• No results found

Eindrapport Onderzoeksproject VAGGA

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Eindrapport Onderzoeksproject VAGGA"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VAGGA vzw

Vereniging voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Antwerpen vzw Door de Vlaamse overheid erkend Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Maatschappelijke zetel

Boomgaardstraat 7, 2018 Antwerpen |  03 285 95 60 |  03 230 39 89 |  cgg@vagga.be |

 www.vagga.be | Ondernemingsnummer 0473.488.474

EINDRAPPORT

ONDERZOEKSPROJECT

Onderzoek naar de samenwerking tussen de (ambulante) geestelijke gezondheidszorg en de

diensten van Kind & Gezin in het kader van de preventie en vroegdetectie van geestelijke

gezondheidsproblemen bij infants en hun “ouders”.

28/02/2017

Veerle Vermeulen, Lies Simons & Greet Geenen

(2)

Inhoud

Inhoud

INHOUD ... 2

DANKWOORD ... 3

1 INLEIDING ... 4

2 ONDERZOEKSVRAGEN ... 5

2.1 ONDERZOEKSVRAGEN MET BETREKKING TOT SAMENWERKING VANUIT EEN THEORETISCH GEDEELDE BASIS ... 5

2.2 ONDERZOEKSVRAGEN M.B.T. DE CONCRETE STAPPEN TOT SAMENWERKING ... 5

3 INFANT MENTAL HEALTH VISIE ... 6

3.1 WAT IS INFANT MENTAL HEALTH? ... 6

3.2 WAT ZIJN INFANTS? ... 7

3.3 UITGANGSPUNTEN INFANT MENTAL HEALTH ... 7

3.4 EEN FOCUS OP RELATIES ... 8

4 OVERZICHT VAN DE ONDERZOEKSACTIVITEITEN ... 10

5 ANTWOORD OP DE ONDERZOEKSVRAGEN ... 13

5.1 SAMENWERKING VANUIT EEN THEORETISCH GEDEELDE BASIS ... 13

5.1.1 Onderzoeksvraag 1: Hoe kan de expertise van het CGG rond ‘Infant Mental Health’ ingezet worden in functie van het verbeteren van de samenwerking tussen GGZ en K&G/HvK? ... 13

5.1.2 Onderzoeksvraag 2: Hoe kan de IMH-visie beter verspreid worden binnen de diensten K&G/HvK? 15 5.1.3 Onderzoeksvraag 3: Wat zijn de mogelijkheden van een CGG om de thematiek van geestelijke gezondheid van jonge kinderen en hun ouders meer plaats te doen krijgen binnen de beweging rond de HvK? 18 5.1.4 Conclusies rond het samenwerken vanuit een theoretisch gedeelde basis ... 19

5.2 CONCRETE STAPPEN TOT SAMENWERKING ... 20

5.2.1 Onderzoeksvraag 4: Hoe kan het raamwerk zinvol en realistisch geconcretiseerd worden? (Wat is de realiseerbaarheid van mogelijke samenwerkingsvormen?) ... 20

5.2.2 Conclusies over hoe het raamwerk zinvol en realistisch te concretiseren ... 28

5.2.3 Onderzoeksvraag 5: Wat zijn de mogelijkheden van de infantwerking van het CGG om de drempel tussen GGZ en Kind en Gezin/HVK mee te verkleinen? ... 30

6 AANBEVELINGEN VOOR HET BELEID EN PISTES VOOR DE TOEKOMST ... 31

7 BESLUIT ... 33

8 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN... 35

9 COLOFON ... 36

10 BIJLAGEN ... 37

10.1 BIJLAGE1:RAAMWERKALSSTARTVANPROJECT2 ... 37

10.1.1 Inleidend ... 37

10.1.2 Opsomming van mogelijke pistes ... 37

10.1.3 Samenvattend: raamwerk in tabelvorm ... 40

10.2 BIJLAGE2:INFANT MENTAL HEALTH PAGINA EXPOO ... 41

10.3 BIJLAGE3: INDICATORENSET ... 51

10.3.1 WAAROM ... 51

10.3.2 WAT ... 51

10.3.3 Wetenschappelijke onderbouw ... 51

(3)

Dankwoord

Nu het eindrapport klaar is, kunnen we dankbaar terugkijken op een periode van vruchtbare samenwerking. Het is dan ook meer dan gepast om hier een oprecht dankwoord te richten aan de vele handen die het werk hielpen verlichten. Op het gevaar af iemand te vergeten, richten we ons dankwoord specifiek tot een aantal mensen in het bijzonder.

Bedankt aan Kind & Gezin in heel veel verschillende geledingen.

Katrien Verhegge en Ann Vanden Berge maakten dit tweede onderzoeksproject mogelijk. De steun en het geloof in dit onderzoek waren de noodzakelijke voorwaarden om het tot een goed einde te brengen.

Hannie Serlet, Sarah Vanden Avenne, Nele Travers, Kirsten De Saeger, Ivan Pauwel en Marina De Caluwe boden hulp waar die gevraagd werd en zorgden mee voor noodzakelijke reflectie en input.

De collega’s van het regioteam Antwerpen Zuid-Oost, en in het bijzonder Greet De Rycke, Sabrina Marnef en Liesbet Vanneuville, gingen met ons aan de slag voor de ‘full’ versie. Dit heeft investeringen en energie gevraagd, waarvoor we oprecht heel dankbaar zijn.

Uiteraard ook de andere regioteams, die met de ‘light’ versie aan het werk gingen, hebben engagementen opgenomen waarvoor we ontzettend dankbaar zijn.

We richten een speciaal woord van dank aan diverse deskundigen uit tal van organisaties op wiens kennis en kunde we in de loop van ons onderzoek beroep mochten doen: Caroline Vanderhallen, Saskia Van Besauw, Anke Schillemans, Hellen Renders, Elke Cleymans, Marijs Lenaerts, Martine Sucaet en Ann Verhaert.

Ook nu vonden we een klankbord van deskundigen bereid om dit rapport na te lezen en van uitstekende feedback te voorzien. Dankjewel Sarah Vanden Avenne, Saskia Van Besauw, Kris Breesch, Marianne Katz en Josephine Vos.

De medewerkers van Vagga die mee hun schouders hebben gezet onder dit onderzoeksproject, zetten we ook graag in de bloemetjes. Bedankt collega’s van het kinderteam en van de Speelbrug!

In de loop van dit onderzoeksproject mochten we opnieuw beroep doen op de kennis en kunde van Greet Geenen, waarvoor onze grote dank. Helaas was ze niet in de mogelijkheid om het project helemaal af te ronden. Vandaar zijn we bijzonder erkentelijk dat Lies Simons de laatste eindspurt mee tot een goed einde kon brengen.

En ten slotte een gemeende dankjewel aan onze directeur, Mario De Prijcker, die geloofde in dit onderzoeksproject en het in onze afdeling liet groeien. Bedankt om samen met ons de kaart van de allerkleinsten te kunnen en mogen trekken in Vagga.

(4)

1 Inleiding

In de loop van 2015 mocht CGG Vagga in opdracht van en met de steun van Kind & Gezin een onderzoek voeren naar de plaats en functie van een spel- en ontmoetingsinitiatief in het kader van de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen van infants en hun “ouders”.

In het eindrapport van dat onderzoek formuleerden we begin 2016 een sterk raamwerk met een voorstel van mogelijke samenwerkingsvormen, dat we verder wensten uit te werken en te concretiseren. Ook de mogelijkheden tot samenwerking met de diensten van Kind & Gezin en de Huizen van het Kind, bleven in dit eerste onderzoeksproject nog onderbelicht.

We waren dan ook erg verheugd toen Kind & Gezin bereid bleek om nog een 2e onderzoeksproject te financieren om de uitwerking verder te zetten.

Dit alles met de finaliteit om de drempels tussen de diensten geestelijke gezondheidszorg en de diensten van Kind & Gezin te verlagen in functie van een meer optimale preventie en vroegdetectie van geestelijke gezondheidsproblemen bij infants en hun “ouders”.

In dit 2e onderzoeksrapport willen we graag starten met een meer theoretisch draagvlak om samenwerking te vergroten. Het is evident dat de visie op Infant Mental Health hier best gehanteerd wordt als theoretische rode draad1. Het is ook de verbindende factor tussen de beide betrokken sectoren.

Het is ons aanvoelen dat de term “Infant Mental Health” nog niet zo sterk ingeburgerd is binnen alle geledingen van Kind & Gezin. De consultatiebureaus werken bijvoorbeeld zeker vanuit een brede visie op welzijn bij infants, wat perfect aansluit op het breder internationaal gedragen kader van Infant Mental Health. De visie rond Infant Mental Health kan ook nog aan belang winnen in de sector Geestelijke Gezondheidszorg.

