• No results found

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG ANTWERPEN 14 MAI 2020 AFDELING ANTWERPEN KAMER AC4. Vonnis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG ANTWERPEN 14 MAI 2020 AFDELING ANTWERPEN KAMER AC4. Vonnis"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG ANTWERPEN 14 MAI 2020

AFDELING ANTWERPEN KAMER AC4

Vonnis

Inzake het Openbaar Ministerie tegen BEKLAAGDE(N):

S., M. A.

RRN (...)

geboren te (...) (Iran) op (...) van Iraanse nationaliteit ingeschreven te 2000 Antwerpen, (...)

met woonstkeuze te 2170 Antwerpen, (...), thans verblijfplaats kiezende te 2900 Schoten, (...)

thans aangehouden in de gevangenis te Antwerpen

beklaagde, bijgestaan door Meester Smit Tanja, advocaat te Antwerpen.

TENLASTELEGGING(EN)

Als dader of mededader in de zin van artikel 66 van het strafwetboek ;

A mensenhandel met als doel de uitbuiting van prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting met verzwarende omstandigheden

Het misdrijf mensenhandel te hebben gepleegd, zijnde de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, het nemen of de overdracht van de controle over hem, met als doel de uitbuiting van prostitutie of ander vormen van seksuele uitbuiting, waarbij zijn toestemming van geen belang was. (art. 389 § 1 lid 1, 433 quinquies §§ 1. 1°, 2 en 4, en 433 novies §§

1 en 5 Sw)

met de omstandigheid dat het misdrijf is gepleegd door misbruik te maken van de kwetsbare toestand waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken.

(2)

2 (art. 389 § 1 lid 1, 433 septies lid 1. 2° en 2, en 433 novies §§ 1 en 5 Sw)

met de omstandigheid dat het misdrijf is gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang.

(art. 389 § 1 lid 1, 433 septies lid 1. 3° en 2, 433 novies §§ 1 en 5, en 483 Sw)

1 te Antwerpen van 1 september 2018 tot 13 november 2018 door S. A., ten nadele van N. D., geboren te op (...),

2 te Antwerpen van 8 oktober 2018 tot 26 februari 2019

door S. A., ten aanzien van L.-D. B., geboren te op 23 november 1996, B

Bij inbreuk op art. 88 quater § 1 en 3 Sv. de door de onderzoeksrechter bij een met redenen omkleed bevelschrift dd. 21 december 2018 gevorderde medewerking te hebben geweigerd waarbij werd gevorderd alle noodzakelijke inlichtingen te verschaffen over de werking van het informaticasysteem en over de wijze om er toegang toe te verkrijgen, of in een verstaanbare vorm toegang te verkrijgen tot de gegevens die door middel van dat informaticasysteem worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen ;

te Antwerpen op 11 januari 2019 door S. A.,

door te weigeren de toegangscodes te verschaffen van het gsmtoestel GSM SAMSUNG met IMEl (...) (PV AN20.Fl.501121/19 - kaft 30)

met de omstandigheid dat de de eerste (A.) het misdrijf heeft gepleegd sedert hij veroordeeld werd bij vonnis van de correctionele rechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, uitgesproken op 18 januari 2017, tot een gevangenisstraf van 30 maanden, wegens verboden wapens: vervaardiging, herstelling: handel (invoer, uitvoer, verkoop, overdracht,....): het dragen zonder wettige reden, wapen(s) vuurwapen(s): het dragen zonder wettige reden; opzettelijke slagen en verwondingen met als gevolg ziekte of arbeidsongeschiktheid met voorbedachtheid, vereniging van misdadigers om wanbedrijven te plegen en opzettelijke slagen en verwondingen, met voorbedachtheid, vonnis of arrest in kracht van gewijsde gegaan op het ogenblik van de nieuwe feiten, en voordat vijf jaren zijn verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf verjaard is.

(art. 55 bis lid 2 Sw)

PROCEDURE

De rechtbank neemt kennis van de beschikking van de raadkamer van deze rechtbank van 26 maart 2020 waarin verzachtende omstandigheden werden aangenomen.

De behandeling en de debatten van de zaak hadden plaats in openbare terechtzitting.

De rechtspleging verliep in de Nederlandse taal.

(3)

3 De rechtbank nam kennis van de stukken van de rechtspleging en hoorde alle aanwezige partijen.

1. Feiten en beoordeling van de schuld

Beklaagde staat terecht voor feiten van mensenhandel met als doel de uitbuiting van prostitutie, door gebruik te maken van geweld of bedreigingen, van twee personen in kwetsbare toestand, met name N. D. en L.-D. B. (tenlastelegging A). Daarnaast wordt hij nog vervolgd omdat hij weigerde de toegangscode van zijn gsm- toestel te geven ondanks het bevelschrift daartoe van de onderzoeksrechter (tenlastelegging B).

