• No results found

De effecten van paardentherapie op autismespectrumstoornissen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effecten van paardentherapie op autismespectrumstoornissen"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(Equigraphy, 2021)

DE EFFCTEN VAN PAARDENTHERAPIE OP

AUTISMESPECTRUMSTOORNISSEN

MET BETREKKING TOT HET COGNITIEF FUNCTIONEREN OP DE GEBIEDEN VAN

AANDACHT

,

INFORMATIEVERWERKING EN CONCENTRATIE

L.S. VAN DER MEER

SAXION HOGESCHOOL Deventer

29 MAART 2021

(2)

Titelpagina

Titel: De effecten van paardentherapie op autismespectrumstoornissen

Ondertitel: Met betrekking tot het cognitief functioneren op de gebieden van aandacht, informatieverwerking, en concentratie

Auteur: L.S. van der Meer

Opleiding: Bachelor of Applied Science: Applied Psychology

Instituut: Saxion University of Applied Science, Deventer

Academie: Studentnummer:

Academie Mens en Arbeid 408783

Functie: Onderzoek stagiaire Scriptiecoördinator: G. Roemer

Begeleiders: M. Farfan Galindo & J.Santbergen Contact: sharonvandermeer1411@gmail.com

Plaats: Deventer, Nederland Publicatiedatum: 29 maart 2021

Keywords: Autismespectrumstoornis, aandacht, concentratie, informatieverwerking, cognitief functioneren, paardentherapie

Abstract: Door middel van kwalitatief en kwantitatief onderzoek is onderzoek gedaan naar het effect van gestandaardiseerde paardentherapie op het cognitief functioneren bij personen met een autismespectrumstoornis. In het onderzoek zijn de cognitieve functies van informatieverwerking, aandacht en concentratie gemeten.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie “De effecten van paardentherapie op autismespectrumstoornissen” die is gemaakt als afsluitende opdracht voor de opleiding Toegepaste Psychologie. In de afgelopen jaren heb ik veel kennis opgedaan over uiteenlopende psychologische aspecten en ben ik actief bezig geweest met de specialisatie neuropsychologie. Hierdoor heb ik veel geleerd over de samenhang tussen het brein en het algemeen functioneren van personen en de onderliggende samenhang met veel voorkomende psychische stoornissen.

Tijdens mijn stage bij Zorgboerderij Beumershoek zag ik dat paarden een positieve invloed hadden bij het begeleiden van de kinderen. In het bijzonder een jongen, die in een moeilijke periode van zijn leven zat en nauwelijks communiceerde, kon ineens goed en inhoudelijk praten zodra hij op het paard zat. Hierdoor kon ik deze jongen ineens veel beter begeleiden. Ik wilde dit bij meer kinderen kunnen toepassen. Hierdoor ben ik gaan zoeken naar een passende opleiding en mocht ik deelnemen, dankzij de referenties van Paul en Gera Schoorlemmer, aan de minor opleiding Hulpverlening en Paarden te Leeuwarden.

Zowel de eigenaren van Zorgboerderij Beumershoek als de werknemers zagen positieve veranderingen bij cliënten die aan het paardrijden waren. Ze waren meer ontspannen, konden beter praten en hadden ontzettend veel plezier in het paardrijden. Ik wilde deze veranderingen gaan onderzoeken, en dit is dan ook mijn afstudeeropdracht geworden.

Ik wil hier de ruimte maken om de mensen te bedanken die het mogelijk hebben gemaakt, en mij ondersteunt hebben tijdens dit onderzoek.

Allereerst wil ik Rianne Hotting bedanken voor haar steun en toeverlaat. Dankzij haar opbouwende feedback bleef ik scherp en ben ik tot dit mooie eindresultaat gekomen.

Ik wil mijn lieve man Ardaan Weterings bedanken, jij bent diegene die altijd in mij gelooft.

Daarnaast wil ik mijn lieftallige ouders John en Greet van der Meer bedanken voor het altijd achter mij staan.

Mijn grote dank gaat uit naar Paul en Gera Schoorlemmer die het mogelijk hebben gemaakt voor mij om dit onderzoek uit te voeren, ook wil ik jullie bedanken voor het vertrouwen in mij. Tevens gaat mijn dank uit naar mijn lieve collega‟s die een stapje extra moesten zetten zodat ik het onderzoek kon uitvoeren.

Ik wil graag de kinderen bedanken voor het meedoen aan dit onderzoek en de ouders van deze kinderen die mij toestemming gaven om met hun kinderen dit onderzoek uit te voeren.

Ook wil ik mijn geweldige co-therapeut, het paard Angel, bedanken. Dankzij haar geweldige karakter en het vertrouwen wat wij in elkaar hebben kon ik dit onderzoek met succes uitvoeren.

Dhr. M. Farfan Galindo wil ik hartelijk bedanken voor al zijn lessen en adviezen. Dankzij uw feedback is deze scriptie op deze manier tot stand gekomen. Mevrouw J. Santbergen wil ik bedanken voor haar rol als tweede scriptiebegeleider.

Ook wil ik Herman Koldenhof bedanken voor het geloof dat paarden iets kunnen betekenen in de hulpverlening, en de paarden van Stal Koldenhof om dit te ondersteunen.

Als laatste, en zeker niet minder belangrijk, wil ik mijn lieve schoonouders bedanken voor het lezen van mijn scriptie en de gegeven feedback daarop.

Sharon van der Meer Apeldoorn, maart 2021

(4)

Samenvatting

Dit onderzoek is tot stand gekomen door de vraag vanuit Zorgboerderij Beumershoek om te onderzoeken in hoeverre paardentherapie een positief effect heeft op het cognitief functioneren van kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS). ASS beïnvloedt het handelen van de persoon op diverse ontwikkelingsgebieden, zoals, aandacht, informatieverwerking en concentratie (Lieshout, 2009). ASS is niet te genezen, om die reden is een behandeling niet gericht op het verhelpen van de ontwikkelingsstoornis, maar om symptomen ervan te verminderen (Delfos & Gottmer, 2008). Er is een groeiende belangstelling voor therapie met dieren (Beerda et al., 2014). Therapeutisch paardrijden kan er voor zorgen dat hyperactiviteit en prikkelbaarheid afneemt en sociaal communicatief gedrag toeneemt, waardoor paardentherapie een mogelijke oplossing is om symptomen van ASS te verminderen (Gabriels et al., 2018). Onderzoek naar paardentherapie staat nog in de kinderschoenen. Toch zijn er veel positieve geluiden in de wetenschappelijke literatuur over de effectiviteit van paardentherapie (Lee et al., 2016).

Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of paardentherapie een effect heeft op de cognitieve functies van personen met ASS en dit terug te koppelen aan Zorgboerderij Beumershoek. Met deze informatie is de zorgboerderij in staat om te beslissen of deze vorm van therapie kan worden toegevoegd aan het aanbod van de zorgboerderij en of dit de investering waard is. Hieruit is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

“In hoeverre heeft paardentherapie invloed op de cognitieve processen van volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en het concentratievermogen bij kinderen in de leeftijd van negen (9) tot zestien (16) jaar met een autismespectrumstoornis?”

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een gecombineerde onderzoeksmethode, bestaande uit zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Het kwantitatief onderzoek bestaat uit de afname van de diagnostische test d2. Deze test meet de aspecten volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie. Aanvullend op de d2 wordt er een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Deze bestaat uit evaluaties, interviews en observaties.

Uit de resultaten blijkt dat paardentherapie geen significant effect heeft op de cognitieve processen van volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie bij kinderen met ASS. De gemiddelde scores op de eindconclusie en de losse componenten van de d2 zijn bij de experimentele groep in de tweede meting echter wel meer toegenomen dan de gemiddelde scores van de controlegroep. Omdat deze eindconclusie van de d2 niet in numerieke waardes wordt uitgedrukt zijn hier geen statistische effecten van af te leiden.

Op basis van de resultaten kan worden aanbevolen om paardentherapie in te zetten op Zorgboerderij Beumershoek. Vanwege de visie van de organisatie om kinderen spelenderwijs en met behulp van dieren zich te laten ontwikkelen, past paardentherapie als therapiemethode voor kinderen met ASS bij Zorgboerderij Beumershoek.

De resultaten uit dit onderzoek zijn niet representatief voor de gehele doelgroep, om die reden wordt aangeraden om bij vervolgonderzoek gebruik te maken van een grotere groep deelnemers die representatief is voor de gehele groep personen met ASS. In dit onderzoek worden tevens geen conclusies verbonden aan de statistische factor waarin het paard bijdraagt aan de effecten. Voor vervolgonderzoek is het aan te raden om het paard mee te nemen als meetbare variabele en te onderzoeken in welke mate het paard bijdraagt aan een eventueel effect.

