• No results found

RAAP-NOTITIE Plangebied 5H1, locatie Ecudorp Gemeente Almere Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAAP-NOTITIE Plangebied 5H1, locatie Ecudorp Gemeente Almere Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en

inventariserend veldonderzoek

(2)

Colofon

Opdrachtgever: Kristal

Titel: Plangebied 5H1, locatie Ecudorp, gemeente Almere; archeologisch vooronderzoek:

een bureau- en inventariserend veldonderzoek Status: eindversie

Datum: oktober 2007

Auteur: dr. M.S. Lesparre-de Waal Projectcode: AL5H1

Bestandsnaam: NO2455-AL5H1.doc Projectleider: dr. M.S. Lesparre-de Waal

Projectmedewerkers: drs. Y. Raczynski-Henk, drs. F. Stevens & drs. R. Timmerman ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing

ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing

ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 23352 (aanmelding); 18364 (afmelding) Autorisatie: drs. A.J. Tol

ISSN: 0925-6229

RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.

Leeuwenveldseweg 5b 1382 LV Weesp Postbus 5069 1380 GB Weesp

telefoon: 0294-491 500 telefax: 0294-491 519 E-mail: raap@raap.nl

© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2007

RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

(3)

Samenvatting

In opdracht van Kristal heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 18, 19 en 20 juli 2007 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met voorgenomen bodemingrepen in plangebied 5H1, locatie Ecudorp in de gemeente Almere. Doel van dit onderzoek was het pleistocene oppervlak in kaart te brengen en op basis hiervan een meer onderbouwde uitspraak te doen van de archeologische verwachting voor het plangebied.

Tijdens het verkennend onderzoek zijn in totaal 33 boringen verricht. Er is met behulp van een mechanische aqualockboor (diameter 7 cm) met tussenafstanden van 50 m geboord langs de zuidwestelijke, zuidoostelijke en noordoostelijke rand van het plangebied en langs de weg die het plangebied in noordwest-zuidoostelijke richting doorsnijdt. Door middel van het zetten van handmatige gutsboringen (dia- meter 6 en 3 cm) is vervolgens het boorgrid opgevuld om een zo vlakdekkend mogelijk beeld van de geologische opbouw van het plangebied te verkrijgen. De boringen zijn ingemeten met behulp van een LRK-GPS. In de bospercelen was dit niet mogelijk. De boringen 8, 9, 11, 12, 21 en 23 zijn met behulp van meetlinten uitgezet. Het bleek onmogelijk de hoogtes te bepalen met behulp van een water- pasinstrument.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat zich in het westelijke deel van het plangebied een relatieve hoogte in het dekzandlandschap bevindt in de vorm van een smalle rug die op de lijn tussen de boringen 3 en 24 ligt. Ten oosten en westen hiervan bevinden zich relatief diepere delen (circa 8,8 m -NAP). Ter plaatse van de boringen 22 en 33 bevinden zich relatief hoger gelegen delen (circa 8,2 m -NAP).

In 6 boringen (18,2%) zijn aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van podzolbodems in het plangebied. Deze bevinden zich voornamelijk in de hoger gelegen delen van het dekzandlandschap. Op 2 locaties zijn ook aanwijzigen aan- getroffen voor de aanwezigheid van podzolbodems in de lagere delen van het plan- gebied. Op 2 andere locaties is een bodem aangetroffen waarin de A-horizont (direct) overgaat in het moedermateriaal (C-horizont). In de boringen zijn geen

‘harde’ archeologische indicatoren aangetroffen.

Uit het verkennend onderzoek blijkt dat de top van het dekzand in een klein deel

van het plangebied (grotendeels) intact is, waardoor de kans groot is dat hier

behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Op grond hiervan wordt

aanbevolen de intacte zones (grofweg 2,9 ha: circa 36% van het totale plangebied)

te onderzoeken door middel van een karterend booronderzoek met behulp van me-

chanische avegaarboringen (diameter 14,5 cm). In verband met de afmetingen van

de niet-intacte zones beslaat het nader te onderzoeken gebied een oppervlakte die

(4)

kleiner is dan de 45% die het gemeentelijk beleid standaard voorschrijft. Het kar-

terend booronderzoek dient uitgevoerd te worden conform een hiervoor nog op te

stellen Programma van Eisen dat moet worden goedgekeurd door de gemeentelijk

archeoloog van Almere (drs. W.J.H. Hogestijn). Het is mogelijk dat ten behoeve

van de uitvoering van bovengenoemd karterend booronderzoek het ter plaatse aan-

wezige bos (deels) gekapt dient te worden om toegang voor de boormachine te ver-

schaffen in de nader te onderzoeken zones. Wanneer het bos (deels) gekapt is, kan

bovendien alsnog worden getracht de maaiveldhoogten ter plaatse van de boringen

8, 9, 11, 12, 21 en 23 te bepalen en, indien noodzakelijk, de kaart met de hoogte-

ligging van de top van het pleistoceen nog te verfijnen.

(5)

1 Inleiding

1.1 Kader en doelstelling

In opdracht van Kristal heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 18, 19 en 20 juli 2007 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met voorgenomen bodemingrepen in plangebied 5H1, locatie Ecudorp in de gemeente Almere. De voorgenomen bodemingrepen hangen samen met de realisatie van een Ecologisch-Cultureel dorp in Almere Hout en omvatten de (gedeeltelijke) kap van het aanwezige bos, de aanleg van 47 woonwerkeenheden, 13 woonboten c.q. paal- woningen in een nog aan te leggen haven en een collectieve voorzieningenzone.

Waterpartijen worden aangelegd op basis van een waterhuishoudingplan dat is opgesteld in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland. De woonwerkeenheden worden op aan te leggen terpen gebouwd. Het archeologisch vooronderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aan- tasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Het doel van het verkennend booronderzoek (fase 1) was het pleistocene oppervlak in kaart te brengen en op basis hiervan een meer onderbouwde uitspraak te doen van de archeologische verwachting voor het plangebied.

1.2 Plangebied

Het plangebied (circa 8 ha) maakt deel uit van de toekomstige stadskern Almere Hout. Het ligt ten zuiden van de brug over de Hoge Vaart aan de Vogelweg (figuur 1). Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 26C van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000); de coördinaten zijn 1 49.050/482.484; 149.161/

482.561; 149.394/ 482.517; 149.391/482.282 en 149.265/482.197. Het perceel staat kadastraal bekend onder AMR04 C 00840 G 0000 (Brongegevens: Kadaster, Directie Oost/Zwolle). Ten tijde van het onderzoek was het plangebied bebost en in eigendom van Staatsbosbeheer.

1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen

Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veld- onderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Het booronderzoek is uitgevoerd volgens het Programma van Eisen (PvE), getiteld Programma van Eisen (PvE) voor archeologisch vooronderzoek Almere Hout, 5H Ecudorp, opgesteld d.d.