Beklaagde voert ter zitting betwisting en vraagt de vrijspraak. Hij stelt een seksverslaving te hebben en altijd in het Schipperskwartier te zijn, waar hij relaties heeft met verschillende vrouwen, waaronder D. en B.. Ondergeschikt vraagt hij om een herkwalificatie van artikel 433quinquies Sw.

naar artikel 380 Sw.

1.1. Tenlasteleggingen A.1. en A.2.

1.

In mei 2017 werden beklaagde A. en Timur UNSEEV aangehouden in ander een gerechtelijk onderzoek naar feiten van seksuele uitbuiting. Zij werden toen door de onderzoeksrechter bij beschikking van 14 juni 2017 in voorlopige vrijheid gesteld mits naleving van voorwaarden, waaronder verbod om het Schipperskwartier bezoeken. Beklaagde werd uiteindelijk, bij beschikking van de raadkamer van 27 december 2017, op vordering van het Openbaar Ministerie, buiten vervolging gesteld. Het strafdossier bevat kopie van dit eerder onderzoek.

2.

Het huidig strafonderzoek lastens beklaagde A. start met nieuwe politionele informatie dat raamprostituees in het Schipperskwartier in de eerste maanden van 2018 verplicht werden een deel van hun inkomsten af te geven aan beklaagde A. en Timur UNSEEV. Er werd met geweld gedreigd en het zou tot een vechtpartij gekomen zijn omdat één van de slachtoffers en haar vriend weigerden te betalen.

Naar aanleiding van deze nieuwe politionele informatie en de vaststelling dat A. opnieuw het Schipperskwartier regelmatig frequenteert, wordt een retroactief telefonie-onderzoek op het gekende nummer van A. bevolen. Hieruit blijkt dat hij zich inderdaad 's avonds en 's nachts voornamelijk ophoudt in het prostitutiekwartier. Overdag is hij meestal in de buurt van zijn woonplaats. Hij reist ook met het vliegtuig voor een tweetal weken naar Roemenië. Nazicht van de reisbewegingen via de luchthaven van Charleroi toont aan dat A. wel vaker met het vliegtuig naar Oost-Europa reisde in het najaar 2017 en voorjaar van 2018. Verder blijkt dat hij zeer veel contacten heeft met Alina-N. M1HAILA (zijn vriendin) die als prostituee werkt in het Schipperskwartier onder de naam 'Eva' en een hele reeks andere prostituees.

3.

Er wordt een tapmaatregel bevolen op het nummer van A. M. en dat van zijn vriendin M.

Er worden verschillende gesprekken afgeluisterd tussen A. en N. D.. Hieruit blijkt dat zij een relatie had of heeft met A. en dat hij zich uitermate dominant opstelt tegenover haar. Zij vraagt hem dagelijks toestemming om te mogen stoppen met werken (terwijl zij sinds 1 september 2018 dag en nacht aan het werk is}, hij oefent controle uit op haar en scheldt haar uit. Hij informeert ook naar haar inkomsten. Zij stuurt hem een bericht waarin ze zegt dat elke dag dat zij 'vrij neemt, hij 'blut' is'.

(4)

4 In een gesprek van 10 oktober 2018 zegt A. M. aan D. 'dat als ze buiten gaat, zij dat moet vragen. Hij vindt dat de normaalste zaak. Zij wil hem niet boos maken. Met hem heeft ze het gevoel dat ze in een gevangenis zit. Ze gaat niet naar buiten om te gaan shoppen of de stad in te trekken. Ze was gewoon daar in de straat op Fa/con aan het wachten op een pita. Iedereen in de straat heeft haar gezien en kan dat bevestigen. Binnen 5 minuten staat hij voor de deur'.

Ook de overige onderschepte berichten tussen D. en A. M. laten geen enkele twijfel bestaan over het feit dat A. M. N. D. controleert. Hij past daarbij de 'loverboy'- techniek toe en gaat een relatie met haar aan, waardoor zij zich aanvankelijk belangrijk en geliefd voelt, maar vervolgens profiteert hij van haar, leeft van haar inkomsten als prostituee en onderwerpt haar aan zijn absolute controle.

Er worden ook gesprekken afgeluisterd tussen DDBRE en een andere prostituee, waarin zij vertelt dat zij door A. gecontroleerd wordt, dat hij geweld tegen haar gebruikt, dat hij een obsessie voor haar heeft en dat ze niet teveel via de telefoon durft zeggen.

In een gesprek met E. M., vertelt D. huilend over een klant die niet wilde betalen. Ze is bang dat ze geen vitrine meer zal hebben (waarmee A. zou gedreigd hebben) en dat ze België wil verlaten maar dat 'hij' haar niet wil laten gaan. Dat hij haar telefoons wil afpakken zodat ze geen contact meer kan hebben met haar moeder en dat hij altijd wel een reden vindt om haar te slaan. Half november 2018 vertrekt N. D. uit België. Ze laat alles achter waaronder haar kledij en haar huurwaarborg, die door A.

geïncasseerd en opgebruikt wordt.

