• No results found

Lucratieve business voor de farmaceutische industrie?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Lucratieve business voor de farmaceutische industrie?"

Copied!
139
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WAT IS DE INVLOED VAN PRESTATIEDRUK OP HET GEBRUIK VAN RITALIN ONDER MIDDELBARE SCHOLIEREN?

Lucratieve business voor de farmaceutische industrie?

Profielwerkstuk maatschappijwetenschappen Door Sophie van Dongen en Malouke van Nunen

Onder begeleiding van mevrouw mr. drs. F.C.W. Zwol-Riedeman Comenius College te Hilversum 2015-2016

Bron: Het Parool 19-05-14 11:39 Martin Kuiper

Gebruik van Ritalin heel normaal tijdens eindexamens.

‘Zo haal ik hogere cijfers’

(2)

Convention on the rights of the child: ‘Concluding observations on the fourth periodic report of the Netherlands’

INLEIDING

DEFINITIES

1. DEELVRAAG 1: Wat is Ritalin en waarvoor wordt het gebruikt?

1.1. Wat is Ritalin?

1.2. Het gebruik van Ritalin

1.3. Het voorgeschreven gebruik van Ritalin 1.4. Het niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin

2. DEELVRAAG 2: Wat zijn de oorzaken en gevolgen van prestatiedruk

2.1. De oorzaken van prestatiedruk 2.2. De gevolgen van prestatiedruk

2.3. Het verband tussen prestatiedruk en het gebruik van Ritalin

3. DEELVRAAG 3: De praktijk: Onderzoek naar diagnostiek, behandeling , prestatiedruk en het gebruik van Ritalin onder middelbare scholieren

3.1. Hoe hebben we onderzoek gedaan?

3.2. Wat wilden we weten?

3.3. Wie zijn onze respondenten?

3.4. Welke kanttekeningen zijn er te plaatsen bij de enquête?

3.5. De resultaten van de enquête 3.6. Diepte-interviews

4. DEELVRAAG 4: Zijn ADHD en ADD gemedicaliseerd?

4.1. Van ‘normale onstuimigheden’ naar de stoornis ADHD 4.2. De oorzaken van medicalisering

4.3. Hoe denken professionals over medicalisering en de toenemende behandeling van ADHD met Ritalin?

4

5

8

9 9 10 11 17

19

19 20 22

24

24 24 25 26 26 37

41 41 42 44

Inhoudsopgave

(3)

5. DEELVRAAG 5: Wat is de invloed van de farmaceutische industrie op de beeldvorming en het gebruik van Ritalin?

5.1. Reclame

5.2. De invloed van de farmaceutische industrie op de uitkomsten van onderzoeken

5.3. Hoe denken professionals over de invloed van de farmaceutische industrie?

6. CONCLUSIE

7. AANBEVELINGEN

8. BIJLAGEN

8.1. Bronnenlijst

8.2. Peter Deschamps, medisch hoofd zorglijn en psychiater bij de Divisie Hersenen, Psychiatrie en Ontwikkelingsstoornissen van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht

8.3. Nelleke Mylius, orthopedagoog en zorgcoördinator bij scholengemeenschap CVO ’t Gooi

8.4. Jessica Gantzert, intern begeleider bij de Montessorischool- Centrum in Hilversum

8.5. Interview met Angela*

8.6. Interview met Paul*, Bas* en Laura*

8.7. Resultaten van de screening van Sophie: eigen lijsten 8.8. De enquête

8.9. Logboek

8.10. Plan van aanpak 8.11. English summary 8.12. Reflectie

9. DANKBETUIGING

47

47 50

51

53

59

60 61 65

76

93

97 102 105 110 119 129 132 136

139

(4)

(5)

Inleiding

Tijdens drukke periodes op school of tijdens de studie is iedereen bekend met een aantal middelen om door deze periodes heen te komen. Zwarte koffie, Dextro en Red Bull zijn favoriet om tot diep in de nacht te kunnen studeren.

Sinds enkele jaren groeit de bekendheid van een nieuw paardenmiddel: een pil waarvan je zin krijgt om te studeren en waardoor je in een constante focus 1 met je neus in de boeken kunt zitten.

Steeds meer jongeren krijgen deze pillen voorgeschreven omdat zij worden gediagnostiseerd met ADHD of ADD. Dit komt doordat de criteria de

afgelopen jaren verruimd zijn, een erg druk kind is geen erg druk kind meer, maar een kind met ADHD. Dit noem je medicalisering. 2

De farmaceutische industrie heeft hierbij een flinke vinger in de pap gehad, door reclame te maken voor hun medicijnen en door wetenschappelijk onderzoek te ‘steunen’ . 3

Op 8 juni 2015 uitten de Verenigde Naties, in een rapport over de rechten van het kind in Nederland, hun zorgen over deze toename van ADHD- en ADD- diagnoses en het groeiende medicatiegebruik dat hiermee gepaard gaat, daarom dringt de VN aan op meer onderzoek hiernaar 4

Wij zijn benieuwd naar wat de eisen, die in het onderwijs aan leerlingen gesteld worden, te maken hebben met de groei van zowel het voorgeschreven gebruik als het niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin.

Wat is de invloed van prestatiedruk op het gebruik van Ritalin onder middelbare scholieren?

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden hebben we de volgende deelvragen opgesteld:

1. Wat is Ritalin en waarvoor wordt het gebruikt?

2. Wat is het verband tussen prestatiedruk en het gebruik van Ritalin?

3. De praktijk? Onderzoek naar diagnostiek, behandeling, prestatiedruk en het gebruik van Ritalin onder middelbare scholieren.

4.Zijn ADHD en ADD gemedicaliseerd?

5. Wat is de invloed van de farmaceutische industrie op de beeldvorming en het gebruik van Ritalin?

We hebben voor ons profielwerkstuk op verschillende manieren onderzoek gedaan: literatuuronderzoek, kwalitatief en kwantitatief onderzoek.

Bijlage 5: Interview met Angela*

1

Zie deelvraag 4

2

Zie deelvraag 5

3

Zie pagina 4

4

(6)

We hebben literatuuronderzoek gedaan. Hiervoor hebben we verschillende 5 boeken, artikelen en onderzoeken geraadpleegd.

We hebben kwalitatief onderzoek gedaan door middel van interviews met een aantal professionals:

• Peter Deschamps, medisch hoofd zorglijn en psychiater bij de Divisie Hersenen, Psychiatrie en Ontwikkelingsstoornissen van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht 6

• Nelleke Mylius, orthopedagoog en zorgcoördinator bij scholengemeenschap CVO ’t Gooi 7

• Jessica Gantzert, intern begeleider bij de Montessorischool-Centrum in Hilversum 8

Van leeftijdgenoten hebben wij gehoord dat zo'n pil ook voor veel jongeren zonder ADHD of ADD erg aanlokkelijk klinkt. Vermoeidheid en een gebrek aan concentratie zijn vaak struikelblokken bij het behalen van goede cijfers.

En goede cijfers zijn voor veel jongeren erg belangrijk om te kunnen blijven voldoen aan de steeds strenger wordende normen bij het behalen van een diploma. Zo werden die normen tijdens onze middelbare schoolperiode viermaal aangescherpt. Maar ook de groeiende eisen om te worden toegelaten tot een vervolgopleiding en het afmaken van zo’n opleiding, kunnen

middelbare scholieren zorgen baren.

Doordat steeds meer leerlingen een diagnose ADHD of ADD krijgen, zijn leerlingen zonder diagnose niet alleen vaker bekend met het bestaan van Ritalin, maar kunnen ze er ook makkelijker aan komen.

Omdat er nauwelijks onderzoek naar is gedaan, hebben wij onder 314 leerlingen van het vmbo, de havo en het vwo van alle leerjaren een enquête afgenomen. Dit hebben we op drie manieren gedaan:

1. Via Facebook

2. Via fora voor scholieren 3. Via onze school

Hiermee wilden we meer te weten komen over:

• Diagnostiek

• Behandeling

• Prestatiedruk

• Gebruik zonder voorschrijving

Bijlage 1: bronnenlijst

5

Bijlage 2: interview met Peter Deschamps, Medisch hoofd zorglijn en psychiater bij het Universitair

6

Medisch Centrum Utrecht

Bijlage 3: interview met Nelleke MyliusInterview met Nelleke Mylius, orthopedagoog en interne

7

zorgcoördinator op scholengemeenschap CVO ’t Gooi

Bijlage 4: interview met Jessica Gantzert, intern begeleider op de Montessorischool-Centrum in

8

Hilversum

(7)

Enkele resultaten van de enquête gaven aanleiding tot diepte-interviews:

• Interview met Angela*: Angela is gediagnostiseerd met ADD en verkoopt haar Ritalin. 9

• Interview met Paul*, Bas* en Laura*: Paul en Bas gebruiken Ritalin zonder voorschrijving en Laura gebruikt Ritalin met voorschrijving. 10

Om de privacy van enkele geïnterviewden te beschermen, hebben we hun namen gefingeerd.