(5)

Verklarende woordenlijst

Woord Verklaring

ASS Autismespectrumstoornis

ToM Theory of Mind

Cognitie Processen waarmee sensorische input wordt getransformeerd, gereduceerd, uitgewerkt, opgeslagen, teruggevonden en gebruikt wordt

Executieve functies Systeem dat verschillende cognitieve functies met elkaar verbindt en de afzonderlijke functies overstijgt

Functioneren

Stoornis

Het gedrag dat leidt tot (succesvolle of onsuccesvolle) interactie met

anderen. Functioneren is daarmee doelgericht gedrag (sociale interactie) al kan dat gedrag zowel bewust als onbewust uitgevoerd worden

Volgens DSM-5 is een psychische stoornis een syndroom, gekenmerkt door klinisch

significante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren

Therapie De behandeling van ziekten of de verlichting van symptomen

(6)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding ... 1-8 1.1 Aanleiding en vraagstelling ... 1-8 1.2 Onderzoeksvraag ... 1-10 1.3 Doelstelling ... 1-10 1.4 Operationalisering begrippen ... 1-10

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader ... 2-11 2.1 Theoretische onderbouwing ... 2-11 2.2 Conceptueel model ... 2-16

2.3 Hypotheses ... 2-16 2.4 Aanzet opzet onderzoek ... 2-17

Hoofdstuk 3 Onderzoeksdesign ... 3-18 3.1 Onderzoeksmethode ... 3-18 3.2 Onderzoeksdoelgroep ... 3-18 3.3 Onderzoeksinstrumenten ... 3-19 3.4 Procedure ... 3-21 3.5 Analyse ... 3-23 Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten ... 4-25 Demografische gegevens ... 4-25 Uitvoering en responses ... 4-25 Resultaten d2 metingen ... 4-26

Resultaten deelvraag 1: In hoeverre heeft paardentherapie invloed op de volgehouden aandacht? ... 4-26 Resultaten deelvraag 2: In hoeverre heeft paardentherapie invloed op de snelheid van

informatieverwerking? ... 4-27 Resultaten deelvraag 3: In hoeverre heeft paardentherapie invloed op het concentratievermogen? .. 4-28

Resultaten hoofdvraag: In hoeverre heeft paardentherapie invloed op de cognitieve processen van volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en het concentratievermogen bij kinderen in de leeftijd van negen tot zestien jaar met een autismespectrumstoornis? ... 4-29

Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie en aanbeveling ... 5-31 5.1 Conclusie ... 5-31 5.2 Discussie ... 5-33 5.3 Aanbevelingen ... 5-34 Literatuur ... 5-37 Bijlage 1 Literatuurmatrix ... 5-41 Bijlage 2 Onderzoeksdesign ... 5-43 Bijlage 3 Toestemmingsverklaringen ... 5-44

(7)

Bijlage 4 Evaluatie ... 5-45 Bijlage 5 Semigestructureerd interview hulpverleners Zorgboerderij Beumershoek ... 5-46 Bijlage 6 Codering evaluaties, interviews en observaties ... 5-47 Bijlage 7 Resultaten evaluaties, interviews en observaties ... 5-48 Bijlage 8 Resultaten statistische analyses ... 5-49 Bijlage 9 Syntax statistische analyses ... 5-54 Bijlage 10 Plan van aanpak aanbevelingen ... 5-55 Bijlage 11 Stellingen ... 5-57

(8)

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding beschreven voor dit onderzoek. De vraagstelling, relevantie en doelstelling van het onderzoek worden toegelicht.

1.1 Aanleiding en vraagstelling

Dit onderzoek wordt uitgevoerd voor Zorgboerderij Beumershoek, gevestigd te Heeten. Zorgboerderij Beumershoek is gespecialiseerd in het begeleiden van kinderen, (jong)volwassenen en ouderen met een lichamelijke, verstandelijke- of meervoudige beperking of een (aan autisme verwante-) contactstoornis. De visie van Zorgboerderij Beumershoek is om spelenderwijs de cliënten vaardigheden te leren om zichzelf verder te ontwikkelen (Zorgboerderij Beumershoek, 2020). Een belangrijk uitgangspunt is dat de cliënten zich veilig en geaccepteerd voelen op de boerderij, zodat zij weinig druk ervaren en zo meer ruimte hebben om zichzelf te ontplooien. Zorgboerderij Beumershoek biedt dagbesteding aan kinderen, volwassenen en ouderen. In het weekend en vakanties is er de mogelijkheid voor kinderen om te blijven slapen (Zorgboerderij Beumershoek, 2020).

De opdrachtgever van dit onderzoek is de eigenaar van Zorgboerderij Beumershoek. De opdrachtgever heeft van zijn medewerkers signalen gekregen dat de cliënten zich tijdens het paardrijden anders kunnen ontspannen, beter in staat zijn om te communiceren en zichtbaar plezier ervaren tijdens het rijden. Aangezien de visie van Zorgboerderij Beumershoek spelenderwijs leren in combinatie met dieren is en ze hier graag een nieuwe methode voor willen, is het nodig om onderzoek te doen naar een therapievorm die past bij de organisatie. Hieruit is de vraag ontstaan of paardentherapie een methode is om kinderen met autismespectrumstoornissen zich verder te laten ontwikkelen en het cognitief functioneren te verbeteren. Als de resultaten uit dit onderzoek positief zijn, sluit paardentherapie aan bij de focus van de organisatie, en kan de opdrachtgever investeren in paarden, gespecialiseerde hulpverleners en faciliteiten voor het houden van paarden. De opdrachtgever wil voor haar cliënten de best mogelijke begeleiding aanbieden en hierin investeren als blijkt dat paardentherapie een gunstig effect heeft op de cognitieve ontwikkelingen van personen met ASS.

Onder cognitief functioneren worden in de psychologie alle processen verstaan die betrokken zijn bij het opnemen en verwerken van informatie (Neuropsychologischonderzoek, 2020). Processen als denken, waarnemen, taal, aandacht en concentratie, geheugen, bewustzijn en snelheid van informatieverwerking vallen hieronder (Gezondheidsnet, 2020).

ASS heeft als hoofdkenmerk problemen op het gebied van sociale interactie en de verbale en non-verbale communicatie. Het is een complexe stoornis en beïnvloedt het handelen van de persoon op diverse ontwikkelingsgebieden, zoals aandacht, concentratie, communicatie en informatieverwerking (Lieshout, 2009). ASS begint op jonge leeftijd en speelt het gehele leven een rol. Het heeft gevolgen voor vele aspecten van het leven, zowel voor het kind als zijn omgeving (Hersenstichting, 2020).

Ozonoff, Pennington & Rogers (1991) geven aan dat mensen met ASS problemen ervaren met de executieve functies (EF), ook wel de regelfuncties van het brein genoemd. De executieve functies kunnen gezien worden als de centrale regelaar van het brein; ze vormen een systeem dat verschillende cognitieve functies met elkaar verbinden en de afzonderlijke functies overstijgt. De executieve functies zijn verantwoordelijk voor de bewust gecontroleerde algemene besturing van doelgericht gedrag in niet-routinematige situaties (Ponds, et al., 2010). Hierdoor is het voor personen met ASS,

(9)

rekening houdend met het verleden en de toekomst, moeilijk om hun gedrag te plannen, organiseren en te controleren. Personen met ASS ervaren problemen met het werkgeheugen, inhibitie en de cognitieve flexibiliteit. Dit komt mede voort uit het feit dat executieve controle vooral nodig is in taken die nieuw en complex zijn, vragen om planning, foutendetectie, conflictoplossing en aanpassing, en hierdoor niet of minder goed kunnen worden uitgevoerd op basis van routine (Russel, 1998). In termen van Shiffrin en Schneider (1977) betreft het situaties die een beroep doen op gecontroleerde informatieverwerking, waarin de aandacht bewust en intentioneel gericht moet worden op de relevante informatie. Executieve functies hebben aldus een relatie met aandacht. Er is onvermijdelijk veel overlap in diagnostiek en behandeling met overige cognitieve functies, in het bijzonder met aandacht (Ponds, et al., 2010).

Doordat ASS tot op heden niet te genezen valt, is het van belang dat er methodes worden toegepast die de kwaliteit van leven van personen met ASS kunnen verhogen. Een behandeling voor ASS is er niet op gericht om de ontwikkelingsstoornis te verhelpen, maar om de symptomen ervan te verminderen (Delfos & Gottmer, 2008). Voor de symptomen van ASS zijn meerdere geneesmiddelen op de markt gebracht om bijvoorbeeld angsten of extreem druk gedrag te onderdrukken (Aman, et al., 2005).