10 augustus 2006 door dhr. S.A.D.S. Post, werkzaam bij Bureau Archeologie van de

gemeente Almere (Post, 2006a). Dit PvE is goedgekeurd door de gemeentelijk

archeoloog van Almere (drs. W.J.H. Hogestijn). Omdat het plangebied erg dicht

bebost is, zijn in overleg met drs. Hogestijn enkele wijzigingen op het PvE voor-

(6)

gesteld (zie § 4.1) omdat het plangebied niet volledig toegankelijk was voor mechanisch booronderzoek waardoor het vereiste boorgrid (50 x 43,3 m) niet exact gerealiseerd kon worden. Tijdens de eerste dag van het veldonderzoek is ter

plaatste overleg gevoerd met drs. H.J.C. Visscher en de heer S.A.D.S. Post, beiden werkzaam bij Bureau Archeologie van de gemeente Almere.

RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), de instel- ling die het beheer heeft over de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en die valt onder de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB;

http://www.sikb.nl). Zie tabel 1 voor de dateringen van de in deze notitie

genoemde archeologische perioden.

(7)

2 Beleidskader

2.1 Nationaal beleid voor de Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

Uitgangspunt voor het overheidsbeleid van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) is het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem als onver- vangbaar onderdeel van het cultuurhistorisch erfgoed (Cultuurnota 2001-2004).

Om dit te bereiken, moeten archeologische waarden expliciet worden meegenomen in planologische besluitvormingsprocessen, net als natuurwaarden en economische belangen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het zaak archeologische waarden zo- veel mogelijk te ontzien. Gezocht moet worden naar beschermings- en inpassings- mogelijkheden en bovendien naar mogelijkheden om archeologische waarden te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van ons land. Basis voor besluitname over archeologische waarden is archeologisch (voor)onderzoek dat moet voldoen aan de normen die zijn vastgelegd in het handboek ‘Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie’. Alleen wanneer bescherming en inpassing van archeo- logische waarden echt niet mogelijk blijkt, kan besloten worden tot het opgraven van waardevolle archeologische resten.

De uitgangspunten voor het archeologisch overheidsbeleid zijn opgetekend in de Cultuurnota 2001-2004 en staan in het teken van het Verdrag van Valletta dat is opgesteld op Malta in 1992. Het verdrag wordt thans verankerd in de Monumen- tenwet 1988. Hiermee krijgt het archeologisch overheidsbeleid een wettelijke grondslag.

2.2 Het beleid van de provincie Flevoland voor de Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

Het beleid voor de archeologische monumentenzorg van de provincie Flevoland sluit in hoofdlijnen aan op het nationaal beleid voor de AMZ. In haar Nota Archeo- logiebeleid (d.d. 7 juni 2001) stelt de provincie dat in rijksbeleid het accent te veel ligt op het behoud, zoals behoud ter plekke, en (te) weinig op archeologie als ruimtelijke kwaliteit en het gebruik ervan als een bouwsteen voor de inrichting van de ruimte.

In de Hoofdlijnennota voor het Omgevingsplan 2006 van de Provincie Flevoland

(vastgesteld 22 juni 2005) is vrijwel heel Almere opgenomen als archeologisch

attentiegebied. De provincie zet voor attentiegebieden in op juridisch-planolo-

gische bescherming van archeologische waarden. In zogenaamde ‘uitwerkings-

gebieden’ is de kennis van de aanwezige waarden beperkt. De provincie wil voor

deze gebieden verkennen of er aanleiding is om delen aan te wijzen als attentie-

gebieden of als Provinciale Archeologische Kerngebieden (PARK-en). In PARK-en

richt de provincie zich actief op het behoud van de archeologische waarden in hun

(8)

eigentijdse landschappelijke omgeving. Gemeentelijke plannen worden aan het Provinciaal Omgevingsplan getoetst.

2.3 De Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Almere

De hoofdlijnen van het archeologiebeleid van de gemeente Almere zijn beschreven in ‘De schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Ge- meente Almere 2001-2005’ (Hogestijn & Vestigia b.v., 2001). In deze beleidsnota stelt de gemeente zich tot doel om een representatief deel van haar behoudens- waardig archeologisch erfgoed duurzaam in de bodem (in situ) te behouden en bij ruimtelijke planvorming te streven naar inpassing van archeologische waarden.

Hiermee sluit de gemeente aan op het rijks- en provinciaal beleid voor de Archeo- logische Monumentenzorg (Nota Belvedere: Ministeries van OCenW, LNV, VROM en V&W, 1999; Cultuurnota 2001-2004: OCenW; Nota Archeologiebeleid: Provincie Flevoland, juni 2001) en op de aanstaande wijziging van de Monumentenwet 1988.

Dit betekent enerzijds dat inventariserend veldonderzoek overal verplicht is waar plannen met bodemingrepen worden voorgenomen. Anderzijds heeft de gemeen- te, gezien de schaal waarop dergelijke ingrepen in Almere plaatsvinden, besloten om zich beperkingen op te leggen en dus om niet zonder meer alles, altijd en overal te onderzoeken.

2.4 Het gemeentelijk selectiebeleid

Almere kent 2 bijzondere soorten archeologische monumenten: steentijdvind- plaatsen en (een veel kleiner aantal) scheepswrakken uit historische tijden. Beide soorten resten zijn in de ondergrond van Almere zeer goed bewaard gebleven en daardoor vanuit Europees erfgoedperspectief zeer bijzonder. Voor beide geldt ook dat ze met gangbare archeologische opsporingstechnieken uitermate lastig zijn te traceren.

De gemeente heeft besloten om geen veldonderzoek te doen naar scheepsresten.

Voor wat betreft de steentijdvindplaatsen wordt maar in circa 45% van het oppervlak van een (groot) plangebied werkelijk gezocht naar de aanwezigheid van behoudens- waardige nederzettingsresten in het dekzand. Bovendien beperkt dit onderzoek zich tot de in de top van het dekzand aanwezige vindplaatsen; vindplaatsen in en op de afzettingen van de Formatie van Kreftenheye, het Laagpakket van Wormer en het Hollandveen Laagpakket blijven in principe buiten beschouwing.

Voor het realiseren van de gemeentelijke beleidsdoelstelling, het behoud van een

representatieve steekproef van haar archeologisch erfgoed, heeft het Bureau Ar-

cheologie een standaard onderzoeksopzet voor het inventariserend veldonderzoek

(IVO) opgesteld. Deze opzet kent 3 onderzoeksfasen. Allereerst wordt in een wijd-

mazig boorgrid een landschappelijk gericht veldonderzoek uitgevoerd (verkennen-

de fase). Op basis hiervan vindt een selectie plaats van deelgebieden met een gave,

intacte bodemopbouw die karterend worden onderzocht. De totale omvang van de

(random) geselecteerde deelgebieden bedraagt 45% van het oppervlak van het

plangebied. Dat houdt in dat na de verkennende fase 55% van het deelgebied

wordt vrijgegeven. Eventuele daarin aanwezige archeologische vindplaatsen wor-

(9)

den dus niet opgespoord en komen zo dus evenmin in aanmerking voor behouds- inspanningen van de initiatiefnemer. Tijdens de karterende fase wordt in de geselecteerde deelgebieden verder vooral gezocht naar vindplaatsen groter dan circa 20 m in doorsnede. Van deze vindplaatsen worden alleen die behouden, die op basis van landelijk vastgestelde criteria werkelijk behoudenswaardig zijn (waarderende fase).