Een van de nevendoelstellingen van dit 2e onderzoeksproject was alvast om de Infant Mental Health- visie beter bekend te maken bij Kind & Gezin.

Uiteraard willen we in een 2e deel van dit onderzoeksrapport de samenwerking ook meer concreet uitwerken. We toetsen mogelijke pistes tot samenwerking met stakeholders op hun haalbaarheid en zinvolheid. Vele medewerkers in het werkveld vinden een hechtere band tussen geestelijke gezondheid en Kind & Gezin wenselijk, maar in de praktijk worden toch vele drempels ervaren.

Tenslotte hebben we de ambitie om via dit onderzoeksrapport beleidsaanbevelingen te formuleren om de ervaren drempels tussen beide sectoren te verlagen.

1 Uit het tweejaarlijkse internationale congres van WAIMH blijkt ook dat alle disciplines die deze doelgroep delen, werken vanuit de Infant Mental Health-visie en een wetenschappelijke state of the art delen.

(5)

2 Onderzoeksvragen

Onderzoek naar de samenwerking tussen de (ambulante) geestelijke gezondheidszorg en de diensten van Kind en Gezin in het kader van de preventie en vroegdetectie van geestelijke gezondheidsproblemen bij infants en hun ‘ouders’.

Centrale vraagstelling

Wat zijn mogelijkheden om de samenwerking tussen een CGG en K&G/HvK te optimaliseren in het kader van de preventie en vroegdetectie2 van geestelijke gezondheidsproblemen bij infants en hun ‘ouders’?

Onderzoeksvragen

Deze centrale vraagstelling werd vertaald in een aantal onderzoeksvragen over de samenwerking vanuit een theoretische gedeelde basis enerzijds (pijler 1) en over concrete stappen tot samenwerking anderzijds (pijler 2).

Hieronder lijsten we de concrete onderzoeksvragen van beide pijlers op.

2.1 Onderzoeksvragen met betrekking tot samenwerking vanuit een theoretisch gedeelde basis

OV 1 Hoe kan de expertise van het CGG rond ‘Infant Mental Health’ ingezet worden in functie van het verbeteren van de samenwerking tussen GGZ en K&G/HvK?

OV 2 Hoe kan de ‘Infant Mental Health’-visie, zoals in Geenen (2016)3 vermeld, beter verspreid worden binnen de diensten K&G/HvK?

OV 3 Wat zijn de mogelijkheden van een CGG om de thematiek van geestelijke gezondheid van jonge kinderen en hun ouders meer plaats te doen krijgen binnen de beweging rond de HvK?

2.2 Onderzoeksvragen m.b.t. de concrete stappen tot samenwerking

OV 4 Hoe kan het in Geenen (2016) geformuleerde raamwerk4 zinvol en realistisch geconcretiseerd worden? Wat is de realiseerbaarheid van mogelijke samenwerkingsvormen?

OV 5 Wat zijn de mogelijkheden van de huidige infantwerking van het CGG om de drempel tussen GGZ en K&G/HvK mee te verkleinen?

2 Graag maken we van de gelegenheid gebruik om het begrip “vroegdetectie” in het kader van werken met infants toch extra te duiden. In deze context betekent “vroegdetectie” namelijk niet zozeer het screenen op symptomen, afwijkingen of aandoeningen, maar eerder een oplettende zorg die stil staat bij het welzijn van de ouder-kind relatie en de risico’s vanuit ouder-, kind- en omgevingsfactoren zoals beschreven in literatuur en blijkt uit ervaring.

3 Geenen, G. (2016). Eindrapport onderzoeksproject “onderzoek naar de plaats en functie van een spel- en ontmoetingsinitiatief in het kader van de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen van infants en hun

‘ouders’”. Antwerpen: CGG VAGGA.

4 Zie tabel in bijlage.

(6)

3 Infant mental health visie

Infant Mental Health richt zich op het sociale en emotionele welzijn van jonge kinderen van -9 maanden tot 5 jaar binnen de context waarin er voor hen gezorgd wordt.

De ontwikkeling van een jong kind is onlosmakelijk verbonden met zijn relaties met ouders en zorgfiguren.

Door te focussen op het versterken van de ouder-kindrelatie, zelfs vanaf de zwangerschap, wil IMH de optimale groei van het jonge kind in al zijn facetten bevorderen. Het is van belang dat aandacht voor de ouder-kindrelatie primeert in de diverse settings waar infants en hun ouders komen. En dat emotionele en sociale problemen van jonge kinderen en hun ouders zo vroeg mogelijk gezien worden.

De ontwikkeling van een kind is in het prille begin immers nog erg flexibel en biedt talrijke mogelijkheden tot verandering.

Een IMH-insteek van alle professionelen die hetzij preventief, hetzij curatief met infants en hun (aanstaande) ouders werken, biedt jonge kinderen meer kansen op een goede ontwikkeling.5

3.1 Wat is infant mental health?

Geestelijke gezondheid, mental health, is niet voorbehouden aan volwassenen en oudere kinderen:

ook bij kleine kinderen, infants, kan men spreken van geestelijke gezondheid.

Infants zijn immers diep voelende en sociale wezens die vanuit de interactie met hun zorgfiguren vanaf dag één een gevoel ontwikkelen over wie ze zijn en wat ze betekenen, en die daar ook uiting aan geven.

IMH wordt gedefinieerd als de gezonde sociale en emotionele ontwikkeling van een jong kind van – 9 maanden tot 5 jaar.

Deze definitie omschrijft IMH als een eigenschap van het kind: namelijk als de capaciteit van een jong kind om emoties te ervaren, te organiseren en uit te drukken; om hechte en veilige relaties op te bouwen; om de omgeving te verkennen en om te leren.

Al deze vaardigheden kan een kind maar verwerven binnen de context van relaties met verzorgingsfiguren. Hierin moet ook de familie, maatschappij en cultuur betrokken worden. Het ontplooien van al die vaardigheden binnen een relationele context biedt garantie voor een gezonde sociale en emotionele ontwikkeling6.

In meer brede zin definieert men IMH als het groeiend veld van onderzoek en praktijk ten behoeve van de promotie van een gezonde sociale en emotionele ontwikkeling, van de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen en van de behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen van jonge kinderen binnen de context waarin ze opgroeien.

Het gaat om een multidisciplinair professioneel veld van onderzoek, praktijk en beleid, dat de sociale en emotionele vaardigheden van jonge kinderen, en hun ouder, wil bevorderen en hun eventueel lijden wil verlichten7.

5 Deze informatie werd door Greet Geenen helemaal uitgewerkt in een bijdrage rond IMH voor de website van EXPOO. De volledige tekst is te vinden in bijlage.

6 Zero to three, 2001.

7 Zeanah & Zeanah, 2009, p. 6.

(7)

3.2 Wat zijn infants?

IMH richt zich tot jonge kinderen tussen -9 maanden en 5 jaar en hun verzorgingsfiguren.

We hebben in het Nederlands geen adequate vertaling voor het woord ‘infant’.

Binnen de IMH-visie verstond men hieronder lange tijd jonge kinderen van 0 tot 3 jaar. Sinds enige tijd breiden klinisch onderzoek en praktijk het leeftijdsbereik van IMH uit tot de leeftijd van 5 jaar8. Ook de prenatale periode wordt opgenomen in het begrip IMH. In die zin loopt het bereik van IMH vanaf het moment van conceptie tot 5 jaar.

3.3 Uitgangspunten infant mental health

IMH vertrekt vanuit de volgende basisgedachten9:

- Optimale groei en ontwikkeling vinden plaats binnen een zorgende relatie.

- De geboorte en zorg voor een infant bieden een gezin de kans op nieuwe relaties, groei en verandering.

- Wat er zich voordoet in de eerste levensjaren, beïnvloedt de loop van de ontwikkeling doorheen het hele leven.

- De vroege ontwikkeling van gehechtheidsrelaties kan vervormd of verstoord worden door een voorgeschiedenis bij de ouder van onverwerkte verlieservaringen en traumatische levens- gebeurtenissen, “spoken in de kinderkamer”10.

- De helpende aanwezigheid van een IMH-deskundige kan het risico op relationele- en ontwikkelingsmoeilijkheden verminderen en biedt kansen op het ontstaan van warme en groeibevorderende reacties van ouder en kind.

- Het belang van continuïteit in de context van het jonge kind en in de hulpverlening wordt onderkend.

Drie principes schragen de IMH-visie: de ouder-kindrelatie als primaire focus, een voortdurende gerichtheid op preventie en de kracht van jonge kinderen en hun families als startpunt11.

- De ouder-kindrelatie staat centraal. Het jonge kind is voor zijn bestaan en groei erg afhankelijk van zijn verzorgingsfiguren. Daarbij kan het jonge kind op verschillende manieren gehecht zijn aan diverse zorgfiguren (bijvoorbeeld veilig gehecht aan vader, onveilig gehecht aan moeder).

