• No results found

RAAP-NOTITIE 908. Groeneweg te 001 Gemeente Roermond Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAAP-NOTITIE 908. Groeneweg te 001 Gemeente Roermond Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAAP-NOTITIE 908

Groeneweg t e 001

Gemeente Roermond

Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

(2)

Colofon

Opdrachtgever: de heer P. Vogels

Titel: Groeneweg t e Oot, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Status: eindversie Datum: november 2004 Auteur: ing. B.J. Moonen

Bestandsnaam: L:\QXPress\Notities\2004\00LG\N0908-00LG.doc Projectcode: OOLG

Projectleider: ing. B.J. Moonen Projectmedewerker: drs. M.A.H. Lipsch

ARCHIS-vondstmeldingsnummers: n i e t van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing

ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: niet van toepassing Autorisatie: drs. W. De Baere

ISSN: 0925-6369

RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. t e l e f o o n : 020-463 4848

Zeeburgerdijk 54 telefax: 020-463 4949

1094 AE Amsterdam E-mail: r a a p @ r a a p . n l Postbus 1347

1000 B H Amsterdam

0 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2004

RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. a a n v a a r d t g e e n a a n s p r a k e l i j k h e i d voor e v e n t u e l e schade v o o r t v l o e i e n d u i t h e t gebruik v a n d e r e s u l t a t e n v a n d i t o n d e r z o e k o f d e toepassing van d e adviezen.

(3)

Groeneweg t e 001, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

ra

R A A P

U

Samenvatting

I n opdracht van de heer P. Vogels heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau i n november 2004 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd i n verband met nieuwbouwplannen i n de gemeente Roermond. Doel van d i t onderzoek was eventueel aanwezige archeologische resten op t e sporen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk t e geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan.

Tijdens het veldonderzoek zijn i n het plangebied geen archeologische resten aangetroffen. Naar verwachting zal er als gevolg van de geplande werkzaamhe- den dan ook geen verstoring van archeologische waarden optreden. Derhalve worden geen aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004

(4)

Groeneweg t e Ool, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau-

en inventariserend veldonderzoek R A

AAP

18

1 Inleiding

1.1 Kader en doelstelling

I n opdracht van de heer P. Vogels heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau i n november 2004 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd i n verband met nieuwbouwplannen i n de gemeente Roermond. Het bureau- en inventariserend veldonderzoek diende t e worden uitgevoerd omdat realisatie van de plarinen zou kunnen Leiden t o t aantasting o f vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het onderzoek was het opsporen van deze resten en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteliggïng ervan.

Het plangebied (circa 0,5 ha) l i g t ten noorden van de Groeneweg t e 001 (figuur 1). Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 58W van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000); de centrumcoördinaat i s 194700/

355290. Ten t i j d e van het onderzoek was het plangebied i n gebruik als akkerland en volkstuin.

1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen

Het onderzoek bestond u i t een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek i s beperkt gebleven t o t een karterend booronderzoek.

Het bureau- en inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd volgens de hiervoor geldende normen en richtlijnen die zijn vastgelegd i n het Handboek ROB-specificaties (Brinkkemper e.a., 1998). RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), de instelling die het beheer heeft over de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA; Voorbereidingscornmis- sie Kwaliteitszorg Archeologie, 2001). Zie tabel 1 voor de dateringen van de i n deze notitie genoemde archeologische perioden. Enkele vaktermen worden achter i n deze notitie beschreven (zie verklarende woordenlijst).

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004

(5)

Groeneweg t e Ool, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau-

en inventariserend veldonderzoek M

2 Bureauonderzoek

2.1 Methoden

Voorafgaand aan het veldonderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om na t e gaan o f er reeds archeologische vondsten u i t het plangebied geregistreerd staan en om ten behoeve van het veldwerk de Landschappelijke (geologische en bodemkundige) kenmerken alsmede de gespecificeerde archeologische ver- wachting t e bepalen. I n het kader van het bureauonderzoek zijn verschillende bronnen geraadpleegd (zie literatuurlijst).

Om inzicht t e krijgen i n het voorkomen van archeologische vindplaatsen i n o f nabij het plangebied i s het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) t e Amersfoort geraadpleegd.

2.2 Resultaten

Geologie en geomorfologie

Aan het einde van het Saalien (circa 130.000 jaar geleden) en tijdens het Weichselien (120.000-10.000 jaar geleden) heeft de Maas zich als gevolg van wisselende klimatologische omstandigheden enkele malen i n zijn eigen afzettingen ingesneden. I n het daarbij ontstane nieuwe d a l zijn Later door de Maas rivierzanden en -kleien afgezet. Deze zanden en kleien behoren t o t de Formatie van Kreften heye.