4.

Getuigen M. en M. worden verhoord.

M. is een vriendin van D. Ze kennen elkaar uit het prostitutiemilieu. Ze beschrijft beklaagde A. M. als een opschepper en profiteur ; hij is ook een pooier. D. begon een relatie met A. M., ze ging met hem samenwonen en moest al haar geld dat ze als prostituee verdiende, aan hem afgeven. D. was bang voor hem, durfde het hem niet te zeggen als ze te weinig verdiend had en moest van hem gaan werken, zelfs als ze zich niet goed voelde. A. gebruikte ook geweld tegen haar. D. bevestigt de inhoud van de telefoongesprekken die ze met D. voerde, waarin D. zegt dat ze depressief is en dat deze depressie te wijten is aan de problemen met A. M.

Hij dreigde ermee haar familie te vermoorden als ze hem zou verlaten. Toen D. vertrokken was, ging A. haar overal zoeken, ook via I. D. durfde zelfs geen taxi nemen, omdat ze bang was dat de taxichauffeurs, waarvan velen beklaagde kennen, haar zouden verraden.

E. M. legt een gelijkaardige verklaring af. Ze had D. nog gewaarschuwd voor A., die naam en faam heeft in het Schipperskwartier. D. heeft ook M. verteld over haar angst voor A., hij wou haar niet uit België laten vertrekken en ze moest al haar geld aan hem afgeven. Het zou gaan om ongeveer 40.000 euro. Er werden ook gesprekken tussen M. en D. in die zin afgeluisterd, waarbij D. al huilend vertelt over A. M. en zegt dat ze geen geld heeft om terug naar haar thuisland te gaan.

Een medewerker van het vastgoedkantoor dat een appartement verhuurde aan D., spreekt de politie aan in de prostitutiebuurt. A. verbleef in dit appartement (Leguit 19/5) en verliet het nadat D.

vertrokken was. De borg van 1.200 euro, die op naam van D. geregistreerd was en aan haar toekwam, gaf hij aan A. M.. De medewerker van het verhuurkantoor was opgelucht dat A. M. vertrok

; de borg werd aan hem uitbetaald omdat men hem vreest en hij bedreigingen uitte.

De buren van het pand Leguit 19 verklaarden dat, toen A. en D. er nog woonden, er veel lawaai was, namelijk harde bonken, geroep en gehuil, en dit bijna dagelijks. Sinds hun vertrek is de rust weergekeerd.

(5)

5 5.

Via onderzoek in Roemenië trachten de speurders in contact te komen met N. D. De Roemeense politie slaagt erin S. D. te contacteren, zijnde de moeder van N. Zij stelt dat haar dochter terug vertrokken is uit Roemenië maar ze heeft dagelijks contact met haar via sociale media. Zij meldt dat haar dochter N. niet wenst betrokken te worden in het onderzoek. Ze overhandigt diverse gegevens en oproepnummers van N. De Roemeense politiediensten contacteren N. D. ; zij stelt ten vroegste naar Roemenië te zullen terugkeren in mei 2019, zegt dat ze bang is en dat de persoon die gearresteerd is, gewelddadig is. Hij mag geenszins haar huidige verblijfplaats vernemen.

D. is uiteindelijk bereid een verklaring af te leggen, nadat zij eerst de boot afhield en stelde (per e- mail aan de Belgische speurders) dat A. niets te maken had met wat verkeerd gelopen was. Zij stelt dat hij zich aanvankelijk voordeed als een lieve en begripvolle man met veel connecties in het Schipperskwartier. Ze begonnen een relatie en gingen samenwonen. Ze was zo verliefd dat ze alles voor hem deed en ze liet zijn naam tatoeëren. Ze heeft beroep gedaan op 'de diensten van' A. om haar vitrine te kunnen behouden nadat ze ruzie had met een ander meisje en ze bang was haar vitrine kwijt te geraken. Ze zijn dan terug gaan samenwonen en ze gaf alles wat ze verdiende af aan beklaagde. Hij gaf haar enkel geld om kledij te kopen en de huur van haar vitrine te betalen.