- De preventieve insteek is essentieel binnen het IMH-denken. IMH beslaat het gehele zorgspectrum van algemene preventie, via ontwikkelingsstimulering, pedagogische ondersteuning en kortdurende behandelingen tot langer durende intensieve ouder- kindtherapie12.

Er wordt uitgegaan van een algemene zorgzaamheid rond ontwikkeling binnen de relationele context waarin preventie en curatie altijd samengaan. Bij zeer jonge kinderen liggen zwaktes en sterktes altijd op één ontwikkelingsterrein verstrengeld zijn met elkaar en hebben ze repercussies op andere ontwikkelingsterreinen en relaties .

Interventie bij jonge kinderen vanuit een IMH-visie houdt dan ook altijd preventie in, omdat een jong kind voortdurend in ontwikkeling is. Dit wil zeggen dat men in elke interventie

8 Zie bijvoorbeeld de vernieuwde classificatie DC:0–5™ Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders of Infancy and Early Childhood die eind 2016 gelanceerd werd en geschreven is voor de leeftijd van 0 tot 5 jaar. De vorige versie DC:0–3R™ was bedoeld voor het classificeren van psychische en ontwikkeingsstoornissen bij kinderen tussen 0 en 3 jaar.

9 Weatherston, 2002, p. 2-4.

10 Fraiberg, Adelson & Shapiro, 1975

11 Zeanah & Zeanah, 2009, p. 6.

12 Rexwinkel, Verheugt-Pleiter & Schmeets, 2011, p. X.

(8)

tegelijkertijd bezig is met het verlichten van bestaand lijden en met zorg dragen voor toekomstige ontwikkelingspaden, en dit alles via aandacht voor de vroege ouder-kindrelatie.

- Tenslotte vertrekken IMH-werkers vanuit de krachten die ze in jonge kinderen en hun gezinnen percipiëren. Dit krachtenperspectief houdt geen naïef ontkennen in van aanwezige zwaktes. Een typische kwaliteit van de vroege ontwikkeling is namelijk dat ze tegelijkertijd kwetsbaar én veerkrachtig is. Het onderkennen van moeilijkheden is nodig om ze te kunnen overwinnen en dan heeft het uitgaan van aanwezige sterktes een mobiliserend effect om met jonge kinderen en hun ouders op weg te gaan, aangezien de sterke kanten en ontwikkelingsterreinen de zwakkere kanten kunnen ondersteunen.

De IMH-visie is gebaseerd op verschillende theoretische stromingen. Het psychodynamisch gedachtegoed (Mahler, Spitz, Winnicott, Fraiberg, Stern, Raphael-Leff) is sterk vertegenwoordigd, maar ook de gehechtheidstheorie (Bowlby) en de systeemtheorie (Fivaz-Depeursinge) leverden belangrijke bijdragen.

3.4 Een focus op relaties

In de IMH-visie staan twee vragen centraal:

Hoe beïnvloeden ouder-, kind- en omgevingsfactoren de ouder-kindrelatie?

En hoe kunnen we de kwaliteit van de ouder-kindrelatie bevorderen zodat dit ten goede komt aan de ontwikkeling van de ouder-kindrelatie en dus van het jonge kind (in wording) en het welzijn en welbevinden van de ouders?13

IMH legt dus duidelijk de focus op relaties: op de ouder-kindrelatie, en evenzeer op de relatie die begeleiders en hulpverleners met infant en ouder(s) aangaan.

Het sociale en emotionele welzijn van een infant is onlosmakelijk verbonden met de relaties met zijn ouders en zorgfiguren in de eerste levensjaren. Deze relaties liggen aan de basis van de ontwikkeling van de persoonlijkheid en bepalen in zeer grote mate de wijze waarop genetische en constitutionele factoren in gedrag en ontwikkeling tot uiting zullen komen.

Ze vormen een blauwdruk voor de manier waarop het kind toekomstige relaties opbouwt, de wereld verkent en emoties ervaart en uitdrukt. Ze scheppen de mogelijkheden tot aanpassing, leren en zelfregulatie. Die eerste relaties bepalen mee de balans tussen veerkracht en kwetsbaarheid, en het al dan niet ontwikkelen van psychopathologie.

Een voedende, consistente, voorspelbare en positieve ouder-kindrelatie legt de basis voor het sociale en emotionele welzijn van het jonge kind maar ook voor zijn latere geestelijke en lichamelijke gezondheid.

Vanuit dit centrale belang van de ouder-kind interactie voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind, vormt de ouder-kindrelatie de primaire focus in het domein van IMH.

Dit betekent voor velen een verlegging van focus op de directe noden van het kind naar een focus op de relatie van een kind met zijn zorgfiguren.

Ook de relatie die je zelf als begeleider met kind en ouder(s) aangaat, neemt binnen IMH een zeer voorname plaats in. Niet zozeer wat je doet, maar wel de ingesteldheid van waaruit je met kind en ouder omgaat, is daarbij van belang. Je bent er voor het jonge kind én voor zijn zorgfiguur.

Vanuit een houding van verwondering voor wat zich afspeelt in het hier en nu van de interactie, ga je met kind en ouder op weg. Je hebt daarbij oog voor signalen van het kind, voor signalen van de ouder en voor signalen van de interactie tussen beide.

Je gaat niet enkel over de baby of peuter praten, maar vooral ook met de baby of peuter.

13 Rexwinkel et al., 2011, p. XIV.

(9)

Zowel het jonge kind als zijn zorgfiguren zijn actieve en gelijkwaardige partners in de relatie die je met hen aangaat.

Het is eigen aan het werken met zeer jonge kinderen en hun ouders dat veel processen zich op een kwetsbaar, ongereguleerd en pre-verbaal niveau afspelen en daardoor een sterk appèl doen op de draagkracht van de begeleider. Veel vragen worden namelijk opgeroepen vanuit de kwetsbaarheid van het jonge kind, waardoor de verleiding ontstaat enkel nog de kant van het jonge kind te kiezen en de ouder eenzijdig te willen veranderen.

Reflectieve intervisie en supervisie worden als good practice en vanzelfsprekend beschouwd in IMH, ook voor zeer ervaren medewerkers. Het is een onontbeerlijk methodisch instrument om voor de relationele focus van IMH te blijven gaan.

(10)

4 Overzicht van de onderzoeksactiviteiten

Hieronder lijsten we de verschillende activiteiten op, verricht door Greet Geenen, in het kader van dit actieonderzoek.

- Verkenning van het onderzoeksproject: onderzoeksvragen, doelstelling en methode - Literatuurstudie ( beleidsteksten en vakliteratuur)

- Overleg Veerle Vermeulen, afdelingshoofd Jeugdzorg CGG Vagga - Afspraken met Kinderteam van CGG Vagga

o 11/05/16: voorbereiding project o 08/06/16: voorbereiding project o 22/06/16: visie IMH

o 05/07/16: praktische uitwerking consult en consultatiefunctie

o 24/08/16: praktische uitwerking consult en consultatiefunctie + deskundigheidsbevordering K&G

- Teamdag (13/04/16) met het Kinderteam rond IMH - Contacten met Kind en Gezin:

o Beleidsmatig:

 Brussel:

 30/03/16: Hannie Serlet, Sarah Vanden Avenne, Anne Vanden Berghe

 13/05/16: Hannie Serlet, Sarah Vanden Avenne, Nele Travers, Kristen De Saeger

 12/07/16: tekst IMH: Sarah Vanden Avenne

 13/07/16 en 14/07/16: Ivan Pauwels : link met Huizen van het Kind uitwerken

 Antwerpen:

 04/05/16: Marina De Caluwe, Sarah Vanden Avenne, Ann Van Loy

 10/06/16: Marina De Caluwe, Sarah Vanden Avenne ( via Skype)

 12/07/16: Marina De Caluwe, Sarah Vanden Avenne, Ann Van Loy o Inhoudelijk:

 29/08/16 Regioteam Antwerpen Zuidoost (Greet De Rycke, Sabrina Marnef, Liesbet Vanneuville): kennismaking en voorbereiding ‘full’ versie

 Mailoverleg ter voorbereiding van deskundigheidsbevordering - Externe contacten ( buiten Kind en Gezin):

o Stuurgroep Huizen van het Kind: 15/03/16, 03/05/16, 07/06/16, 07/07/16 o Stad Antwerpen, HVK en Dienst Gezondheid: 22/04

o Caroline Vanderhallen, CGG LITP Genk: telefonisch overleg: 30/06 o IMH netwerk OGGPA: 26/04, 09/06

o IMH netwerk OGGPA petit comité: 01/04 (Anneleen); 26/04; 27/05; 10/11 o Werkgroep Infants in CGG

 Vraagstelling geagendeerd op 09/06

 Vragen hernomen via mail begin oktober o Opvoedingswinkel Antwerpen

 17/11/16: Anke Schillemans

 30/11/16: Hellen Renders

(11)

- Uitwerking Full versie (consult, consultatie, deskundigheidsbevordering) voor regioteam Zuidoost:

o Deskundigheidsbevordering:

 12/09 Introductiesessie Infant mental health

 17/10 casusbespreking

 21/11 casusbespreking

 12/12: niet kunnen plaatsvinden door afwezigheid Greet Geenen o Consult en consultatie door het Kinderteam van CGG Vagga

- Uitwerking Light versie ( consultfunctie) voor 4 regioteams ( Zuidwest, Antwerpen Noord 2, Deurne Noord 2, Centrum):

o Consult door het Kinderteam van CGG Vagga

o 20/09/16 Introductiesessie IMH en consult door Greet Geenen en Kinderteam voor alle medewerkers van de 4 regioteams. Dit opgesplitst in een voormiddag- en namiddagsessie.