Aan het einde van het Weichselien heeft de Maas zich opnieuw i n zijn sedi- menten ingesneden en heeft toen het huidige Maasdal gevormd. Tijdens het Subatlanticum (circa 1800 voor Chr.-heden) veranderde de eroderende werking van de Maas i n een sedimenterende en werd i n het dal van de Maas een enkele meters dik pakket jonge rivierklei (Betuwe Formatie) op de Formatie van Kreftenheye afgezet (Stiboka, 1972). De Maas meanderde sterk en heeft zijn loop verschillende malen verlegd. Het terras waar 001 op ligt, is ten noorden en zuiden door de Maas aangesneden en vormt als het ware een eiland.

Bodem

De bodem i n het plangebied bestaat u i t kalkloze ooivaaggronden: Lichte zavel met grondwatertrap V11 (Stiboka, 1972: code RdlOC). Deze gronden Liggen i n grote, vrij vlakke gebieden Langs de Maas. De gronden hebben een 20 á 25 cm dikke, grijsbruine bovengrond bestaande u i t matig humeuze, kalkloze, lichte

RAAP-notitie 908 / eindversie 1 8 - 1 1 - 2 0 0 4

i5 1

(6)

Groeneweg t e Ool, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau en inventariserend veldonderzoek

m

R A A P

M

zavel. Daaronder ligt, veelal t o t 7 0 á 9 0 cm -MV maar plaatselijk ook wel t o t dieper dan 1 2 0 cm -MV, geelbruin t o t donkergeelbruin, zeer humusarm, gehomogeniseerd materiaal. De n i e t o f weinig gehomogeniseerde ondergrond i s grijsbruin m e t grijze vlekken en veelal ook wat roest. De bovengrond bevat 1 0 á 15% lutum en 60 á 90% leem. M e t h e t toenemen van de diepte neemt h e t lutumgehalte meestal t o e t o t 2 0 á 25%.

Archeologie

I n ARCHIS staan 8 waarnemingen geregistreerd u i t de omgeving van h e t plangebied (straal circa 500 m). Het b e t r e f t de ARCHIS-waarnemingsnummers 34688, 34761, 34767, 36488, 36742, 6742, 6 7 4 4 en 31626. De vondsten z i j n gedaan tijdens baggerwerkzaamheden. ARCHIS-waarnemingsnummers 6724 en 36742 beschrijven keramische en bronzen voorwerpen u i t de Romeinse tijd.

ARCHIS-waarnemingsnummers 34688, 34761 en 34767 beschrijven keramische en bronzen vondsten u i t de Bronstijd. ARCHIS-waarnemingsnummer 31626 omvat vondsten u i t de Bronstijd, Romeinse t i j d en de Late Middeleeuwen.

ARCHIS-waarnemingsnummer 6 7 4 4 b e t r e f t een neolithische b i j l en ARCHIS- waarnemingsnummer 36488 een bronzen haarnaald u i t de Vroege

Middeleeuwen.

Historie

Het plangebied s t a a t op de Tranchotkaart 1803-1820 (Landesvermessungsamt Nordrhein Westfalen, 1 9 6 7 : kaartblad 4 6 Roermond) aangeduid als akkerland m e t de naam 'agter de h o o f (www.dewoonomgeving.nl).

Archeologische verwachting

Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW; ROB, 2 0 0 1 ) g e l d t voor h e t plangebied een Lage kans op h e t aantreffen van archeologische waarden.

I n de Loop van de t i j d z i j n er duidelijke verschillen i n locatiekeuzen t e

onderscheiden. Meest markant z i j n deze verschillen tussen jagers-verzamelaars enerzijds en landbouwers anderzijds.

Jagers-verzamelaars

De oudste sporen van menselijke a c t i v i t e i t e n dateren u i t h e t Paleolithicum (Oude Steentijd). I n deze periode (en i n h e t hierop volgende Mesolithicum) leefde de mens va; jagen, verzamelen en visvangst. Deze zogenaamde 'jagers- verzamelaars' trokken door h e t landschap en verbleven alleen t i j d e l i j k (dagen, weken) o p een plek.

H e t b l i j k t d a t dergelijke verblijfplaatsen i n vrijwel alle gevallen voorkomen i n de omgeving van zogenaamde gradiëntsituaties (o.a. nat/droog, hoog/laag, voedselrijk/voedselarm). Het op korte afstand voorhanden z i j n van een grote verscheidenheid aan voedselbronnen e n de nabijheid en bereikbaarheid van (drink-)water zouden deze sterke r e l a t i e mede verklaren.