Bijlage 5: interview met Angela*

9

Bijlage 6: interview met Paul*, Bas*, Laura*

10

(8)

Definities

ADD: Attention Deficit Disorder. Een stoornis die duidt op een gebrek aan concentratie en waarbij er sprake is van impulsiviteit.

ADHD: Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Een stoornis die duidt op een gebrek aan concentratie en waarbij er sprake is van extreme

hyperactiviteit en impulsiviteit.

Diagnose: vaststelling van een ziekte door geneeskundig onderzoek .11 DSM: The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Het

handboek voor het diagnosticeren door psychologen en psychiaters. De eerste editie is gepubliceerd in 1952.12

DSM-V: The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de vijfde editie. Gepubliceerd in 2013.

Examencursus: een cursus waar in een beperkt aantal dagen het grootste deel van de examenstof van een vak herhaald wordt, om leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun examen.

Medicalisering: het proces waarbij gedragskenmerken die voorheen gezien werden als normaal menselijk gedrag, worden bestempeld als stoornis. Vaak gaat dit gepaard met het voorschrijven van medicatie.

Methylfenidaat: de werkzame stof in de medicijnen die worden

voorgeschreven bij ADHD, ADD en aanvallen van slaapzucht (narcolepsie).

Onderdiagnostiek: het aantal diagnoses ligt lager dan het werkelijke aantal mensen met een bepaalde aandoening.

Overdiagnostiek: het aantal diagnoses ligt hoger dan het werkelijke aantal mensen met een bepaalde aandoening.

Prestatiedruk: het gevoel van een bepaalde druk om te presteren. In dit werkstuk vaak in de context van presteren op school.

Psychotherapie: een behandelmethode die in plaats van of naast medicatie gebruikt wordt. Het is een vorm van therapie waar gefocust wordt op het oplossen van het probleem.

Ritalin: Ritalin is de merknaam van een medicijn dat wordt voorgeschreven bij ADHD. De werkzame stof in Ritalin is methylfenidaat.

Ritalinmisbruik: het gebruik van Ritalin zonder dat het is voorgeschreven door een arts.


Dessing-De lang, J. (1994). Zakwoordenboek van de farmacie (5e druk volledig herzien).

11

Doetinchem : Elsevier.

American Psychiatric Association. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Fifth

12

edition. Washington, DC: American Psychiatric Association, 2013 - See more at: http://www.adhd- institute.com/assessment-diagnosis/diagnosis/dsm-5tm/#sthash.VuyOK6Xc.dpuf

(9)

1 Wat is Ritalin en waarvoor wordt het gebruikt?

In deze deelvraag zullen we ingaan op wat Ritalin is, en waarvoor het gebruikt wordt. Ritalin wordt met name voorgeschreven voor ADHD en ADD. We zullen we het voorgeschreven gebruik en niet-voorgeschreven gebruik behandelen.

1.1 Wat is Ritalin?

Ritalin is de bekendste merknaam van het medicijn dat wordt voorgeschreven aan mensen die ADHD, ADD of narcolepsie (slaapstoornis) hebben. Ritalin is alleen verkrijgbaar op recept, en kan alleen worden voorgeschreven aan kinderen en adolescenten. Het wordt geproduceerd door het Zwitserse 13 farmaceutisch bedrijf Novartis. De werkzame stof in Ritalin heet

methylfenidaat. 

Methylfenidaat staat op lijst 1 van de Opiumwet. Dit betekent dat

methylfenidaat een harddrug is. Het verhandelen of in bezit hebben ervan zonder dat het is voorgeschreven is strafbaar. 14

1.1.2 Werking in de hersenen

Methylfenidaat beïnvloedt de boodschapperstoffen (neurotransmitters) in de hersenen. Een neurotransmitter waarop methylfenidaat de meeste invloed heeft is dopamine. Dopamine wordt ook wel het ‘gelukshormoon’ genoemd en zorgt voor de communicatie tussen drie hersengebieden: het gebied dat verantwoordelijk is voor de controle van je bewegingen, het gebied dat verantwoordelijk is voor het denken en doelgericht handelen, en het gebied dat zorgt voor de regulatie van emotie en motivatie. Een tekort aan dopamine zorgt naast een verstoorde motoriek en vermoeidheid ook voor een

verminderd concentratievermogen.

1.1.3 Bijwerkingen van Ritalin

Bijwerkingen op de korte termijn kunnen zijn:

• Verminderde eetlust: de eetlust kan afnemen of geheel verdwijnen

• Groeiproblemen: dit is vaak een gevolg van verminderde eetlust

• Slaapproblemen

• Rebound: de symptomen komen een paar uur na inname erger terug.

• Verhoogde bloeddruk en hartkloppingen. Zeker als dit voorkomt in de familie dan vergroot methylfenidaat dit risico

• Karakterveranderingen: het is mogelijk dat iemand zich futloos gaat voelen en gedragen. Dit wordt vaak omschreven als zombie-achtig

Mens en gezondheid. ADHD bij kinderen en behandelen met methylfenidaat. Geraadpleegd op

13

11-11-2015, van

http://www.sadd.nl/Rob%20Rodriques%20Pereira%20behandelen%20met%20methylfenidaat.pdf De beroeps- en brancheorganisatie voor apothekers. Opiumwet. Geraadpleegd op 20-10-2015, van

14

https://www.knmp.nl/praktijkvoering/regelgeving/opiumwet

(10)

• Overig: misselijkheid, duizeligheid, hoofdpijn, buikpijn, een droge mond, extreme emotionaliteit en nervositeit.

Hoe vaak bovenstaande bijwerkingen voorkomen is niet bekend. Uit ons interview met Nelleke Mylius, zorgcoördinator en orthopedagoog bij scholengemeenschap CVO ’t Gooi, bleek dat hoofdpijn, eetproblemen en slaapproblemen het meeste voorkomen.15

De bijwerkingen en de gevolgen op de lange termijn zijn nog niet bekend.

1.2 Het gebruik van Ritalin

Er bestaan geen cijfers over specifiek het gebruik van Ritalin, wel over het aantal verstrekkingen van ADHD-medicatie. Dit betreft medicatie met als werkzame stof methylfenidaat. We kunnen hiermee een schatting geven van de groei van het aantal voorschrijvingen van Ritalin, omdat Ritalin het bekendste ADHD-medicijn is, en omdat we ervan uit kunnen gaan dat dat aantal voorschrijvingen de curve van het aantal voorschrijvingen van methylfenidaat volgt.

In de onderstaande grafiek is het aantal verstrekkingen van methylfenidaat te zien onder 4- tot en met 18-jarigen. Hier is te zien dat het aantal

verstrekkingen van 2003 tot 2013 ruim is verviervoudigd. 16

Volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen ligt het gemiddelde aantal verstrekkingen per gebruiker rond de vijf, zes uitgaves per jaar. Op grond hiervan heeft men berekend hoeveel 4- tot en met 18-jarigen in vergelijking tot hun leeftijdgenoten methylfenidaat krijgen voorgeschreven. Hier is een kanttekening bij te plaatsen: het is mogelijk dat sommige gebruikers bij meerdere apothekers hun medicatie halen. Hierdoor kunnen de aantallen in de grafiek wat hoger zijn uitgevallen dan in werkelijkheid. Dit neemt niet weg dat er een duidelijke te zien is van het aantal gebruikers van Ritalin. In 2003

Bijlage 3 : interview met Nelleke Mylius, orthopedagoog en interne zorgcoördinator op

15

scholengemeenschap CVO ’t Gooi

Stichting Farmaceutische Kengetallen(2013). Geraadpleegd op 20-10-2015, van

16

http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/ADHD_medicatie_en_maatschappij_201419.pdf Figuur 1: Aantal verstrekkingen van methylfenidaat onder 4- tot

en met 18-jarigen. Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK)

(11)

kreeg één procent van de leeftijdsgroep 4 tot en met 18 jaar methylfenidaat voorgeschreven, in 2013 was dat 4,5 % .17

In de afgelopen tien jaar is het gebruik van methylfenidaat verviervoudigd.

Om die groei te verklaren beschrijven we hieronder waar het voor gebruikt wordt.

1.3 Het voorgeschreven gebruik van Ritalin

Ritalin wordt voorgeschreven bij ADHD, ADD en narcolepsie (slaapstoornis).