- Link met HVK Mortsel:

o Telefonisch overleg en via mail met Greet De Rycke (K&G) en Elke Cleymans (coördinator HVK Mortsel) in september – oktober

o 25/10/16 Vorming IMH voor diverse partners HVK - Redactie teksten:

o Redactie verslagen van vergaderingen en bijeenkomsten

o Indicatorenset Kind en Gezin: Bijdrage IMH aan nota ‘Kader voor de vernieuwde preventieve zorg’ van Kind en Gezin – 12/07/16

o Bijdrage nieuwsbrief Kind en Gezin: toelichting project ( september 2016)

o Bijdrage nieuwsbrief Kind en Gezin: toelichting workshop IMH op netwerkdag 17/11/16 (oktober 2016)

o Bijdrage IMH voor website EXPOO – 22/11/16

o Redactie eindrapport (door Lies Simons en Veerle Vermeulen) - Studiedagen en Congres:

o Deelname:

 14/04/16: voorstelling project VBJK ‘Ontmoeting in de wachtruimte’, HVK Kiel

 04/16: digitale feedback: De Toekomst is Jong ( Kind en Gezin, dialoogdag 21/04/16)

 26/05/16: ‘Open Minds’ Congres Geestelijke Gezondheid, Brussel, door Zorgnet-Icuro: breakout-sessie ‘Preventie van geestelijke gezondheidsproblemen van Infants en hun ‘ouders’: de plaats van een spel- en ontmoetingsinitiatief in een CGG’

 29/05/16 tot en met 02/06/16: Congres WAIMH, Praag

 17/06/16: boekvoorstelling Plasmans & Van Asten: De intuïtie van de psychiater; CGG Vagga

 06/10/16: Conferentie de Toekomst is Jong, Kind en Gezin, Brussel o Presentaties:

 26/05/16: ‘Open Minds’ Congres Geestelijke Gezondheid, Brussel, door Zorgnet-Icuro: breakout-sessie ‘Preventie van geestelijke gezondheidsproblemen van Infants en hun ‘ouders’: de plaats van een spel- en ontmoetingsinitiatief in een CGG’ door Greet Geenen en Veerle Vermeulen

 23/06/16: Vorming gehechtheid, CGG Vagga

 24/10/16: Vorming IMH, Zorgbedrijf (ook voorstelling van de Infantwerking Kinderteam CGG Vagga door Jan Maes)

(12)

 17/11/16: Netwerk HVK/PANZA/ Kinderarmoede Antwerpen: presentatie IMH - Contacten met experten

o Marijs Lenaerts & Kris Breesch: nalezen tekst indicatorenset

o Martine Sucaet & Kris Breesch: mail juni: aanwezigheid infant op OG

o Marijs Lenaerts & Kris Breesch & Ann Verhaert: overleg tekst website IMH, EXPOO week 17 november

- Klankbord experten die de tekst finaal nagelezen hebben:

o Kris Breesch, De Speelbrug CGG Vagga

o Josephine Vos en Marianne Katz, kinderteam CGG Vagga o Saskia Van Besauw, De Kraamvogel

o Sarah Van den Avenne, Kind en Gezin

Deze acties passen binnen de te volgen methode vanuit de projectaanvraag.

Als methode staat hier beschreven:

- Overleg met Huizen van het Kind, voorzieningen van Kind en Gezin zoals de consultatiebureaus en relevante stakeholders.

- Delen van expertise rond ‘Infant Mental Health’.

- Onderzoek naar en uitwerken van mogelijke concretiseringen van het eerder geformuleerde raamwerk op basis van overleg en praktijktoetsen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de expertise van de medewerkers van een erkend spel- en ontmoetingsinitiatief verbonden aan het CGG en van die van de medewerkers van de infantwerking van het CGG.

- Ronde tafel met experten.

- Netwerking ten behoeve van het verlagen van de drempel tussen GGZ en Kind en Gezin/HVK.

De ondernomen onderzoeksactiviteiten vloeien hier direct uit voort.

(13)

5 Antwoord op de onderzoeksvragen

5.1 Samenwerking vanuit een theoretisch gedeelde basis

5.1.1 Onderzoeksvraag 1: Hoe kan de expertise van het CGG rond ‘Infant Mental Health’ ingezet worden in functie van het verbeteren van de samenwerking tussen GGZ en K&G/HvK?

Om een antwoord te formuleren op deze onderzoeksvraag, organiseerden we een bevraging bij de werkgroep “infants” van de CGG in Vlaanderen.

5.1.1.1 Wat zijn volgens de CGG-medewerkers mogelijke drempels in het samenwerken tussen CGG en K&G?

- Krijgen K&G-medewerker voldoende tools en kennis aangereikt om over het thema

“doorverwijzing naar een CGG” te kunnen of durven praten met ouders?

- Zijn er voor K&G-medewerkers voldoende tools beschikbaar om problematieken te screenen?

- Wat zijn de vooropgestelde en eventueel negatieve ideeën rond wachtlijsten?

- Maakt men het onderscheid tussen behandeling en preventie te veel?

- Is het aanbod van GGZ voldoende gekend?

- Ligt de kostprijs te hoog?

- Lukt de verplaatsing naar de GGZ-locatie wel?

- Wat zijn de vooropgestelde en eventueel negatieve ideeën rond de duurtijd van een traject in GGZ?

- Voelt de ouder zich beoordeeld?

- Is er voldoende aanwezigheid zijn van probleembesef bij de ouder?

5.1.1.2 Wat kan een gezamenlijke visie op IMH in de praktijk betekenen?

Een gezamenlijke visie op IMH kan een kader bieden om drempels te verlagen.

Het reikt een tool en kennis aan om problematieken te screenen en doorverwijzing naar een CGG met het gezin bespreekbaar te maken.

Daarnaast biedt het ook een kader om samen te blijven nadenken over verschillende invalshoeken en aanvullende perspectieven op ontwikkeling van jonge kinderen en beginnend ouderschap, en hoe die te ondersteunen. Zo kan samen gezocht worden wie in welke setting wat kan opnemen en aanbieden om IMH te bevorderen binnen verschillende settings.

IMH bestrijkt een geheel continuüm, gaande van een toestand van optimaal sociaal en emotioneel welzijn, over sociale en emotionele problemen, tot stoornissen.

Om IMH in te schatten, let je zowel op de interacties tussen ouder en kind, als op gedragingen en belevingen bij de ouder en bij het kind.

Het kind, hoe jong ook, is een actieve partner in de interacties met anderen.

Door een gezamenlijke visie op IMH te hanteren, spreken hulpverleners dezelfde taal.

- Dit leidt tot het verhogen van de kwaliteit van doorverwijzingen en een ruimer perspectief op doorverwijzen zoals het inschatten van de haalbaarheid, timing, alternatieven, etc.

- Dit zorgt voor het bijschaven van de consultfunctie bij een CGG voor medewerkers van K&G.

- Globaal zorgt het ervoor dat men nieuwe samenwerkingen kan aangaan door een gemeenschappelijke visie.

(14)

5.1.1.3 Hoe de IMH-visie inzetten om de samenwerking tussen CGG en K&G te verbeteren?

Om dit effectief te verwezenlijken, moet de kennis rond IMH verhoogd worden, zowel op het beleidsniveau, als op het niveau van de medewerkers van alle betrokken partners.

Dit kan op velerlei manier gebeuren:

- Door het organiseren van studiedagen;

- Door het organiseren van vormingen op maat of van workshops;

- Door het schrijven van artikels rond IMH;

- Door het publiceren in nieuwsbrieven;

- Door het opmaken van een websitepagina;

- Etc.

Cruciaal is echter ook dat de IMH-visie geïmplementeerd wordt in de werking van de betrokken partners. Zo blijft het geen theoretisch denkkader, en wordt het in de praktijk omgezet.