Er is een groeiende belangstelling voor therapie met dieren. Dieren kunnen een positieve invloed hebben op mensen en kunnen op diverse manieren worden ingezet. Er zijn twee soorten interventies die gebruikt kunnen worden in de dierenhulpverlening (Beerda, et al., 2014). Wanneer een dier wordt ingezet bij activiteiten voor personen die een beperking hebben, wordt dit Animal Assisted Activities (AAA) genoemd. De activiteit is hier het verzorgen en knuffelen van het dier. Wanneer een dier wordt ingezet voor therapeutische doeleinden noemt men dit Animal Assisted Therapy (AAT). Met behulp van het dier, als co-therapeut, kan een persoon werken aan cognitieve, sociale, emotionele en/of fysieke doelstellingen. Hierbij is altijd een erkend therapeut aanwezig, zoals een fysiotherapeut, logopedist, psycholoog of een andere behandelaar. De dierenhulpverlening vindt plaats binnen behandelcentra en bij paardentherapielocaties. Bij paardentherapie is altijd een therapeut of behandelaar aanwezig die werkt vanuit zijn eigen vakgebied en daarnaast het paard aanstuurt. Het paard wordt hierin gezien als co-therapeut. Voordat paardentherapie plaatsvindt worden er eerst doelen opgesteld voor de sessies (Nederlandse Stichting Helpen met Paarden, 2018). Het onderzoek van Margaret et al. (2009) laat positieve resultaten zien bij mensen met ASS die therapeutisch (AAT) paardrijden, zoals vergrote aandacht, sociale motivatie en minder angst. Dit sluit aan bij de literatuurstudie van Trzmiel en collega‟s (2019) naar paardentherapie, waarbij een verbetering werd waargenomen op de domeinen sociale betrokkenheid, socialisatie en kortere reactietijden in probleemoplossende situaties. Ook in de studie van Lanning en collega‟s (2014) werd door middel van paardentherapie een positieve verandering waargenomen in het gedrag van kinderen met ASS.

Omdat ASS bij veel cliënten van Zorgboerderij Beumershoek is vastgesteld, is het voor de opdrachtgever relevant om na te gaan of er een therapievorm voor deze doelgroep beschikbaar is die aansluit bij de visie van de zorgboerderij, namelijk spelenderwijs leren en ontwikkelen met dieren. Afgaande op de positieve signalen die de opdrachtgever heeft ontvangen van zijn medewerkers over de huidige functie van de paarden op de zorgboerderij is het relevant om na te gaan of paardentherapie een positief effect kan hebben op de cognitieve ontwikkeling van zijn cliënten met de diagnose ASS. Als dit het geval is, is de opdrachtgever van plan te investeren in de middelen die er voor nodig zijn om deze therapiemethode te kunnen aanbieden aan zijn cliënten.

(10)

1.2 Onderzoeksvraag

Gebaseerd op de vraag van de opdrachtgever en de bijbehorende literatuur in de aanleiding wordt de volgende onderzoeksvraag opgesteld.

“In hoeverre heeft paardentherapie invloed op de cognitieve processen van volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en het concentratievermogen bij kinderen in de leeftijd van negen (9) tot zestien (16) jaar met een autismespectrumstoornis?”

De onderzoeksvraag kan vervolgens worden opgesplitst in de volgende drie deelvragen. 1. In hoeverre heeft paardentherapie positieve invloed op de volgehouden aandacht?

2. In hoeverre heeft paardentherapie positieve invloed op de snelheid van informatieverwerking?

3. In hoeverre heeft paardentherapie positieve invloed op het concentratievermogen?

1.3 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om Zorgboerderij Beumershoek inzicht te geven in de gevolgen van paardentherapie op de cognitieve functies van personen met ASS. Op basis van de resultaten uit het onderzoek kan een advies worden gegeven aan Zorgboerderij Beumershoek, zodat de opdrachtgever in staat is om te beslissen of deze vorm van therapie kan worden toegevoegd aan het aanbod van de zorgboerderij en of dit de investering waard is.

1.4 Operationalisering begrippen

In dit onderzoek worden bij het gebruik van de volgende begrippen de hieronder beschreven definities verstaan. Door de DSM-5 worden er geen definities gegeven aan deze begrippen, om deze reden is er voor een eenduidige definitie gebruik gemaakt van de definities van GGZ Groep Nederland. Onder cognitief functioneren wordt het opnemen en verwerken van informatie verstaan (Neuropsychologischonderzoek, 2021). Met executief functioneren wordt gedoeld op een verzameling van vaardigheden, namelijk het in staat zijn om doelgericht gedrag te plannen en te reguleren, het vasthouden van aandacht, het flexibel gebruik van informatie doordat er geanticipeerd kan worden op veranderingen en het probleemoplossend vermogen (Neuropsychologischonderzoek, 2021). De definitie van aandacht in dit onderzoek is het richten, switchen en vasthouden van informatie die bij binnenkomst in het bewustzijn wordt gecontroleerd, concentratie is hierbij een sterk gerichte vorm van aandacht (Neuropsychologischonderzoek, 2021). Onder informatieverwerking kan de controle op de executieve functies en het probleemoplossend vermogen verstaan worden (Neuropsychologischonderzoek, 2021). De definitie van ASS is te vinden in hoofdstuk twee (2) onder het kopje DSM.

(11)

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de theoretische constructen van dit onderzoek. Er wordt ingegaan op de definitie en betekenis van autismespectrumstoornissen, waarbij een verdieping plaatsvindt wat betreft cognitieve functies. Daarnaast wordt verdere theoretische verklaring gegeven voor de gebruikte interventiemethode paardentherapie.

2.1 Theoretische onderbouwing

Definities van autismespectrumstoornissen

Volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 5 (DSM-5) wordt een autismespectrumstoornis gekenmerkt door de volgende vier punten (American Psychiatric Association, 2013), namelijk:

A. Blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie, zoals blijkt uit: a. Tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid,

b. Tekorten in het voor sociale omgang en gebruikelijke non-verbale communicatieve gedrag,

c. Tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties.

B. Beperkte zich herhalende gedragspatronen, beperkte interesses en activiteiten, zoals blijkt uit: a. Stereotype of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak, b. Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, star gehecht aan routines of geritualiseerde

gedragspatronen,

c. Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn,

d. Over- of onder reageren op zintuigelijke prikkels of ongewone belangstelling voor zintuigelijke aspecten van de omgeving.

C. De verschijnselen zijn aanwezig vanaf de vroegste kindertijd (maar worden soms pas later onderkend).

D. De verschijnselen veroorzaken klinisch of significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke levensgebieden.

Een autismespectrumstoornis is een ontwikkelingsstoornis die met name gekenmerkt wordt door twee categorieën van symptomen, namelijk enerzijds gebreken in de sociale communicatie en interactie en anderzijds beperkte, repetitieve patronen van gedrag, interesses en activiteiten. Eling et al. (2015) beschrijven daarnaast als kernsymptoom van ASS het aangeboren onvermogen om zich passend te kunnen verhouden tot anderen.

De afgelopen jaren heeft er een verschuiving plaatsgevonden in de definitie van autismespectrumstoornissen. Hiervoor werd in de DSM-4 in de definitie van autisme onderscheidt gemaakt in Asperger, klassiek autisme en de pervasieve ontwikkelingsstoornis, niet anderszins omschreven (PDD-NOS) (American Psychiatric Association, 1994). In de DSM-5 zijn deze definities samengevoegd onder de huidige noemer Autisme Spectrum Stoornis (ASS). De term spectrum staat hierbij voor de diversiteit van de manier waarop autisme zich kan uiten. In de DSM-5 definitie van autisme kan in tegenstelling tot de DSM-4 aangegeven worden of er sprake is van een milde of van een ernstige mate van ASS (Nederlandse Vereniging voor Autisme, 2013).

(12)

In tegenstelling tot de DSM-4 onderscheidt de DSM-5 maar twee hoofddomeinen in plaats van drie. Het gaat om de domeinen beperkingen in sociale communicatie en de aanwezigheid van beperkt, repetitief gedrag. Er is tevens een nieuw criterium toegevoegd, de aanwezigheid van sensorische over- of onder gevoeligheid. Om de diagnose ASS te krijgen dient een persoon te voldoen aan alle drie bovenstaande criteria die vallen binnen het hoofddomein sociale communicatie en aan twee van de vier criteria die vallen onder het hoofddomein beperkt, repetitief gedrag. De laatste verandering in de DSM-5 definitie van autisme is de mogelijkheid om op latere leeftijd de diagnose ASS nog te stellen, ook wanneer er weinig problemen waren in de kindertijd (Spek, 2014).

Verklaringstheorieën autismespectrumstoornissen

Theory of Mind

Theory of Mind (ToM) verwijst kort gezegd naar het totaal aan mentale verklaringen die worden gehanteerd om het eigen gedrag en het gedrag van een andere persoon begrijpelijk te maken. Middels de ToM is een persoon in staat om verbanden te begrijpen tussen waargenomen externe situaties en interne mentale toestanden, waardoor de persoon in staat is om gedrag te voorspellen (Wellman & Lagattuta, 2000). Het verklaren van gedrag in termen van mentale toestanden is een efficiënte en snelle manier om sociale situaties, communicatie en gedrag te begrijpen en te voorspellen. Het toeschrijven van intenties, gevoelens en overtuigingen in het sociale verkeer verloopt bij de meeste personen snel, automatisch en zonder moeite. ToM is daarmee een adaptieve strategie om te komen tot sociaal begrijpen, voorspellen van gedrag en adequate sociale interactie en communicatie (Baron-Cohen, 1995).