Omdat narcolepsie een zeer zeldzame ziekte is, en omdat het aantal diagnoses constant is, zal deze ziekte weinig tot geen invloed hebben op de groei van het gebruik van Ritalin en daarom gaan we daar niet verder op in.

1.3.1 ADHD en ADD

ADHD en ADD zijn gedragsstoornissen die worden beschreven in het handboek voor psychiaters: DSM-V.

ADHD is de afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder, in het Nederlands: aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. ADHD kenmerkt zich door impulsiviteit, hyperactiviteit, moeilijkheden met plannen, het reguleren van emoties en een gebrek aan concentratie.

Een subtype van ADHD is ADD. Dat is de afkorting van Attention Deficit Disorder, in het Nederlands: aandachtstekortstoornis. ADD heeft veel gemeen met ADHD, mensen met ADD hebben last van impulsiviteit, moeilijkheden met plannen en het reguleren van emoties en een gebrek aan concentratie.

Het verschil zit in de hyperactiviteit.

Nelleke Mylius, zorgcoördinator en orthopedagoog van CVO ’t Gooi, beschreef het verschil in de praktijk als volgt:

‘ADD wordt vaker gediagnostiseerd dan ADHD op de middelbare school omdat ADHD vaak al op de basisschool is gediagnosticeerd. Want die Gezondheidsraad. 3 juli 2014. ADHD: medicatie en maatschappij. Den Haag: Gezondheidsraad,

17

2014; publicatienr. 2014/19

Figuur 2: Percentage aantal kinderen van 4 tot en met 18 jaar dat methylfenidaat voorgeschreven kreeg. Bron: SFK

(12)

leerling is druk, onrustig in de klas en dat ervaart de docent als heel storend.

ADD is meer internaliserend, naar binnen gericht, heel dromerig. Een docent heeft daar niet heel veel last van, maar die leerling loopt wel vast op de middelbare school. Want dan moet je plannen, overzicht hebben, huiswerk maken en allemaal verschillende dingen tegelijk doen.’ 18

1.3.2 Visies op oorzaken van ADHD en ADD

Er is discussie over wat ADHD en ADD precies zijn. We beschrijven eerst twee uitersten: aan de ene kant is er een groep mensen die zegt dat beide een neurobiologische stoornis zijn, waarneembaar aan de hand van bepaalde gedragskenmerken. Aan de andere kant is er een groep die zegt dat ADHD en ADD benamingen zijn voor bepaalde combinaties van (extreme)

gedragskenmerken. De vertegenwoordigers van deze kampen blijken Laura Batstra en Rob Rodriguez Pereira te zijn.

Rob Rodriguez Pereira

Rob Rodrigues Pereira, voormalig kinderarts bij het Maasstad Ziekenhuis, voorzitter van het landelijk ADHD Netwerk en medeauteur van de landelijke ADHD-richtlijn, zegt:

‘Op dit moment zijn er met betrekking tot ADHD een aantal afwijkende genen gevonden in het erfelijk materiaal. Dit zijn voornamelijk afwijkingen aan de dopaminetransporter (…), waardoor deze te snel werkt. Het ‘netto’

resultaat is dan ook dat er sneller een relatief tekort bestaat aan dopamine op een bepaald moment, bijvoorbeeld bij een taak die concentratie vraagt.

Een medicijn zoals methylfenidaat (Ritalin) blokkeert deze transporter tijdelijk en verhoogt dus indirect de hoeveelheid dopamine in de zenuw.’ 19

Laura Batstra

Psycholoog Laura Batstra, onderzoeker en docent orthopedagogiek aan de rijksuniversiteit Groningen, heeft andere mening. Zei zegt

‘Het is een misvatting te denken dat ADHD een stoornis is in de hersenen.

Verreweg de meeste kinderen met ADHD hebben geen afwijkende hersenen.

Er is niet te weinig aan een bepaald stofje en er zijn ook geen

hersengebiedjes kleiner. ADHD is niet meer dan een naam die we gegeven hebben aan problematisch hyperactief, impulsief en afleidbaar gedrag.

Maar lang niet alle drukke en snel afgeleide kinderen hoeven naar de psychiater.’ 20

Omdat we aan de hand van deze literatuur nog geen conclusie konden trekken over wat ADHD precies is, hebben we Peter Deshamps, Medisch hoofd

zorglijn, en psychiater bij de Divisie Hersenen, Psychiatrie en

Ontwikkelingsstoornissen van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, tijdens een diepte-interviews gevraagd naar zijn visie.

Bijlage 3: Interview met Nelleke Mylius, orthopedagoog en interne zorgcoördinator op

18

scholengemeenschap CVO ’t Gooi

Pereira, R. (2005). ADHD: en nu?. Kosmos uitgevers, Utrecht. 27-28

19

Rijksuniversiteit Groningen. (2 mei, 2012). Dr. Laura Batstra: ‘ADHD is geen ziekte’. Geraadpleegd

20

op 14 december 2015, van http://www.rug.nl/news/2012/05/18laurabatstra

(13)

Peter Deschamps

21

‘Het goede is dat we er de afgelopen 20 jaar achter zijn gekomen dat als je groepen kinderen met ernstige ADHD vergelijkt met gezond ontwikkelde kinderen, dat je verschillen vindt.’

(…)

‘Op groepsniveau zijn er verschillen: in de werking van de hersenen en in de functies. Bij kinderen is dat veel moeilijker, maar bij volwassenen merk je het ook bij de stofjes in de hersenen die je kunt meten. Er zitten verschillen tussen die mensen en mensen die zich normaal ontwikkelen en concentreren.

Maar je kunt die kennis niet gebruiken om op individueel niveau diagnostiek te doen. Ik zeg altijd: als je alle jongens van 14 en 15 tegen een meetlat zet en alle meisjes van 14 en 15, dan is het duidelijk dat de jongens groter zijn dan de meisjes. Maar het domste wat je kunt doen als je wil weten of iemand een jongen of een meisje is, is meten en op basis van de lengte beslissen of het een jongen of een meisje is. Daar heb je niks aan. Nou ja niks, als iemand 2 meter is dan is de kans dat het een jongen is natuurlijk veel groter.’

1.3.3 Diagnostiek van ADHD en ADD

Als de orthopedagoog een leerling nader wil onderzoeken laat deze de leerling, de ouders en één leraar vragenlijsten over de leerling invullen. Nadat de orthopedagoog deze lijsten bekeken heeft beoordeelt hij een resultaat. Er wordt naar verschillende gebieden gekeken. Per gebied zijn er drie mogelijke resultaten: normaal, sub-klinisch of klinisch.

Als een leerling in het klinische of sub-klinische gebied scoort dan kan de orthopedagoog ervoor kiezen om de leerling door te verwijzen naar de GGZ of een particuliere instelling. Daar wordt vervolgens verder onderzoek gedaan.

Aan de hand van dit onderzoek krijgt een leerling wel of geen diagnose. Als er een diagnose is vastgesteld dan wordt er vervolgens een zorg- en

behandelplan gemaakt. 22

50-90% van de mensen die een ADHD-diagnose krijgen hebben ook nog een andere stoornis. Dit noem je  comorbiditeit. Een oorzaak hiervan is dat veel van de criteria uit de DSM-V overlappen. Iemand die voldoet aan het criterium "heeft moeite met op zijn beurt wachten”, voldoet

hoogstwaarschijnlijk ook aan het criterium “verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op”.  23

De criteria in de DSM-V zijn niet objectief te meten. In veel van de criteria staat het woord ‘vaak’. Het is dan aan de persoon die de diagnose vaststelt om te beoordelen wat vaak is. De diagnosticus doet onderzoek met behulp van vragenlijsten die ingevuld zijn door ouders en de leerkracht(en). De ouders en

Bijlage 2: interview met Peter Deschamps, medisch hoofd zorglijn en psychiater bij het Universitair

21

Medisch Centrum Utrecht

Gezondheidsraad. 3 juli 2014. ADHD: medicatie en maatschappij. Den Haag: Gezondheidsraad,

22

2014; publicatienr. 2014/19

Balans (2013,10 oktober). Bijkomende stoornissen. Geraadpleegd op 20 december 2015, van

23

http://www.steunpuntadhd.nl/is-het-adhd/niet-alleen-ad(h)d/bijkomende-stoornissen/

(14)

leerkracht vullen geregeld verschillende dingen in, dit heeft te maken met onder andere het woord ‘vaak’. 24

We hebben zelf de proef op de som genomen om te achterhalen hoe er wordt gediagnostiseerd. We hebben van Nelleke Mylius vragenlijsten gekregen, één voor onszelf, één voor onze ouders en één om in te laten vullen door een docent. Die lijsten, gebaseerd op het handboek voor psychiaters, de DSM, kunnen inzicht geven in de wenselijkheid voor vervolgonderzoek door een externe instantie. Nadat we de ingevulde lijsten hadden verzameld hebben we alle gegevens ingevoerd in de computer. Hieruit komen vervolgens

overzichtslijsten. Op die lijst staat het deel onder de eerste streep voor 25 normaal, het deel tussen de eerste en tweede streep voor sub-klinisch en het deel boven de tweede streep voor klinisch. Sophie viel overal onder het normale gebied. Malouke scoorde aan de hand van haar eigen lijst in het sub- klinische gebied voor ADHD. Dit betekent dat er een kans bestaat de ze ADHD heeft.