Op deze manier werkt de kruisbestuiving in 2 richtingen, namelijk het delen van kennis over het theoretisch kader, aangevuld met unieke bijdrages van andere actoren in het werkveld die in diverse settings werken rond sociaal en emotioneel welzijn van infants.

Een vroedvrouw kan bijvoorbeeld vanuit de relationele betrokkenheid en ondersteuning vanaf de zwangerschap, zeer veel betekenen in het faciliteren van een veilige gehechtheid, zonder een “GGZ- werker” te zijn. Het is een bijzonder concrete en unieke uitwerking van het theoretisch kader dat daarmee ook mede risicofactoren kan opvangen.

Het is onze inschatting dat net in deze kruisbestuiving de grote meerwaarde zit van de samenwerking in diverse settings en sectoren binnen een gedeelde visie op IMH.

(15)

5.1.2 Onderzoeksvraag 2: Hoe kan de IMH-visie beter verspreid worden binnen de diensten K&G/HvK?

5.1.2.1 IMH visie : beleidsmatige tendensen

Zowel de Vlaamse als de federale overheid besteden bijzondere aandacht aan de “doelgroep infants”.

Dit blijkt uit diverse beleidsteksten en voornemens om de jeugdhulpverlening, en geestelijke gezondheidszorg in het bijzonder, te reorganiseren of verder richting te geven.

We denken aan volgende beleidsinstrumenten:

- “Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren”.

- Implementatie van het nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren:

“Template voor de beschrijving van het programma intersectorale consult en liason.”

- “Een 2.0 aanpak voor integrale jeugdhulp in Vlaanderen.”

Onze overheden schatten het belang van deze doelgroep in.

Dit betekent dat het doen ingang vinden van de IMH-visie op korte termijn makkelijker kan worden, omdat er gerefereerd kan worden aan een intentie van de overheden.

Op het terrein zijn “infants” echter wel nog vaak nobele onbekenden. Er is zeker behoefte aan expertise en ervaringen in het werken met infants. De IMH-visie biedt ook hier een solide raamwerk.

We zijn ervan overtuigd dat dit rapport tevens een bijdrage kan betekenen in het verder uitwerken van de samenwerking tussen alle betrokken partners.

Op provinciaal niveau werd PANGG 0-18 ontwikkeld, waarbinnen de templates van de Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid vorm krijgen.

Ook in PANGG 0-18 is een werkgroep IMH actief. Deze werkgroep bestond reeds langer en werd door PANGG 0-18 in de werking opgenomen. De werkgroep bestaat uit allerlei actoren actief binnen de IMH-visie, inclusief de CGG, K&G en de HvK van Antwerpen.

Binnen deze werkgroep is een visietekst rond IMH uitgewerkt:

“De provinciale werkgroep IMH wil op provinciaal niveau een bijdrage leveren aan de doelstellingen van WAIMH-Vlaanderen. WAIMH-Vlaanderen wil een rol spelen in het verspreiden van de IMH-visie in het brede werkveld door:

1. Sensibilisering op niveau van individuen, voorzieningen en beleid.

2. Samenwerking te stimuleren en het netwerken tussen verschillende organisaties te bevorderen.

3. Vorming omtrent de uitwerking van de IMH-visie aan te bieden, al dan niet in samenwerking met andere organisaties14.”

14 Osofsky, J.D. (2000). Waimh Handbook of Infant Mental Health. John Wiley & Amp; Sons Inc.

(16)

5.1.2.2 Het verspreiden van de IMH-visie binnen de diensten K&G en HvK op projectniveau

Duiding vooraf: Het is niet evident om bepaalde pistes te gaan uitwerken.

Het idee dat het “behandelen van baby’s” op dezelfde leest geschoeid is als het behandelen van kinderen in de lagere schoolleeftijd of pubers, zorgt mee voor de perceptie dat baby’s geen geestelijke gezondheidsproblemen kunnen hebben.

Het is volgens ons nu vooral belangrijk dat er ingezet wordt op het systematisch aan bod brengen van het sociaal en emotioneel welzijn van de baby, het bevorderen van de ontwikkeling en de ondersteuning van de gehechtheid.

- Kind en Gezin Academie TV : https://www.kindengezinacademie.be/.

Aanvankelijk dachten we dat dit een piste kon zijn, maar we hebben dit niet verder uitgewerkt.

Dit kanaal is er enkel voor medewerkers van K&G en bedient niet de medewerkers van HvK.

- “Toer van de teams”: mogelijke piste die niet geconcretiseerd werd.

- Webinar via EXPOO: mogelijke piste die niet geconcretiseerd werd.

- Er was interesse naar deskundigheidsbevordering rond IMH voor de medewerkers van HvK Antwerpen, maar ook dit werd niet verder uitgewerkt.

Deze vraag werd op de Stuurgroep HvK Antwerpen geagendeerd, waar men gekozen heeft voor het bevorderen van de deskundigheid van de onthaalmedewerkers. Dit is dus in de verkennende fase gebleven.

Nota: voor HvK Mortsel is wel een infosessie IMH georganiseerd.

- “De Toekomst is Jong” – Uit het eindrapport:

“Elke zwangere, elke ouder, elk kind, die daaraan nood heeft, kan gepast beroep doen op geestelijke gezondheidszorg zowel op het vlak van preventie als curatie. In dit kader is de verdere uitrol van de ‘Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’ belangrijk en zoeken we naar opportuniteiten in de link tussen de ‘consult en liaisonfunctie’ en de Huizen van het Kind.

Complementair daaraan wordt er verder ingezet op de ondersteuning bij (dreigende) postpartum depressie.15

- Indicatorenset “WAT en WAAROM IMH” voor het kader van de Vernieuwde preventieve zorg van K&G. Deze indicatorenset werd uitgewerkt en aangeleverd aan K&G16.

In het najaar besloot men om het kader nog niet uit te breiden en deze tekst dus (nog) niet op te nemen.

- Themapagina IMH op de website EXPOO17.

Ook deze tekst werd uitgewerkt en aangeleverd. Bij het afronden van dit rapport is het nog niet duidelijk of er inderdaad een themapagina rond IMH komt.

15 Uit: http://www.kindengezin.be/img/eindrapport-jong-en-gezond.pdf p8

16 Voor de volledige tekst, zie bijlage 3.

17 Voor de volledige tekst, zie bijlage 2.

(17)

- Bijdragen nieuwsbrieven K&G:

Er werden 2 bijdragen geformuleerd voor nieuwsbrieven van K&G, die in september en november verschenen:

o http://www.kindengezin.be/nieuwsbrieven/gezinsondersteuning/2016/september2 016.html

o http://www.kindengezin.be/nieuwsbrieven/gezinsondersteuning/2016/november20 16.html

- Workshop IMH op Netwerkdag HvK – PANZA – Netwerk Kinderarmoede Antwerpen op 17/11/16.

5.1.2.3 Verspreiden van de IMH-visie breder dan K&G en HVK

- 26/05/2016: Congres Open Minds van Zorgnet-Icuro. Workshop over IMH en het eerste onderzoeksproject door Greet Geenen en Veerle Vermeulen.

- 10/10/2016: Studiedag “Welzijn, warm aanbevolen” door Previa. Workshop over IMH en het eerste onderzoeksproject door Veerle Vermeulen.

- 24/10/2016 Infosessie IMH door Greet Geenen aan De Rotonde van het Zorgbedrijf Antwerpen.

(18)

5.1.3 Onderzoeksvraag 3: Wat zijn de mogelijkheden van een CGG om de thematiek van geestelijke gezondheid van jonge kinderen en hun ouders meer plaats te doen krijgen binnen de beweging rond de HvK?

Er zijn diverse mogelijkheden waarover een CGG beschikt die ervoor kunnen zorgen dat GGZ bij jonge kinderen en hun ouders meer aandacht krijgt in de beweging rond de HvK.

In concreto denken we aan volgende:

- Aanwezigheid van het CGG op de stuurgroep HvK

Uit de bevraging van de werkgroep infants van de CGG in Vlaanderen, blijkt dat een aantal CGG’s aanwezig is in de stuurgroep of het beleidsorgaan van het HvK van de regio.

Uiteraard bevordert deze aanwezigheid de samenwerking in de praktijk en vergroot het de kans op aandacht voor geestelijke gezondheid bij jonge kinderen en hun ouders.

- IMH-visie onder de aandacht brengen bij de medewerkers van de HvK

In het HvK Mortsel kregen we in het kader van dit onderzoeksproject de kans om een infosessie te organiseren voor de partners.

Hieruit ontstond ook interesse bij diverse partners van het HvK Mortsel om met de IMH-visie aan de slag te gaan en deze “bril” te hanteren in het kijken naar de relatie van infants en hun

‘ouders’.

