Repertoriumnummer
21/
Griffienummer
21/
Rolnummer
17/4590/A
Datum van uitspraak
8 december 2017
Familiedossier nummer:
230101-17-02412
Niet aan te bieden aan de ontvangerUitgifte
Afgeleverd aan Afgeleverd aan
Referentie bestelling CD nummer RD nummer
bedrag: EUR datum:
Referentie bestelling CD nummer RD nummer
bedrag: EUR datum:
rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen
sectie familie- en jeugdrechtbank
vonnis
Kamer AF9
Aangeboden op te ANTWERPEN
Niet te registreren De e.a. inspecteur
Rechtsmiddelen
VERZET aangetekend op:
AR-nr.:
HOGER BEROEP/CASSATIE aangetekend op:
Rolnummer hof:
Betekend bij exploot van Gdw.:
te
dd°
Uittreksel afgeleverd op Aan BS
Inzake:
J.A.M.P.M.
van Nederlandse nationaliteit, geboren te [stad] (Nederland) op [datum] en wonende te 2018 ANTWERPEN, [adres], met [rijksregisternummer]
eisende partij,
-verschijnend in persoon, bijgestaan ter zitting door Mr. [naam]. te 2000 ANTWERPEN, [adres]
TEGEN:
S.R.
van Franse nationaliteit, geboren te [stad] (Frankrijk) op [datum] en wonende te 2018 ANTWERPEN, [adres], doch verblijvende te [adres], Toronto, (Canada), met [rijksregisternummer]
verwerende partij
-verschijnend in persoon, bijgestaan ter zitting door Mr. [naam] te 2000 ANTWERPEN, [adres].
Kind
S.P., geboren te Antwerpen op [dag/maand]] 2003
A.P., geboren te Wilrijk op [dag/maand] 1999 (meerderjarig)
1. Procedure
De zaak werd aanhangig gemaakt bij deze rechtbank bij dagvaarding, betekend op 6 september 2017, neergelegd op 13 september 2017.
De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van de volgende documenten die zich in het dossier van de rechtspleging bevinden:
- de dagvaarding, neergelegd op 13 september 2017;
- de conclusie van verwerende partij, neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 17 oktober 2017;
- de conclusie van eisende partij, neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 27 oktober 2017;
- het dossier met de bewijsstukken van de eisende partij;
- het dossier met de bewijsstukken van de verwerende partij.
Partijen werden het laatst gehoord in raadkamer tijdens de zitting van 15 november 2017.
Beiden verschenen persoonlijk en werden bijgestaan door een advocaat.
2. Situering en vorderingen
Partijen zijn gehuwd te [stad] (Verenigd Koninkrijk) op [dag/maand] 1998.
Uit het huwelijk werden twee kinderen, waarvan één meerderjarig, namelijk A.P. geboren op [dag/maand] 1999 en één minderjarige, namelijk S.P., geboren te Antwerpen op [dag/maand]
2003, geboren.
Eisende partij (mijnheer) vordert in zijn laatste besluiten:
- de echtscheiding tussen partijen uit te spreken op grond van onherstelbare ontwrichting overeenkomstig artikel 229 § 1, artikel 229 § 2 dan wel artikel 229 § 3 van het Burgerlijk Wetboek;
- kosten als naar recht.
Mevrouw verzet zich tegen de echtscheiding. Zij vordert als tegenvordering een reeks voorlopige maatregelen, alsook een persoonlijk onderhoudsgeld tijdens en na echtscheiding.
De vordering tot het bekomen van maatregelen, tot persoonlijke onderhoudsuitkering na echtscheiding en de beoordeling omtrent de kosten maken het voorwerp uit van afzonderlijke vonnissen, voorzien op dezelfde datum.
3. Bevoegdheid – toepasselijk recht
Eisende partij is van Nederlandse nationaliteit en woont in België, verweerster is van Franse nationaliteit en verklaarde ter zitting in Canada te verblijven, maar staat officieel nog ingeschreven in België.
Vermits de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten zich in België bevindt alwaar eisende partij nog verblijft, is deze rechtbank overeenkomstig art. 3 van de Verordening (EU) nr. 2201/2003 (Brussel IIbis-Verordening) internationaal bevoegd om van het echtscheidingsgeding kennis te nemen.
Overeenkomstig de artikelen 629 bis § 2 en 6 van het Gerechtelijk Wetboek is deze rechtbank territoriaal bevoegd gezien de woonplaats van het minderjarig kind gelegen is te Antwerpen.
Sammy is volgens partijen pas op 3 september 2017 naar Canada verhuisd. Hij was op het moment van het instellen van de vordering (en ook nog op het moment van behandeling van de zaak) nog ingeschreven in België, Antwerpen.
Overeenkomstig art. 8 van de Verordening (EU) nr. 1259/2010 (Rome III Verordening) kan het Belgische recht worden toegepast.
4. Ontvankelijkheid
De vorderingen werden regelmatig ingesteld en zijn ontvankelijk.
5. Beoordeling
De vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229 §1 van het Burgerlijk Wetboek Mijnheer vordert de echtscheiding op basis van artikel 229 §1 van het Burgerlijk Wetboek.
Overeenkomstig artikel 229, §1 van het Burgerlijk Wetboek kan de echtscheiding worden uitgesproken wanneer de rechter vaststelt dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is.
