• No results found

[Uitzending 894: Ezechiël 33:1 t/m 33]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 894: Ezechiël 33:1 t/m 33]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 894: Ezechiël 33:1 t/m 33]

Elf jaar lang zat Ezechiël nu al tussen de eerste groep weggevoerde ballingen in Babel. Al die tijd had hij feitelijk niets anders doorgegeven dan profetieën over Gods oordeel over Israël, Jeruzalem en de volken. Tegen de ballingen moest hij zeggen: nee, jullie gaan binnenkort niet naar huis. Jeruzalem en de tempel zullen verwoest worden. De toorn van de HERE is niet te keren. Zelfs het machtige Egypte kan daar niets aan veranderen. Wie het beleg en de verovering van Jeru- zalem overleven, worden ook als ballingen weggevoerd naar Babel.

Het laatste jaar had de profeet zelfs helemaal geen boodschap van de HERE mogen doorgeven. In Ezechiël 24 vers 26 en 27 had de HERE hem bevolen: Op diezelfde dag dat de ooggetuigen vanuit Jeruzalem aankomen in Babel, om te vertellen dat Jeruzalem is gevallen, zal de profeet Ezechiël zijn stem terugkrijgen om met zijn medeballingen te kunnen praten.

En toen, op een zekere dag, gebeurde het! Ezechiël 33 vers 21: In het 12de jaar van onze ballingschap, op de 5de dag van de 10de maand, kwam een van hen die uit Jeruzalem waren ontsnapt, mij vertellen dat de stad was gevallen.

Alle profetieën over de val van Jeruzalem en de tempel waren uitgekomen. De vervulling van de profetieën die Ezechiël van de HERE had ontvangen bevestig- den dat Ezechiël een ware profeet van God was. Dit moment moet voor de pro- feet, die in Babel weduwnaar was geworden, een geweldige bemoediging zijn geweest. De verkondiging van de woorden van de HERE - de ondergang van Jeruzalem en de tempel - hadden een hoge prijs van Ezechiël gevraagd, het kostte hem zijn vrouw. Maar op de dag dat een van hen uit Jeruzalem Ezechiël vertelde dat Jeruzalem was gevallen, brak ook de grote ommekeer aan in de pro- fetische bediening van Ezechiël. Vanaf Ezechiël 33 t/m 48 mag de profeet het komende herstel van Israël aankondigen, 15 hoofdstukken over de stralende toe- komst van Israëls herstel. Zeker, ook daarin zijn ernstige en donkere woorden te vinden, maar die staan in het grote kader van Gods plan met Zijn eigen volk Israël. De HERE zal een eind maken aan de ballingschap en Zijn volk terugbren-

(2)

Ezechiël 33 vers 1 t/m 4: Opnieuw ontving ik een boodschap van de HERE.

Hij zei: Mensenzoon, vertel uw volksgenoten: Als Ik een leger ten strijde laat trekken tegen een land, moeten de inwoners van dat land een wachter aan- stellen. Wanneer hij het leger ziet komen en alarm blaast om hen te waar- schuwen, is ieder die het alarm hoort maar er geen acht op slaat, zelf

schuldig als hij sterft. Met hoofdstuk 33 begint een nieuw gedeelte in het Bijbel- boek Ezechiël. Net als bij zijn roeping tot profeet in Ezech.3 (vs.16-21) wordt de profeet in Ezech.33 aangesteld als wachter over het volk Israël. Opnieuw ont- vangt Ezechiël de dubbele opdracht om de goddeloze te waarschuwen dat hij zich moet bekeren en dat de HERE geen lust heeft in de dood van de goddeloze.