Omdat met het vrijgeven van 55% van elk plangebied al meer dan de helft van de behoudenswaardige vindplaatsen zonder enige vorm van onderzoek wordt opgege- ven, heeft het vastgestelde beleid wel tot doel om de ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen te behouden (bij v. ter plekke) en om ze een herkenbare, de archeo- logie rechtdoende inrichting te geven. Concreet betekent dit dat de inrichting van een archeologisch terrein:

- het behoud van de kwetsbare archeologische resten waarborgt;

- zorg draagt voor de herkenbaarheid van de archeologische betekenis ervan voor het Almeerse publiek;

- de toegankelijkheid verzekert voor toekomstig onderzoek, monitoring en beheersmaatregelen.

Slechts indien aan andere maatschappelijke belangen een groter gewicht wordt toegekend dan aan het behoud ter plekke, dan dienen deze geselecteerde vind- plaatsen opgegraven te worden. Een besluit hieromtrent is voorbehouden aan het College van B&W.

Naast bovenstaand selectiebeleid is door Bureau Archeologie een regeling opge-

steld en geaccordeerd door provincie en rijk waarin is vastgelegd dat in een plan-

gebied geen onderzoek noodzakelijk is indien het plangebied kleiner is dan 1000

m² of als er reeds adequaat archeologisch onderzoek uitgevoerd is. Daarbij gelden

tevens als voorwaarden dat het plangebied geen onderdeel is van een groter plan-

gebied, het plangebied dus niet samenvalt met al bekende archeologische monu-

menten en het plangebied niet direct grenst aan gebieden met archeologische

waarden.

(10)

3 Bureauonderzoek

3.1 Methoden

In augustus 2006 is door Bureau Archeologie van gemeente Almere een bureau- onderzoek uitgevoerd om na te gaan of er reeds archeologische vondsten uit het plangebied geregistreerd staan en om ten behoeve van het veldwerk de landschap- pelijke kenmerken alsmede de gespecificeerde archeologische verwachting te bepa- len (Post, 2006b). Ten behoeve van de voorbereiding van onderhavig onderzoek is bovengenoemd bureauonderzoek geraadpleegd.

3.2 Resultaten

3.2.1 Geologie algemeen

Zuidelijk Flevoland maakt deel uit van een groot dalingsbekken (het zgn. Zuider- zeebekken) dat op zijn beurt deel uitmaakt van het Noordzeebekken. In de jongste periode op de geologische tijdschaal (het Kwartair) is in het IJsselmeer-gebied een 300 tot 450 m dik pakket zand en klei afgezet. Het Kwartair, dat onderverdeeld wordt in het Pleistoceen en Holoceen, kenmerkte zich door grote klimatologische veranderingen. Verschillende (relatief koude) ijstijden en (relatief warme) inter- stadialen hebben elkaar afgewisseld en in belangrijke mate de dikte en variatie van de afzettingen bepaald (Schute, 1999).

In het Weichselien, de laatste ijstijd (110.000-13.000 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet. Tijdens deze periode werden 2 formaties afgezet. Aanvanke- lijk vond sedimentatie plaats van fluviatiele, meest grofzandige afzettingen die tot de Formatie van Kreftenheye worden gerekend. Later werden (voor een groot deel vanuit de drooggevallen Noordzee) door wind goed gesorteerde zanden met leem- lagen afgezet: de zogenaamde dekzanden (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). Deze overdekken vrijwel overal het rivierzand van de Formatie van Kreften- heye. Tijdens warmere perioden in het Weichselien vond waterafvoer plaats door het oerstroomdal van de Eem dat Zuidelijk Flevoland van noordwest naar zuidoost doorkruist (Soonius, 1999). Deze rivier sleet zich een weg in de dekzandplateaus.

Tijdens koudere perioden werden door verstuiving rivierduinen gevormd (Laagpak- ket van Delwijnen, Formatie van Boxtel).

Het pleistocene oppervlak helt globaal af in noordwestelijke richting. In het oosten

dagzoomt het dekzand plaatselijk (circa 2 à 3 m -NAP), terwijl deze in het noord-

westen van Zuidelijk Flevoland afgedekt worden door holocene afzettingen van

soms meer dan 7 m dikte (circa 10 m -NAP).

(11)

Op het pleistocene zandoppervlak ontwikkelde zich in het warmere Holoceen in de loop van duizenden jaren een vegetatie waarvan de sporen in de vorm van zoge- naamde podzolbodems nog steeds zichtbaar zijn in het bodemprofiel. Een podzol- bodem is te herkennen aan een doorgaans sterk humeuze bovenlaag (A-horizont), een uitspoelings- of uitlogingshorizont (de E-horizont) en een inspoelingshorizont (B-horizont). Indien sprake is van een intact bodemprofiel in de top van het zand, dan duidt dit op geen of een zeer geringe aantasting (erosie) van het pleistocene landschap. De opwarming van het klimaat in het Holoceen had naast vegetatiegroei tot gevolg dat de zee- en grondwaterspiegel stegen. In de gebieden buiten de mariene invloedssfeer begonnen zich veenmoerassen te ontwikkelen, in Zuidelijk Flevoland waarschijnlijk rond 7000 voor Chr., aan het begin van het Atlanticum. Dit veen (Hollandveen laagpakket, Formatie van Nieuwkoop, Basisveenlaag) komt voornamelijk in het westen van Zuidelijk Flevoland op het dekzand voor. Het ont- breekt vaak in de relatief hooggelegen delen van het dekzandlandschap en in grote delen van de Eembedding. In de Eembedding kon vrijwel geen veen ontstaan door de bijna continue afvoer van water (Menke e.a., 1998).

Rond 5000 voor Chr. drong de zee vanuit de Noordzee de lage delen van het land- schap binnen. Deze delen ontwikkelden zich als getijdenbekkens. Zo kwamen het mondingsgebied van de Eem en het bekken van Amsterdam in contact te staan met de zee en vormde zich een waddengebied met kreekstelsels, oeverwallen en komgebieden. Deze afzettingen behoren tot het Laagpakket van Wormer (Forma- tie van Naaldwijk). De hoogteligging van de top van deze afzettingen varieert tussen 5 en 8 m -NAP. Na deze periode nam de invloed van de zee af en trad in Zuidelijk Flevoland weer veengroei op (Hollandveen Laagpakket; voorheen Hol- landveen). Door de continu verslechterende afwatering veranderde een groot deel van het veengebied ten westen van de huidige IJssel vanaf ongeveer 1500 voor Chr. in een lacustrien gebied. Door de erosie van het veen tijdens stormen werden de meren groter en groeiden ze aaneen. Op de bodem van het merencom- plex (dat in de Romeinse tijd met de naam ‘Flevo’ werd aangeduid) sedimen- teerde detritus-gyttja: een zich in een rustig milieu gevormde laag met brokjes verslagen veen, fijn zand en slik. Deze afzetting wordt tot de Flevomeer Laag gerekend. Door een toenemende mariene invloed kwam het Meer Flevo rond 800 na Chr. in verbinding met de zee te staan en werd vanaf dat moment het Almere genoemd. De sedimenten die tot de Almere Laag (Laagpakket van Walcheren, Formatie van Naaldwijk) worden gerekend, bestaan uit grove detritus, verslagen veen, brak zand en brakke klei. Na de beëindiging van de deltavorming trad een sterke verzilting van het Almere op als gevolg van de verminderde afvoer van de IJssel. De Zuiderzee kreeg zijn vorm. In de periode 1600-1932 sedimenteerden de afzettingen van de Zuiderzee Laag en na de sluiting van de Afsluitdijk in 1932 de afzettingen van de IJsselmeer Laag (Ente e.a., 1986). Dit betreft mariene kleien en zanden.