Bij personen met ASS ontbreekt het vermogen om deze metaprestaties te vormen, waardoor zij niet of nauwelijks een Theory of Mind kunnen ontwikkelen (Leslie, 1987). Een minder goed ontwikkelde ToM betekent een verminderd vermogen om gedrag van anderen te begrijpen in termen van mentale processen. Gebrekkige ToM-vaardigheden kunnen hierdoor een rol spelen bij de gebrekkige sociale wederkerigheid en sociale en communicatieve problemen die personen met autisme in het dagelijks leven ervaren (Yirmiya, Erel, Shaked & Solomonica-Levi, 1998).

Centrale coherentie

Een andere theorie ter verklaring van de symptomen van een autismespectrumstoornis is de theorie van de centrale coherentie (CC). Door een zwakke drang tot centrale coherentie is bij personen met ASS de waarneming gefragmenteerd, waarbij ze minder gericht zijn op de context, wat een verstoorde betekenisverlening tot gevolg kan hebben. Volgens Happé & Frith (2006) kan de gerichtheid op details bij personen met ASS ertoe lijden dat er ook een tekort in de gedeelde aandacht kan plaatsvinden. Magnee (2008) en Vandenbroucke (2008) ontdekten dat de oorzaak van die gebreken binnen de waarneming ligt, namelijk in afwijkende interacties tussen groepen cellen binnen de visuele schors van de hersenen. De centrale coherentie bestaat dus uit de theorie dat autistische gedragingen vooral beïnvloed worden door een beperkte visuele waarneming, met daarbij tevens beperkte intentionaliteit en symboolvorming (Noens & van Berckelaer-Onmes, 2002).

(13)

Een derde theorie ter verklaring van ASS is de theorie van het executief disfunctioneren. Deze theorie is gebaseerd op vele observaties die zijn gedaan bij personen met ASS. Zo is er een sterke gelijkenis gevonden tussen de problematiek van personen met ASS en personen met frontaal hersenletsel (Damasio & Maurer, 1978). In de huidige wetenschap wordt bij het onderzoeken van executieve functies (EF) bij personen met ASS met name gefocust op de mentale flexibiliteit, planvermogen, inhibitievermogen, impulscontrole, werkgeheugen en het uitvoeren en monitoren van een actie (Hill, 2004).

In meerdere studies is aangetoond dat er sprake is van een inhibitieprobleem bij personen met ASS (Chris et al., 2011; Geurts et al., 2004). Door Happé en anderen (2006) wordt deze conclusie echter tegengesproken. Zij stellen dat er geen sprake is van inhibitieproblemen bij ASS. Deze verschillen in conclusies kunnen worden verklaard vanuit een verschil in operationalisering en definities van inhibitie (Geurts, 2013). Bij inhibitietaken waarbij een in gang gezette respons moet worden afgebroken zijn er bij personen met ASS geen beperkingen gevonden (Adams & Jarold, 2011). Bij taken die een beroep doen op het negeren of onderdrukken van irrelevante informatie wordt er echter een vrij consistent probleem gevonden bij personen met ASS (Chris et al., 2011; Adams & Jarold, 2011). Er is dus sprake van beperkingen op het gebied van inhibitievermogen, maar dit komt enkel tot uiting in het negeren van irrelevante informatie.

Om een zo optimaal mogelijke volgehouden aandacht te hebben, moet irrelevante informatie genegeerd worden. Volgehouden aandacht betreft het vermogen om langdurig de aandacht vast te houden voor een taakverrichting. Dit kan zowel het langdurig richten van de aandacht zijn, als het verdelen van de aandacht betreffen (Kessels et al., 2015). Bij ASS is er vaak sprake van een verminderde volgehouden aandacht, omdat het verminderde inhibitievermogen directe invloed heeft op de mate van volgehouden aandacht.

Aandacht, concentratie en informatieverwerking bij autismespectrumstoornissen

Het begrip aandacht is nauw verweven met de informatieverwerkingsbenadering van de menselijke cognitie. Cognitie betreft de processen waarmee sensorische input wordt getransformeerd, gereduceerd, uitgewerkt, opgeslagen, teruggevonden en gebruikt. Informatieverwerking vindt volgens oorspronkelijke aandachtstheorieën plaats in achtereenvolgende stadia, die ieder een bepaalde hoeveelheid tijd kosten. Het gaat hierbij om vijf stadia, namelijk; het coderen van de informatie, de vergelijking ervan met informatie uit het geheugen, beslissen, responsselectie en de responsuitvoering (Sternberg, 1969). Omdat de capaciteit van het menselijke informatieverwerkingssysteem, met of zonder stoornis, te beperkt is om alle beschikbare informatie te verwerken binnen bepaalde tijdmarges, is de selectie van relevante informatie noodzakelijk. Hierdoor is aandacht dan ook nauw verweven met de snelheid van informatieverwerking. De aandachtscapaciteit verwijst naar de hoeveelheid informatie of mentale processen waaraan een persoon aandacht kan besteden binnen een gegeven tijdsperiode.

Van Zomeren en Brouwe (1994) onderscheiden op theoretisch niveau twee aspecten van aandacht, intensiteit en selectiviteit. Hogere-orde besturing van deze aandachtaspecten wordt aangeduid als executieve controle. Controle is de essentie van het executief functioneren (Logan, 1985). Volgehouden aandacht betreft het vermogen om langdurig de aandacht vast te houden voor een taakverrichting. Dit kan zowel het langdurig richten als het verdelen van de aandacht betreffen (Boelen, Fasotti, Spikman, 2015).

(14)

De term concentratie staat voor hoe lang en hoe intensief iemand zijn aandacht op iets kan vestigen (OPDC, 2010). Er is sprake van concentratie als een persoon blijvend en sterk actief op één onderwerp, situatie, zaak of persoon zijn aandacht richt, met gelijktijdig afsluiten voor externe prikkels (Neer, 1986).

Personen met ASS ervaren problemen binnen de executieve functies van het brein (Ozonoff, Pennington & Rogers, 1991). Ze kunnen hierdoor problemen ervaren in situaties die een beroep doen op gecontroleerde informatieverwerking, bewuste aandacht en intentioneel gerichte aandacht op relevante informatie (Shiffrin & Schneider, 1977). Door een sterke overlap met overige cognitieve functies is het mogelijk dat er ook problemen bestaan op andere gebieden van het cognitief en executief functioneren (Ponds, et al., 2010).

Paardentherapie bij personen met autismespectrumstoornissen

De oorsprong van het paard als therapeutische ondersteuning of leermeester gaat ver terug in de tijd. Het paard speelt in de geschiedenis van de mens een belangrijke rol, door de eeuwen heen heeft het paard diverse posities gevuld op verschillende levensgebieden. Hierbij valt te denken aan het paard als lastdier, als strijddier in oorlogen, als hulpmiddel in de landbouw en als recreatiemiddel ter lering en vermaak van de mens. Bij de oude Grieken was al bekend dat de omgang met paarden in de opvoeding en de persoonlijkheidsontwikkeling een belangrijke rol kon spelen (Nelstein, 2009). Een terugblik op de ontwikkeling van het therapeutisch paardrijden in Europa leert dat er in het begin van de twintigste eeuw al begonnen werd met het onderzoeken van de therapeutische effecten van het paardrijden. In een wetenschappelijke publicatie, gedateerd uit het jaar 1909, wordt door de arts Piekenbach paardrijden aanbevolen voor de versteviging van het skelet, voor soepelere gewrichten, ter bevordering van de eetlust en voor een algehele toename van krachten. Tevens benoemde hij de positieve effecten op psychosomatisch gebied (Nelstein, 2009).

Verklaring voor het gebruik van paarden

Paarden zijn van nature vluchtdieren en prooidieren. Voor prooidieren is het van levensbelang om de omgeving aandachtig in de gaten te houden. Een grote sensitiviteit voor de omgeving en voor de kuddegenoten geeft paarden het vermogen om snel te reageren op potentiële gevaren (Harmonious Contact, 2019). Deze sensitieve alertheid gebruiken paarden ook in de interactie met mensen (Hallberg, 2008). De combinatie van de gevoeligheid van het paard en de manier waarop paarden contact kunnen maken met mensen, maakt paarden geschikt om therapeutische sessies te ondersteunen (Kendall et al., 2014). Paarden beschikken over een grote gevoeligheid voor lichaamstaal (McCormick, 1997), het paard reageert op het handelen en de gemoedstoestand van de cliënt en geeft direct feedback daarop. De feedback van het paard kan het zelfbewustzijn van de cliënt vergroten op het gebied van lichamelijke reacties, emoties en communicatie (Johansen et al., 2014).