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004

(7)

Groeneweg t e Ool, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

I n de omgeving van h e t plangebied komen geen gradiëntsituaties voor. Op grond hiervan g e l d t voor h e t plangebied een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen u i t de periode Paleolithicum t / m Mesolithicum.

landbouwers

Met de i n t r o d u c t i e van de Landbouw i n de loop van h e t Neolithicum (Nieuwe Steentijd) stelde de mens geleidelijk andere eisen aan z i j n landschappelijke omgeving. De mate waarin gronden geschikt waren om t e beakkeren, werd een steeds belangrijkere factor. De geschiktheid voor beakkering was onder andere afhankelijk van fysische eigenschappen zoals h e t grondwaterregime, de

natuurlijke vruchtbaarheid en de bewerkbaarheid.

De i n h e t plangebied voorkomende kalkloze ooivaaggronden z i j n zeer geschikt voor akkerbouw (Stiboka, 1972). Op grond van de geschikte akkerbouwgronden g e l d t voor h e t plangebied een middelmatige archeologische verwachting voor vindplaatsen u i t de periode Neolithicum t / m Late Middeleeuwen.

Diepteligging

Op basis van h e t voorkomende bodemtype wordt verwacht d a t eventuele vindplaatsen zich voornamelijk aan o f o p h e t maaiveld bevinden.

Gaafheid

De archeologische i n f o r m a t i e over nederzettingen wordt onder andere gedra- gen door grondsporen. D i t z i j n sporen van menselijke werkzaamheden i n h e t verleden (kuilen, greppels, paalgaten, etc.). Ze z i j n herkenbaar als verkleurin- gen en verstoringen van de bodemstructuur. De mate van i n t a c t h e i d van grondsporen i s afhankelijk van de diepte van toegepaste grondbewerkingen.

Verwacht w o r d t d a t door de landbouwkundige grondbewerkingen nog een deel van de archeologische i n f o r m a t i e bewaard gebleven is. Verwacht wordt d a t de archeologische i n f o r m a t i e t e r plaatse van de gesloopte gebouwen i s verstoord.

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004

(8)

Groeneweg t e 001, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en i n v e n t a r i s e r e n d veldonderzoek

R A A P

L-8

3 Veldonderzoek

3.1 Methoden

Tijdens het veldonderzoek zijn 6 boringen at random gezet (figuur 1). De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste i n d i t gebied t e verwachten nederzettingsterreinen u i t de periode Neolithicum t/m Late Middeleeuwen. Deze methode i s niet geschikt om verkavelingspatro-

nen, graven en andere zeer Lokale archeologische resten i n kaart t e brengen.

Er is geboord t o t maximaal 3,3 m -MV met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een gutsboor met een diameter van 3 cm. De boringen zijn onder andere conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989)

beschreven en met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Het opgeboorde materiaal is i n het veld gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken). Er zijn geen monsters genomen.

3.2 Resultaten

Geologie en bodem

U i t het booronderzoek b l i j k t dat de bodem t o t circa 3,3 m -MV u i t 2

geologische lagen bestaat. Tot 3 m -MV bestaat de bodem u i t jonge rivierklei behorende t o t de Betuwe Formatie, hieronder l i g t grof zand behorende t o t de Formatie van Kreftenheye.

De jonge rivierklei bestaat u i t humeuze, donkergrijsbruine, uiterst siltige klei (bouwvoor). De bouwvoor heeft een dikte van 0,3 t o t 0,4 cm en bevat stukjes puin en steenkool. Onder de bouwvoor bestaat de bodem u i t lichtbruine, uiterst siltige klei. Deze laag gaat op een diepte variërend tussen 0,7 en 1,7 cm -MV over i n een Lichtgeelbruin, zwak siltig zand. Op 3 m -MV rust de jonge rivierklei op de Formatie van Kreftenheye.

Archeologie

Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004

(9)

Groeneweg t e Ool, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

4 Conclusies en aanbevelingen

4.1 Conclusies

Het plangebied bevindt zich i n het Maasdal. De dagzomende afzettingen beho- ren t o t de Betuwe Formatie (jonge rivierklei). Onder d i t pakket bevinden zich afzettingen die behoren t o t de Formatie van Kreftenheye. D i t zijn sedimenten die i n tijden van hoge afvoer zijn afgezet. I n de j o n g e rivierklei i s een kalk- Loze ooivaaggrond ontwikkeld. U i t de omgeving (straal 500 m) zijn 8 archeo- logische vondsten bekend. Het betreft vondsten u i t h e t Neolithicum, de Bronstijd, de Romeinse t i j d en de Vroege Middeleeuwen. De ontdekkingen z i j n gedaan tijdens baggerwerkzaamheden. Op de Tranchotkaart 1803-1820 i s h e t plangebied aangegeven als akkerland.