3.2.2 Geologische ondergrond van het plangebied

Volgens de geologische kaart van Zuidelijk Flevoland bestaat de bodem ter hoogte

van onderhavig plangebied van boven naar beneden uit Zuiderzee Afzettingen op

(12)

Almere Afzettingen op Hollandveen op Oude Getijde Afzettingen op dekzand (Menke e.a., 1998). Op de diepte-pleistoceen kaart van januari 1981 van de Rijks- dienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) is met hoogtelijnen het oppervlak van de top van het pleistocene dekzand ten opzichte van het NAP weergegeven (Bron:

Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, gemeente Almere). Volgens de kaart ligt het dekzand in het plangebied op circa 7 m -NAP. Ook een recentere kaart van 1998 geeft ter plaatse een gemiddelde diepte van het dekzand aan van circa 6-7 m -NAP (Menke e.a., 1998). Op laatstgenoemde kaart wordt een voormalige geul van de Eem weergegeven op circa 1 km ten oosten van het plangebied. De waarnemings- dichtheid van deze kaarten is echter zeer gering. Ze kunnen niet zonder meer wor- den uitvergroot tot een schaal waarop exacte uitspraken gedaan kunnen worden met betrekking tot de diepteligging en contouren van het dekzandoppervlak ter plaatse van het plangebied.

3.2.3 Archeologische gegevens

Het archeologisch bodemarchief in Zuidelijk Flevoland bestaat vrijwel uitsluitend uit prehistorische bewoningsresten en scheepswrakken uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In de top van de Formatie van Kreftenheye en op diepere bodem- niveaus hierin kunnen de oudste, uit het Paleolithicum daterende bewoningsresten voorkomen. Eenduidige paleolithische vondsten zijn echter tot nu toe onbekend en de kans om ze door middel van booronderzoek op te sporen is klein. Prehistorische bewoningsresten bevinden zich in Zuidelijk Flevoland tot dusverre met name in de top van het dekzand. Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW; ROB, 2005) geldt voor het plangebied een middelhoge kans op het aantref- fen van archeologische waarden in het dekzand. Voor de Almeerse situatie is deze kaart echter slechts beperkt bruikbaar. Uit het onderzoek dat sinds 2000 in Almere is uitgevoerd, blijkt namelijk dat de prehistorische bewoners van Almere het gehele pleistocene zandlandschap gebruikt hebben. Op grond van de ouderdom van het dekzand en het tijdstip van verdrinking ervan is het dekzandlandschap bewoonbaar geweest in globaal het Mesolithicum en Neolithicum (Peeters, 2002).

Uit het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Circa 1200 m ten noorden van het plangebied bevindt zich een vindplaats ‘De Bult’ (monumentnum- mer 15816; CMA-code 26C-011). Dit is een terrein van zeer hoge archeologische waarde waar archeologische resten uit de Steentijd (Mesolithicum en Neolithicum) zijn aangetroffen. Circa 1030 m ten oosten van het plangebied bevindt zich een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnummer 12424; CMA-code 26D- 006). Hier zijn bewoningssporen (Laat Paleolithicum-Vroeg Neolithicum) aange- troffen. Circa 1400 ten zuiden van het plangebied ligt een terrein van hoge archeo- logische waarde (monumentnummer 12394; CMA-code 26C-004). Ook hier zijn nederzettingsresten uit de periode (Laat Paleolithicum-Neolithicum) aangetroffen.

In de directe omgeving van het plangebied (op een afstand van minimaal 450 m en

maximaal 900 m) bevinden zich ook enkele locaties waarvoor op basis van opdui-

kingen in het dekzandlandschap een hoge archeologische verwachting voor vind-

plaatsen uit de Steentijd geldt (ARCHIS-waarnemingsnummers 48802, 48805 en

(13)

48808). Circa 950 m ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een locatie waar RAAP tijdens eerder booronderzoek vuursteen en houtskool heeft aange- troffen (ARCHIS-waarnemingsnummer 55762).

In Oostelijk Flevoland zijn in de omgeving van Swifterbant talloze neolithische kampementen gevonden op rivierduinen en oeverwallen van getijdegeulen (Laag- pakket van Wormer). In Zuidelijk Flevoland zijn uit deze landschappelijke contex- ten (nog) geen nederzettingen uit deze periode bekend. Wel zijn bij de opgraving Hoge Vaart (ten zuiden van het studiegebied) in de oever van een getijdegeul op 3 plaatsen in rijen geplaatste houten staken en stammen waargenomen die geïnter- preteerd zijn als visweren. Bij elke visweer zijn resten van visfuiken gevonden (Van Rijn & Kooistra, 1997).

Theoretisch gezien kunnen prehistorische bewoningsresten voorkomen in en op het Hollandveen Laagpakket (voorheen Hollandveen) indien dit toentertijd door ont- watering voor bewoning geschikt was en sindsdien niet door latere afzettingen geërodeerd is geraakt. Op dit moment zijn echter geen waarnemingen bekend van (intact) bewoonbaar Hollandveen.

Uiteindelijk is Zuidelijk Flevoland door de voortdurende zeespiegelstijging gelei- delijk onder water komen te staan en onbewoonbaar geworden. Vanaf de Middel- eeuwen zijn in het water schepen vergaan. Uit de directe omgeving van het plan- gebied zijn geen scheepswrakken bekend. Uit de wijdere omgeving (Almere Hout) is een aantal scheepswrakken bekend (monumentnummers 12424, 12436 en 12426; resp. CMA-codes 26D-006, 26D-013, 26D-008).

3.2.4 Verstoringsgegevens

Voor zover bekend hebben er geen activiteiten plaatsgevonden waarbij de diepere pleistocene ondergrond zodanig is geroerd dat eventueel aanwezige archeolo- gische resten verstoord kunnen zijn geraakt.

3.2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van het bureauonderzoek kan worden gesteld dat in het plangebied pre- historische nederzettingsresten aanwezig kunnen zijn op plaatsen waar de top van het dekzand intact is. Gezien de hoogteligging van het dekzand van minimaal 6 m -NAP en de relatieve zeespiegelstijging kunnen eventueel aanwezige archeolo- gische resten dateren uit het Mesolithicum of ouder zijn. De omvang van dergelijke vindplaatsen kan sterk variëren. Tot op heden zijn bij archeologisch booronderzoek in Almere in de top van het dekzand steentijdvindplaatsen vastgesteld met een omvang variërend van circa 25 m doorsnede tot ruim 3 hectare. Omdat voor het Mesolithicum naar verwachting de aanwezigheid van (tijdelijke) kampementen het meest waarschijnlijk is, zijn de afmetingen van een eventueel aanwezige steentijd- vindplaats naar verwachting beperkt. In een dergelijke vindplaats zouden ‘harde’

archeologische indicatoren in de vorm van bewerkt vuursteen, natuursteen, ver-

(14)

koolde hazelnootdoppen en verbrand (vis)bot aanwezig kunnen zijn. Bovendien kan houtskool voorkomen. Dit kan een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van haardplaatsen. Houtskool kan echter ook van nature voorkomen.