Onderzoek naar paardentherapie staat nog in de kinderschoenen. Toch zijn er veel positieve conclusies in de wetenschappelijke literatuur over de effectiviteit van paardentherapie (Lee et al., 2016). Zo is uit onderzoek van Gabriels en collega‟s (2018) gebleken dat bij kinderen en jongeren met ASS de hyperactiviteit en prikkelbaarheid afneemt en sociaal communicatief gedrag toeneemt als gevolg van het therapeutisch paardrijden. Deze effecten blijken bovendien een half jaar na stopzetting van het therapeutisch paardrijden nog steeds meetbaar. Deze resultaten zijn hoopgevend voor de ontwikkeling voor de professionalisering van het werkveld van de door paarden ondersteunde hulp- en dienstverlening.

(15)

Equine Assisted Activities and Therapies

Voor therapeutische doeleinden zijn er verschillende paard-gerelateerde activiteiten ontwikkeld onder de noemer Equine Assisted Activities and Therapies (EAAT) (PATH Intl., 2020). EAAT wordt ingezet bij mensen met syndroom van down, ASS, (traumatisch) hersenletsel, fysieke gezondheidsproblemen en verslavingsproblematiek om motorische vaardigheden, kracht en flexibiliteit en cognitieve vaardigheden te verbeteren (White-Lewis et al., 2017).

Uit een literatuurstudie van Trzmiel en collega‟s (2019) naar EAAT bij kinderen met ASS werd verbetering in de volgende domeinen gezien: sociale betrokkenheid, socialisatie en kortere reactietijd in probleemoplossende situaties. De meta analyse bracht geen statistisch significante verschillen aan het licht voor de onderzochte effecten. De conclusie van hun onderzoek luidt als volgt: “Ondanks de behoefte aan verder, meer gestandaardiseerd onderzoek, laten de resultaten van de onderzoeken die in deze review zijn opgenomen ons concluderen dat EAAT een nuttige vorm van therapie kan zijn bij kinderen met ASS” (Trzmiel et al., 2019).

In een studie van Lanning en collega‟s (2014) worden evaluaties van de kwaliteit van leven gebruikt om de gedragsveranderingen te bepalen van kinderen met de diagnose ASS die deelnamen aan door paarden ondersteunde activiteiten. Gedragsveranderingen van kinderen met ASS die deelnamen aan negen (9) weken durende activiteiten met paarden werden vergeleken met gedragsveranderingen van kinderen die deelnamen aan een niet door paarden ondersteunde interventie. Ouders merkten significante verbeteringen op in het fysieke, emotionele en sociale functioneren van hun kind na de eerste zes (6) weken van EAAT. De kinderen die deelnamen aan het niet door paarden ondersteunde programma vertoonden ook verbetering in gedrag, maar in mindere mate. De gunstige uitkomst van deze studie ondersteunt de voortzetting van programma's die gebruik maken van EAAT bij de behandeling van kinderen met ASS (Lanning et al., 2014).

Equitherapie

In de landen Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland wordt al meer dan dertig jaar equitherapie succesvol toegepast bij kinderen en volwassenen (Nederlandse Stichting Helpen met Paarden – Equitherapie, 2018). De essentie van equitherapie is dat het paard, met zijn specifieke sociale leer- en bewegingsmogelijkheden, meewerkt als co-therapeut. Dit heeft als doel om personen met psychische en/of lichamelijke problemen systematisch te helpen of ze in hun ontwikkeling te bevorderen. In Nederland is de opleiding tot Equitherapeut SHP-E(NL) sinds 2001 beschikbaar.

Equitherapie kan binnen vele doelgroepen ingezet worden. Zo kan het toegepast worden bij kinderen met een autismespectrumstoornis, een vertraagde ontwikkeling, hyperactiviteit, sociale problemen, trauma‟s of hoogbegaafdheid (Nederlandse Stichting Helpen met Paarden – Equitherapie, 2018). Gezien de positieve resultaten van equitherapie op bovengenoemde factoren is het interessant om te onderzoeken of equitherapie een zelfde effect kan hebben op de cognitieve functies volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie, hier is echter nog geen onderzoek naar gedaan.

(16)

2.2 Conceptueel model

In Figuur 1 conceptueel model is een grafische weergave te vinden van dit onderzoek. Binnen de doelgroep personen met een autismespectrumstoornis wordt er gekeken naar de cognitieve functies volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie. Bij personen met ASS zijn deze cognitieve functies beperkt. Door middel van de gekozen interventie paardentherapie is de verwachting dat de cognitieve functies van personen met een autismespectrumstoornis zullen verbeteren. Tevens is de verwachting dat de samenhang tussen de verbeterde cognitieve functies en paardentherapie bewezen kunnen worden.

Figuur 1. Conceptueel model

2.3 Hypotheses

Om antwoord te krijgen op de deelvragen en hoofdvraag worden de volgende hypotheses getoetst.

Deelvraag 1: In hoeverre heeft paardentherapie positieve invloed op de volgehouden aandacht? H0: Er vindt geen verandering plaats op het gebied van volgehouden aandacht bij kinderen met een

autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

Ha: Er vindt een positieve verandering plaats op het gebied van volgehouden aandacht bij kinderen met een autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

Deelvraag 2: In hoeverre heeft paardentherapie positieve invloed op de snelheid van informatieverwerking?

(17)

H0: Er vindt geen verandering plaats op het gebied van snelheid van informatieverwerking bij kinderen met een autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

Ha: Er vindt een positieve verandering plaats op het gebied van snelheid van informatieverwerking bij kinderen met een autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

Deelvraag 3: In hoeverre heeft paardentherapie positieve invloed op het concentratievermogen? H0: Er vindt geen verandering plaats op het gebied van concentratie bij kinderen met een

autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

Ha: Er vindt een positieve verandering plaats op het gebied van concentratie bij kinderen met een autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

Hoofdvraag: In hoeverre heeft paardentherapie invloed op de cognitieve processen van volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en het concentratievermogen bij kinderen in de leeftijd van negen (9) tot zestien (16) jaar met een autismespectrumstoornis?

H0: Er vindt geen verandering plaats op de cognitieve processen van volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en het concentratievermogen bij kinderen in de leeftijd van negen (9) tot zestien (16) jaar met een autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

Ha: Er vindt een positieve verandering plaats op de cognitieve processen van volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en het concentratievermogen bij kinderen in de leeftijd van negen (9) tot zestien (16) jaar met een autismespectrumstoornis na het volgen van paardentherapie.

2.4 Aanzet opzet onderzoek

Meerdere onderzoeken over paardentherapie laten zien dat het een positief effect heeft op verschillende facetten binnen het autismespectrumstoornis. Doordat personen met ASS verminderde cognitieve functies hebben en verschillende onderzoeken naar paardentherapie een positief effect laten zien binnen gedrag en functioneren van personen met ASS, maar hierbij nog geen duidelijke toespitsing is gemaakt naar de cognitieve functies volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie, is er voor gekozen om dit te onderzoeken. Dit onderzoek richt zich er dan ook op of paardentherapie een positief effect laat zien op de cognitieve aspecten volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie bij kinderen met ASS.

(18)

Hoofdstuk 3 Onderzoeksdesign

Dit hoofdstuk geeft een praktische en inhoudelijke verantwoording en uitleg omtrent de onderzoeksmethode. Er wordt aandacht besteed aan de methode, onderzoeksdoelgroep, de meetinstrumenten en de procedure en gebruikte analyses.

3.1 Onderzoeksmethode

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een gecombineerde onderzoeksmethode, bestaande uit zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Dit wordt gedaan om antwoord te krijgen op de gestelde deelvragen.

3.1.1 Kwantitatief onderzoek

Om de variabelen volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie te meten wordt kwantitatief onderzoek uitgevoerd met de diagnostische test d2, waarbij voor de beantwoording van de afhankelijke variabelen uit de deelvragen gebruik gemaakt wordt van de d2 variabelen foutenpercentage, concentratieprestatie en variatie in tempo.

Het kwantitatief onderzoek wordt uitgevoerd als experimenteel onderzoek, bestaande uit een voor- en nameting, uitgevoerd bij zowel een controlegroep als een experimentele groep (Verhoeven, 2014). De onafhankelijke variabele „paardentherapie‟ wordt toegevoegd binnen de experimentele groep. Het doel van het experimentele onderzoek is om het effect van de onafhankelijke variabele „paardentherapie‟ op de afhankelijke variabele „cognitief functioneren‟ te meten. Zie bijlage 2 voor het onderzoeksdesign.