In Ezechiël 18 vers 23 vraagt de HERE: Denkt u dat Ik de goddeloze graag zie sterven? Juist niet! Ik wil alleen dat hij zich bekeert, zijn goddeloze wegen verlaat en leeft. Daarnaast moet de profeet met grote nadruk handhaven dat de HERE zowel tegenover rechtvaardigen als goddelozen rechtvaardig handelt. Hij beoordeelt ieder naar zijn daden (vs.20). Dit laatste staat tegenover de beschul- diging van de ballingen die zeggen: dat de HERE niet rechtvaardig is.

Een wachter is iemand die op de muren van een stad op wacht staat om, bij na- derend onheil of vijanden, te waarschuwen (bv. 2Kon.9:17). Het waarschuwen gebeurde door te blazen op een bazuin en als het alarmsignaal klinkt is iedereen die het hoort zelf verantwoordelijk om er iets mee te doen.

Ezechiël 33 vers 5 en 6: Want hij hoorde de waarschuwing, maar wilde niet luisteren, het is dan zijn eigen fout. Als hij wel op het alarm had gereageerd, had hij zijn leven kunnen redden. Maar als de wachter de vijand in de gaten krijgt en geen alarm slaat om de mensen te waarschuwen, is hij verantwoor- delijk voor hun dood. Zij zullen in hun zonden sterven, maar hun dood zal Ik de wachter aanrekenen. In het luisteren naar het alarmsignaal ligt voor de hoor- ders een kans op redding. Maar als de wachter zijn plicht niet doet en in slaap valt als hij wacht moet lopen, is hij verantwoordelijk voor de dood van de mensen.

(3)

De woorden ‘zij zullen in hun zonden sterven’ laat zien dat de persoonlijke schuld van de niet gewaarschuwde persoon, niet door de nalatigheid van de wachter

wordt weggenomen. Dit gold ook voor de bediening van Ezechiël, dat had de HERE hem in Ezech.3:18 al duidelijk gemaakt.

Ezechiël 33 vers 7 t/m 9: Mensenzoon, Ik heb u aangesteld als wachter over het volk Israël, luister daarom naar wat Ik zeg en waarschuw het namens Mij. Als Ik tegen de goddeloze zeg: U zult sterven! en u waarschuwt hem niet dat hij zich moet bekeren, zal hij vanwege zijn schuld sterven. Maar Ik zal u verantwoordelijk stellen voor zijn dood. Als u hem echter waarschuwt en zegt dat hij zich moet bekeren en hij doet het niet, zal hij sterven vanwe- ge zijn zonden. Maar u hebt uw leven dan veiliggesteld. De verzen 7 t/m 9 zijn vrijwel gelijk aan de woorden die we lazen in Ezech.3:17 t/m 19.

Ezechiël 33 vers 10 t/m 14: Volk van Israël, u zegt: Onze zonden drukken zwaar op ons, wij kwijnen weg door schuldbesef. Hoe kunnen wij nog leven? Zeg hun: Zo waar Ik leef, zegt de Oppermachtige HERE, de dood van de goddeloze doet Mij geen genoegen. Integendeel, Ik wil graag dat de god- deloze zijn zonden de rug toekeert en in leven blijft. Bekeer u van uw godde- loosheid, want waarom zou u sterven, Israël? Want de goede werken van een rechtvaardig man zullen hem niet redden als hij gaat zondigen en de zonden van een slechte man zullen hem niet vernietigen als hij zich bekeert en berouw toont. Ik heb gezegd dat een rechtvaardig mens zal blijven leven.

Maar als hij zondigt en daarbij verwacht dat zijn vroegere goedheid hem zal redden, zal aan geen van zijn goede daden aandacht worden besteed. Ik zal hem juist om zijn zonden laten sterven. En als Ik een goddeloze waarschuw dat hij zal sterven en hij bekeert zich dan van zijn zonden en doet wat goed en rechtvaardig is… dan zal hij zeker leven. Hij zal niet sterven. Het optimisme van de ballingen is omgeslagen in troosteloze vertwijfeling.