Hij gebruikte ook geweld tegen haar, hij sloeg de inboedel kort en klein en gaf haar ook slagen over haar ganse lichaam. Ze heeft dit via de telefoon verteld aan haar moeder en enkele vriendinnen. Ze moest hem zeggen wanneer ze gedaan had met werken; hij wachtte haar dan op in de pitazaak en ze moest thuis het geld dat ze verdiend had afgeven. Hij kwam soms ook binnen op haar werkplek, zei haar dat ze niet teveel met haar telefoon mocht bezig zijn maar klanten moest lokken. Ze mocht haar vitrine niet verlaten zonder zijn goedkeuring. Als ze een vrije dag wou, werd ze door hem geslagen. D.

wordt met de verschillende afgeluisterde gesprekken geconfronteerd en geeft hierbij telkens een plausibele verklaring. Uiteindelijk is ze vertrokken. Ze liet haar spullen en de borg van haar appartement achter omdat ze werkelijk moest vluchten voor beklaagde. Na haar vlucht heeft hij haar via verschillende vrienden nog proberen te contacteren. Ze denkt dat hij al bij een twintigtal meisjes gelijkaardige feiten gepleegd heeft.

In een latere verklaring bevestigt D. deze verklaring en stelt zij dat er van één geweldpleging ook een getuige was. Deze getuige zou Mohammad KHOSHNOOD betreffen. Hij stelt een neef te zijn van beklaagde maar nooit te hebben gezien dat D. door beklaagde geslagen werd.

6.

Eind november 2018 (na het vertrek van D.) blijkt dat A. een nieuwe vriendin heeft. Haar roepnaam is 'R.'. Zij wordt door de politie op basis van een facebookprofiel, gekoppeld aan een aantal afgeluisterde gesprekken, geïdentificeerd als L. - D. B.. Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat hij ook op haar druk uitoefent en haar controleert. Hij dwingt haar te gaan werken, ook al voelt zij zich niet goed.

L. D. B. verklaart sinds april 2018 in België te zijn, voordien heeft ze in de prostitutie in Roemenië gewerkt. Ze heeft verschillende losse relaties en haar vriend hier in België is S. A. M. Hij kwam bij haar als klant in Villa Tinto. Ze zijn dan een relatie begonnen, nu is er enkel nog sprake van vriendschap. Hij blijft wel af en toe bij haar in de studio slapen. Hij moet haar niet betalen voor de seks. S. passeert soms wel eens als ze aan het werk is maar controleert haar niet. Ze verdient ongeveer 7.000 euro per maand. Hiervan dienen nog haar kosten en huur van de vitrine te worden afgetrokken. De sms-discussie tussen haar en A. M. waarin hij blijft aandringen dat ze terug zou gaan werken terwijl ze zich niet lekker voelt, heeft de politie verkeerd begrepen.

(6)

6 De sms-conversatie van 28 november 2018 werd aan het dossier gevoegd. Hieruit blijkt dat B. zich niet goed voelt en niet wil werken maar dat A. haar dwingend vraagt om er binnen 10 minuten te zijn. Verder blijkt uit verschillende berichten dat zij A. stipt op de hoogte houdt van wanneer zij gedaan heeft met werken en wanneer zij zich klaarmaakt om te beginnen.

7.

Bij de huiszoeking in de woning van A. M. in de Oranjestraat, wordt een koffer met dameskledij en documenten op naam van D. aangetroffen. Er liggen ook meerdere gsm- toestellen en overschrijvingen door A. M. via Western Union naar Roemenië.

Er wordt een financieel onderzoek gevoerd. Beklaagde heeft drie overschrijvingen gedaan via Moneygram. Twee in 2017, één in oktober 2018. Aan D., B. en M. Het betrof telkens 200 euro. Uit onderzoek bij Western Union blijkt dat beklaagde in de periode van 2013-2018 een totaalbedrag van 7.536,11 euro overmaakte naar het buitenland. Tevens ontving hij in dezelfde periode 11.242,00 euro in Roemenië. In de periode 2013 - 2018 heeft beklaagde geen belastbare inkomsten aangegeven.

Er is een grote discrepantie tussen de aangegeven inkomsten en de gelden waarover beklaagde blijkt te beschikken. Uit navraag bij Dimona blijkt dat de laatste officieel geregistreerde tewerkstelling van beklaagde bij de Stad Antwerpen was, van december 2009 tot en met maart 2010.

In schril contrast met het totaal gebrek aan legale inkomsten, staat het uitgavenpatroon van beklaagde. Zo reist hij regelmatig met het vliegtuig, voert gesprekken over de aankoop van een luxehorloge van 5.000 euro en neemt geregeld een taxi. Hij eet ook dagelijks in een pitazaak. De meeste kosten werden, volgens de verklaringen van beklaagde, ten laste genomen door zijn vriendin Alina of zijn familie.

8.