Op basis van onderhavig bureauonderzoek alleen kan niet worden vastgesteld in welke mate een eventueel aanwezige vindplaats intact is. Het plangebied is in elk geval niet bebouwd. Het is wel mogelijk dat een eventueel aanwezige vindplaats is geërodeerd als gevolg van natuurlijke processen. Zonder inventariserend veldon- derzoek kan niet worden vastgesteld in welke mate de top van het dekzand in het plangebied intact is en in welke delen intacte archeologische resten zouden kun- nen voorkomen. Gezien de ligging van het plangebied in het voormalige stroom- gebied van de Eem, een landschap dat wordt gekenmerkt door stroomgeulen en (dekzand)oevers, geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (archeologische resten) uit de Steentijd.

Op theoretische gronden kunnen bewoningsresten ook voorkomen in holocene afzettingen, zoals op en in oeverwalafzettingen en zelfs in en op het veen. De ver- wachting is echter dat ter plaatse van het plangebied geen oeverwallen voorkomen.

Afval kan natuurlijk ook van een woonplaats hellingafwaarts zijn geworpen waarbij

het terecht kwam in bijvoorbeeld Detritus of gyttja. Beleidsmatig ligt een grotere

nadruk op de mogelijke aanwezigheid van resten in de top van het dekzand dan op

de mogelijke aanwezigheid van resten in veen. In het gehele gebied kunnen in de

jongere afzettingen dan het dekzand wel scheepswrakken uit historische tijden

voorkomen.

(15)

4 Veldonderzoek

4.1 Methoden

Tijdens het verkennend onderzoek zijn in totaal 33 boringen verricht (figuur 2: bo- ringen 1 t/m 33). Er is met behulp van een mechanische aqualockboor (diameter 7 cm) geboord langs de zuidwestelijke (raai A), zuidoostelijke (raai C) en noordoos- telijke (raai D) rand van het plangebied en langs de weg die het plangebied in noordwest-zuidoostelijke richting doorsnijdt (raai B). In de raaien zijn de boringen 50 m uit elkaar geplaatst. Door middel van het zetten van handmatige boringen met behulp van een gutsboor (diameter van 6 en 3 cm) in de bospercelen is vervol- gens het boorgrid opgevuld om een zo vlakdekkend mogelijk beeld van de geolo- gische opbouw van het plangebied te verkrijgen. De boringen zijn ingemeten met behulp van een LRK-GPS. In de bospercelen was dit niet mogelijk in verband met de te beperkte satellietontvangst. De boringen 8, 9, 11, 12, 21 en 23 zijn derhalve met behulp van meetlinten uitgezet. Als gevolg van de zeer dichte begroeiing in de bospercelen was het niet mogelijk de hoogtes van de boringen te bepalen met behulp van een waterpasinstrument.

Er is geboord tot minimaal 0,5 m in de top van het dekzand (maximaal 5,5 m -Mv).

De volledige boorkolommen zijn gedetailleerd beschreven volgens het RAAP Bodem Beschrijvingssysteem. Dit systeem voldoet aan NEN 5104 (Nederlands Normalisa- tie-instituut, 1989). Hierbij zijn onder andere de volgende kenmerken beschreven:

- de aard van het sediment;

- de aanwezigheid van bodemprofielen (met name podzolbodems);

- de aard van de overgang tussen de verschillende lagen (bijvoorbeeld of deze erosief is of niet).

Van de top van het dekzand is minimaal de bovenste 30 cm bemonsterd. De mon- sters zijn nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 1 mm. De zeefresiduen zijn bij kamertemperatuur gedroogd en vervolgens onder een binoculair met opval- lend licht (Leica, vergroting maximaal 64x) geïnspecteerd op het voorkomen van artefacten en mogelijk antropogene objecten (zgn. archeologische indicatoren, zoals vuursteen, aardewerk, al dan niet verbrand bot en hazelnoot en houtskool).

De zeefresiduen en onderzoeksdocumentatie worden overgedragen aan de gemeen- te Almere, die zorgt draagt voor de feitelijke deponering bij het depot van de provincie Flevoland (op voorwaarden van dit depot).

De methode die gehanteerd is voor het verkennend booronderzoek is met name

geschikt voor het in kaart brengen van de gaafheid van en de hoogteverschillen

in het dekzandlandschap. Tevens kunnen met deze methode de te verwachten

grotere (> 2000 m²), vondstrijke nederzettingsterreinen worden opgespoord.

(16)

Deze methode is niet geschikt om vondstarme en kleine nederzettingsterreinen, verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen (Tol e.a., 2004).

Afwijkingen PvE

Met instemming van gemeente Almere is op de volgende punten afgeweken van het PvE:

- De pleistocene afzettingen en de afdekkende laag zijn beschreven volgens het RAAP Bodembeschrijvingssysteem (conform NEN5104).

- Het plangebied is dicht bebost. Dit betekent dat het plangebied niet volledig toegankelijk is voor mechanisch booronderzoek en dat het vereiste boorgrid (50 x 43,3 m) niet exact gerealiseerd kan worden. Het mechanisch booronder- zoek is uitgevoerd langs de zuidwestelijke, noordoostelijke en zuidoostelijke rand van het plangebied en langs de weg die het plangebied in noordwest- zuidoostelijke richting doorsnijdt. Door middel van het zetten van handmatige boringen in de bospercelen is het boorgrid vervolgens opgevuld om een zo vlakdekkend mogelijk beeld van de geologische opbouw van het plangebied te verkrijgen.

- De diepte van het top van het pleistoceen ten opzichte van het maaiveld wordt zo nauwkeurig mogelijk bepaald. De in het PvE maximaal toegestane afwijking van 5 cm van deze diepteligging kan om boortechnische redenen niet voor alle boringen gegarandeerd worden.

- De maaiveldhoogte van de boringen 8, 9, 11, 12, 21 en 23 kon niet bepaald worden als gevolg van de te dichte begroeiing ter plaatse.

- Van de boringen 11, 12 en 23 kon geen monster genomen worden omdat de guts leegliep.

- Boring 7 is circa 3 m haaks op de Grote Vaart verplaatst.

4.2 Resultaten

4.2.1 Diepteligging dekzand en afdekkende laag

Omdat de hoogte van de top van het pleistocene dekzand op figuur 2 geïnterpo-

leerd is aan de hand van 27 boringen (van de boringen 8, 9, 11, 12, 21 en 23 kon

de hoogte van het maaiveld en de hoogteligging van het pleistocene zand niet

bepaald worden), is slechts een globale inschatting te maken van de werkelijke

hoogteverschillen binnen het dekzandlandschap. De hoogteverschillen en de vorm

van het dekzandlandschap zijn slechts relatief en kunnen vertekend zijn. Op basis

van het nu voorliggende kaartmateriaal kan vastgesteld worden dat over de lijn die

in noord-zuid richting van boring 3 naar boring 24 verloopt, een relatieve hoogte

aanwezig is. Het dekzand bevindt zich hier op circa 8 tot 8,2 m -NAP. In westelijke

en oostelijke richting bevinden zich relatief diepere delen van het dekzandland-

schap. De laagtes bevinden zich op circa 8,8 m -NAP. Ter plaatse van de boringen

22 en 33 bevinden zich relatief hoger gelegen delen (circa 8,2 m -NAP). In bijna

alle boringen is het dekzand afgedekt met een laag veen. Alleen in boring 21 is het

(geërodeerde) dekzand afgedekt met klei.