Deze introductiesessie heeft onder meer ook tot gevolg gehad dat het oorspronkelijke aanbod van consultfunctie18 voor de medewerkers van K&G, uitgebreid werd naar een medewerker van het project perinatale gezinsondersteuning.

Deze succeservaring wordt ook gedeeld door medewerkers uit andere CGG. De kans krijgen om medewerkers of vrijwilligers van HvK te vormen in IMH-visie, bevordert de concrete kansen op samenwerken.

- Consultatie in HvK

Momenteel is er in geen enkel bestaand HvK de mogelijkheid om consultatie aan te bieden rond geestelijke gezondheidszorg. Nochtans lijkt dit een erg logische en eenvoudige samenwerkingsvorm die vooral de gezinnen ten goede zou komen.

We denken dat het nog te vroeg is in de ontwikkeling van de HvK om een partner met een dergelijk specialistisch aanbod al toe te laten of hiermee te experimenteren.

Een mogelijke drempel in deze piste is de verwarring rond betaling: het aanbod van HvK is gratis, terwijl het CGG een betalend aanbod heeft. Dit zou best op het niveau van de betrokken beleidssectoren uitgeklaard worden.

Een andere drempel lijkt ons de interne organisatie van het CGG, die momenteel niet voorzien is op het aanbieden van een dergelijke dure vorm van hulpverlening. (Duur omwille van de verplaatsingstijd en het aanklampende karakter van de zorg.)

Daarnaast is het misschien voor de HvK momenteel nog niet duidelijk wat een specialistisch aanbod nu werkelijk zou kunnen betekenen. We denken dat dit gaat over de deskundigheid van de IMH-werker om verschillende perspectieven op preventie en curatie vast te houden, én tegelijk een laagdrempelig aanbod kan doen rond het “praten over de zorg of bezorgdheid rondom de baby”, in plaats van “therapie”.

- Deskundigheidsbevordering voor medewerkers: zie verder bij 5.2.1.3.

- Aanwezigheid van HvK in de provinciale beweging rond geestelijke gezondheidszorg, zoals de aanwezigheid van de HvK in de werkgroep IMH van PANGG 0-18, zodat linken kunnen gelegd worden bij het ontwikkelen van de template Intersectoraal Consult & Liaison.

18 Voor meer informatie over de consultfunctie, zie verder bij punt 5.2.1.1.

(19)

5.1.4 Conclusies rond het samenwerken vanuit een theoretisch gedeelde basis

- De samenwerking tussen CGG en de diensten K&G en HvK kent op dit moment vele drempels, zowel op beleidsniveau, het niveau van de medewerker en de cliënt.

o Een grote drempel blijkt het financiële luik te zijn, en dus de verwarring tussen betalend aanbod voor consultatie in het CGG en het gratis aanbod in de HvK en K&G.

o Ook de scheiding tussen curatie en preventie is een hindernis. In de IMH-visie wordt ervoor gepleit om deze scheiding te doorbreken, maar gezien de vele veranderingen die momenteel op til zijn, vraagt dit nog veel meer tijd.

- IMH visie: onbekend is onbemind.

Hoewel de beleidstendensen aangeven dat de IMH-visie meer en meer wordt gezien als de leidraad, is er op het werkveld nog weerstand.

De overheden geven aan dat het nodig is om de schotten tussen zorgvormen op te heffen.

Bijvoorbeeld de scheiding tussen 1e en 2e lijn, of het in stand houden van diverse sectoren binnen Integrale Jeugdhulp.

Ook IMH staat net voor de inclusie van preventie en curatie, en zou gebaat zijn bij een vlottere doorschakeling bij diverse aanbieders van jeugdhulpverlening (in het algemeen).

In het werkveld blijkt bovenstaande differentiatie toch nog veel tijd te vragen om dit te wijzigen. Veranderingen vragen tijd en geduld…

- IMH als theoretische basis om samenwerking te bevorderen.

We merken op dat de reacties van degenen die op het terrein in aanraking komen met IMH, zeer positief zijn.

Het is dus zeker als visie een goede uitvalsbasis om de samenwerking tussen diverse partners te verbeteren. De neutraliteit van een visie als deze, los van eigenheid of gewoontes binnen een bepaalde sector of bij partners, is van onschatbaar belang.

(20)

5.2 Concrete stappen tot samenwerking

5.2.1 Onderzoeksvraag 4: Hoe kan het raamwerk zinvol en realistisch geconcretiseerd worden? (Wat is de realiseerbaarheid van mogelijke samenwerkingsvormen?)

Het geformuleerde raamwerk waarover sprake werd na overleg met verschillende experten en partners in het eerste onderzoeksproject opgesteld19.

Hieronder beschrijven we de concrete stappen die in dit onderzoeksproject werden gezet om de samenwerking te vergroten.

5.2.1.1 Consultfunctie voor medewerkers van K&G

- Wat?

Medewerkers van K&G kunnen in dit consult een concrete ouder-kinddyade bespreken waarmee ze vastlopen, of waarbij er vragen rijzen over de geestelijke gezondheid (het sociale en emotionele welzijn) van kind of ouder.

- Hoe?

o Aanbod door alle leden van het kinderteam van CGG VAGGA.

o Het consult kon aangevraagd worden door medewerkers van K&G via email. Deze mailbox werd dagelijks gecheckt (behoudens in het weekend).

Een medewerker van het kinderteam van CGG VAGGA reageerde via mail om een telefonisch overleg te plannen over de gestelde vraag.

o Er werd mogelijkheid geboden tot een telefonisch consult (in de praktijk het meest toegepast) of eventueel consult ter plaatse (indien wenselijk).

o De medewerkers van het kinderteam engageerden zich om telkens een registratieformulier in te vullen.

- Welke regioteams van Kind en gezin namen deel aan de consultatiefunctie?

De 5 regioteams nemen deel aan de consultfunctie:

o Antwerpen Zuid-Oost: Berchem buiten ring, Borgerhout buiten ring, Deurne-Zuid, Mortsel (verbonden met HvK Mortsel).

o Antwerpen Centrum: Q. Matsijs, Kleine Beer, Amerikalei (nog niet verbonden aan een HvK)

o Antwerpen Noord 2: wijk Stuivenberg (verbonden aan HvK Antwerpen Noord – De Wijk) o Antwerpen Deurne Noord: Merksemsestraat (verbonden aan HvK Deurne Noord) o Antwerpen Zuid-West: Wilrijk, Hoboken. Bij de start van het project nog geen HvK, maar

beide Huizen (HvK Wilrijk en HvK Hoboken) zijn eind december 2016 geopend.

- Kennismakingsmoment

Op 20/09 werd een kennismakingsmoment aangeboden voor de 5 regioteams.

Er werden 2 sessies gepland in de gebouwen van K&G Antwerpen. Op de 1e sessie waren 13 medewerkers K&G aanwezig, op de 2e sessie waren 16 medewerkers K&G aanwezig.

Tijdens dit kennismakingsmoment werd volgend programma aangeboden:

o Voorstelling IMH-visie o Voorstelling consultfunctie

o Voorstelling kinderteam van CGG Vagga

19 Zie ook bijlage 1.

(21)

- Cijfermateriaal uit de registratieformulieren (data verzameld over de periode september – december 2016):

REGIOTEAM # CONSULTVRAGEN

Antwerpen Centrum 3 Antwerpen Zuid-Oost 2

Antwerpen Noord 1

Antwerpen Deurne-Noord 3 Antwerpen Zuid-West 6

TOTAAL 15

Duiding:

o Elk regioteam heeft minstens 1 vraag tot consult gesteld.

o In regioteams waar meerdere vragen werden gesteld, werd dit door diverse teamleden gedaan.

o Een voorzichtige conclusie kan zijn dat eens de consultfunctie bekend geraakt, dit ook meer als methodiek door het team gebruikt wordt.

LEEFTIJD KIND # GESLACHT KIND #

0-6 maand 6 jongen 3

7-12 maand 4 meisje 5

2-3 jaar 2 onbekend 8

onbekend 2 TOTAAL 16

zwangere mama 2

TOTAAL 16

Duiding:

o De meeste vragen gaan over baby’s wat toch een erg relevant gegeven is, aangezien dit net de groep is waarover in andere settings heel weinig vragen komen (bijvoorbeeld kinderdagverblijven, opvoedingswinkel, etc).

o In 1 registratieformulier werd melding van 2 kinderen gemaakt, waardoor het verschil in totaalcijfer met de 1e tabel kan verklaard worden.