Beklaagde verklaart geen werk en geen inkomsten te hebben. Hij moet geen huur betalen voor de woning in de Oranjestaat, dit betreft het pand van een klant van één van zijn ex- vriendinnen. Hij is er niet vaak; hij blijft meestal bij één van zijn vriendinnen slapen. Met N. D. heeft hij enkel een seksrelatie. Ze wilde meer en meer en daarom heeft hij de relatie beëindigd. Ze was heel kwaad; hij weet niet waar ze nu is, mogelijk in Duitsland of Roemenië. Ze is plots vertrokken, hij heeft haar dure kledij uit het appartement in de Leguit (waar hij ook gewoond heeft) dan maar meegenomen. Hij heeft de borg van haar appartement van 1.200 euro inderdaad ontvangen en ondertussen ook uitgegeven. Hij ontkent dat de meisjes waaronder D. hem soms geld gaven. Zijn reizen naar Roemenië betaalde hij met geld van familie en vrienden. Hij ontkent D. ooit te hebben gecontroleerd of bedreigd. Met B. had hij eveneens een seksuele relatie.

Geconfronteerd met de gesprekken waarin D. duidelijk verantwoording aflegt bij beklaagde, stelt hij dat ze hem liet weten waar ze was als ze meeging met een klant uit veiligheidsoverwegingen. Andere gesprekken kadert hij in ruzies of jaloezie van D. omdat hij contacten had met andere meisjes.

9.

Op 5 september 2019 wordt A. M. mits naleving van een aantal voorwaarden (waaronder contactverbod met de slachtoffers) in voorlopige vrijheid gesteld.

Enkele dagen later contacteert hij de politie en stelt hij nog kledij te hebben van N. D. De politie stelt voor deze kledij te zullen ophalen bij zijn ex-vriendin. Op 12 september 2019 krijgt de politie een e- mail van N. D. met de vraag om een nieuwe verklaring te kunnen afleggen.

Op 20 september 2019 legt N. D. inderdaad een nieuwe verklaring af. Ze trekt haar eerdere

(7)

7 verklaringen in en stelt dat zij deze heeft afgelegd onder invloed van verdovende middelen. Ze had enkel een seksuele relatie met beklaagde en ze was kwaad omdat hij haar bedroog, vandaar dat ze belastende verklaringen tegen hem heeft afgelegd, dit was uit jaloezie en wraak. Ook de afgeluisterde gesprekken heeft zij om die reden in scène gezet. Beklaagde heeft haar nooit geslagen of geld van haar gevraagd. Ze wist niet dat A. M. net de gevangenis had verlaten. De getuigen die bevestigden dat zij werd uitgebuit door A. hadden hun eigen reden voor deze verklaringen, zij waren verliefd op A. Het geroep en gebonk dat de buren hoorden in haar appartement was niet veroorzaakt door geweld van A. maar zijzelf die A. uitdaagde. A. heeft de borg van haar appartement (1. 200 euro) geïnd, maar wou haar dit nog terug bezorgen; zij heeft hem gezegd dat ze dit geld niet meer wou.

Deze nieuwe verklaring van D. is manifest ongeloofwaardig en in tegenstrijd met haar eerdere twee uitgebreide verklaringen. Het is overduidelijk dat zij, meteen na de vrijlating van A., onder druk gezet is om een nieuwe verklaring af te leggen. Deze nieuwe verklaring wordt door geen enkel objectief element ondersteund in het strafdossier, en dit in tegenstelling tot haar eerdere verklaringen, die wel ondersteund worden door getuigenverklaringen en tapgesprekken.

10.

Beklaagde vraagt in ondergeschikte orde om tenlasteleggingen A.1. en A.2. te herkwalificeren naar exploitatie van andermans ontucht of prostitutie in de zin van artikel 380 Sw. Deze herkwalificatie dringt zich volgens de verdediging op aangezien beklaagde de prostitutie van D. en B. zelf zou hebben geëxploiteerd; de kwalificatie van mensenhandel zou zijn voorbehouden voor het geval waarin men de feiten pleegt teneinde een ander toe te laten het slachtoffer seksueel uit te buiten.

De rechtbank treedt deze stelling van de verdediging niet bij. Op basis van artikel 433quinquies, §1, 1°, Strafwetboek moet worden beschouwd als mensenhandel: de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, het nemen of de overdracht van de controle over hem met als doel de uitbuiting van prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting. De duidelijke tekst van de wet maakt hier aldus geen onderscheid tussen het zelf seksueel uitbuiten van het slachtoffer, dan wel het mogelijk maken dat een ander persoon dit zou doen. De argumentatie van de verdediging voert aldus een voorwaarde toe aan de strafbaarstelling die de wet niet stelt.

Ten overvloede kan hieraan worden toegevoegd dat uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wet van 29 april 2013 tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek met het oog op het verduidelijken en het uitbreiden van de definitie van mensenhandel (BS 23 juli 2013) tot doel had de strafbaarstelling van mensenhandel uit te breiden tot alle vormen van seksuele exploitatie.

Ook dit duidt erop dat geen onderscheid meer moet worden gemaakt tussen het zelf seksueel uitbuiten van een persoon en het mogelijk maken dat een derde het slachtoffer seksueel zou kunnen uitbuiten.