Nelleke Mylius 26

We vroegen Nelleke Mylius,zorgcoördinator en orthopedagoog bij

scholengemeenschap CVO ’t Gooi, naar de diagnostiek van ADHD en ADD Zij zei hierover:

‘ADHD en ADD worden gediagnosticeerd op basis van gedrag. Alleen de DSM is puur op basis van gedrag. Iemand is hyperactief, kan zich niet concentreren is impulsief dat zijn de hoofdzaken. En wat de oorzaak

daarvan is … Er is een vermoeden dat het iets met het dopaminaire systeem is maar ja, of dat het enige is? Het kan ook liggen aan een zuurstofgebrek bij de geboorte.’

(…)

‘Iemand met gedragskenmerken van ADHD, dus iemand die impulsief is, die druk is, die geen grenzen aanvoelt, die niet kan stoppen met bepaald gedrag, die verslavingsgevoelig is. Die gedragskenmerken vallen onder ADHD. En als je volgens de DSM aan een x-aantal gedragskenmerken voldoet dan krijg je de diagnose.’

(…)

“Het zal wel een combinatie met biologische en neurologische componenten zijn. Maar ik kan er geen sluitend antwoord op geven, want dat is er nog niet. En we kunnen ook niet met een scan vaststellen: ja, jij hebt ADHD.’

(…)

‘En dat is ook vaak het grijze gebied: wanneer zijn het gedragskenmerken en wanneer is het een diagnose? De één krijgt wel een diagnose en de ander niet, terwijl het vaak heel dicht bij elkaar ligt. Het hangt af van de mate waarin het jou belemmert in je dagelijks functioneren. Als je geen baan kan Batstra, L. (2012). Hoe voorkom je ADHD? : door de diagnose niet te stellen (cop. 2012).

24

Amsterdam : Nieuwezijds

Bijlage 7: Resultaten screening van Sophie: eigen lijsten

25

Bijlage 3: interview met Nelleke Mylius, orthopedagoog en zorgcoördinator bij scholengemeenschap

26

CVO ‘t Gooi

(15)

vinden omdat je te druk bent of overal te impulsief op reageert, dan belemmert het je en heb je er hulp bij nodig. Heb je voor jezelf strategieën gevonden om met je hyperactiviteit om te gaan, en ondervind je er geen belemmeringen van, dan kom je ook niet zo snel bij de GGZ terecht om onderzoek te laten doen.’

Peter Deschamps

Als iemand veel moeite heeft met zijn of haar problemen, en bij een of meerdere andere instanties niet geholpen kan worden, kan er worden doorverwezen naar Peter Deschamps in het UMC. Hij zegt:

‘Het belangrijkste vinden wij de diagnostiek, en dat is niet hetzelfde als classificatie. De DSM-V-classificatie is uiteindelijk de stoornis classificeren of een plakkertje plakken. Maar wat we voorafgaand daaraan altijd doen, is beschrijving, diagnostiek, een conclusie van hoe het met het kind gaat op al die gebieden, en hoe je dat kan begrijpen. Wat zijn de sterke kanten van een kind en de beperkingen? Wat zijn sterke kanten en beperkingen van de omgeving? Zo kunnen we snappen waardoor die problemen zijn ontstaan.’

1.3.4 De behandeling van ADHD

27

In 1992 is er in Amerika door door the National Institute of Mental Health (NIMH) een onderzoek onder 579 kinderen met ADHD van 7 tot en met 9 jaar gedaan, the Multimodal Treatment of Attention-Deficit Hyperactivity

Disorder (MTA) study. NIMH is de grootste organisatie ter wereld die zich bezighoudt met de mentale gezondheid.

Dit is het grootste en enige onderzoek over de behandeling van ADHD en de gevolgen hiervan.

In het onderzoek kregen de kinderen vier verschillende behandelmethodes.

De eerste was intensieve gedragstherapie (gericht op kind, ouders en school).

Daarnaast werd er een intensieve medicamenteuze behandeling met

kortwerkend methylfenidaat toegepast. Als derde behandelmethode waren er maandelijkse controles van 30 minuten, waarbij de behandelaar direct

contact had met de leerkracht, en als vierde een combinatie van de eerste twee en behandeling zoals gewoonlijk. Er was geen controlegroep van kinderen die niet behandeld werden omdat dit werd gezien als onethisch.

Het doel van het onderzoek was het effect van de behandelmethodes voor ADHD op lange termijn te bepalen. 28 29 30

MTA Cooperative Group. National Institute of Mental Health Multimodal Treatment Study of

27

ADHD follow-up: changes in effectiveness and growth after the end of treatment. Pediatrics 2004;113:762-769.

The MTA Cooperative Group(1999 december). Multimodal Treatment Study of Children with

28

ADHD. A 14-month randomized clinical trial of treatment strategies for attention-deficit/

hyperactivity disorder. Arch Gen Psychiatry

The Multimodal Treatment of Attention Deficit Hyperactivity Disorder Study (MTA):Questions

29

and Answers. Geraadpleegd op 4 oktober 2015

http://www.nimh.nih.gov/funding/clinical-research/practical/mta/the-multimodal-treatment-of- attention-deficit-hyperactivity-disorder-study-mta-questions-and-answers.shtml  

Shilperoord, P(2010 3 november). De zin van Ritalin. Geraadpleegd op 1 december, van

30

http://www.npowetenschap.nl/site/artikel/De-zin-van-Ritalin/4591  

(16)

De eerste resultaten:

In 1999 werden de eerste resultaten gepubliceerd. Het onderzoek toonde aan dat de ADHD-gerelateerde problemen het meest afnamen bij de groep met alleen medicatie. Wat echter minder aandacht kreeg is dat de kinderen niet vooruitgingen op school. De conclusie van dit rapport was dat medicatie de beste behandeling voor ADHD is. Hierdoor nam het medicatiegebruik bij kinderen die gediagnosticeerd zijn met ADHD toe.

Een andere kanttekening is dat de manier waarop het onderzoek in elkaar zat de kans op succes bij medicatiegebruik vergrootte. De gedragstherapie stopte namelijk ongeveer een halfjaar voordat het follow-up onderzoek plaats vond.

Daarentegen was de medicatie nog steeds in gebruik.

Ook was het zo dat de gedragstherapie niet focuste op de ADHD-gerelateerde problemen in het bijzonder maar op alle problemen in het leven van het kind.

Dit terwijl de medicatie specifiek de hyperactiviteit en concentratieproblemen aanpakt.

Nog een kanttekening bij dit onderzoek is dat de kinderen met medicatie maar op 3 van de 16 punten beter scoorden dan de kinderen met de

gecombineerde behandeling en de gedragstherapie. Bovendien werden deze punten beoordeeld door leraren en ouders die wisten welke behandeling de kinderen kregen, dit kon hun beoordeling kan kleuren.

De follow-up

Aan de tweede follow-up drie jaar later deed nog maar 84% van de

oorspronkelijke groep mee. Wat opviel aan de resultaten is dat bij alle drie de groepen duidelijke verbetering was te zien. Ongeveer de helft van de kinderen voldeed niet meer aan de criteria voor ADHD. Ook waren de verschillen tussen de kinderen die behandeld werden met medicatie en de kinderen die behandeld werden met gedragstherapie verdwenen.

Er werden voor de tweede follow-up nieuwe groepen gemaakt van kinderen die de hele onderzoeksperiode wel of geen stimulantia hadden gebruikt. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen die 36 maanden lang medicijnen hadden gebruikt meer last hadden van de ADHD-symptomen dan de kinderen die in de hele onderzoeksperiode geen medicijnen hadden gebruikt. De medicijnen hadden dus eigenlijk de problemen groter gemaakt.