Het huwelijk is onherstelbaar ontwricht wanneer de voortzetting van het samenleven tussen de echtgenoten en de hervatting ervan redelijkerwijs onmogelijk is geworden ingevolge de beweerde ontwrichting.
Het bewijs van de ontwrichting kan worden geleverd door alle middelen van recht.
Mijnheer stelt dat beide partijen buitenechtelijke relaties zijn aangegaan, het feit dat mevrouw naar Canada is verhuisd en dat er onderhandelingen tot een echtscheiding met onderlinge toestemming zouden zijn gevoerd.
- wat betreft de overspelige relatie van mevrouw.
Mevrouw betwist deze ten stelligste.
De stukken die mijnheer hieromtrent neerlegt, overtuigen de rechtbank niet. Het gaat om een eenzijdig opgesteld stuk omtrent haar reizen, enkele nietszeggende foto’s van de Heer A.E.G., een verklaring van de schoondochter van de heer J.A.M.P.M., die naast het feit dat ze niet volledig onafhankelijk is, niet erg in detail gaat en lijkt te gaan over een periode in december- begin 2016, waarbij mevrouw in mei 2016 nog aan dezelfde schoonzus laat weten dat ze focust op J.A.M.P.M., haar kinderen, zichzelf en haar werk. Er zijn onduidelijke foto’s van haar en een onbekende man, maar deze bewijzen op zich geen relatie.
- wat betreft de overspelige relatie van mijnheer
Mijnheer geeft dit toe en mevrouw was hiervan op de hoogte, reden waarom ze erna in relatietherapie zijn gegaan. Deze overspelige relaties lijken geen obstakel te zijn om het samenleven te hervatten. Mijnheer heeft thans geen overspelige relatie meer en mevrouw lijkt mijnheer te hebben vergeven, zodat ook dit niet heeft geleid tot een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk.
- wat betreft de verhuis van mevrouw naar Canada
Mevrouw gaf ter zitting toe dat er problemen zijn in het huwelijk, maar dat het een goed huwelijk was. De verhuis naar Canada is volgens haar ingegeven door een poging om zowel professioneel als emotioneel een aantal zaken op te lossen.
Mijnheer stelde dat hij mevrouw geholpen heeft naar Toronto (Canada) te verhuizen met het oog op een feitelijke scheiding.
Uit de stukken van mevrouw blijkt dat mijnheer in juni reeds heeft aangegeven, in het kader van de koop van een huis in Toronto dat enkel zijn vrouw en kinderen naar Toronto zouden verhuizen. Pas kort voor de dagvaarding stopt hij met betalingen. Uit de stukken van mevrouw blijkt echter dat hij de deur op een kier laat om zelf ook naar Canada te verhuizen (al dan niet in de nabije toekomst), zoals blijkt uit zijn mail van 31 mei 2017. Hij schrijft daarin letterlijk dat
“Zij zullen de procedure opstarten voor S.R., de jongste zoon S.P. en voor mij, dit zal ongeveer tussen 1 jaar en 6 maanden duren.”
De rechtbank is dan ook van mening dat ook de verhuis van mevrouw naar Toronto geen bewijs van een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk is, zoals voorzien in artikel 229 §1 van het Burgerlijk Wetboek.
- wat betreft de onderhandelingen EOT
Als laatste punt verwijst mijnheer naar onderhandelingen EOT. Er wordt geen enkel bewijs van enige onderhandelingen neergelegd, zodat ook dit niet bewezen is.
Het feit dat mevrouw uiterst ondergeschikt vraagt om, indien de rechtbank zou overgaan tot de echtscheiding op basis van artikel 229 §1 van het Burgerlijk Wetboek, vast te stellen dat de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk werd veroorzaakt door mijnheer, betekent niet dat ze zelf een vordering tot echtscheiding instelt en wordt dan ook niet weerhouden.
De vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229 §1 van het Burgerlijk Wetboek is derhalve ongegrond.
Bij gebreke aan bewijs van een onherstelbare ontwrichting, kan een echtgenoot eenzijdig de echtscheiding slechts bekomen na een periode van feitelijke scheiding van één jaar of een herhaald verzoek een jaar na de inleidende zitting.
Op de zitting van 15 november 2017 kon de feitelijke scheiding van meer dan één jaar niet worden vastgesteld. De zaak wordt in voortzetting gesteld naar een nieuwe zitting die onmiddellijk volgt op het verstrijken van de termijn van één jaar na de eerste zitting, zitting waarop één van de partijen kan verzoeken de echtscheiding uit te spreken.
6. Beslissing
De rechtspleging verliep in overeenstemming met de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken,
Rechtsprekend op tegenspraak en in eerste aanleg,
Wijst de vordering tot echtscheiding van mijnheer op basis van artikel 229 §1 van het Burgerlijk Wetboek af als ongegrond.
Stelt de zaak in voortzetting op de zitting van kamer AF9 op 16 november 2018 om 11:00 uur voor de vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229 § 3 van het Burgerlijk Wetboek, tot persoonlijke onderhoudsuitkering na echtscheiding en de beoordeling omtrent de kosten.
Houdt de beslissing over de kosten aan.
Dit vonnis werd uitgesproken op acht december tweeduizend zeventien in openbare zitting van de Kamer AF9, die samengesteld was uit:
, familierechter , griffier
, griffier , familierechter