(4)

Vóór de val van Jeruzalem waren zij van mening dat de onheilsprediking van Ezechiël nooit waar kon zijn, omdat de HERE nooit Zijn woonplaats in Jeruzalem zou verlaten. Maar nu, na de val van Jeruzalem zijn de profetieën van Ezechiël bevestigd. Zwaar voelen de ballingen de last van hun zonden en schuld. Zij zien geen uitkomst meer en verwachten niets anders dan te zullen wegkwijnen onder de straf van de HERE (Ezech.4:17;24:23;Lev.26:39). Dan klinkt de genadebood- schap van de HERE:

Ik wil graag dat de goddeloze zijn zonden de rug toekeert en in leven blijft.

De ballingen hoorden deze boodschap niet voor het eerst (Ezech.18:23,30-32).

De woorden van de HERE zijn nu veel sterker dan in Ezech.18. De HERE verze- kert hen, dat iedere zondaar, die met een berouwvol en gelovig hart zich tot Hem bekeert, door Hem in genade zal worden aangenomen. De HERE zegt: En als Ik een goddeloze waarschuw dat hij zal sterven en hij bekeert zich dan van zijn zonden en doet wat goed en rechtvaardig is… dan zal hij zeker leven.

Maar, wat is goed en rechtvaardig?

De HERE zegt het in Ezechiël 33 vers 15 en 16: als hij het onderpand terug- geeft aan degene die van hem heeft geleend, het gestolene teruggeeft en een eerlijke weg bewandelt zonder te zondigen, dan zal hij zeker leven. Hij zal niet sterven. Geen van zijn vroegere zonden zal hem worden aangere- kend. Omdat hij zich heeft bekeerd tot het goede, zal hij in leven blijven. Net als in Ezech.18 (vs.21-32) verzekert de HERE ook hier (in vs.12-16) dat de recht- vaardige zich niet moet verbeelden dat hij met goede werken, latere zonden kan bedekken. Daar tegenover staat dat een zondaar die zich oprecht bekeert, niet bang hoeft te zijn dat de HERE hem toch nog zal veroordelen om vroegere zon- den. De handelingen die worden genoemd geven blijk van een veranderde levenshouding. Goede daden kunnen een mens niet redden, maar het leven van een gered mens (door Jezus Christus) kenmerkt zich wel in rechtvaardig hande- len (Ef.2:10;Jak.2:14-17). Rechtvaardig handelen houdt ook in dat zonden en za- ken die nog goed gemaakt kunnen worden, ook worden goedgemaakt.

(5)

Ter illustratie kunnen we hierbij denken aan de geschiedenis van Zacheüs in Lu- cas 19.

Ezechiël 33 vers 17 t/m 20: Toch beweert uw volk dat de HERE niet recht- vaardig is. Maar het probleem is dat zij niet rechtvaardig zijn. Want, Ik her- haal het nog één keer, als een rechtvaardig man gaat zondigen, zal hij ster- ven. Maar als de goddeloze zich bekeert van zijn goddeloosheid en goed en rechtvaardig gaat handelen, zal hij leven. Desondanks zegt u dat de HERE niet rechtvaardig is. Maar Ik zal ieder van u beoordelen naar zijn daden.

Naast het sombere besef, dat Israël te zwaar gezondigd had om genade te vin- den, leefde ook nog de gedachte, dat de HERE in Zijn straffen niet rechtvaardig handelde. Dat deze gedachte leefde onder de ballingen maakt duidelijk dat het de weggevoerde Israëlieten aan oprechte verootmoediging ontbrak (Ezech.18:29).

Israël denkt dat de HERE handelt als een grillige tiran. Dezelfde voorstelling had- den de heidenen van hun goden. Zij dachten de goden tevreden te stellen met offers en geschenken, maar dat veranderde niets aan hun manier van leven. Het is niet zo dat onze ‘zonden’ door de HERE worden afgewogen tegen onze ‘goede werken’. De HERE maakt Israël – en ook ons – duidelijk dat Hij zich, zowel in Zijn straffen als in Zijn vergeven door strikte rechtvaardigheid laat leiden. In beide ge- vallen wordt Gods handelen ten volle gerechtvaardigd door de houding die een mens aanneemt tegenover de wet van de HERE. In Ezechiël 18 maakt de HERE dat duidelijk. Is de HERE niet rechtvaardig als Hij Zich houdt aan de vooraf aan- gekondigde sancties bij overtreding van Zijn wetten?