Bij de follow-up werd ook onderzoek gedaan naar delinquent gedrag en middelengebruik. Uit dit onderzoek bleek dat bij de kinderen die medicijnen hadden gebruikt sprake was van significant meer delinquent gedrag en middelengebruik dan bij de kinderen uit de controlegroep(groep 4: zonder ADHD) Bij der eerste follow-up bleek dat kinderen met intensieve

gedragstherapie significant minder middelengebruik vertoonden dan kinderen met medicatie. Dit was bij de tweede follow-up niet meer zo maar het is niet uit te sluiten dat dit wel zo zou zijn geweest als de gedragstherapie was voortgezet.

Wat ook bleek uit de follow-up was dat methylfenidaat de groei vertraagt. De kinderen met medicatie waren gemiddeld 2 centimeter kleiner en 2,7 kilo lichter.

De 2e follow-up heeft veel minder aandacht gegenereerd. En dat terwijl hieruit blijkt dat niet medicatie maar gedragstherapie in veel gevallen de beste

(17)

keuze is. Als medicatie en gedragstherapie uiteindelijk evenveel effect hebben maar er bij medicatie veel bijwerkingen en andere risico's zijn, dan is

gedragstherapie een verstandigere keuze.

1.4 Het niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin

In de media en tijdens gesprekken met leeftijdgenoten signaleerden we dat er sprake is van niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin. 31

1.4.1 Groei van het niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin onder middelbare scholieren

In 2014 kwam er naar aanleiding van een artikel in het Parool (zie onze titelpagina) veel aandacht voor het niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin onder middelbare scholieren. Daarin vertelden verschillende leerlingen van een school in Amsterdam dat dat daar heel normaal was.32

Er is geen onderzoek gedaan naar het niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin vóór 2014. Daarom kunnen wij niet met cijfers bewijzen dat er sprake is van een toename.

Vlak na de publicatie van het artikel in het Parool heeft EenVandaag

onderzoek gedaan naar middelen die gebruikt worden om beter te presteren tijdens toetsen en examens. In dit onderzoek gaf 5% van de scholieren aan weleens Ritalin, of andere vergelijkbare concentratieverhogende medicijnen te gebruiken.33

Uit een onderzoek van de Universiteit van Utrecht onder leerlingen van Utrechtse scholen bleek dat 6% van alle leerlingen een vorm van

methylfenidaat gebruikt en dat 20% van die 6% dit zonder recept van een dokter doet. Volgens dat onderzoek gebruikt 1,2% van de middelbare scholieren een vorm van methylfenidaat zonder voorschrift. Ritalin is hier maar één vorm van, dus dit zou een lager percentage kunnen opleveren. 34

1.4.2 Groei van niet voorgeschreven gebruik onder studenten

Uit een onderzoek dat onderzoeksbureau No Ties in 2015 uitvoerde in opdracht van de NOS bleek dat 11 procent van de studenten weleens illegale middelen of medicijnen gebruikt om de studieprestaties te verbeteren. 60%

van die studenten gebruikt Ritalin. 6.6% van de studenten gebruikt dus Ritalin als concentratiedoping.

77% van de studenten kreeg de drugs van een bekende. Hierbij moet je denken aan een vriend of kennis die ADHD heeft en de Ritalin die hij

Kuiper,M en Houwelingen, H van (2014,20 mei ). Scholieren grijpen naar Ritalin, de nieuwe

31

Dentro Energy. Het Algemeen Dagblad

Het Parool (2014, 19 mei). Gebruik van Ritalin heel normaal tijdens eindexamens: 'Zo haal ik

32

hogere cijfers'.

EenVandaag (2014, 23 mei). Onderzoek ‘Ritalin, breindoping en examenstress’.

33

Universiteit Utrecht (2015, 14 oktober). 20 procent gebruik ADHD-medicatie tieners om niet-

34

medische redenen.

(18)

overheeft doorverkoopt. 13% kreeg de concentratie verhogende middelen via een website en 13% via een dealer.35

Volgens een artikel uit NRC Handelsblad gebruikte in 2009 nog maar 3% van de studenten Ritalin als concentratiedoping. Dat zou er op kunnen wijzen 36 dat in zes jaar tijd het niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin is verdubbeld.

Ritalin kan door studenten ook gebruikt worden als partydrug. 37

No Ties (2015, april). 1 op 10 studenten weleens aan concentratiedoping.NOS

35

! Het NRC Handelsblad (2009, 13 oktober). 1 op 14 studenten slikt ritalin voor studie of lol.

36

! De Volkskrant: 'Ritalin verslavend als je het middel snuift of spuit’.

37

(19)

2 Wat zijn de oorzaken en gevolgen van prestatiedruk

'Huiswerk, proefwerken, examens, de dagelijkse schoolsleur, slaaptekort, de druk van het sociale leven en de kijk op je toekomst, echt alles wat je doet is belangrijk. Dat betekent dat alles ook echt goed moet zijn, anders is er een kans dat je het niet haalt. Dit zorgt bij mij voor erg veel stress.' 38

Dit zei een jongere die deelnam aan een onderzoek van het tv-programma EenVandaag over prestatiedruk onder middelbare scholieren en studenten.

Uit onderzoek van EenVandaag en de weekkrant Sevendays blijkt dat 76% van de scholieren en studenten de prestatiedruk als hoog ervaart en dat 66%

dagelijks of wekelijks studie- en schoolstress ervaart.

In deze deelvraag gaan we onderzoeken of meer scholieren ondervinden wat deze persoon beschrijft. Daarna zullen we nagaan of dit verband houdt met enerzijds het vaker de diagnoses ADHD en ADD stellen en anderzijds het niet- voorgeschreven gebruik van Ritalin.

2.1 De oorzaken van prestatiedruk

2.1.1 Aangescherpte eindexamencriteria

De laatste jaren is er een aantal veranderingen doorgevoerd in de eindexamencriteria voor het Voortgezet Onderwijs:

• Het gemiddeld centraal examencijfer moet onafgerond een 5,5 of hoger zijn (vanaf 1 augustus 2011).

• De afwijkende berekening van het eindcijfer in de basisberoepsgerichte leerweg wordt afgeschaft (vanaf 1 augustus 2011). 39

• Voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde mag maximaal één vijf als eindcijfer behaald worden op havo en vwo (de kernvakkenregeling) (vanaf 1 augustus 2012).

• Spelling wordt getoetst in het eindexamen Nederlands op havo en vwo (vanaf 1 augustus 2015)

• Invoering van de rekentoets (vanaf 1 augustus 2015 voor het vwo, vanaf 1 augustus 2016 voor vmbo en havo)

2.1.2 Prestatiedruk door school

Kranten publiceren jaarlijks een ranglijst van middelbare scholen die

gebaseerd is op prestaties van leerlingen . De school wil dus dat de leerlingen 40 zo hoog mogelijke cijfers halen, wat extra druk voor deze leerlingen met zich meebrengt.

EenVandaag. 29 augustus 2014. Onderzoek: veel jongeren stressen over school of studie.

38

Examenblad.nl. Geraadpleegd op 28-11-2015, van

39

https://www.examenblad.nl/onderwerp/aangescherpte-exameneisen-in-het/2015/vmbo-tl?

topparent=vga6k854m5p9

Vasterman, J. (2015 15 april). Leerlingen komen niet meer zo snel op een hoger niveau. Het NRC

40

Handelsblad

(20)

2.1.3 Toelatingsbeleid universiteit

Universiteiten hanteren een strenger toelatingsbeleid. De laatste jaren hebben steeds meer opleidingen een Numerus Fixus (maximaal aantal leerlingen dat toegelaten wordt) en is er steeds vaker decentrale selectie. Decentrale selectie betekent dat de universiteit zelf leerlingen kiest die ze aanneemt. In

tegenstelling tot een loting wordt hier naar de resultaten van de middelbare school gekeken.

Behalve dat er meer gelet wordt op de resultaten van leerlingen zijn er ook meer aanmeldingen voor universiteiten. In 2015 was er een stijging van 1,5%

ten opzichte van 2014. Dit betekent dat universiteiten meer leerlingen hebben om uit te kiezen en dat de eisen om aangenomen te worden dus omhoog gaan. 41 42

2.1.4 Beleid eerste bachelor-jaar

Een studie bestaat uit twee onderdelen: een bachelor en een master. In het eerste jaar moeten studenten tegenwoordig meer studiepunten halen. Vroeger moest een student 41 van de 60 studiepunten halen, nu is dit bijna overal verhoogd naar 45 van de 60 studiepunten. Als een student deze punten niet haalt mag hij zijn opleiding niet voortzetten . 43 44

2.1.5 Toelatingsbeleid master

Sinds dit jaar eisen steeds meer masteropleidingen dat je een 7,0 haalt voor je bachelor, anders word je niet toegelaten. 45

2.2 De gevolgen van prestatiedruk

Als een leerling een goed cijfer wil halen, kan hij of zij natuurlijk heel erg hard gaan leren, maar als dat niet het gewenste effect heeft, is er nog een

alternatief: bijspijkercursussen zoals Cito-trainingen, dyslexietrainingen, en examencursussen.