(17)

4.2.2 Bodemvorming in dekzand

In 23 boringen (69,7%) bestaat de top van het dekzand uit een C-horizont. Alleen in de boringen 8 en 22 is een bodem aangetroffen waarin de A-horizont (direct) overgaat in het moedermateriaal (C-horizont). Er zijn in 6 boringen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van podzolbodems in het plangebied (18,2%;

boringen 1, 4, 14, 17, 24 en 31). Deze bevinden zich voornamelijk in de hoger gelegen delen van het dekzandlandschap. Opmerkelijk genoeg zijn ook aanwijzigen aangetroffen voor de aanwezigheid van podzolbodems in de lagere delen van het plangebied (ter plaatse van boringen 1 en 31). Opgemerkt dient te worden dat het profieltype en de aard van de overgang van het dekzand naar het bovenliggend materiaal ter plaatse van de boringen 12 en 23 niet bestudeerd kon worden. In 19 boringen (57,6%) is een abrupte dan wel erosieve overgang van het dekzand naar het bovenliggend materiaal waargenomen. Deze bevinden zich grotendeels op de oostflank van de dekzandhoogte. Ter plaatse van de boringen 4, 14, 15 en 24, waar het dekzand relatief hoog ligt, is de top van het dekzand aangetast door erosie. In de boringen 4, 14 en 24 zijn desondanks toch nog restanten van een podzolbodem aangetroffen. In 12 boringen (36,4%) verloopt de overgang van het dekzand naar het bovenliggend materiaal geleidelijk.

4.2.3 Archeologie

In 23 monsters zijn spikkels houtskool herkend. Dit betreft 76,7% van de verzamel-

de monsters. In de verspreiding van het houtskool zijn geen duidelijk begrensde

concentraties waar te nemen. Het is aangetroffen in zowel de laag- als de relatief

hooggelegen delen van het dekzandlandschap. In het monster uit boring 14 is veel

houtskool aanwezig. Houtskool kan samenhangen met antropogene activiteiten in

het verleden, maar houtskool kan ook van nature voorkomen. Houtskool is daarom

in zijn algemeenheid geen harde indicator voor de aanwezigheid van archeologi-

sche resten. De aanwezigheid van kleine hoeveelheden houtskool kan wijzen op het

bestaan van een ‘deken’ van houtskool over het landschap. Een ruimtelijk beperkte

grote hoeveelheid houtskool kan soms wel wijzen op de aanwezigheid van een

archeologische vindplaats in de (directe) omgeving van het plangebied. In boring

19 is een visschub herkend. Deze is waarschijnlijk afkomstig uit de afdekkende

laag, dus archeologisch niet relevant. Ter plaatse van de boringen 11, 12 en 23 kon

de top van het dekzand niet bemonsterd worden.

(18)

5 Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat zich in het westelijk deel van het plangebied een relatieve hoogte in het dekzandlandschap bevindt in de vorm van een smalle rug die op de lijn tussen boringen 3 en 24 ligt. Ten oosten en westen hiervan bevinden zich relatief diepere delen (circa 8,8 m -NAP). Ter plaatse van de boring 22 en 33 bevinden zich relatief hoger gelegen delen (circa 8,2 m -NAP).

Er zijn in 6 boringen (18,2%) aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van podzolbodems in het plangebied. Deze bevinden zich voornamelijk in de hoger gelegen delen van het dekzandlandschap. Op 2 locaties zijn ook aanwijzigen aan- getroffen voor de aanwezigheid van podzolbodems in de lagere delen van het plangebied. Op 2 andere locaties is een bodem aangetroffen waarin de A-horizont (direct) overgaat in het moedermateriaal (C-horizont). In 19 boringen (57,6%) is een abrupte dan wel erosieve overgang van het dekzand naar het bovenliggend materiaal waargenomen. Deze bevinden zich grotendeels op de oostflank van de dekzandhoogte. Ter plaatse van de boringen 4, 14, 15 en 24, waar het dekzand relatief hoog ligt, is de top van het dekzand aangetast door erosie. In de boringen 4, 14 en 24 zijn desondanks toch nog restanten van een podzolbodem aangetrof- fen. In de boringen zijn geen ‘harde’ archeologische indicatoren aangetroffen.

5.2 Aanbevelingen

Uit het verkennend onderzoek blijkt dat de top van het dekzand in een klein deel van het plangebied (grotendeels) intact is waardoor de kans groot is dat hier behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Op grond hiervan wordt aanbevolen de intacte zones (grofweg 2,9 ha: circa 36% van het totale plange- bied) te onderzoeken door middel van een karterend booronderzoek met behulp van mechanische avegaarboringen (diameter 14,5 cm). In verband met de afme- tingen van de niet-intacte zones beslaat het nader te onderzoeken gebied een oppervlakte die kleiner is dan de 45% die het gemeentelijk beleid standaard voorschrijft.

Het karterend booronderzoek dient uitgevoerd te worden conform een hiervoor nog

op te stellen Programma van Eisen dat moet worden goedgekeurd door de gemeen-

telijk archeoloog van Almere (drs. W.J.H. Hogestijn). Het programma van Eisen dat

d.d. 10 augustus 2006 werd opgesteld door de heer S.A.D.S. Post, werkzaam bij

Bureau Archeologie van de gemeente Almere, is door het verstrijken van meer dan

een jaar niet meer geldig.

(19)

Het is mogelijk dat ten behoeve van de uitvoering van bovengenoemd karterend booronderzoek het ter plaatse aanwezige bos (deels) gekapt dient te worden om toegang voor de boormachine te verschaffen in de nader te onderzoeken zones.

Wanneer het bos (deels) gekapt is, kan bovendien alsnog worden getracht de maaiveldhoogtes ter plaatse van de boringen 8, 9, 11, 12, 21 en 23 te bepalen.

Op de grond van de resulterende hoogtes van het lokaal aanwezige dekzand dient

dan nog te worden bekeken of de kaart met de hoogteligging van de top van het

pleistoceen zoals afgebeeld op figuur 2 nog verfijnd dient te worden.

(20)

Literatuur

Ente, P.J., J. Koning & R. Koopstra, 1986. De bodem van oostelijk Flevoland.

Flevobericht 258. Ministerie van Verkeer en Waterstaat/Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders, Lelystad.

Hogestijn, W.J.H. & Vestigia b.v., september 2001. Startnotitie in Almere: de schatkamer van Almere: verleden en heden, samen een toekomst.

Gemeente Almere, Almere.

Menke, U. E. van de Laar & G. Lenselink (red.), 1998. De Geologie en Bodem van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 415. Uitgave van Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directie IJsselmeergebied. Lelystad.

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104,

Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie- instituut, Delft.

Peeters, J.H.M. e.a., 2002. Elements for Archaeological Heritage Management:

Exploring the Archaeological Potential of Drowned Mesolithic and Early Neolithic Landscapes in Zuidelijk Flevoland. Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 45: 81-124.

Post, S.A.D.S., 2006a. Programma van Eisen (PvE) voor archeologisch vooronder- zoek Almere Hout, 5H Ecudorp (PvE, d.d. 10 augustus 2006). Bureau Archeologie gemeente Almere, Almere.