De HERE vraag aan Zijn volk Israël: Luister naar Mij, volk van Israël. Ben Ik onrechtvaardig of bent u dat? (Ezech.18:25). Toch blijven de Israëlieten vol- houden dat de HERE onrechtvaardig is! Och volk van Israël, ú bent on- rechtvaardig, niet Ik. Ik zal ieder van u oordelen, Israël, en ieder voor zijn ei- gen daden belonen of straffen. Houd op met zondigen, nu u er nog de gele- genheid toe hebt, anders zult u omkomen! (Ezech.18:29 en 30). De HERE is

(6)

Als een gevallen mens zich tot God keert zal Hij hem of haar redden. In het NT, in 1 Petrus 3 vers 12 lezen we: De HERE let op de mensen die doen wat Hij wil en Hij luistert naar hun gebeden, maar Hij wil niets te maken hebben met mensen die slechte dingen doen.

Ezechiël 33 vers 21 t/m 24: In het 12de jaar van onze ballingschap, op de 5de dag van de 10de maand, kwam één van hen die uit Jeruzalem waren ont- snapt, mij vertellen dat de stad was gevallen. Nu was ik de avond ervoor door de kracht van de HERE overweldigd en Hij had mijn mond weer geopend, zodat ik weer kon spreken tegen de tijd dat de man aankwam.

Toen kreeg ik deze boodschap van de HERE: Mensenzoon, de mensen in de verwoeste steden van Israël zeggen nog steeds: Abraham was maar alleen en toch wist hij het hele land in bezit te nemen! En wij zijn met veel meer mensen, dus het móet ons lukken het land te heroveren! Ezechiël heeft de boodschap van de val van Jeruzalem ontvangen, nu kan hij weer vrijuit spreken en geldt de restrictie uit Ezech.24:27 niet meer. Hij is een levend voorbeeld dat wat de HERE zegt, zeker zal gebeuren. In de verzen 21 t/m 33 volgen nu een tweetal profetieën, waarvan de eerste de ongegronde verwachting ontzenuwt van Israëlieten die in het verwoeste land zijn achterbleven en de tweede de ballingen bestraft die wel willen horen wat de HERE zegt, maar weigeren er naar te leven.

In vers 24 lazen we dat er mensen in het verwoeste land Israël zijn overgebleven.

Het grootste deel van het volk is weggevoerd (2Kon.25:12,22;Jer.39: 10;40:5vv.).

In plaats dat deze overgeblevenen zich verootmoedigen onder het oordeel, dat de HERE over Jeruzalem en Juda had gebracht, waren zij van mening dat zij een bijzondere aanspraak op de zegen van de HERE konden maken. Waren zij niet door de loop van de gebeurtenissen tot bezitters van het land geworden? En mochten zij niet verwachten, dat de HERE, die dit land eenmaal aan de toen nog kinderloze Abraham had gegeven, het nu aan hen zou geven? Zij zeiden: Abra- ham was maar alleen en toch wist hij het hele land in bezit te nemen! En wij zijn met veel meer mensen, dus het móet ons lukken het land te heroveren!

(7)

Maar die verwachting was ongegrond en niet in overeenstemming met wat de HERE wilde bereiken. Daarbij laten zij Abrahams geloof in de HERE en zijn gelo- vige levenswandel buiten beschouwing, alsook de duidelijke woorden van de HERE die door de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël waren uitgesproken.