3.1.2 Kwalitatief onderzoek

In aanvulling op het kwantitatieve onderzoek vindt er ook kwalitatief onderzoek plaats. Kwalitatief onderzoek is beschrijvend van aard en richt zich op ervaringen, interpretaties en betekenis (Verhoeven, 2014). Het doel van dit kwalitatief onderzoek is om aanvullende informatie te verschaffen over de afhankelijke variabelen volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie. Dit wordt gedaan aan de hand van interviews met de medewerkers van Zorgboerderij Beumershoek, evaluaties met de deelnemers uit de experimentele groep na afloop van de interventie en observaties bij de deelnemers in de experimentele groep tijdens de interventie.

3.2 Onderzoeksdoelgroep

De onderzoeksdoelgroep bestaat uit twee subgroepen, namelijk; kinderen met een diagnose binnen het autisme spectrum en hulpverleners werkzaam op Zorgboerderij Beumershoek.

3.2.1 Deelnemers met autismespectrumstoornissen

De deelnemers aan het kwantitatieve onderzoek zijn personen die in behandeling zijn op Zorgboerderij Beumershoek in de leeftijd van negen (9) tot zestien (16) jaar. Alle deelnemers hebben een diagnose voor een autismespectrumstoornis. Van de dertig (30) aanwezige personen met een

(19)

autismespectrumstoornis nemen twintig (20) personen (66%) deel aan het onderzoek. Deze steekproefgrootte is gebaseerd op het hoogst mogelijke aantal deelnemers wat mogelijk is met betrekking tot de haalbaarheid en benodigde tijd die dit onderzoek met zich meebrengt.

Alle deelnemers zijn minderjarig. Volgens de algemene Nederlandse wetgeving moet voorafgaand aan het onderzoek toestemming gevraagd worden aan de ouders of voogd van de beoogde deelnemer. De ouder/voogd wordt door de onderzoeker op Zorgboerderij Beumershoek benaderd met een toestemmingsformulier (bijlage 3). Na afgifte van toestemming van ouder/voogd gaat het onderzoek van start.

De deelnemers worden persoonlijk benaderd door de onderzoeker op Zorgboerderij Beumershoek. Alle deelnemers zijn bekend met de onderzoeker en hebben aangegeven het prettig te vinden om samen te werken.

3.2.2 Hulpverleners

De hulpverleners die geïnterviewd worden zijn werkzaam op Zorgboerderij Beumershoek. Er worden van de tien (10) werknemers zes (6) professionele hulpverleners geïnterviewd. Voor deze zes (6) is gekozen omdat zij allemaal fulltime werkzaam zijn op Zorgboerderij Beumershoek.

De hulpverleners worden persoonlijk door de onderzoeker benaderd op locatie van Zorgboerderij Beumershoek of via telefonisch contact.

De hulpverleners binnen Zorgboerderij Beumershoek zijn getraind om de aanwezige kinderen te observeren en weten hoe de kinderen zich normaal gedragen. Hierdoor zijn de observaties van deze hulpverleners van grote waarde voor het onderzoek, aangezien de onderzoeker waarschijnlijk niet in staat is om alle observaties zelf uit te voeren.

3.3 Onderzoeksinstrumenten

Zoals eerder beschreven wordt er binnen dit onderzoek gebruik gemaakt van twee onderzoeksmethoden. In deze paragraaf wordt een scheiding gemaakt van gebruikte onderzoeksinstrumenten binnen elke onderzoeksmethode.

3.3.1 Onderzoeksinstrumenten kwantitatief onderzoek

Voor het kwantitatieve onderzoek wordt gebruik gemaakt van de diagnostische test d2 (Brickenkamp & Oosterveld, 2014). Deze test wordt gebruikt bij klinisch onderzoek en is een instrument om de volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en het concentratievermogen te meten. De componenten van de d2 die uitspraak doen over de in dit onderzoek gemeten constructen volgehouden aandacht, concentratie en snelheid van informatieverwerking zijn als volgt. Het d2 component foutenpercentage (F%) meet het construct volgehouden aandacht, welke gebruikt wordt om antwoord te geven op deelvraag één (1). Het d2 component variatie in tempo (VT) meet de snelheid van informatieverwerking, welke gebruikt wordt om antwoord te geven op deelvraag twee (2). Het d2 component concentratieprestatie (CP) meet het construct concentratie, welke gebruikt wordt om antwoord te geven op deelvraag drie (3). De resultaten van deze test geven informatie over het verloop en niveau van aandacht en concentratie. Dit wordt gemeten met de constructen verwerkingssnelheid, nauwkeurigheid, concentratie en variatie in tempo. De totale score op alle gemeten componenten

(20)

binnen de d2 geeft een woordelijke en visuele eindconclusie, waarbij uit het profiel valt af te leiden wat de snelheid van werken is, of er zorgvuldig of impulsief te werk wordt gegaan of één van de varianten daar tussenin (Hogrefe, 2021).

Door de lage moeilijkheidsgraad is deze test toegankelijk voor de beoogde doelgroep. De testopgaves binnen de d2 test bestaan uit reeksen letters met verticale strepen waarbij in een korte tijd zo veel mogelijk letters „d‟ met exact twee strepen moeten worden weggestreept. Om een vergelijking te maken met een passende doelgroep zal voor de populatienorm van het scoringsprogramma gekozen worden voor Nederlandse kinderen in de leeftijdscategorie van negen (9) tot zeventien (17) jaar.

Om vast te kunnen stellen of er geen sprake is van een leereffect in de tweede meting binnen de experimentele groep zal de d2 ook tweemaal worden afgenomen bij de controlegroep. Beide metingen in beide groepen zullen op dezelfde dag plaatsvinden, zodat interne en externe factoren zo min mogelijk verschillen in beide metingen.

COTAN beoordeling d2 gevalideerde schalen

De COTAN beoordeling voor de hernieuwde versie van de d2 is in het jaar 2012 uitgevoerd. In deze beoordeling is onderzoek gedaan naar uitgangspunten van de testconstructie, kwaliteit van het testmateriaal, kwaliteit van de handleiding, normen, betrouwbaarheid, begripsvalidatie en criteriumvaliditeit (COTAN, 2012). In Tabel 1 zijn de scores van de d2 opgenomen zoals beoordeeld door de COTAN.

Tabel 1

COTAN beoordeling d2 2012

Criterium COTAN beoordeling

Uitgangspunten testconstructie Voldoende Kwaliteit van testmateriaal Goed Kwaliteit van handleiding Goed

Normen Onvoldoende

Betrouwbaarheid Goed

Begripsvaliditeit Voldoende Criteriumvaliditeit Onvoldoende

3.3.2 Onderzoeksinstrumenten kwalitatief onderzoek

Alle interviews binnen het kwantitatieve onderzoek zijn semigestructureerd, waarbij er voornamelijk open vragen worden gesteld met de mogelijkheid tot verdiepende vragen. Een semigestructureerd interview heeft als doel om alle beschikbare informatie zo volledig mogelijk te verzamelen. Voorafgaand aan het onderzoek vindt er een proefinterview plaats om te beoordelen of de vragen passend zijn bij het onderzoek en er voldoende informatie verschaft kan worden over de afhankelijke variabelen volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie.

Het semigestructureerde interview (bijlage 5) voor de professionals van Zorgboerderij Beumershoek bestaat uit tien (10) vragen, welke gebaseerd zijn op de literatuur beschreven in hoofdstuk twee (2). De afhankelijke variabele „volgehouden aandacht‟ wordt uitgevraagd in vraag vier (4). De afhankelijke variabele „concentratie‟ wordt uitgevraagd in vraag één (1). De afhankelijke variabele „snelheid van

(21)

informatieverwerking‟ wordt uitgevraagd in vraag twee (2) en drie (3). De overige vijf (5) vragen dienen om aan het einde van dit onderzoek een passend advies te kunnen geven aan de opdrachtgever. De evaluatie vragenlijst (bijlage 4) voor de participanten binnen de experimentele groep bestaat uit zes (6) vragen. De afhankelijke variabele „volgehouden aandacht‟ en de afhankelijke variabele „concentratie‟ worden uitgevraagd in vraag één (1) en twee (2). De afhankelijke variabele „snelheid van informatieverwerking‟ wordt uitgevraagd in vraag drie (3) en vier (4). Vraag vijf (5) dient om aan het einde van dit onderzoek een passend advies te kunnen geven aan de opdrachtgever.

In aanvulling op de interviews worden er door de onderzoeker aanvullende observaties bijgehouden. Bij deze observaties wordt gericht gekeken naar gedragingen van participanten binnen de experimentele groep die (mogelijk) uitspraak doen over de afhankelijke variabelen volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie. De aanvullende observaties tijdens de interventie worden bijgehouden door de onderzoeker met behulp van een GO PRO Camera. Na de interventie kijkt de onderzoeker deze beelden terug en beoordeelt op basis van aanwezige gedragingen die wat zeggen over de afhankelijke variabelen.