AANTAL KINDEREN IN HET GEZIN

PLAATS VAN HET KIND IN DE RIJ KINDEREN

1 4 1 4

2 4 2 3

3 1 3 1

4 2 4 1

5 0 5 1

6 1 6 1

onbekend 4 onbekend 5

TOTAAL 16 TOTAAL 16

- Duiding bij de consultvragen aan de hand van de open vragen in het registratieformulier:

o In bijna de helft van de dossiers (n = 6) was een depressieve stemming bij een ouder een thema waarom de consultvraag gesteld werd.

Ook angsten (n = 3) en stemmingsschommelingen (n = 1) werden als thema aangegrepen om contact te zoeken.

(22)

Dit illustreert meteen waarom het zo belangrijk is om de focus op de relatie te leggen en de schotten tussen preventie en curatie, 1e en 2e lijn, te doorbreken.

o Vaak maakte de medewerker van K&G zich zorgen over de interactie in het gezin.

Bijvoorbeeld een problematische ouder-kind hechting (n = 3), een problematische partnerrelatie (n = 3), relatieproblemen met familie (n = 1), onzeker in ouderrol (n = 1).

o Ook verwerkingsproblemen werden gesignaleerd als thema, zoals rouw (n = 3) of trauma (n = 1).

o Vanuit het kind werden ook thema’s aangekaart, zoals een verborgen kind (de familie weet niet dat het kind bestaat, n = 1), het kind draagt een geheim (n = 1) en eetproblemen (n = 2).

- Ondernomen acties en geboden antwoord bij consult:

o In ongeveer de helft van de dossiers werd de opvolging en ondersteuning vanuit K&G als voldoende beschouwd om met het gezin op weg te gaan.

Opnieuw toont dit het belang aan van IMH als overkoepelende visie, omdat in sectoren die niet tot de GGZ behoren, maar wel begaan zijn met de GGZ van jonge kinderen, al heel veel kan gerealiseerd worden.

o Een aantal dossiers (n = 6) werd aangemeld bij CGG Vagga voor een oriënteringsgesprek in het kinderteam. Ook het aanbod van de Speelbrug werd kenbaar gemaakt aan de gezinnen.

Een doorverwijzing naar andere hulpverlenende partners was soms aan de orde (n = 2).

5.2.1.2 Consultatiefunctie voor jonge kinderen en ouders in het CGG, het HvK of bij het gezin thuis

- Wat?

o Medewerkers van het kinderteam van CGG VAGGA doen in een consultatiebureau, HvK of in de thuissituatie een oriënteringsgesprek met de ouder(s) en het kind in het kader van de geestelijke gezondheid (het sociale en emotionele welzijn) van kind en ouder.

o Op vraag van de ouder(s) kan een voor het gezin vertrouwde medewerker van K&G aan dit gesprek deelnemen.

- Hoe?

o Dit aanbod werd door alle leden van het kinderteam van CGG VAGGA gedaan, met uitzondering van de kinder- en jeugdpsychiater.

o Het oriënteringsgesprek kon aangevraagd worden door medewerkers van K&G via email.

Een medewerker van het kinderteam van CGG VAGGA reageerde via mail om een oriëntatiegesprek met ouder(s) en kind op locatie te plannen.

o Het eerste gesprek in het CGG is gratis als dit op verwijzing gebeurt.

Voor vervolggesprekken dient er betaald te worden volgens officiële tarieven (11 of 4 euro).

- Opmerking:

Wettelijk gezien is de toestemming van beide ouders vereist indien behandeling wordt opgestart.

- Welke regioteams van K&G namen deel?

o Antwerpen Zuid-Oost: Berchem buiten ring, Borgerhout buiten ring, Deurne-Zuid, Mortsel en zijn verbonden met HVK Mortsel

- Concrete uitwerking consultatiefunctie voor Kind en gezin:

o In juni ‘16 bekeek het Kinderteam van CGG Vagga kritisch de eigen werking in functie van de IMH-visie.

(23)

Tot op dat moment werden oriënteringsgesprekken20 georganiseerd zonder de aanwezigheid van het kind en dus enkel in het bijzijn van de ouders.

De motivatie hiervoor lag bij 2 argumenten: enerzijds het onwennige van een jong kind om zich in een dergelijk gesprek te bevinden en de opdracht van de betrokken hulpverleners om meteen een goede relatie met het kind op te bouwen.

Anderzijds waren er ook juridische redenen.

Aangezien deze handelswijze niet strookte met de IMH-visie, werd besloten om dit aanmeldingsbeleid aan te passen.

o Op deze manier kon het kinderteam de consultatiefunctie als volgt uitwerken:

Een medewerker van het kinderteam CGG VAGGA doet een oriënteringsgesprek met ouder(s) en kind in een consultatiebureau, HvK of in de thuissituatie. Op vraag van de ouder(s) kan een voor het gezin vertrouwde medewerker van K&G aan dit gesprek deelnemen

o Ook voor de consultatiefunctie werd een registratieformulier opgemaakt.

Aangezien het project slechts over 4 maanden kon lopen, zijn er niet voldoende consultaties geweest om zinvol cijfermateriaal aan te brengen.

- Eerste bevindingen:

o Het aanbieden van consultatiemogelijkheden heeft meer tijd nodig dan 4 maanden om in te burgeren.

Deze werkvorm vraagt een vertrouwen in elkaar om samen een gesprek met de cliënt te kunnen voeren. Dankzij dit project is dit vertrouwen kunnen groeien. Dat merkten we aan het aantal consultatievragen dat begon toe te nemen bij het einde van het project.

Het beter leren kennen van elkaars werking, een visie delen of aanvullen, nabesprekingen kunnen voeren vanuit een reflectief standpunt waarbij er erkenning is voor verschillende manieren van werken en meningen, zijn allemaal hulpmiddelen om dit vertrouwen te helpen groeien.

o De consultatiefunctie aanbieden in de HvK Antwerpen kwam in CGG Vagga reeds aan bod nog voor het onderzoeksproject van start ging. Er werden al eerste voorzichtige stappen gezet om de consultatiemogelijkheid te realiseren, maar dit kon helaas nog niet in praktijk worden gebracht.

We denken dan ook dat het een zinvolle vraag is aan de HvK Antwerpen om te bekijken of zij interesse hebben in een gespecialiseerd consultatieaanbod binnen de HvK Antwerpen en zo ja, op welke manier.

Een bedenking die reeds werd geformuleerd, was dat een intake wel in het HvK zou kunnen plaatsvinden, maar een langer traject niet om het onderscheid tussen preventie en curatie in het HvK duidelijk te houden. Terwijl de IMH-visie dit onderscheid nu net doet vervagen.

Het vervagen van het onderscheid tussen preventie en curatie, kan ons inziens ook op andere manieren vorm krijgen, omdat het veel meer gaat over de attitude van de hulpverlener, dan wel over de locatie of duur van een traject. Het opstarten in een gekende locatie met een getrapt aanbod, kan wel absoluut drempelverlagend werken.

Ondanks de goede wil en inzet van beide partijen, is er nog geen concreet aanbod uitgewerkt. Dit aanbod had mee een antwoord kunnen helpen formuleren op vragen als:

20 Oriënteringsgesprek (of ook wel “OG”) is een eerste gesprek dat in CGG Vagga – afdeling Jeugd wordt aangeboden om de hulpvraag van het gezin te bespreken. Er wordt meteen bekeken of er voor deze hulpvraag een aanbod voor handen is. Indien dit het geval is, krijgt het gezin normaal gezien meteen een afspraak aangeboden voor de opstart van een intakefase.

(24)

 Wat is de meerwaarde van deze consultatiefunctie voor cliënten van HVK Antwerpen?

 Wat is de meerwaarde van deze consultatiefunctie voor de partners van de HVK Antwerpen?

 Is een partner met een meer specialistisch aanbod in het HVK toelaten een meerwaarde?

 …

5.2.1.3 Deskundigheidsbevordering op vlak van IMH en GGZ voor medewerkers K&G

- Wat?

De kennis en expertise rond IMH vergroten bij de medewerkers van K&G, kan een betere samenwerking mee initiëren.

Medewerkers van het consultatiebureau of in een HvK bevinden zich in de unieke positie om oog en oor te hebben voor de signalen over het sociale en emotionele welzijn van het jonge kind in aanwezigheid tot zijn ouder(s). Daarnaast zijn medewerkers van K&G vaak de eerste professionele krachten aan wie veelvoorkomende problemen bij jonge kinderen worden getoond. Dit kan gaan over slaap-, of voedingsproblemen, moeilijkheden met de taalontwikkeling, etc.

De signalen van infants zeggen soms ook iets over mogelijke problemen bij de ouder(s).

Deskundigheidsbevordering bij medewerkers van K&G kan dus helpen om deze signalen beter te vatten, te begrijpen en op een gepaste manier te handelen (bijvoorbeeld doorverwijzen indien nodig).