Ezechiël 33 vers 25 t/m 27: Maar de Oppermachtige HERE zegt: U bent mach- teloos, omdat u de geboden overtreedt: u eet vlees waar nog bloed in zit, u vereert afgoden en u moordt. Denkt u dat Ik dan toelaat dat u het land terug krijgt? Moordenaars! Afgodendienaars! Overspelers! Moet ú de bezitters van dit land zijn? Vertel hun dat de Oppermachtige HERE zegt: Zo waar Ik leef, die mensen die te midden van de ruïnes leven, zullen met het zwaard worden gedood. Zij die in de open vlakten verblijven, zullen door wilde die- ren worden verslonden en hij die in forten en grotten woont, zal door ziek- ten sterven. Vlees eten waar nog bloed in zit was in Israël verboden. Ook de an- dere drie zaken – moorden, het dienen van afgoden en het plegen van overspel – was in strijd met de wet van God. Het is duidelijk dat de HERE Zijn land niet na- laat aan ongehoorzame kinderen die niet doen wat Hij in Zijn wetten heeft be- paald. Bij overtreding van Zijn wetten treden de sancties in werking en daarom lezen we over het zwaard, wilde dieren en ziekten. Door hen komt het oordeel van de HERE over de achtergeblevenen en zij zullen sterven. De HERE geeft aan: Ik heb de heidenen uit het land gezet vanwege hun zonden. U doet hetzelf- de wat zij deden en nu denkt u dat Ik toelaat dat u het land terugkrijgt? Nee, dat gaat niet door!

Ezechiël 33 vers 28 en 29: Ik zal het land en haar trots neerslaan en het zal afgelopen zijn met haar macht. En het bergland van Israël zal zodanig wor- den verwoest dat niemand er ook maar aan denkt erdoorheen te trekken.

Als Ik het land heb verwoest vanwege hun gruwelijke zonden, zullen zij be- seffen dat Ik de HERE ben. Ook de kleine groep achtergeblevenen zullen door de oordelen heen leren, dat de HERE God is en dat Hij de zonde rechtvaardig

(8)

Ezechiël 33 vers 30 t/m 33: Mensenzoon, uw volksgenoten fluisteren achter uw rug om. Zij praten over u in hun huizen en fluisteren over u bij de deur:

Kom op, dan gaan we naar hem toe om te horen wat de HERE zegt! En zo komt Mijn volk zoals gewoonlijk naar u toe en gaat zitten om naar u te luis- teren. Maar intussen zijn zij helemaal niet van plan te doen wat Ik hun op- draag, zij kunnen uren praten over liefhebben van de HERE, maar het enige dat hen interesseert is hoe zij zo snel mogelijk rijk kunnen worden. U vormt slechts een tijdverdrijf voor hen. Met hetzelfde gemak zouden zij bij een goede zanger of muzikant gaan zitten. Zij horen wel wat u zegt, maar slaan er geen acht op! Maar wanneer al deze vreselijke dingen hun overkomen – en dat zal zeker gebeuren – zullen zij beseffen dat zij een profeet in hun midden hebben gehad! Er wordt onder de medeballingen veel over Ezechiël gepraat. Zij zijn geïnteresseerd in dat wat Ezechiël heeft te zeggen. Zijn woorden zijn onderwerp van veel gesprekken, de mensen stimuleren elkaar om naar de profeet te gaan luisteren. Maar de belangstelling van Ezechiëls medeballingen komt niet voort uit een ware honger naar het woord van de HERE. Zij laten de HERE praten want God zegt tegen Ezechiël: intussen zijn zij helemaal niet van plan te doen wat Ik hun opdraag.