11.

De feiten voorzien onder de tenlasteleggingen A. 1. en A.2., met inbegrip van de verzwarende omstandigheden, zijn bewezen gelet op :

⎯ de vaststellingen van de verbalisanten;

⎯ het telefonie-onderzoek en de afgeluisterde gesprekken en berichtenconversaties tussen A.

M. en D. ;

⎯ de afgeluisterde gesprekken tussen D. en haar moeder en vriendinnen ;

(8)

8

⎯ de getuigenverklaringen van M. en I. ;

⎯ het telefonie-onderzoek en de gesprekken en berichtenconversaties tussen A. M. en B. ;

⎯ de informatie verstrekt door het prostitutieteam Antwerpen, waaronder het contact met de verhuurder van het appartement van D. en het relaas van de buren ;

⎯ de eerste twee verklaringen van D. ;

⎯ de resultaten van de huiszoeking in de Oranjestraat ;

⎯ het financieel onderzoek waaruit blijkt dat A. geen inkomsten heeft.

Zowel de verzwarende omstandigheid van het geweld en/of de bedreigingen als de kwetsbare toestand waarin de slachtoffers verkeerden, is bewezen. Uit het dossier (voornamelijk de tapgesprekken en de getuigenverklaringen} is gebleken dat de meisjes (illegaal} in België op zichzelf aangewezen waren, geen opvangnet hadden, en zich op A. M. verlieten voor hun 'veiligheid' in het Schipperskwartier, nadat hij hen aan zich gebonden had door voor te wenden van hen te houden en voor hen te zullen zorgen. Hij zorgde ervoor dat ze geen enkele vrijheid meer hadden, controleerde hen en streek vervolgens al hun inkomsten op zodat hun situatie uitzichtloos werd.

Dat B. beklaagde nog ging bezoeken in de gevangenis zoals aangehaald door beklaagde, geeft alleen maar aan hoezeer hij haar in zijn greep had. Toen hij uiteindelijk onder voorwaarden werd vrijgelaten, schakelde zij het paniekalarm in toen hij haar bezocht in het Schipperskwartier. Hetzelfde geldt voor D., die de moed had een belastende verklaring af te leggen tegen beklaagde maar hier, van zodra beklaagde in voorlopige vrijheid werd gesteld, op terugkwam.

1.2. Inbreuk op artikel 88quater § 1 Sv. (Cass. 4 februari 2020, P.19.1086.N) 12.

Op 20 december 2018 wordt A. aangetroffen bij de huiszoeking op het adres van zijn moeder, (...) in Schoten. Hij weigert de toegangscode van zijn gsm-toestel Samsung te geven.

De onderzoeksrechter geeft A. het bevel hiertoe bij toepassing van artikel 88quater § 1 Sv.

Dit bevelschrift wordt op 11 januari 2019 voorgelegd aan beklaagde. Hij stelt dat hij zijn code wel wil geven, maar deze vergeten is. Dit is ongeloofwaardig. Beklaagde weigerde reeds op 20 december 2018 zijn code te geven en twintig dagen later is hij deze - beweerdelijk - vergeten. Bovendien verklaarde hij bij de onderzoeksrechter, naar aanleiding van de voorleiding wegens schending voorwaarden op 6 november 2019, nogmaals dat hij er bij blijft om de codes van zijn gsm niet te geven.

De rechtbank is van oordeel dat het feit voorzien onder tenlastelegging B bewezen is ten aanzien van beklaagde gelet op de vaststellingen van de verbalisanten en de verklaringen van beklaagde.

2. Straftoemeting

13.

De feiten zijn zeer ernstig en getuigen van een extreem vervaagd normbesef, waarbij de drang van beklaagde naar gemakkelijk geldgewin primeert op het respect voor de fysieke en psychische integriteit van de uitgebuite, kwetsbare slachtoffers. Hij maakte schaamteloos misbruik van hun emotioneel afhankelijke positie. Hij bond de slachtoffers aan zich door met hen een beweerde liefdesrelatie aan te gaan en hen daarna zonder verpinken te controleren en domineren. Hij dwong

(9)

9 hen om als prostituee verder te werken en hem al hun inkomsten af te staan. Beklaagde zelf heeft al jaren geen enkel legaal inkomen en leeft op kosten van deze emotioneel afhankelijke, kwetsbare prostituees. De handelingen van beklaagden wijzen op een uiterst criminele ingesteldheid.

De rechtbank houdt bij de bestraffing rekening met de aard en de ernst van de feiten, de leeftijd en persoonlijkheid van beklaagde, zijn persoonlijke situatie en zijn ongunstig strafrechtelijk verleden.

De feiten A1 en A2 vermengen zich als zijnde gepleegd met een zelfde strafbaar opzet.

14.