3.3.3 Onderzoeksinstrument statistisch onderzoek

Om de resultaten te analyseren wordt gebruik gemaakt van het programma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS). Dit is een statistisch computerprogramma wat ontwikkeld is voor de sociale wetenschappen. De software helpt bij het verzamelen, invoeren, lezen, bewerken en analyseren van data (Baarda, 2014).

3.4 Procedure

De procedure bestaat uit vijf (5) onderdelen, namelijk: de interventie, afname d2, afname evaluaties, afname interview en observaties.

3.4.1 Interventie

Naar aanleiding van de aanzet onderzoek uit hoofdstuk twee (2) is de volgende procedure opgesteld voor de gestandaardiseerde interventie. De procedure van de interventie bestaat uit vier stappen;

Stap 1:

Er wordt uitleg gegeven aan de deelnemer over wat er gaat plaatsvinden. Dit met als doel dat de deelnemer zich goed kan voorbereiden op het proces.

Stap 2:

Het paard wordt samen met de deelnemer uit het weiland gehaald en naar de poetsplaats gebracht. Hier wordt het paard door de deelnemer verzorgd. Er vinden diverse verzorgingshandelingen plaats zoals het borstelen van het paard en het om doen van een voltigesingel. Een voltigesingel is een band om de buik van een paard met op zijn rug twee handvaten, hieraan kan de deelnemer zich straks tijdens het rijden vasthouden. Vervolgens krijgt het paard een hoofdstel om en wordt er een longeerlijn aan het hoofdstel bevestigd. Wanneer de verzorging van het paard klaar is trekt de deelnemer veiligheidskleding aan en wordt het paard meegenomen naar de rijbak.

(22)

Er wordt uitleg gegeven aan de deelnemer over het opstappen op een paard. Hiervoor kan een krukje worden gebruikt, er kan ook een voetje worden gegeven. Aan de deelnemer wordt gevraagd of hij/zij zo zachtjes mogelijk wil gaan zitten, dit in belang van het paard. Als de deelnemer is opgestegen wordt gevraagd of hij/zij zich goed en veilig voelt op het paard. Als dit wordt bevestigd mag het paard, begeleid door de therapeut, gaan stappen. Hierdoor kan de deelnemer wennen aan de beweging van het paard en kan het paard instappen (warm lopen).

Hierop volgend gaat er gelongeerd worden. Dit houdt in dat het paard aan een lange lijn rondjes om de therapeut loopt, terwijl het paard ook wordt vastgehouden door de therapeut. De therapeut laat het paard overgaan naar een draf. Tijdens het draven wordt de deelnemer door de therapeut gestimuleerd door te vertellen dat hij/zij het goed doet en door tips te geven om goed op het paard te blijven zitten. Na vijftien (15) minutengedraafd te hebben wordt het paard door de therapeut teruggebracht naar de stap. De therapeut gaat vervolgens weer naast het paard lopen en vraagt aan de deelnemer hoe hij/zij zich voelt. Na een korte evaluatie wordt het paard stil gezet. De voltigesingel wordt afgedaan bij het paard. De deelnemer mag nu gaan liggen op het paard met de armen om het paard heen. De cliënt mag vijf (5) minuten zo blijven liggen. De deelnemer mag nu rustig overeind komen en vertellen wat hij/zij hier van vond. De voltigesingel wordt weer op het paard bevestigd. Opnieuw gaat gelongeerd worden en mag het paard weer aandraven, deze oefening neemt tien (10) minuten in beslag. Hierna wordt er weer gestapt. De therapeut gaat weer naast het paard lopen en laat het paard uitstappen. Tijdens het uitstappen wordt er met de deelnemer geëvalueerd hoe hij/zij het rijden heeft ervaren.

Stap 4:

Bij de laatste stap wordt het paard verzorgd. Allereerst wordt er geholpen bij het veilig afstappen van de deelnemer van het paard. Daarna mag de deelnemer het paard meenemen naar de poetsplaats. Hier worden allereerst de longeerlijn en het hoofdstel verwijderd. Het paard krijgt een halster om en wordt door de deelnemer geborsteld. Het paard krijgt na afloop van de deelnemer als beloning een aantal brokken en wordt vervolgens door de deelnemer en therapeut bedankt. Hierna wordt het paard door de deelnemer teruggebracht naar de wei.

3.4.2 Afname d2

De afname van de d2 vindt plaats op Zorgboerderij Beumershoek. De onderzoeker haalt voorafgaand aan het onderzoek de deelnemer op vanaf de locatie binnen de zorgboerderij waar hij/zij zich bevindt. Er wordt een afgesloten en stille ruimte gebruikt waarin weinig afleidende factoren zijn. De deelnemer wordt eerst op zijn/haar gemak gesteld en krijgt ruimte om vragen te stellen. Er wordt gestart met het geven van instructies. Na het ontvangen van de instructies is er voor de deelnemer ruimte om vragen te stellen. Wanneer de uitleg van de test niet duidelijk is wordt dit door de onderzoeker opnieuw uitgelegd. Als de deelnemer aangeeft dat de instructies duidelijk zijn, wordt er een oefenopgave gemaakt. Als deze correct is wordt er gestart met de diagnostische test, deze neemt circa vijf (5) minuten in beslag. Na afronding van de test wordt de deelnemer gevraagd hoe deze de test heeft ervaren. De deelnemer wordt vervolgens door de onderzoeker teruggebracht naar de ruimte binnen de zorgboerderij waar hij/zij op dat moment hoort te zijn.

De deelnemers vullen de d2 test in op papier. Na het invullen wordt het bovenste gedeelte van het formulier verwijderd en kan op het onderliggende vel de ruwe score worden berekend. Deze ruwe score wordt vervolgens in het digitale scoringsprogramma verwerkt, waarin de genormeerde scores en het profiel berekend worden. De testpapieren worden in een afgesloten map bewaard zodat deze niet zijn in te zien voor de volgende deelnemer.

(23)

De totale afnametijd van de d2, inclusief instructies, is circa acht (8) minuten. De totale verwerkingstijd van de scorebepalingen duurt ongeveer twintig (20) minuten (COTAN Documentatie NIP, 2011).

3.4.3 Evaluatie en interview

Het evaluatie gesprek en interview vindt plaats in een stille en afgesloten ruimte waarbinnen weinig afleidende factoren zijn. De onderzoeker legt vooraf kort uit wat het doel van het interview en evaluatie is en hoeveel vragen de deelnemers minimaal kunnen verwachten.

Na afloop van het interview en evaluatie wordt aan de deelnemer gevraagd of deze de gegeven antwoorden nog wil inzien, of eerdere antwoorden nog wil aanpassen of aanvullen. Wanneer dit niet het geval is wordt het interview en evaluatie afgesloten en verlaat de deelnemer zelf de ruimte.

3.4.4 Observaties

Om minderjarige te mogen filmen, is eerst toestemming gevraagd aan de ouders/verzorgers (zie toestemmingsverklaringen bijlage 3). De onderzoeker bevestigt, door middel van een hoofdband, de camera op het hoofd. Hier is voor gekozen zodat de onderzoeker de handen vrij houdt tijdens de interventie. Tevens is hier voor gekozen zodat de deelnemer en het paard samen goed in beeld zijn en het geluid daardoor ook goed wordt opgenomen. Deze beeldmaterialen worden zorgvuldig opgeslagen op een usb-stick. Hierop komt een code te staan zodat niemand anders dan de onderzoeker deze beeldmaterialen kan bemachtigen. Dit om de privacy van de deelnemers zo goed mogelijk te waarborgen. Na het afronden van dit onderzoek wordt zorgvuldig al het beeldmateriaal verwijderd.

3.5 Analyse

Er worden analyses gedaan op de volgende onderdelen: diagnostische test d2, evaluaties, interviews en observaties.

3.5.1 D2

Voor de analyse van de d2 worden de ruwe scores met behulp van het scoringsprogramma van de d2 omgezet in normscores. Er worden zes (6) deelscores berekend, waarvan er drie (3) gebruikt worden in de analyse:

1. F%: Het foutenpercentage. Meet de maat van nauwkeurigheid. Hoe kleiner het percentage fouten, hoe hoger de zorgvuldigheid, prestatiekwaliteit en de nauwkeurigheid bij het maken van de test (meet de volgehouden aandacht).

2. CP: Staat voor concentratieprestatie. Deze wordt berekend door het totaal aantal correcte doorgestreepte tekens min het totaal aantal vergissingen (meet de concentratie).

3. VT: Staat voor variatie in tempo. Deze variabele geeft aan hoe constant of wisselend het werktempo was tijdens het testverloop (meet de snelheid van informatieverwerking).