Zij luisteren naar de profeet met open mond en zijn vol bewondering over zijn welsprekendheid, maar zij denken er niet over om zijn woorden in praktijk te brengen en hun leven ernaar te richten. In het NT lezen we over dezelfde dingen in Jakobus 1 vers 22 t/m 25: Maar naar dat nieuws – het evangelie - moet u niet alleen luisteren, u moet er ook naar handelen. Misleid uzelf niet. Want als u alleen luistert en niets doet, lijkt u op iemand die in de spiegel heeft gekeken en meteen daarna weer vergeten is hoe hij eruitziet. Maar als u zich blijft verdiepen in Gods wet die vrijheid brengt, en u die niet alleen goed onthoudt maar er ook naar leeft, dan zal God u zegenen in alles wat u doet (zie ook Hand.17:21). De mond van de medeballingen prijst Ezechiël, maar in hun hart dienen zij de zonde.

(9)

We lazen: zij kunnen uren praten over liefhebben van de HERE, maar het enige dat hen interesseert is hoe zij zo snel mogelijk rijk kunnen worden. U vormt slechts een tijdverdrijf voor hen. Het betekent dat de toehoorders van de profeet zijn mooie en aangename woorden horen en bewonderen. Zijn boei- ende manier van spreken, maar verder gaat hun bewondering niet. Zij weigeren zich op zijn prediking te bekeren. Nu Jeruzalem gevallen is, zoals Ezechiël had geprofeteerd, weten de medeballingen van de profeet dat hij de echte profeet van God is, zij weten dat hij het Woord van de HERE doorgeeft, maar willen niet ge- hoorzamen. De HERE moet constateren: U vormt slechts een tijdverdrijf voor hen. Als voor een mens, de kerk, geloven en de Bijbel niet meer zijn dan een tijdverdrijf is de liefde voor God zo goed als verdwenen. Dan is bekering, ver- nieuwing en een duidelijke geloofskeuze voor de HERE nodig!

Na alles wat de ballingen hadden meegemaakt en gehoord zou je denken dat zij zich zouden verootmoedigen, hun zonden belijden, zich bekeren en de HERE gaan dienen, maar dat gebeurt niet. De HERE zegt tegen Ezechiël: Zij horen wel wat u zegt, maar slaan er geen acht op! Zij gaan gewoon door met hun oude leventje, maar daar kan de HERE geen genoegen mee nemen! De woorden van Ezechiël zullen worden bevestigd, dan zullen zijn medeballingen erkennen dat hij meer is dan een goede spreker, zanger of muzikant, namelijk: een profeet van God!

In de volgende uitzending lezen we verder vanaf Ezech.34.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ezechiël 27 vers 32 t/m 36: Dit is het klaaglied dat zij zingen: Welke stad ter wereld kon zich meten met Tyrus, de prachtige stad, midden in de zee?. Uw koopwaar ging uit over de

Voorzeker, iedere man uit het huis van Israël en uit de vreemde- lingen die in Israël verblijven, die zich van achter Mij afwendt, zijn stinkgoden doet opkomen in zijn hart en

„Gaat nu terstond aan zijn leerlingen zeggen: Hij is verrezen van de doden, en nu gaat Hij u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien.. Dat had ik u te

Verbonden in liefde.. Breng ons samen, één in uw naam Ieder is welkom hier binnen te gaan Samen, één door de Geest.. Verbonden in liefde, die U aan ons geeft... ) Groot en machtig

Jezus Christus; er zijn eenige hoed.anigheden, tlie er tusschen- beid.e komen; nu, ware overtuigtngen zijn d.e rechte hoe- danigheden om d.en zondaar Christus te

Memo inzake Bergermeer Gasopslag; brief en bezoek minister van Economische zaken, standpunt van het college. Memo en overzichtskaart handhavingstraject Herenweg 287s te Egmond aan

Ezechiël 18 verzen 5 t/m 9: ‘Wanneer nu iemand een rechtvaardige is en recht en gerechtigheid doet – hij eet geen offermaaltijden op de bergen, slaat zijn ogen niet op naar

Aan de andere kant is er een groep deskundigen die in hun achterkamertjes veel gecompliceerde teksten schrijven, die slechts bedoeld zijn voor een kleine kring en slechts door