 het stand- punt ingenomen dat in de kwestie-Geelkerken ‘niet in geding is een of andere exe- gese van Genesis 2 en 3, maar dat het gaat om geloof of niet-geloof aan hetgeen de Heilige Schrift in deze hoofdstukken als zaken en feiten mededeelt’. De eerste maal vinden we deze zinsnede in het rapport inzake het tweede schrijven van De Gaay Fortman c.s. en in het betreffende besluit van de synode.2 Vervolgens vinden we haar terug in een antwoord aan twee predikanten die zich per brief tot de synode hadden gericht.3 In iets andere bewoordingen formuleerde de synode dit gezichts- punt in haar antwoord op het vierde schrijven van De Gaay Fortman c.s. waar zij
‘haar leedwezen er over uitspreekt dat zij nog steeds van een exegetisch en niet van een confessioneel verschil spreken’.4 Ook in haar Vermaan aan de kerken (opge- steld door J. Ridderbos) wekte de synode op niet af te wijken van de ‘eenvoudigheid des geloofs’ waaruit de eenvoudig-historische uitleg van Genesis 2 en 3 vervolgens werd afgeleid.5 G.Ch. Aalders herhaalde dit nog eens in zijn boek over de drie eerste hoofdstukken van Genesis in verband met het spreken van de slang: ‘dat is eenvou- dig een kwestie van gelooven of niet-gelooven’.6 Uit al deze voorbeelden blijkt hoe zeer tijdens deze periode aan eenmaal dogmatisch ingenomen geloofsstandpunten,
1 Vgl. Leene, ‘Wereldbeeld en geschiedenisbeeld’, 69.
2 Acta 1926 i, (bijlage 28) 126-127; Acta 1926 i, (artikel 229) 87-88.
3 Acta 1926 i, (artikel 241) 92; Acta 1926 i, (bijlage 31 en 31a) 129-130.
4 Acta 1927, (artikel 79) 44.
5 Acta 1926 i, (artikel 179 en 187) 70-71; Acta 1926 i, (bijlage 23: ‘Woord van Vermaan aan de kerken’) 122-123; Ridderbos, Het verloren paradijs, 36-37.
6 Aalders, GOG, 494; zie hierboven, hoofdstuk 5, §4.4.
Kruyswijk_binnenwerk Handel DEF.indd 184 13-10-11 09:48
zonder nadere argumentatie maar als vanzelfsprekend, prioriteit werd verleend bo- ven een wetenschappelijk verantwoorde, afgewogen exegese van de tekst.
In het hoofdstuk 5 kwamen we tot de slotsom dat de vernieuwende oppositie van natuuronderzoekers door de synode en de leidinggevende behoudende theologen in diverse polemieken categorisch werd afgewezen. Inbreng van ‘buiten-Bijbelse’
historische en natuurwetenschappelijke gegevens bij de exegese van de Bijbel werd principieel verworpen. Terwijl de opinievorming rondom het Bijbels wereldbeeld, de ouderdom van het heelal en de exegese van het paradijsverhaal aanleiding had- den gegeven tot een fel debat tussen natuurgeleerden en theologen bleef het van theologische zijde stil rondom de publicaties over evolutie door gereformeerde on- derzoekers.
De conclusie van R.P.W. Visser (2008) dat de gereformeerde theologen van het Interbellum niet geïnteresseerd waren in de resultaten van de natuurwetenschap gaat in zijn algemeenheid te ver, al zal zij ongetwijfeld voor de meesten van hen wel zijn opgegaan.7 H.H. Kuyper, G.Ch. Aalders en V. Hepp hadden zich toch, zij het minder diepgaand dan Abraham Kuyper en Herman Bavinck vóór hen, op de hoogte gesteld van recente inzichten in het ontstaan van het heelal, al resulteerde dit soms in vreemde en een enkele maal in bizarre denkbeelden. Wat de ontwikkeling van de anorganische natuur betreft meenden zij zich blijkbaar te kunnen redden met de ancilla-methode. Daarmee werden de resultaten van de natuurwetenschap ofwel tot onbewezen hypothesen verklaard, ofwel, soms met de nodige moeite, op concordistische en opportunistische wijze in de theologie ingepast.
Nieuwere inzichten van geestverwanten betreffende de ontwikkeling van de or- ganische natuur werden genegeerd. Van de ideeën van F.J.J. Buytendijk en H.W.
van der Vaart Smit over de praeformatie, om nog maar te zwijgen van die van J.P.
de Gaay Fortman over de evolutie, vinden we bij H.H. Kuyper, G.Ch. Aalders en V. Hepp niets terug. Wij ontmoetten dit onderscheid ten aanzien van de organische tegenover de anorganische natuur ook al bij W.J.A. Schouten. Bij hem ging het niet om een verschil in mate van belangstelling maar in bereidheid tot acceptatie.8 Was het criterium ook hier weer het ontstaan van de mens als begin van de heilsgeschie- denis? Bij Schouten meenden we iets te bespeuren van angst om dit geloof te verlie- zen. De theologen verdedigden zich echter vastbesloten vanuit de ivoren toren van het eenvoudig-historisch Schriftgezag: het scheppingsverhaal is geschiedenis en de evolutietheorie blijft een onbewezen hypothese.
De vraag rijst hoe het mogelijk was dat de gezamenlijke theologische en natuur- wetenschappelijke oppositie zo weinig effect had op het behoudende theologische bolwerk. De scheidslijn tussen beide groepen werd gevormd door het verschil in interpretatie van de aard van het historisch Schriftgezag. De behoudende hoofd- stroom in de gkn hield vast aan de eenvoudig-historische variant, en de vernieu- wingsgezinden hadden zich een symbolische exegese eigen gemaakt. Beide partij-
7 Visser, ‘Dutch Calvinists and darwinism’, 307.
8 Vgl. Visser, ‘Dutch Calvinists and darwinism’, 306, noot 45.
186 samenvatting deel ii
en hielden vast aan de historiciteit van de beschreven gebeurtenissen in de zin van
‘werkelijk gebeurd’. Ondanks hun ontdekking van de noodzaak tot erkenning van de oud-oosterse invloed en van natuurwetenschappelijke kennis op de interpretatie van de oergeschiedenis vochten de vernieuwers het historisch Schriftgezag niet we- zenlijk aan. De meesten verlieten na enige tijd de gkn of deden er verder het zwij- gen toe. Daarmee bleven de gereformeerden zonder kritiek uit eigen kring en ook niet zonder zelfgenoegzaamheid achter.
Kruyswijk_binnenwerk Handel DEF.indd 186 13-10-11 09:48