Deze cursussen en trainingen zijn er voor alle soorten onderwijs. Ongeveer 20 jaar geleden gaven ouders 26 miljoen euro uit aan bijspijkercursussen. In 2011 bleek dit volgens het CBS te zijn gestegen tot 149 miljoen euro. Zo kunnen leerlingen ook hogere cijfers halen. Hieronder bespreken wij drie voorbeelden van deze trainingen. 46

2.2.1 Citotrainingen

"De Centrale Eindtoets toetst wat je in acht jaar hebt geleerd. Je hoeft er dus niet speciaal voor te leren. De Centrale Eindtoets bestaat uit de onderdelen

nu.nl (2010, 15 september). Steeds meer havo en vwo leerlingen. Geraadpleegd op 29 november

41

2015, van http://www.nu.nl/binnenland/2334337/steeds-meer-havo--en-vwo-leerlingen.html NOS (2015, 20 oktober). Meer aanmeldingen universiteiten dan verwacht.

42

Deijkers, R (2012, 25 september). Elsevier-onderzoek: universiteiten worden steeds strenger.

43

Kuiper, R. (2015, 2 september). Masteropleidingen gaan zesjesstudenten weren.

44

Jong, L. de, & Kuiper,R. (2015, 2 september). Dit is rendementsdenken pur sang.

45

'Vasterman, J. (2015, 11 augustus). ‘Dat kind móet en zal slagen.’ Het NRC Handelsblad.

46

(21)

Nederlandse taal en rekenen, en als jouw school daarvoor kiest ook uit het onderdeel wereldoriëntatie." 47

Hierboven staat een omschrijving van de cito-eindtoets voor de basisschool.

Deze stelt duidelijk dat leerlingen niet hoeven te leren voor de toets. De reden hiervoor is dat trainen voor de Citotoets zorgt voor een vertekend beeld van het IQ van de leerling, de Citotoets is namelijk een soort IQ-test. 48

Toch is er een aanbod van Cito-trainingen. Het ontstaan van deze Cito- trainingen is een direct gevolg van de hoger wordende eisen aan kinderen.

Veel ouders willen en verwachten dat hun kind naar het vwo gaat. 49

2.2.2 Examencursussen

In 2012, het jaar dat de kernvakkenregeling werd ingevoerd, was er een stijging van 30% in het aantal aanmeldingen voor examencursussen voor de vakken Nederlands, wiskunde en Engels. In totaal schreven dat jaar 22.ooo 50 leerlingen zich in voor een examencursus. 51

In 2013 waren dit 28.000 leerlingen. In dat jaar deden 207.204 leerlingen examen. Dit betekent dat ruim 13% van de leerlingen een examencursus volgde. Deze toename laat zien dat leerlingen zich niet of onvoldoende voorbereid voelen, of hogere cijfers hopen te halen. 2.2.3 Bijles instituten Naast cursussen en trainingen voor een specifiek deel van het onderwijs zijn bijlesinstituten ook in opkomst. Hieronder zie je een informatieve afbeelding van een een bijlesinstituut waar veel van onze klasgenoten naartoe gaan.

Bij een vestiging in Hilversum kost het voor een bovenbouwer die twee keer per week een deel van de avond studiebegeleiding krijgt €295 per maand.

College voor toetsen en examens. ‘Wat is de Centrale Eindtoets?’ Geraadpleegd op 30 november

47

2015, van

https://www.centraleeindtoetspo.nl/leerlingen-en-ouders/over-de-toets/wat-is-de-centrale- eindtoets/

Woud, E. van 't (2014, 1 februari). ‘Oefenen kan Cito-score wél verhogen’. Het NRC Handelsblad.

48

Bijlage 4: interview met Jessica Gantzert intern begeleider op de Montessorischool-Centrum in

49

Hilversum

ANP (2013, 26 maart). Flinke toename aanmeldingen examentrainingen door aangescherpte eisen

50

Vries, M. de (2013 8 mei). Middelbare scholen huren zelf bureaus in voor bijspijkercursussen. De

51

Trouw

Afbeelding 18: Soorten bijscholing bij een huiswerkinstituut in Hilversum

(22)

Ondanks deze hoge kosten sturen ouders hun kinderen hiernaartoe. Dit alles om te zorgen dat het kind een zo goed en hoog mogelijke opleiding kan volgen. Het lijkt onvermijdelijk dat de leerlingen dit ervaren als druk op een hoog niveau te moeten presteren.

2.2.4 Overspanning

Een burn-out is een soort langdurige vorm van overspanning. Deze

overspannenheid is vaak het gevolg van emotionele overbelasting. Burn-outs komen vooral voor bij volwassenen, maar de laatste jaren komt een burn-out steeds vaker voor bij jongeren.

De prestatiedruk is dan in combinatie met andere factoren te veel voor de leerling. Er is weinig onderzoek gedaan naar burn-outs onder jongeren maar verschillende artsen en psychologen stellen dat er sprake is van een

toename. 52

2.3 Het verband tussen prestatiedruk en het gebruik van Ritalin

2.3.1 Toename aantal diagnoses ADHD en ADD

53

Als een leerling in de bovenbouw zit en zich niet kan concentreren, dan zijn de leerling en ouders eerder geneigd dit toe te schrijven aan bijvoorbeeld ADD, dan te accepteren dat het niveau misschien te hoog is. De prestatiedruk 54 speelt voor leerlingen en ouders vaak een rol als ze besluiten om hulp te zoeken. Ook is het zo dat er bij sommige diagnoses hulpmiddelen zijn voor leerlingen. Kinderen met ADD en dyslexie kunnen bijvoorbeeld tijdverlenging krijgen.

Nelleke Mylius

55

Nelleke Mylius zegt hierover:

“Soms wordt een diagnose wel heel snel gegeven. Als een leerling

bijvoorbeeld op het VWO zit en het gaat niet, hij kan zich niet concentreren dan wordt er al snel gezegd: ik kan me niet concentreren of: we denken dat hij/zij ADD heeft. Terwijl het soms ook gewoon te hoog gegrepen en te moeilijk is. Als jij in de klas zit en je begrijpt er niks van, dan kun je ook vervelend worden en niet meer gaan opletten en denken ik ga met mijn achterbuurman praten en dan lijk je ook druk. En vooral hier in het Gooi is prestatiedruk echt aanwezig.”

Trouw (2014, 10 februari). Je bent nooit te jong voor een burn-out.

52

Hoogstad. M (2012, 10 maart). Steeds meer diagnoses voor steeds meer leerlingen. Het NRC

53

Handelsblad

Bijlage 3: Interview met Nelleke Mylius, orthopedagoog en interne zorgcoördinator op

54

scholengemeenschap CVO ’t Gooi

Bijlage 3 : interview met Nelleke Mylius, orthopedagoog en interne zorgcoördinator op

55

scholengemeenschap CVO ’t Gooi

(23)

Jessica Gantzert

56

Jessica Gantzert, intern begeleider op de Motessorischool-Centrum in Hilversum, vertelde over prestatiedruk:

“Het is de hele manier van onderwijs geven. Over het algemeen zitten op een Montessorischool toch kinderen van ouders die wat hoger opgeleid zijn. Het is een bewuste keuze en kost extra geld, en die ouders verwachten dus ook allemaal dat hun kind naar het vwo gaat en daar moet je je onderwijs op afstellen. Doorverwijzing hier is allemaal havo/vwo en dat is niet

gemiddeld. De lat ligt hier heel hoog.”

Bijlage 4: interview met Jessica Gantzert, intern begeleider op de Montessorischool-Centrum in

56

Hilversum

(24)

3 De praktijk: onderzoek naar diagnostiek, behandeling, prestatiedruk en het gebruik van Ritalin onder middelbare scholieren.

3.1 Hoe hebben we onderzoek gedaan?

Kwantitatief onderzoek

We hebben eerst een enquête opgesteld met behulp van Google forms. Deze 57 enquête hebben we vervolgens op drie manieren verspreid:

1. Via Facebook: We hebben allebei de link naar onze enquête gedeeld en onze kennissen en vrienden verzocht om de enquête in te vullen en te delen op sociale media.

2. Via fora voor scholieren: We hebben de link naar onze enquête gedeeld op forum.scholieren.com en op http://www.girlscene.nl

3. Via onze school: We hebben een mailtje gestuurd naar elke leerling van onze school en ze verzocht om onze enquête in te vullen en te delen.