Beklaagde werd reeds meermaals zowel door de politierechtbank als door de correctionele rechtbank veroordeeld. Hij verkeert ook in staat van wettelijke herhaling. Hij werd immers bij vonnis van deze rechtbank, kamer AC8, van 18 januari 2017, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens inbreuken op de wapenwetgeving, het toebrengen van opzettelijke slagen en verwondingen en bendevorming (in het kader van een gewelddadige confrontatie in het centrum van het Schipperskwartier).

Het strafdossier bevat kopie van dit vonnis dat kracht van gewijsde had op het moment van huidige feiten. Daarnaast bevat het strafdossier kopie van een vonnis van de correctionele rechtbank van 23 november 2011 waarin beklaagde tot een gevangenisstraf van 8 maanden veroordeeld werd wegens feiten van intrafamiliaal geweld ten aanzien van zijn moeder en zus.

15.

Beklaagde werd in huidig strafdossier aanvankelijk op 20 december 2018 aangehouden. Op 5 september 2019 werd het bevel tot aanhouding opgeheven en werd hij vrijgelaten mits naleving van een aantal voorwaarden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers, vast verblijf te houden bij zijn zus in Merksem en verbod zich te begeven in de prostitutiebuurt.

A. M. slaagt er evenwel niet in deze voorwaarden correct na te leven en is duidelijk erg hardleers.

Hij gaat niet in op de oproepingen van de politie. Op 6 november 2019 wordt de politie opgeroepen naar Villa Tinto in de prostitutiebuurt voor een paniekalarm bij B.. Een persoon vlucht te voet. Hij wordt gevat onder een terrastafel aan de Varkensmarkt. Het betreft A. M. Hij wordt bijgevolg terug onder aanhoudingsmandaat geplaatst wegens schending voorwaarden. Hij verklaart dat hij niet bij zijn zus verblijft. De politie merkte hem meermaals op in Schipperskwartier. Tegenover de onderzoeksrechter geeft hij de schending van zijn voorwaarden toe. Hij stelt dat B. in zijn ogen geen slachtoffer is.

16.

De hierna volgende strenge, effectieve gevangenisstraf en geldboete zijn bijgevolg gepast.

Beklaagde dient ook, overeenkomstig artikel 433novies § 1 Sw. voor een termijn van 10 jaar uit de rechten conform artikel 31,1° lid Sw. te worden ontzet.

Gelet op het ongunstig strafrechtelijk verleden en de geschetste hardleersheid van beklaagde alsook de aard en de bijzondere ernst van de feiten (waarbij prostituees in het Schipperskwartier geviseerd worden door beklaagde), is de rechtbank van oordeel dat hij voor 10 jaar uit het recht dient te worden ontzet om te wonen, te verblijven of zich op te houden in alle straten binnen de perimeter van het Schipperskwartier, begrensd door : Van Meterenkaai, Rouaanse Kaai, Sint-Pietersvliet, Sint- Paulusplaats, Sint-Paulusstraat, Klapdorp, Paardenmarkt, Hessenbrug, Hessenplein, Oudeleeuwenrui en Brouwersvliet (artikel 433novies § 2 en 382bis, 4° Sw.). Dit brengt de reclassering van beklaagde, die ter zitting meedeelde te wonen in Schoten, (...), uiteraard niet in het gedrang.

(10)

10 Voor tenlastelegging B, de inbreuk op artikel 88quater Sv., dat een ander opzet heeft dan de feiten voorzien onder tenlastelegging A, legt de rechtbank de hierna bepaalde geldboete op om beklaagde te wijzen op de ernst van deze feiten.

3. Verbeurdverklaring

17.

Het gsm toestel Samsung, eigendom van beklaagde dat gediend heeft om het misdrijf te plegen (OS 109/2020) wordt verbeurd verklaard op grond van art. 42, 1° Sw.

Het bij beklaagde in beslag genomen bedrag van 1.151,27 euro wordt verbeurd verklaard overeenkomstig art. 42, 3° en 43bis Sw. Beklaagde heeft geen enkele legale vorm van inkomsten en leefde van de inkomsten uit prostitutie van kwetsbare slachtoffers. Het kan niet aanvaard worden dat beklaagde in het bezit zou blijven van deze wederrechtelijk verworven inkomsten.

TOEGEPASTE WETTEN

De rechtbank houdt rekening met-de volgende artikelen die de bestanddelen van de misdrijven en de strafmaat bepalen, en het taalgebruik in gerechtszaken regelen:

artikelen 162, 185, 194, 195 van het Wetboek van Strafvordering, artikelen 1, 3, 7 van het Strafwetboek,

artikelen 11, 12, 14, 31, 32, 34, 35, 36, 37 en 41 der wet van 15 juni 1935, gewijzigd door de wet van 3 mei 2003 ;

de verordeningen van de Raad van de ministers nr. 974/98 dd. 3/5/1998 en nr. 1103/97 dd.