Op basis van h e t bureauonderzoek geldt voor het plangebied een lage archeo- logische verwachting voor vindplaatsen u i t de periode Paleolithicum t/m Mesolithicum en een middelmatige archeologische verwachting voor vindplaatsen u i t de periode Neolithicum t / m Late Middeleeuwen.

Eventueel aanwezige archeologische resten worden direct aan o f o p het maai- veld verwacht. Als gevolg van Landbouwactiviteiten z a l een deel van de archeologische informatie zijn verdwenen. Verwacht wordt dat de archeologi- sche informatie t e r plaatse van de gesloopte gebouwen is verstoord.

I n overeenstemming met de bodemkaart zijn tijdens h e t veldwerk kalkloze ooivaaggronden aangetroffen. De Formatie van Kreftenheye l i g t i n h e t plangebied op circa 3,O m -Mv. Tijdens h e t veldwerk zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen.

4.2 Aanbevelingen

Op grond van h e t ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt ten aanzien van h e t plangebied geen vervolgonderzoek aan bevolen.

Met betrekking t o t de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen t e worden met de provinciaal archeoloog (dr. G.C.M. Jansen, Hoofdgroep Welzijn, Provincie Limburg, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht, tel.: 043-3897183, e-mail: gcm.jansen@prvlimburg.nl).

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004

(10)

m

Groeneweg t e Ool, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau-

en inventariserend veldonderzoek R A A P

Li1

Literatuur

Brinkkemper, O., e.a. (redactie), 1998. Handboek ROB-specificaties. Rijks- dienst voor h e t Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort.

Landesvermessungsarnt Nordrhein Westfalen, 1967. Kartenaufnahme der Rheinlande durch Tranchot und Von Muffling 1803-1820, schaal 1:25.000. Landesvermessungsamt Nordrhein Westfalen, Bonn.

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

ROB, 2001. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) Ze generatie.

Globale Archeologische Kaart van het Continentale Plat. Archeolo- gische Monumentenkaart. Rijksdienst voor h e t Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort (cd-rom).

Stiboka, 1972. Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000. Blad 5 8 West Roermond. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

Stiboka, 1972. Toelichting bij de kaartbladen 57 Oost Valkenswaard en 58 West Roermond. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, 2001. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Eindrapport van de Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Den Haag.

Gebruikte afkortingen

ARCHIS ARCHeologisch I n f o r m a t i e Systeem

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden -MV beneden maaiveld

ROB Rijksdienst voor h e t Oudheidkundig Bodemonderzoek

Verklarende woordenlijst

afzetting Neerslag o f bezinking van materiaal.

erosie Verzamelnaam voor processen die h e t aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. D i t vindt voor- namelijk plaats door wind, i j s en stromend water.

formatie Een sedimentpakket d a t qua herkomst en lithologische samenstelling een eenheid vormt.

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004 [ l 0 ]

(11)

Groeneweg t e Ool, gemeente Roermond; archeologisch vooronderzoek: een bureau-

en inventariserend veldonderzoek R A A P

LiB

geologie

geomorfologie grondwatertrap leem

lutum meanderen

sedimentatie Saalien

terras (rivier-) Weichselien

Aardkunde, leer van de bouw en de

ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich erin afspelen.

Verklarende beschrijving van de vormen van de aardop- pervlakte i n verband met de wijze van hun ontstaan.

Traject tussen de gemiddeld hoogste en de gemiddeld Laagste grondwaterstand.

Grondsoort die wordt gekenmerkt door een hoog siltgehalte (bodemdeeltjes tussen 0,002 en 0,05 mm).

Minerale delen i n de klei (deeltjes kleiner dan 2 pm).

(van rivieren o f beken) zich bochtig door het Landschap slingeren.

Het afzetten van materiaal.

Voorlaatste glaciaal, waarin het Landijs t o t i n Nederland doordrong (vorming stuwwallen), ca. 200.000-130.000 jaar geleden.

Door een rivier verlaten en daarna versneden dalbodem.

Geologische periode (Laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden.

Overzicht van figuren en tabellen

Figuur 1. Boorpuntenkaart.

Tabel 1. Archeologische tijdschaal.

Tabel 1. Archeolo- gische t i j d s c h a a l

RAAP-notitie 908 / eindversie 18-11-2004

(12)

Figuur 1. Resultaten booronderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het onderzoeksgebied van het archeologisch onderzoek wordt gevormd door de locaties van de voorgenomen werkzaamheden die zones met een hoge archeologische verwachting op

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, lichtgeelgrijs, zeer fijn, kalkrijk,

Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden die deze hoge verwachting bevestigen, maar evenmin kan op basis van het veldonderzoek de aanwezigheid van

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Voor het plangebied gold een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen

De hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd wordt daarom naar laag bijgesteld... 4 Conclusies

Daarom kan de hoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen en de middelhoge verwachting