Kwalitatief onderzoek

We hebben vier middelbare scholieren geïnterviewd naar aanleiding van de resultaten van de enquête: twee personen die Ritalin voorgeschreven krijgen en verkopen, twee personen die Ritalin gebruiken zonder dat het

voorgeschreven is.

3.2 Wat wilden we weten?

1. Algemeen

• Wie zijn onze respondenten?

2. Diagnostiek

• Hoeveel procent van de leerlingen heeft een diagnose?

• Hoeveel procent van de leerlingen heeft ADHD of ADD?

• Wat was de aanleiding voor die diagnose?

3. Behandeling

• Hoe worden leerlingen met een diagnose behandeld?

• Hoe worden leerlingen met ADHD en ADD behandeld?

• Wat is het effect van methylfenidaat?

• Hoeveel last van bijwerkingen hebben leerlingen die methylfenidaat slikken?

Bijlage 8: de enquête

57

(25)

• Hoeveel procent van de leerlingen die methylfenidaat krijgen, geeft of verkoopt deze medicatie weleens aan anderen?

4. Prestatiedruk

• Hoe zwaar ervaren leerlingen de prestatiedruk?

• Met welk cijfer zijn leerlingen over het algemeen tevreden?

• Is er een verschil tussen de verschillende niveaus en leerjaren van het voortgezet onderwijs?

5. Gebruik zonder voorschrijving

• Hoeveel procent van de leerlingen heeft weleens Ritalin gebruikt zonder voorschrijving?

• Hoeveel procent van de leerlingen slikt vaker Ritalin?

• Wat was/is de aanleiding voor dit gebruik van Ritalin zonder voorschrijving?

• Hoe komen deze leerlingen aan Ritalin?

• Is er een verband tussen de prestatiedruk en dat gebruik van Ritalin?

3.3 Wie zijn onze respondenten?

In totaal hebben 314 mensen onze enquête ingevuld:

Geslacht

• 66% is een meisje

• 34% is een jongen Etniciteit

• 84% is autochtoon

• 16% is allochtoon Provincie

• 82,1% woont in Noord-Holland

• 9,3% woont in Utrecht

• 8,6% woont in een andere provincie School

• 85,4% zit op school in het Gooi

(26)

Niveau

• 65,9% zit op het vwo

• 29% zit op de havo

• 5,7% zit op vmbo Leerjaar

• 1: 1%

• 2: 1,3%

• 3: 18,4%

• 4: 26,5%

• 5: 25,2%

• 6: 27,8%

3.4 Welke kanttekeningen zijn er te plaatsten bij de enquête?

58

• Onze enquête is afgenomen aan het begin van het schooljaar. Uit

onderzoek is gebleken dat examenleerlingen meer medicijnen gebruiken voor en tijdens hun examens. Omdat onze enquête in het begin van het schooljaar is afgenomen kan het percentage lager liggen dan het zou zijn als we onze enquête rond de examens hadden afgenomen. 59

• Onze enquête hebben we omschreven als een onderzoek naar

Ritalingebruik en prestatiedruk. Omdat we Ritalin noemen in de titel van de enquête is het mogelijk dat mensen die Ritalin gebruiken sneller onze enquête invulden.

• Resultaten van leerlingen op het vmbo hebben bij de vergelijkingen weggelaten omdat het aantal respondenten ervoor zorgde dat de resultaten niet representatief zouden zijn.

3.5 De resultaten van de enquête

We hebben de resultaten van onze enquête verdeeld in de volgende subcategorieën:

1. Diagnostiek 2. Behandelmethode 3. Prestatiedruk

4. Niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin

Bijlage 8: de enquête

58

Vergterlo, A. (2014, 9 mei). Medicijngebruik tijdens examens omhoog. Geraadpleegd op 29 oktober

59

2015, van

http://www.nrc.nl/nieuws/2014/05/09/medicijngebruik-tijdens-examens-omhoog

(27)

3.5.1 Diagnostiek

Heb je een diagnose?

• Hierboven is te zien dat 21,4% van de respondenten minimaal één diagnose heeft.

Ben je gediagnosticeerd met één of meerdere van de onderstaande diagnoses?

48,3% van de respondenten heeft minimaal één diagnose en 10,51% heeft ADHD of ADD.

Bij 17,6% van de respondenten is er meer dan één diagnose vastgesteld. In de tabel hierboven is verder te zien welke diagnoses de respondenten hebben gekregen.

(28)

Wat was de aanleiding voor deze diagnose?

• Voor ongeveer 29,9% namen de ouders het initiatief, 16,4% nam zelf het initiatief en in 35,8% van de gevallen nam een leraar het initiatief. 19,4%

heeft aangegeven dat het iets anders was. Uit hun antwoorden bleek dat het dan vaak om een combinatie ging.

(29)

3.5.2 Behandelmethode

Word je voor deze diagnose behandeld?

Voor dit onderdeel hebben we de mensen die aangaven hoogbegaafd te zijn niet meegenomen in het cirkeldiagram, daarom waren er voor dit onderdeel nog maar 57 respondenten. In 30,4% van de gevallen worden de leerlingen met alleen medicatie behandeld.

Als we vervolgens alleen nog maar kijken naar leerlingen met ADHD of ADD houden we nog 33 respondenten over.

Word je voor deze diagnose behandeld?

• In 53% van de gevallen krijgt de leerling met ADHD of ADD alleen medicatie. Dit betekent niet dat er eerder geen andere behandeling geweest is.

• Van de leerlingen die medicatie krijgen, krijgt 93,1% een vorm van Methylfenidaat.

(30)

Wat is/was het effect van deze medicatie?

1 = zeer negatief 10 = zeer positief

• Gemiddeld geven leerlingen het effect van het medicijn een 6,92.

• 25% van de leerlingen geeft het effect van de medicijnen een 5 of lager.

Dit betekent dat die leerlingen een medicijn gebruiken met mogelijk slechte effecten op de lange termijn en ernstige bijwerkingen.

• Hier staat tegenover dat 10% gestopt is met de medicatie. Bij die leerlingen leverden de medicijnen geen positief effect op of waren de bijwerkingen te heftig.

Verkoop of geef je soms je medicatie aan anderen?

• 14,8% van de respondenten geeft of verkoopt weleens zijn medicatie aan anderen.

(31)

3.5.3 Prestatiedruk

We hebben de prestatiedruk gemeten op de onderbouw, het pré- examenjaar en het examenjaar op de havo en het vwo.

3.5.3.1 Havo- en vwo-onderbouw Havo onderbouw

• De leerlingen op de havo-onderbouw gaven voor de prestatiedruk gemiddeld een 3,07 uit de 5. Het cijfer waarmee zij gemiddeld tevreden zijn is een 6,9.

Vwo-onderbouw

Afbeelding 5: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?' 1: zeer weinig; 5: zeer hoog

Afbeelding 6: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?'

Afbeelding 7: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?' 1: zeer weinig; 5: zeer hoog

Afbeelding 8: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?'

In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?

Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?

In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?

Met welk cijfer ben je over

het algemeen tevreden?

(32)

• De leerlingen op de vwo-onderbouw gaven voor de prestatiedruk

gemiddeld een 3,35 uit de 5. Het cijfer waarmee zij gemiddeld tevreden zijn is een 7,0.

3.5.3.2 Havo en vwo pré-examenjaar Havo pré-examenjaar

• De leerlingen in het havo pré-examenjaar gaven voor de prestatiedruk gemiddeld een 3,39 uit de 5. Het cijfer waarmee zij gemiddeld tevreden zijn is een 6,87.

Vwo pré-examenjaar

• De leerlingen in het vwo pré-examenjaar gaven voor de prestatiedruk gemiddeld een 3,57 uit de 5. Het cijfer waarmee zij gemiddeld tevreden zijn is een 7,3.

Afbeelding 8: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?' 1: zeer weinig; 5: zeer hoog

Afbeelding 9: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?'

Afbeelding 10: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?' 1:

zeer weinig; 5: zeer hoog

Afbeelding 11: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?'

In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?

Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?

In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?

Met welk cijfer ben je over

het algemeen tevreden?

(33)

3.5.3.3 Havo en vwo examenjaar Havo-examenjaar

• De leerlingen in het havo examenjaar gaven voor de prestatiedruk gemiddeld een 3,33 uit de 5. Het cijfer waarmee zij gemiddeld tevreden zijn is een 6,8.

Vwo-examenjaar

• De leerlingen in het vwo examenjaar gaven voor de prestatiedruk gemiddeld een 3,74 uit de 5. Het cijfer waarmee zij gemiddeld tevreden zijn is een 7,1.