17/6/1997 en de wetten van 26/06/2000 en 30/06/2000 betreffende de invoering van de euro, artikel 1 van de wet van 5 maart 1952

Wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand

artikelen 28 , 29 der wet van 1 augustus 1985, artikelen 3 en 4 der wet van 17 april 1878,

en bij toepassing van de artikelen 25, 38, 40, 42, 43, 43bis, 66, 79, 80, 389 § 1 lid 1, 433

quinquies §§ 1. 1°, 2 en 4, 433 septies lid 1. 2°-3° en 2, 433 novies §§ 1 en 5 van het Strafwetboek en artikel 88 quater §§ 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering,

De rechtbank :

op tegenspraak ten aanzien van S. A., Op strafgebied

Stelt vast dat S. A., zich in staat van wettelijke herhaling bevindt.

(11)

11 Veroordeelt S. A., voor de tenlasteleggingen Al, A2 vermengd :

tot een gevangenisstraf van 7 jaar en tot een geldboete van 2 maal 1000,00 EUR en vermeerderd met 70 opdeciemen en gebracht op 16000,00 EUR.

Boete vervangbaar bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn door een van 90 dagen.

Ontzet S. A. uit de rechten zoals vermeld in artikel 31.1° lid van het Strafwetboek voor een termijn van TIEN JAAR ;

Ontzet S. A. tevens uit het recht om te wonen, te verblijven of zich op te houden in alle straten binnen de perimeter van het Schipperskwartier, begrensd door: Van Meterenkaai, Rouaanse Kaai, Sint-Pietersvliet, Sint-Paulusplaats, Sint-Paulusstraat, Klapdorp, Paardenmarkt, Hessenbrug, Hessenplein, Oudeleeuwenrui en Brouwersvliet, voor een termijn van TIEN JAAR ;

Veroordeelt S. A. voor de tenlastelegging B :

tot een geldboete van 4000,00 EUR, zijnde 500,00 EUR verhoogd met 70 opdeciemen.

Boete vervangbaar bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenisstraf van 90 dagen.

Verklaart verbeurd overeenkomstig artikel 42, 1° en 43 Sw., eigendom van beklaagde en dienstig voor het plegen van de feiten : toestel Samsung (OS 109/2020).

Verklaart verbeurd overeenkomstig artikel 42, 3° en 43bis Sw. de vermogensvoordelen voor een bedrag van 1. 151,27 eu ro, gestort bij COIV.

Veroordeelt S. A. tot betaling van :

⎯ een bijdrage van 2 maal 200,00 EUR, zijnde de som van 2 maal 25,00 EUR verhoogd met 70 opdeciemen, ter financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en de occasionele redders

⎯ een bijdrage van 20,00 EUR aan het Begrotingsfonds voor juridische tweedelijnsbijstand

⎯ de kosten van de strafvordering tot op heden begroot op 3205,40 EUR.

Houdt de burgerlijke belangen ambtshalve aan.

oOOo

Dit vonnis is gewezen en uitgesproken in openbare zitting op 14 mei 2020 door de rechtbank van

(12)

12 eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, kamer AC4 :

- I. D. R., voorzitter van de kamer, ondervoorzitter, - K. E., rechter,

- P. C., rechter

in aanwezigheid van een magistraat van het openbaar ministerie, met bijstand van griffier J. S.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De immuniteit van staatsambtenaren van een vreemde staat op strafgebied zou uiteraard alleen maar kunnen gelden voor de strafbare feiten die een staatsambtenaar verricht

Eiseres verwijst ook naar het feit dat de arbeidsovereenkomst uiteindelijk niet werd beëindigd door de werkgever maar door eiseres zelf op basis van medische

Vanaf 1 januari 2021 worden deze feiten van tenlastelegging B strafbaar gesteld door de Vlaamse Codex Wonen als volgt: "Als verhuurder, als eventuele

Meerdere beklaagden wijzen er op dat zij wel aanwezig waren bij de fight tegen Club Brugge (feiten voorzien onder tenlastelegging D.7), maar dat deze fight niet heeft

Alle feiten van de bewezen verklaarde tenlasteleggingen vermengen zich in hoofde van beklaagde als zijnde gepleegd met eenzelfde strafbaar opzet, zodat de rechtbank met toepassing

" Als verhuurder, als eventuele onderverhuurder of als persoon die een woning ter beschikking stelt, een woning of een specifieke woonvorm, als vermeld in artikel

bij inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Rnimtelijke Ordening hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, het 2 ij in strijd met.de vergunning, hetzij

Voor wat betreft de feiten voorzien onder tenlasteleggingen A2 en C2 (valse stukken op naam van A.A.N. A.) kan verwezen worden naar de verklaringen van vierde