In een gedeelde IMH-visie kan de K&G-medewerker samen met de GGZ-medewerker nadenken over een getrapte, passende zorg. Zoals bijvoorbeeld over waar pedagogische adviezen wel kunnen helpen, en waar ze (nog) niet vallen op een vruchtbare bodem, en hoe hier samen naartoe te werken. Zo wordt expertise aan beide kanten gedeeld en ingezet.

- Hoe?

Greet Geenen heeft de deskundigheidsbevordering op zich genomen binnen één geselecteerd team van K&G: het regioteam Zuid-Oost, verbonden aan HvK Mortsel.

- Modus operandi in het regioteam Zuid-Oost:

o 12/09/16: introductie IMH + kennismaking

o 17/10/16: casusbespreking van 2 dossiers aan de hand van de IMH-visie

o 21/11/16: verder uitwerken van de casusbespreking uit de vorige sessie aan de hand van de IMH-visie

o 12/12/16: evaluatieve sessie werd gepland maar kon niet plaatsvinden wegens afwezigheid van Greet Geenen.

De evaluatie werd later door Lies Simons verder opgenomen.

- Evaluatie van de deelnemers regioteam Zuid-Oost:

o De teamleden hebben een vragenlijst ingevuld ter evaluatie van de 3 sessies rond deskundigheidsbevordering. Door een aantal wissels in het regioteam hebben niet alle teamleden aan alle sessies kunnen deelnemen.

We mochten toch 10 ingevulde vragenlijsten ontvangen.

o Evaluatie 1e sessie

 De meerderheid van de respondenten vond dit een duidelijke introductie in IMH.

 Een klein aantal teamleden (n = 2) gaf aan toch meer praktijkgerichte toepassingen en informatie te hebben verwacht.

 De meerderheid van de respondenten vond de IMH-visie in theorie toepasbaar in de praktijk. Hier staat tegenover dat de helft van de teamleden aangeeft dit niet

(25)

te kunnen doen wegens tijdsdruk, tekorten in het team, of de IMH-visie die niet helemaal duidelijk is.

 De meerderheid gaf aan dat meer vorming rond IMH noodzakelijk is, enerzijds omdat de visie niet voldoende gekend is, of anderzijds om meer diepgang te bekomen of ter opfrissing.

 We onthouden voor toekomstige infosessies vooral dat deze het doel (deskundigheidsbevordering) grotendeels bereiken, maar dat het aangewezen is op voorhand de voorkennis van de deelnemers te peilen, alsook de verwachtingen te toetsen.

o Evaluatie 2e sessie

 De verwachtingen voor deze sessie werden omschreven als een vraag naar concrete handvaten, uitwisseling, info en inzicht krijgen, hoe een situatie concreet aanpakken, duidelijke antwoorden op bezorgdheden, hoe naar een casus kijken vanuit IMH, …

Deze verwachtingen werden niet voor iedereen ingelost.

De meerderheid gaf aan dat er geen concrete handvaten waren en dat er nog steeds veel onduidelijkheid bleef.

Voor een aantal respondenten werd de verwachtingen wel ingelost, zij vonden het verhelderend de te ondernemen stappen in kaart te zien en de diverse brillen van de collega’s te horen.

 De helft van de teamleden had kennis van de GGZ, bij de andere helft was dit eerder beperkt. Voor de meerderheid van de respondenten heeft deze casusbespreking geleid tot grotere kennis van GGZ. Daarnaast blijft de vraag naar meer kennis rond GGZ staande.

 De helft van de respondenten gaf aan in de toekomst deze manier van casusbespreking te willen verderzetten, de andere helft gaf aan dit eerder niet te willen.

 We onthouden vooral dat het in deze casusbespreking ook zoeken was naar de goede formule om verwachtingen en aanbod op elkaar af te stemmen. Ook hier is het aangewezen om op voorhand de verwachtingen van de deelnemers te toetsen.

o Evaluatie 3e sessie

 Opmerking vooraf: slechts de helft van de respondenten heeft de vragen met betrekking tot deze sessie ingevuld.

 De verwachtingen bij aanvang waren ook hier weer dezelfde: concrete en duidelijke handvaten krijgen om tot betere afstemming van noden en vragen te komen in de casus.

 Alle respondenten die antwoord gaven op deze vraag, gaven aan dat de casusbespreking voldeed aan de verwachtingen. Redenen hiervoor waren dat er meer met structuur en informatie werd gewerkt en dat er analytischer met de casus werd omgegaan.

 Ook hier lag de voorkennis over GGZ erg divers uiteen bij de deelnemers: ongeveer de helft met en een helft zonder voorkennis. De meerderheid gaf echter aan dat hun kennis over GGZ via de casusbespreking gestegen is.

 De meerderheid van de respondenten gaf aan deze manier van casusbespreking in de toekomst te willen verderzetten.

(26)

- Deskundigheidsbevordering anders dan aan de medewerkers regioteam Zuid-Oost:

o HvK Mortsel: Infosessie rond IMH op 25/10/2016 voor de partners van het HVK Mortsel.

Hier waren 19 deelnemers aanwezig, vanuit diverse organsiaties.

o Interne deskundigheidsbevordering bij medewerkers CGG Vagga: tijdens de teamdag van het kinderteam op 13/4 gaf Greet Geenen een introductiesessie voor gevorderden rond IMH.

o Het overleg tussen de Speelbrug en het kinderteam van CGG Vagga werd in frequentie verhoogd om de samenwerking en gemeenschappelijke visie binnen IMH te vergroten.

5.2.1.4 Inrichten van een spel- en ontmoetingsinitiatief in een HvK

Deze actie werd binnen het raamwerk beschreven, maar niet weerhouden in het uitwerken van dit onderzoeksproject.

5.2.1.5 Inrichten van groepen vanuit een bijzondere focus in een HvK

Deze actie werd binnen het raamwerk beschreven, maar niet weerhouden in het uitwerken van dit onderzoeksproject.

5.2.1.6 Deelname van het CGG aan de Stuurgroep HvK en aan beleidsmatige overlegmomenten

Met deze actie worden 3 doelstellingen beoogd:

- Vanuit een gedeelde bekommernis voor jonge kinderen en hun ‘ouders’ samen komen tot een beter aanbod.

- Het denken rond GGZ en IMH verder ingang te doen vinden in de HvK, zowel lokaal als conceptueel.

- De mogelijkheid creëren om ervaren hindernissen en drempels bespreekbaar te maken en weg te werken, zowel vanuit cliënt- als medewerkersperspectief.

- Uit de bevraging bij de werkgroep Infants CGG Vlaanderen:

De meeste CGG nemen deel aan beleidsmatige overlegmomenten over de HvK. Een aantal zetelt in de Stuurgroep van de HVK, anderen niet.

Een aantal CGG neemt deel aan overkoepelende overleg waar HvK ook vertegenwoordigd is, of die de uitbouw van de HvK in die regio mee uittekenen.

De CGG geven aan dat deelname aan beleidsmatige overlegmomenten de samenwerking tussen CGG en HVK verbetert.

- Deelname van CGG Vagga aan de Stuurgroep HvK Antwerpen:

CGG Vagga wordt uitgenodigd voor de Stuurgroep HvK Antwerpen.

Deelname aan deze stuurgroep kan een aanzet zijn om de samenwerking tussen CGG Vagga en HvK Antwerpen te verbeteren, aangezien het beleid van de HvK op de Stuurgroep mee bepaald wordt.

Het zou optimaal zijn als CGG Vagga eenzelfde persoon steeds voor dit overleg kan vrijmaken, zodat de continuïteit kan gegarandeerd worden.

- Deelname van CGG Vagga aan ander beleidsmatige overleg:

o PANZA (Perinataal Antwerps Netwerk Zwangerschap in Armoede):

In 2016 is CGG Vagga lid geworden van PANZA.

De missie van PANZA: “PANZA wil een formeel en efficiënt werkend netwerk zijn in grootstad Antwerpen met als doel zo veel mogelijk kansarme zwangeren en prille moeders (gezinnen) te bereiken om een kwaliteitsvolle zorg- en dienstverlening te bieden (van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

Steeds meer mensen komen in financiële problemen of hebben te maken met een erg kleine portemonnee.. Datzelfde jaar liep iets meer dan één op de zes Nederlandse huishoudens (17,2%)

In ons onderzoek zijn we op zoek gegaan naar de wijze waarop interacties tussen ouders met jonge kinderen binnen de wachtzaal van het consultatiebureau van Kind & Gezin in

Meestal is de ervaring van de verantwoordelijke voor de vrijwilligers (beroepskracht) voldoende om deze oefening te maken. Wanneer we een voortraject nodig achten, wil dit zeggen

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Initial study of magnetic resonance diffusion tensor imaging in brain white matter of early AIDS patients.. Thurnher MM, Castillo M, Stadler A, Rieger A, Schmid B,