Post, S.A.D.S., 2006b. Bureauonderzoek Plangebied 5H “Ecudorp” (Bureau- onderzoek d.d. 7 augustus 2006). Bureau Archeologie gemeente Almere, Almere.

Rijn, P. van & L.I. Kooistra, 1997. Hout en houtskool van de laatmesolithische- vroegneolithische vindplaats ‘Hoge Vaart’ in Zuidelijk Flevoland (gem. Zeewolde). BIAXaal 44. BIAX, Amsterdam.

ROB, 2005. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) versie 2.1.

Ontleend aan http//www.archis.nl.

Schute, I.A., 1999. Hanzelijn: aspectrapport archeologie: huidige situatie, autonome ontwikkeling, effectbeschrijving en effectbeoordeling.

RAAP-rapport 408. Stichting RAAP, Amsterdam.

Soonius, C.M., 1999. Studiegebied CRAAG: Rijkswaterstaat Directie Noord- Holland fase 1: archeologische verwachtingskaart. RAAP-rapport 418.

Stichting RAAP, Amsterdam.

Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren;

een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van boor-

onderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport 1000. RAAP

Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

(21)

Gebruikte afkortingen

AMK Archeologische Monumenten Kaart AMZ Archeologische Monumentenzorg ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie -Mv beneden maaiveld

NAP Normaal Amsterdams Peil

-NAP beneden Normaal Amsterdams Peil PvE Programma van Eisen

RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten

Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen

Figuur 1. De ligging van het plangebied (gearceerd) met ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in

Nederland (ster).

Figuur 2. Resultaten van het booronderzoek.

Tabel 1. Archeologische tijdschaal.

Tabel 2. Overzicht boorgegevens en monsteranalyse.

Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.

Periode Datering

Nieuwe tijd 1500 - heden

Late Middeleeuwen 1050 - 1500 na Chr.

Vroege Middeleeuwen 450 - 1050 na Chr.

Romeinse tijd 12 voor - 450 na Chr.

IJzertijd 800 - 12 voor Chr.

Bronstijd 2000 - 800 voor Chr.

Neolithicum (nieuwe steentijd) 5300 - 2000 voor Chr.

Mesolithicum (midden steentijd) 8800 - 4900 voor Chr.

Paleolithicum (oude steentijd) 300.000 - 8800 voor Chr.

Tabel 1. Archeolo- gische tijdschaal.

(22)

12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 12424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 1242412424 124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424124241242412424

55762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 5576255762 55762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762557625576255762 48805

48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 48805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805 4880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805488054880548805

48802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 4880248802 48802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802488024880248802

48808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 4880848808 48808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808488084880848808

148 149 150

482

482 483

483 © Topografische Dienst Kadaster, Emmen 2006

8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8

Figuur 1. Ligging van het plangebied (gearceerd) met ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK-terrein (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).

AL5H1_ov_fig1/HA

(23)

2827 29 19 20

32 33

31

22 23

30 712 13

2115

26 9

16 17 18 4 5 611

1424 25 2 38 1 10 149400149200

482200 482400

482600

149400149000149200 149000

2007

150200 1:4.000

0 m

10050

Figuur 2. Resultaten van het booronderzoek.

AL5H1_bp_f1_fig2/HA

(24)

Boring Top pleistoceen (cm -NAP) Horizonten Profieltype Afdekkend materiaal Aard bovengrens Houtskool Vuursteen Aardewerk Bot Verbrand bot Verbrande hazelnoot Opmerkingen

1 -882.400 b/c restant podzol V 3 1

2 -824.500 c c-horizont V 3 1 Fragmentje modern plastic

3 -816.100 c c-horizont V 3 1

4 -812.200 b/c restant podzol V 1 1

5 -883.600 c c-horizont V 1 Fragmentje modern textiel/plantaardig?

6 -857.600 c c-horizont V 1 1

7 -840.200 c c-horizont V 3 1 Boring is circa 3 m haaks op Grote Vaart

verplaatst

8 onbekend a/c AC-profiel V 3 1 Fragmentje modern textiel/plantaardig?

9 onbekend c c-horizont V 1

10 -849.400 c c-horizont V 9 1

11 onbekend c c-horizont V 1 Verspoeld, geen monster

12 onbekend onbekend Onbekend V onbekend Geen monster; guts loopt leeg

13 -845.100 c c-horizont V 3 1

14 -821.600 b/c restant podzol V 9 2 Fragmentjes lijkend op (maar

waarschijnlijk geen) verbrande hazelnoot

15 -798.300 c c-horizont V 1

16 -838.300 c c-horizont V 1 1

17 -846.200 b/c restant podzol V 9 1

18 -848.700 c c-horizont V 3 1 2 minuscule puinspikkeltjes of

concreties (?)

19 -845.200 c c-horizont V 1 1 1 BOT: 1 x Visschub. 1 x puinspikkeltje.

20 -850.900 c c-horizont V 3 1 mogelijk puinspikkeltje

21 onbekend c c-horizont K 1 1

22 -829.100 a/c AC-profiel V 3 1 1 x natuursteen (scherp en onverbrand)

23 onbekend onbekend onbekend V onbekend Dekzand niet bereikt. Boring gestuit op stuk hout

24 -802.600 b/c restant podzol V 9 1 2 x fragmentje modern plastic

25 -824.000 c c-horizont V 1

26 -871.400 c c-horizont V 1 1

27 -876.700 c c-horizont V 1 1

28 -859.800 c c-horizont V 3 1

29 -867.400 c c-horizont V 9 1 1 x mogelijk bot (waarschijnlijk niet)

30 -882.100 c c-horizont V 9 1 x zaad (braam)

31 -867.000 a/e/b/c podzol V 3 1 KS 1. Enkele minuscule fragmentjes

bouwpuin

32 -854.000 c c-horizont V 1

33 -822.500 c c-horizont V 3 1

Tabel 2. Overzicht boorgegevens en monsteranalyse.

(25)

Specificatie codering tabel 2 Top Pleistoceen; Nap -Mv/Pleisto- ceen; Einde boring

meters

Afdekkend materiaal V=veen, K=klei; Z=zand Aard bovengrens 1 t/m 4 = overgang 1 t/m 4 cm

5 = overgang 5cm of meer 9 = erosief

Houtskool 0 = afwezig; 1 = aanwezig; 2 = veel

Vuursteen 0 = afwezig; 1 = mogelijk antropogeen; 2 = zeker antropogeen (microdebitage en afslagen)

Aardewerk 0 = afwezig; 1 = mogelijk; 2 = waarschijnlijk; 3 = zeker

Bot 0 = afwezig; 1 = visbot; 2 = overig bot

Verbrand bot 0 = afwezig; 1 = aanwezig

Hazelnoot 0 = afwezig; 1 = aanwezig

Opmerking Hier worden o.a. eventuele determinaties van (vis)bot,

vuursteen en zaden vermeld; KS1 = knappersteen

aanwezig; KS2 veel knappersteen aanwezig.

(26)

Bijlage 1: Boorbeschrijvingen

boring: AL5H1-1

Hoogte: -4,42; methode hoogtebepaling: GPS; boortype: aqualock 7 cm.