De volgende analyse methodes worden gebruikt om bovenstaande normscores te analyseren. Om de gemiddelden van twee variabelen voor een enkele groep te vergelijken wordt de Paired-Samples T-Test procedure ingezet. Deze procedure berekent de verschillen tussen de gemiddelde waardes van de twee variabelen of meetmomenten binnen dezelfde groep (Baarde & Dijkum, 2014). Om de

(24)

verschillen in gemiddeldes tussen twee groepen vast te stellen wordt gebruik gemaakt van de Independent T-Test. Voor de variabelen die niet normaal verdeeld zijn wordt gebruik gemaakt van de Wilcoxon Ranks Tests, als het gaat om metingen binnen dezelfde groep en van de Mann Whitney U Test als het gaat om het meten van verschillen in gemiddelden tussen twee groepen (Baarda, 2014).

De normaalverdelingen worden vastgesteld met behulp van de Shapiro-Wilk test of normality (IBM, 2021).

Tevens wordt door de d2 een eindconclusie geformuleerd op basis van de scores op alle onderdelen. Dit is geen numerieke score maar een woordelijke en visuele conclusie die meer verteld over de algehele prestaties op het gebied van aandacht, concentratie, verwerkingssnelheid en nauwkeurigheid. Deze resultaten worden gevisualiseerd in hoofdstuk vier (4) en worden gebruikt ter beantwoording van de hoofdvraag in hoofdstuk vijf (5). De volgende vragen worden geanalyseerd:

 Is er een significant verschil in resultaten binnen de experimentele groep? (score voor therapie, score na therapie),

 Is er een significant verschil in resultaten binnen de controle groep? (resultaten meting 1, resultaten meeting 2),

 Is er een significant verschil in resultaten tussen de experimentele groep en de controle groep? (resultaten meting 1, resultaten meting 2).

3.5.2 Evaluaties en interviews

De evaluaties en interviews worden getranscribeerd. Om de evaluaties en interviews te kunnen scoren, zijn deze omgezet in codes (zie bijlage 6 Tabel 1 en 2). Eén (1) staat voor herkend, nul (0) voor niet herkend en negenennegentig (99) voor geen antwoord. Door middel van een handmatige frequentie analyse kan worden nagegaan of er een verandering is opgemerkt op volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie.

De transcripties worden niet weergegeven in de bijlage omdat de antwoorden vertrouwelijk zijn en niet terug mogen worden herleid naar een cliënt. De transcripties zijn wel op te vragen bij de onderzoeksleider om deze in te zien.

3.5.3 Observaties

De observaties worden geanalyseerd aan de hand van het beeldmateriaal. Er wordt gekeken naar volgehouden aandacht, snelheid van informatieverwerking en concentratie. Deze kunnen worden herkend, niet herkend, of er kan geen duidelijk antwoord gegeven worden. Voor de codering zie bijlage 6 Tabel 3.

(25)

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het kwalitatief en kwantitatief onderzoek weergeven. Dit wordt gedaan met behulp van tabellen en tekst. In paragraaf één worden de demografische gegevens, uitvoering en responses gerapporteerd. Hierop volgend worden per deelvraag de resultaten gerapporteerd welke doormiddel van analyses zijn verkregen. In bijlage 8 zijn alle tabellen met resultaten te vinden. Het onderzoek is uitgevoerd zoals in hoofdstuk drie (3) is beschreven.

Demografische gegevens

In totaal hebben twintig (20) personen deelgenomen aan het onderzoek. De deelnemers zijn voor het onderzoek opgesplitst in een controlegroep (N=10) en een experimentele groep (N=10). De deelnemers binnen de experimentele groep hebben deelgenomen aan de interventie paardentherapie en twee metingen van de d2. De deelnemers van de controlegroep hebben enkel deelgenomen aan twee metingen van de d2. De deelnemers zijn persoonlijk benaderd op Zorgboerderij Beumershoek. De ouders van de deelnemers hebben schriftelijke toestemming verleend om hun kind te betrekken in het onderzoek. In Tabel 2 is een overzicht te vinden van de demografische gegevens van de deelnemers.

Tabel 2

Gegevens geslacht, leeftijd, opleiding

Controlegroep Experimentele groep

Aantal 10 10 Gemiddelde leeftijd 12 13 Opleiding Basisonderwijs 6 5 Middelbaar onderwijs 4 5 Geslacht Man 4 5 Vrouw 6 5

Uitvoering en responses

Interventie

Bij de interventies hebben alle deelnemers deelgenomen (N=10). Elke deelnemer heeft succesvol mee kunnen doen aan de interventie.

Evaluatie onderzoek

Bij de deelnemers van de paardentherapie (N=10) heeft iedereen deelgenomen aan het evaluatie onderzoek. De deelnemers van het evaluatieonderzoek hebben alle vragen beantwoord. In bijlage 7 Tabel 4 vindt u het overzicht van de scoring per vraag opgedeeld in de componenten van de deelvragen.

Interview professionals

Er zijn acht (8) professionals, werkzaam op Zorgboerderij Beumershoek, benaderd voor deelname aan het interview. Hiervan hebben zes (6) professionals deelgenomen aan het interview. Al deze

(26)

professionals zijn fulltime werkzaam op Zorgboerderij Beumershoek. De professionele hulpverleners (N=6) hebben niet alle vragen kunnen beantwoorden. Dit omdat de professionals sommige onderdelen niet goed genoeg hebben kunnen observeren. In bijlage 7 Tabel 5 vindt u het overzicht van de scoring per vraag opgedeeld in de componenten van de deelvragen.

Observaties

De deelnemers in de experimentele groep (N=10) mochten allemaal gefilmd worden. In bijlage 7 Tabel 6 vindt u het overzicht van de scoring per vraag opgedeeld in de componenten van de deelvragen.

Resultaten d2 metingen

De d2 is tweemaal uitgevoerd op de controlegroep (N=10) en de experimentele groep (N=10). In Tabel 3 vindt u de gemiddelde scores per meting per d2 component voor de controlegroep en de experimentele groep.

Tabel 3

Gemiddelde scores componenten d2 metingen

Meting 1 Meting 2

Controlegroep (con)

Totaal aantal tekens (Tn_1) 47 50 (+3)

Totaal aantal fouten (F_1) 45 47 (+2)

Foutenpercentage (F_1_A) (Aandacht) 43 48 (+5) Gecompenseerd aantal tekens (Tn_F_1) 44 50 (+6) Concentratieprestatie (CP_1) (Concentratie) 41 49 (+8) Variatietempo (VT_1) (Informatieverwerking) 44 45 (+1) Experimentele groep (exp)

Totaal aantal tekens (Tn_2) 42 54 (+12)

Totaal aantal fouten (F_2) 44 54 (+10)

Foutenpercentage (F_2_A) (Aandacht) 43 57 (+14) Gecompenseerd aantal tekens (Tn_F_2) 41 51 (+10) Concentratieprestatie (CP_2) (Concentratie) 42 53 (+3) Variatietempo (VT_2) (Informatieverwerking) 50 47 (-3)

Tussen de controlegroep (M=43.8, SD=7.0) en de experimentele groep (M=43.8, SD=3.9) zijn in de nulmeting geen significante verschillen aangetroffen(zie bijlage 8 Tabel 10).

Er is met de Shapiro-Wilk test of normality onderzocht of de data van de d2 een normale verdeling heeft om te bepalen of aan de assumpties kan worden voldaan van de T-test. De data van meting 1 en meting 2 voor de d2 componenten zijn over het algemeen normaal verdeeld. De gegevens van CP voor meting 1 van de experimentele groep zijn niet normaal verdeeld (p=.022). De gegevens van F binnen meting 2 van controlegroep zijn ook niet normaal verdeeld (p=.015) (zie bijlage 8 Tabellen 7, 8 en 9).

Resultaten deelvraag 1: In hoeverre heeft paardentherapie invloed op de

volgehouden aandacht?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Similarities between Anita Brookner and Barbara Pym were noted for the first time in reviews of Brookner's second novel, Providence. Pyrn and Brookner have

The measured heat conductance (the ratio of measured heat flow to the frontal area and temperature difference between the heater and the heat sink) of the heat switch for

Hoe heeft u voor het eerst van het team gehoord of er jets van gemerkt?... Wanneer hoorde u voor het eerst van

Zoals verwacht, is het beeld van de groep die de leergang (nog) niet heeft gevolgd over de ideale manier van beleidsontwikkeling voor het grootste deel gevormd door termen

In 2003 hebben de Universiteit van Ottowa, Canada en de Universiteit van Queensland, Australië in een samenwerkingsproject onderzocht welke eigenschappen en

We have introduced an automatic detection method for the detection of small traumatic brain hemorrhages in TBI patients using a computer-generated average CT.. Our automatic detec-

In de onderstaande paragrafen worden de mogelijke effecten van de ingreep behandeld op verschillende delen van het Eems-Dollard systeem: de hoofdgeul en de Unterems, de Dollard

Experiments, in the context of the case study, seem to have particular opportunity in influencing local pathways towards sustainable change in instances that they are