Afbeelding 12: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?' 1:

zeer weinig; 5: zeer hoog

Afbeelding 13: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?'

Afbeelding 14: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?' 1:

zeer weinig; 5: zeer veel

Afbeelding 15: Resultaten uit de enquête naar aanleiding van de vraag: 'Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?'

Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?

In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?

In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?

Met welk cijfer ben je over

het algemeen tevreden?

(34)

3.5.3.4 Gemiddelde prestatiedruk

In welke mate ervaar je een druk om hoog te presteren op school?

Met welk cijfer ben je over het algemeen tevreden?

Onder

bouw Pré-

examen jaar

Examen jaar

Havo 6,9 6,9 6,8

Vwo 7,0 7,3 7,1

Onder

bouw Pré- examen jaar

Examen jaar

Havo 3,07 3,39 3,33

Vwo 3,35 3,57 3,47

(35)

3.5.4 Niet-voorgeschreven gebruik van Ritalin

Gebruik je Ritalin zonder voorschrijving door een arts?

• Van onze respondenten heeft 12,3% wel een Ritalin gebruikt zonder voorschrijving.

• 3,5% heeft maar één keer Ritalin gebruikt zonder voorschrijving.

• 8,8% van de respondenten gebruikt soms of vaak Ritalin zonder voorschrijving.

Geslacht

Geslacht Totaal aantal

respondenten Percentage dat Ritalin gebruikt zonder

voorschrijving door een arts

Jongens 95 10,1 %

Meisjes 190 13,4 %

(36)

Waarom slik je Ritalin zonder voorschrijving?

• Van de leerlingen die aangegeven hebben dat ze ooit Ritalin hebben gebruikt zonder voorschrijving, doet 65% dit omdat hun schoolprestaties te verbeteren. Dit heeft te maken met de prestatiedruk.

Hoe ben je aan die Ritalin gekomen?

• 91,2% van de leerlingen die Ritalin gebruiken zonder voorschrijving komt via een bekende aan die Ritalin. Uit onze interviews en gesprekken met kennissen blijkt dat het dan vooral gaat om een vriend(in) of gezinslid dat het op voorschrijving krijgt.

(37)

• Per leerjaar/periode neemt het percentage Ritalin gebruik zonder voorschrijving per niveau toe, behalve in het pré-examenjaar havo.

• Behalve in het pré-examenjaar is het percentage leerlingen dat Ritalin misbruikt per leerjaar hoger op de havo.

• In het examenjaar misbruikt 33.3% van de havo leerlingen Ritalin en 17,3% van de vwo leerlingen.

• In totaal heeft 14,35% van de havo- en vwo leerlingen minimaal één keer Ritalin gebruikt zonder voorschrijving.

3.6 Diepte-interviews

3.6.1 Diepte-interviews met Ritalingebruikers

We hebben het volgende geconstateerd 14,35% van de havo- en vwo

leerlingen minimaal één keer Ritalin heeft gebruikt zonder voorschrijving en dat 14,8% van de leerlingen die Ritalin voorgeschreven hun medicatie wel eens verkoopt of weggeeft. Daarom hebben we leeftijdgenoten waarvan wij weten dat zij zich hiermee bezig ouden geïnterviewd.

Wat was de aanleiding voor jou ADD diagnose?

Angela*

60

“Nou, mijn cijfers vooral. Ik was zwaar gedemotiveerd omdat ik me niet kon concentreren, omdat ik geen zin meer had en toen is de diagnose gesteld. En omdat ze duidelijk zagen dat er iets niet klopte, ik had geen zin meer in mijn lessen, geen zin meer in m'n werk, mijn cijfers gingen omlaag. 'Ja hoe komt het dan dat je nou niet die motivatie hebt?' En dat wist ik zelf ook niet. “

Wie heeft het initiatief genomen?

“Vooral mijn ouders natuurlijk ook en mijn mentor. Maar voor een deel ook zelf. Als ik eerlijk moet bekennen ben ik zelf ook redelijk passief geweest, het waren vooral mijn ouders die me een zetje in de rug hebben moeten geven en mijn mentor toen destijds. “

Niveau Leerjaar Percentage leerlingen dat

Ritalin gebruikt zonder voorschrijving door een arts

Havo Onderbouw 8,7 %

Pré-examenjaar 0 %

Examenjaar 33.3 %

Vwo Onderbouw + 4e 3,8 %

Pré-examenjaar 10,3 %

Examenjaar 17,3%

Totaal havo en vwo Totaal leerjaren 14,35%

Bijlage 5: interview met Angela*

60

(38)

Paul* & Bas*

61

Waarom gebruiken je Ritalin zonder voorschrijving?

Paul: “Ik denk door de prestatiedruk, ik wil zo hoog mogelijke cijfers halen nu ik in zes vwo zit.”

Haal je die resultaten dan niet zonder Ritalin?

Paul: “Jawel alleen kan ik beter leren met Ritalin.“

Bas: “Je hoeft jezelf er niet toe te zetten. Het gaat vanzelf. Het gaat makkelijker, je hoeft er minder moeite voor te doen.“

Hoeveel pillen slik je ongeveer per dag?

Paul: “Een stuk of zeven?”

Bas: “Nee tien? “

Paul: “Wisselend rond de zeven tot tien. Op een dag waarop ik de hele dag kan leren dan. “

Heb je last van bijwerkingen?

Angela*

62

“Ik heb me zeker verdiept in de bijwerkingen, ik wilde natuurlijk wel graag weten wat het was. En ik ben zo iemand die dat soort dingen altijd een beetje eng vindt, dus ik heb me er echt goed in verdiept en ik weet wat de

bijwerkingen zijn. Een arts heeft het me natuurlijk voorgeschreven, het is natuurlijk een sterk middeltje. Hij heeft verteld over de bijwerkingen, hoe het werkt. Ook de dingen die ik ervoer legde ik aan hem voor: klopt dit? Klopt dat? Wat gebeurt er als dit? Ja, dat heb ik wel goed aangepakt. “

(…)

“Ja ik heb soms zeker last van bijwerkingen, en dat is dan vooral op het moment dat de medicatie aan het uitwerken is, alleen die zijn vrij klein, dus niet echt noemenswaardig. Maar ik heb wel last van bijwerkingen. “

(…)

“Als het uitwerkt dat heb je een beetje een dipje. Tijdens de medicatie moet je wel gefocust zijn op de studie en dat moet ook, je hebt geen zin om gezellig te doen. Echt iets van je in een soort modus zegt dat je aan de slag moet zijn en bezig met iets moet zijn. “

Dus het slikken van Ritalin kan je sociaal belemmeren?

“Als je het slikt wel ja, zeker. Absoluut. Maar niet daarbuiten. “

- Wat vind je van het feit dat de langetermijngevolgen niet bekend zijn?

“Nou, ik laat mezelf eigenlijk een beetje afhankelijk van die artsen zijn. Ik denk ook dat het niet voor niets is dat het middel wordt voorgeschreven en ik weet ook dat er nog niet heel veel onderzoek naar gedaan is. En ik ben me Bijlage 6: interview met Paul*, Bas*, Laura*

61

Bijlage 5: interview met Angela*

62

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij zegt ook: "Ik heb al heel veel gedaan; ik denk niet dat heel veel huurders daar nog wat van gemerkt hebben, maar ik vind het goed om reflectief te zijn als minister en ook

Jij weet dat er alles aan gedaan wordt om je meer te laten kopen en je weet dat je door honger eigenlijk van alles wilt hebben wat je niet nodig hebt.. Denk daaraan als je in

Maar heel vaak zijn het toeristen die – zich van geen kwaad bewust – deze voorwerpen als souvenir mee naar huis nemen. Zo’n ondoordachte aankoop kan verregaande gevolgen

Hoewel er veel onderzoek wordt gedaan naar antidepressiva en deze me- dicatie veel wordt voorgeschreven ter behandeling van depressie, laten studies zien dat de

Bij deze controles wordt zo nodig aanvullend onderzoek gedaan door middel van een mammografie, mogelijk in combinatie met een echografie. Soms kan het nodig zijn een

Weet niet  Ik denk veel voordelen voor handel/cafe/restaurant ed.veel geld te verdienen weer door ' vakmensen 'op het terrein van : reclame maken, ,de zgn vlugge jongens, heel

Alleen wat dingen op de school, maar ik denk niet dat dat heel veel te maken heeft 119.. met

Onderzoek is gedaan naar openbare voorwerpen (denk aan deurklinken), privé-objecten (bijvoorbeeld kleding maar ook handen), bemonsteringen na een activiteit (het slepen van