0-40 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, schelp compleet marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Zuiderzee Laag Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor

40-70 Algemeen: kleur: lichtbruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, veel dunne zandlagen, schelpfragment marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

70-130 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, enkele detritus- en zandlagen, schelpfragment marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

130-150 Algemeen: kleur: donkergrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, schelpengruis

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 150-330 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, enkele zandlagen, schelpengruis

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 330-420 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs

Lithologie: veen, sterk kleiig, gyttja

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Flevomeer Laag 420-440 Algemeen: kleur: bruin, aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, bosveen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket, Basisveen Laag 440-455 Algemeen: kleur: bruin, aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: B-horizont

Archeologie: houtskool: enkele spikkel 455-550 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: C-horizont

boring: AL5H1-2

Hoogte: -4,25; methode hoogtebepaling: GPS; boortype: aqualock 7 cm.

0-30 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, schelp compleet marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Zuiderzee Laag Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor

30-75 Algemeen: kleur: lichtbruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, veel dunne zandlagen, kalkrijk

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

75-120 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, veel dunne detritus- en zandlagen, kalkrijk

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

120-170 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

170-280 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, enkele zandlagen

(27)

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 280-365 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs

Lithologie: veen, sterk kleiig, gyttja

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Flevomeer Laag 365-400 Algemeen: kleur: bruin, aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, bosveen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket, Basisveen Laag 400-550 Algemeen: kleur: grijs, aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, interpretatie: dekzand

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: C-horizont

Archeologie: houtskool: enkele spikkel Opmerking: Fragmentje modern plastic.

boring: AL5H1-3

Hoogte: -4,16; methode hoogtebepaling: GPS; boortype: aqualock 7 cm.

0-40 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, schelp compleet marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Zuiderzee Laag 40-70 Algemeen: kleur: lichtbruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, veel dunne detritus- en zandlagen, schelpfragment marien, kalkrijk Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

70-120 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, veel dunne detritus- en zandlagen, schelpfragment marien, kalkrijk

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

120-135 Algemeen: kleur: donkergrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, schelpengruis

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 135-270 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, enkele zandlagen, schelpengruis

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 270-370 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs

Lithologie: veen, sterk kleiig, gyttja

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Flevomeer Laag 370-400 Algemeen: kleur: bruin, aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, bosveen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket, Basisveen Laag 400-550 Algemeen: kleur: grijs, aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: C-horizont

Archeologie: houtskool: enkele spikkel

boring: AL5H1-4

Hoogte: -3,87; methode hoogtebepaling: GPS; boortype: aqualock 7 cm.

0-25 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, schelp compleet marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Zuiderzee Laag Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor

25-75 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, enkele zandlagen, schelpfragment marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

75-125 Algemeen: kleur: lichtbruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, enkele detritus- en zandlagen, schelpfragment marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

125-155 Algemeen: kleur: donkergrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, schelpengruis

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 155-280 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, enkele zandlagen, schelpengruis

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere

(28)

280-360 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: veen, sterk kleiig, gyttja

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Flevomeer Laag 360-425 Algemeen: kleur: bruin, aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, bosveen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket, Basisveen Laag 425-440 Algemeen: kleur: bruingrijs, aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, interpretatie: dekzand

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: BC-horizont

Archeologie: houtskool: enkele spikkel 440-550 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, interpretatie: dekzand

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: C-horizont

boring: AL5H1-5

Hoogte: -4,19; methode hoogtebepaling: GPS; boortype: aqualock 7 cm.

0-30 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, schelp compleet marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Zuiderzee Laag Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor

30-40 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, enkele zandlagen, schelpfragment marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

40-130 Algemeen: kleur: lichtbruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, veel dunne detritus- en zandlagen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

130-145 Algemeen: kleur: donkergrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 145-210 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, enkele zandlagen, schelpengruis, spoor plantenresten Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 210-335 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 335-395 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs

Lithologie: veen, sterk kleiig, gyttja

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Flevomeer Laag 395-465 Algemeen: kleur: bruin, aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, bosveen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket, Basisveen Laag 465-550 Algemeen: kleur: grijs, aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, interpretatie: dekzand

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: C-horizont

Opmerking: fragmentje modern textiel/plantaardig?

boring: AL5H1-6

Hoogte: -4,08; methode hoogtebepaling: GPS; boortype: aqualock 7 cm.

0-30 Algemeen: kleur: donkergrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, schelp compleet marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Zuiderzee Laag Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor

30-100 Algemeen: kleur: lichtbruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, veel dunne zandlagen, schelpfragment marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

100-135 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, veel dunne detritus- en zandlagen, schelpfragment marien Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

135-160 Algemeen: kleur: donkergrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, schelpengruis

(29)

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 160-310 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, schelpengruis

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 310-370 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs

Lithologie: veen, sterk kleiig, gyttja

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Flevomeer Laag 370-450 Algemeen: kleur: bruin, aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, bosveen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket, Basisveen Laag 450-550 Algemeen: kleur: grijs, aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: C-horizont

Archeologie: houtskool: enkele spikkel

boring: AL5H1-7

Hoogte: -3,80; methode hoogtebepaling: GPS; boortype: aqualock 7 cm.

0-30 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, schelp compleet marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Zuiderzee Laag Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor

30-100 Algemeen: kleur: lichtbruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, enkele zandlagen, schelpfragment marien

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

100-130 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, veel dunne detritus- en zandlagen, schelpfragment marien Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

130-160 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: zand, matig siltig, zeer fijn

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 160-230 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, enkele zandlagen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 230-320 Algemeen: kleur: grijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere 320-400 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs

Lithologie: veen, sterk kleiig, gyttja

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Flevomeer Laag 400-460 Algemeen: kleur: bruin, aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, bosveen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket, Basisveen Laag 460-550 Algemeen: kleur: grijs, aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, interpretatie: dekzand

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Twente, Laagpakket van Wierden Bodemkundig: C-horizont

Archeologie: houtskool: enkele spikkel

boring: AL5H1-8

Hoogte: onbekend; boortype: Edelman-7 en guts-3 cm.

0-30 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zandbrokken, schelpfragment Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor

30-50 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zandbrokken

Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord 50-80 Algemeen: kleur: bruingrijs

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, veel dunne zandlagen

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

80-135 Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus

Litho-stratigrafie: interpretatie: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Lelystad, Laag van Almere Bodemkundig: enkele Fe-vlekken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het karterend boor- onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd voor het voorkomen van houtskool, kwarts en bewerkt vuursteen in een archeologisch interessant deel van het

Voorafgaand aan het veldonderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om na t e gaan o f er reeds archeologische vondsten u i t het plangebied geregistreerd staan en

In het geval er geen archeologische grond- sporen en/of resten zijn aangetroffen tijdens het aanleggen van het opgravings- vlak in deze bodemlaag, is het opgravingsvlak direct met

Het onderzoeksgebied van het archeologisch onderzoek wordt gevormd door de locaties van de voorgenomen werkzaamheden die zones met een hoge archeologische verwachting op

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, lichtgeelgrijs, zeer fijn, kalkrijk,

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, grijs, enkele zandlagen, spoor

Op een historische kaart worden de ‘tighel’werken aangevuld met onder meer een touwslagerij, steenovens – de geelbakkende afgetichelde klei uit de omgeving van de stad werd ook op

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, compact (alleen zand en veen), matig fijn, kalkrijk, interpretatie: oude duin en strandafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie