• No results found

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands · dbnl"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

des vaderlands

Pieter Hermanus Klaarenbeek

bron

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands.

Z.p., 1824

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/klaa004jand01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

Jan de Lapper

Te Haarlem bij de Melkbrug, op den hoek van het Spaarne en de Hoogstraat, staat een huis, waarin thans een logement wordt gehouden, en dat onder den naam van

‘De zwarte hond’ bekend is. In den gevel van dat huis is een hardsteen gemetseld, en daarop staat het volgende opschrift:

MDCLII

VOOR DIT HUIS OEFENDE

JAN DE LAPPER

ZIJN EENVOUDIG HANDWERK EN VERHIEF ZICH DOOR BELEID EN MOED TOT SCHEEPSBEVELHEBBER EN IS STRIJDENDE VOOR HET VADERLAND DEN HELDENDOOD GESTORVEN.

1824.

P.H.K.

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

(3)

Van dien Jan Barends heeft Frans Hals een portret geschilderd, een portret, waarin het genie van dien schilder spreekt. Zie hem dáár, dien

schoenlapper-scheepsbevelhebber, leunende op de vensterbank van zijn potkast, zijn grove hand rustende op de plank; een lang glas staat vóór hem, en hij lacht, zijn oogen lachen, alle spieren van zijn gelaat lachen, en zijn groote vilten hoed met breeden rand staat scheef op zijn hoofd. Frans Hals moet dit portret geschilderd hebben in een vroolijke luim, misschien dronk hij wel mede uit dat groote glas; het is een portret uit enkele penseelstreken bestaande, maar die enkele streken drukken het leven uit. Op den muur achter Jan Barends staat het monogram van Frans Hals, een F en een H saamverbonden.

De geschiedenis van Jan Barends is bekend, ten minste te Haarlem. Men vertelt, dat hij als schoenlapper den kost verdiende, zittende in den potkast van de Zwarte Hond; dat hij in den oorlog tegen Engeland onder den admiraal Tromp dienst nam op een oorlogsschip; dat hij door zijn moedig en dapper gedrag het bevel kreeg over het schip, waarop hij als bootsman diende; dat hij na het eindigen van dien oorlog naar Haarlem in zijn potkast terugkeerde en weer ging zitten schoenen lappen en dat hij bij het weder uitbreken van den oorlog als bevelvoerder op een oorlogsschip werd aangesteld, en eindelijk in een zeegevecht den heldendood sneuvelde.

De Heer P.H. Klaarenbeek, een vermogend inwoner van Haarlem, en tevens letterkundige, liet op eigen kosten in het huis van Jan de Lapper den boven beschreven steen plaatsen, en verheerlijkte 's mans nagedachtenis met het volgend gedicht, waarin de daden van dezen zonderlingen zeeheld bezongen worden.

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

(4)

Lotgevallen van Jan Barends of Jan de Lapper.

Wien 't hart voor Land en vrijheid klopt, Bezoek' de Stad aan 't Sparen, En blijv' dan aan de Melkbrug staan,

Om 't hoekhuis aan te staren.

In 't pothuis van Den Zwarten Hond Daar zat Jan Barends binnen, Om met zijn schoenenlapperswerk

Den sobren kost te winnen.

Doch ging de trom voor 't zeevolk rond, Tot wreking van 's Lands rechten, Dan smeet hij elst en pikdraad weg,

Om voor het Land te vechten.

Hij had als schie- en bootsman reeds, Bij onderscheiden tochten,

Zelfs eens aan boord van d' Admiraal, Met leeuwenmoed gevochten.

Wanneer voor 't eerst het oorlogsvuur Met Eng'land was aan 't blaken, Deed meester JAN terstond zijn best Om weêr aan boord te raken.

JAN kwam aan boord bij een' kaptein, Die wel met titels pronkte,

Maar wien geen moed noch heldenvuur Zijn koude borst ontvonkte.

De slag gaat aan, hij wil terug, Maar kan niet, wijl de Britten, Naar wie de wind hem telkens voert,

Hem op de tabberd zitten.

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

(5)

Bloô Jan, doô Jan, zoo was 't ook hier;

Kaptein en luit'nant sneven;

En nu riep ieder: 't Is gedaan!

Wij moeten 't overgeven.

Dat stut ik, neen! roept onze Jan, 't Zal nu eerst recht beginnen!

Ik ben Kaptein! komt, makkers, komt!

Wij sterven of verwinnen.

Hij neemt de lont en vliegt naar 't kruit;

Hij zegt hier helpt geen beven;

Vreest gij den dood van 's Britten hand, Deez' lont zal u doen sneven!

Neen, meester JAN! wij volgen u!

Roept elk der oorlogsbonken, Weldra is ook het eerste schip

Reeds naast hen weggezonken.

Dat 's nommer een, zegt JAN, welaan!

Een ander weêr bekeken!

En spoedig is ook 't tweede schip Onttakeld afgeweken.

Nu was de slag alras beslist;

De Britten gingen strijken, En lieten aan de vloot van TROMP

Den achtersteven kijken.

TROMP had deez' heldendaad gezien;

Hij dacht niet aan den Lapper, En zegt: hoe komt die laffe bloed

In dit gevecht zoo dapper?

Hij seint de Kapiteins aan boord, Hij ziet de sloepen komen,

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

(6)

En heeft er in de plaats van BRONK, JAN BARENDSE vernomen.

Wat 's dat! zegt hij; hoe, meester JAN!

Ik vraagde bij mijn seinen

Geen Bootsliên of geen Schieman, neen, Maar wel de Kapiteinen.

Mijnheer! zegt JAN, dat gij mij ziet, Is bij mijn ziel geen wonder;

Mijn laffe baas voer met zijn maat Ten eerste naar den donder.

Zijn schip ging haast denzelfden weg, Toen kwam ik op de proppen, En ging Monsieur den Engelschman

Eens afgedrommeld kloppen.

Want de eerste zoop het pekelnat, De tweede die ging schuiven;

En 't was hun tijd, Heer Admiraal, Of 'k hield hen in mijn kluiven.

En hadt gij niet ‘holla’ geseind, Mijnheer ik wil u zweren, Ik ging het oude bullenhok

Nog andre sprongen leeren.

Gij hebt, zegt TROMP, een plaats verdiend Bij andere Kapiteinen;

De dapperheid gaf u het recht, Om bij hen te verschijnen.

Reeds drijft de vloot naar Texel heen, Waar 't volk aan wal moet stappen En JAN, als ware er niets gebeurd,

Ging weer aan 't schoenenlappen.

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

(7)

De roem van zulk een stout bestaan Heeft dra door 't Land geklonken;

Toen heeft den staat den braven man Erkentelijk beschonken.

Een gouden keten om den hals, Met nog vijfhonderd ponden;

Nooit had zich onze meester JAN In zulk een staat bevonden.

Hij koopt zijn leer en voorraad thans, Een Zondagspak daarneven, En heeft zich met zijn halssieraad

Gestaâg ter kerk begeven.

De Britten, nog niet afgeschrikt, Herstellen hunne krachten, En liggen weêr in 't ruime sop

Op Hollands vloot te wachten.

TROMP trok door Haarlem naar den Haag, Om orders af te halen;

Maar de opgehaalde Melkbrug doet Hem voor JAN's pothuis dralen.

JAN ziet en groet den Admiraal;

Wat zien zegt TROMP, mijn oogen!

Zijt gij, o dappre oorlogsheld Niet weêr aan boord gevlogen?

Ik ben, mijnheer! als Kapitein, Sprak JAN, teruggekomen:

En, kort en goed! geen andre rang Wordt door mij aangenomen.

Zacht, zacht wat! zegt nu de Admiraal, Als Luit'nant zal 't wel schikken. -

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

(8)

Neen! zegt JAN, om den drommel niet!

Kaptein! of - schoenen flikken.

En nauwlijks is de derde dag Na dit gesprek vervlogen, Of JAN is op een opontbod

Reeds naar den Haag getogen.

Hij treedt op 't fierst de raadzaal in, Om 't heuglijk nieuws te hooren, Dat hem 't gebied eens oorlogschips

Op 't eervolst is beschoren.

Nauw heeft Jan Barends die maar, Die blijde maar! vernomen, Of roept: Mijnheer de Engelschman

Zal van den duivel droomen!

En van dit tijdstip af is Jan De steun van TROMP gebleven, En menig dapper Engelschman

Moest voor den Lapper beven.

Hij heeft als vaardig Kapitein, In onderscheiden tochten,

Voor de eer en 't heil van 't vaderland Met leeuwenmoed gevochten.

In 't eind heeft hij den heldendood Op 't bed van eer gevonden;

Een schot, een heilloos schot, helaas!

Heeft hem naar God gezonden.

Achter dit gedicht is de volgende aanteekening geplaatst: ‘Het geval, in de vorenstaande verzen vermeld, heeft plaats gehad in den Engelschen oorlog.

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

(9)

Het pothuis, waarvan gesproken is, is onlangs afgebroken.

De Zwarte Hond staat nog in den gevel van het huis.

Uit eene gedurige overlevering is zijne gedachtenis aldaar bewaard gebleven. Het behelst, dat Jan Barends des Zondags zeer deftig in zijn' zwarten rok, den gouden ketting met den penning er aan om den hals, naast zijne vrouw naar de kerk stapte.

Toen de brief uit den Haag kwam, om hem derwaarts te ontbieden, liet hij dezelve door iemand lezen; na den inhoud verstaan te hebben, liep hij naar zijne vrouw, en zeide; Wijf, de Zondagsrok en de medaille hebben afgedaan! en zoo ging hij dadelijk op reis.

Van zijne verdere bedrijven in den eersten oorlog met Engeland is niets bekend.

Men vindt zijnen naam in het Leven van den Admiraal Tromp, bl. 99 en wel als Kapitein van een fregat van 44 stukken, bij de Vloot die in het jaar 1658 naar Dantzig stevende. Hij diende in de volgende tochten met roem en een' gelukkigen uitslag, totdat hij eindelijk, in den tweeden oorlog met Engeland een' arm verloor. Nog vol moed zijnde, liet hij zich aan den mast binden, en moedigde zijne schepelingen zoo lang aan, totdat een heillooze kogel zijn hoofd wegnam.’

Pieter Hermanus Klaarenbeek, Jan de Lapper. Een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lourens Penning, De held van Spionkop.. Hij snelde met zijn manschappen naar buiten, naar de schuur, en op dit oogenblik was in het woonvertrek niemand aanwezig dan Potgieter, die

Lourens Penning, De watervloed. Een verhaal van den Sint-Elizabethsvloed.. Terwijl de zwarte Wouter voort roeide naar Almstein, worstelden de opvarenden der gekantelde boot met

Eduard Gerdes, Uit de duinen. Een verhaal uit den Spaanschen tijd.. hem kon opmonteren. Martijn, ik zeide het u reeds, had een stug gemoed en een onverschillig wezen. Het was

V. van Gisbergen, De hoeve van Aptonga. Verhaal uit den tijd van den H. Cyprianus, bisschop van Carthago.. volgen.’ En toen hij aldus gesproken had, werd zijn hoofd van het

cordeert, en geoctroyeert hebben, consenteeren, accordeeren, en octroyeeren haar by deezen, dat Zy, geduurende den tyd van Vyftien eerst Agtereenvolgende Jaaren, de Werken, die

[25] Ende waren in ghedaen commen/ omme Janne/ Jacobe/ ende [26] Pietren/ ute doen gane/ ende te priveerne/ watter of es/ ne [27] weetic niet/ ende ic ne wille daer of gheen

's Nachts komt de roode vos daar aan En achter hem de wijze haan, Die draagt een blaker in zijn bek, Want 't is zoo donker op die plek En toch ziet hij graag alles goed, Ook hoe de

Vlaenderen, jn welcke, om jonste, die hij daertoe heeft, hij gheresideert heeft ende hem daerjn meer ghehouden dan jn eenich van sijne andere landen, ende boven al ghemint,