• No results found

Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens"

Copied!
243
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

verhandeling van de bloedeloose dierkens

Jan Swammerdam

bron

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens. Meinardus van Dreunen, Utrecht 1669

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/swam001hist01_01/colofon.php

© 2017 dbnl

(2)

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(3)

Gestrenge, Hoog-geleerde, Wijse, ende seer Voorsienige Heeren,

Mijne Heeren, de

Burgemeesteren ende Bestierders Der wijt-vermaarde Stad

Amsterdam.

Mr. Coenraed van Beuningen, Eerste Burgemeester;

Voortijts, aan de Deurlugtige Croonen Denemarken en Sweeden: onlangs, aan den Alder-Christelijksten Konink van Vrankrijk, van weegen de Hoog-Mogende Staaten der vereenigde Nederlanden, roem-rugtig Afgesand.

Cornelis Vlooswyk, Heere van Vlooswyk.

Nicolaes Pancras, Mr. Frans Reaal.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(4)

Eedele, Groot-Agtbaare, Gestrenge, Wijse ende seer Voorsienige Heeren.

GElijk aande oneindigheid Uwer Ed: verdiensten, ende de seer wijse voorsigtigheid der selver Bestieringen ende Handelingen, niet alleen deese uwe wijt-beroemde stad Amsterdam, maar ook selfs ons geheele Vaderland, een eeuwige dankbaarheid schuldig is: soo is 't dat ik meede, onder de soetheid van U. Ed: loffelijke Regeeringe, gerust ende vernoegt aassem haalende; op alle wijsen my aangeprikkelt vinde, om tot een teeken van dankbaarheid, deese gronden van mijne ondervindingen, aangaande den seltsaamen aard, ende de vreemde veranderingen der Bloedeloose dierkens; aan de roem van U. Ed: naamen op te offeren.

Ende hoewel mijne Heeren deese Beeskens, in de oogen van de meeste soort der menschen, geheel gering sijn; soo is 't datse Schepselen ende ontsaggelijke Heyr-lege

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(5)

ren van den Al-wijsen ende Gedugten Maaker sijnde, deselve verwondering ende naukeurige ondersoeking verdienen, met de welke de vordere schepselen van ons beoogt ende ontleed werden.

Hierom is 't ook dat de wijsgeerige, gelijk als met een vierige begeerte, om den aard deeser dierkens te ondersoeken ende te kennen; swanger gaande, van alle eeuwen ofte geheugenis af daar in gearbeid hebben. Maar gelijk haar onverdroote neerstigheid, tot nog toe haar oogwit geensins heeft kunnen bereiken; soo is 't dat veele onder haar, verlaaten hebbende de seer moeyelijke ondersoeking der dingen selve; een oneyndig getal van boeken inde plaats deur-bladerende, ende haar verkeerdelijk inbeeldende alle waarheeden inde oude ende vermaarde schrijvers opgeslooten te sijn; ons uyt haar begrip ende inbeeldingen deese saaken verklaart hebben. Jaa de alderneerstigste ondersoekers van de natuur, sijn, soo verre van alle waarheid, daar door, koomen te verval-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(6)

len; datse, volgende meer een swakke reeden, als den aard ende de overreedende ondervindingen der dingen selve, hebben durven vast stellen: een gedaante verandering ofte vervorming van het eene Dier in het ander, ende een dood ende opstanding, met oneyndige andere gants ongegronde idelheeden. Daar in der waarheid alle de veranderingen deeser Beeskens, maar een gront-vest hebbende, ende in drie vier regelen ofte orderen van verwisselingen begreepen kunnende werden; niet verwonderlijker sijn als wy se ons selve maaken. Want se niet alleen in aangroeing van Leedemaaten met de bloet-rijke Dieren, maar ook in uytpuyling ofte knopping van de selve leeden, met de gewassen ende planten, geheel ende al over een koomen:

't geen nogtans aller verwondering waardig sijnde, ende mogelijk geheel onbegrijpelijk, als wel ondersogt verby gegaan word.

Deese gewigtige waarheeden mijne Heeren, offer ik U. Ed: op in weynige let-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(7)

teren; sijnde deur mijne uytvindingen verseekert, datse als een vaste grond om een grooter ende verwonderlijker gebou op te timmeren dienen kunnen: ende als een fakkel verstrekken, om onnoemelijke waarheeden, onder de valsheid der

reeden-strijdende gevoelens nog geheel verdonkert, te ontdekken.

Uwe Ed. de selve dan ootmoedig beveelende, de welken als een overkunstige hand van een werkmeester, de waarde deeser stoffe oneyndig verdubbelen kunnen: soo is't dat het my de aldergrootste lof sal veroorsaaken; als U: Ed: Groot-Agtbaarheeden de selve genaadig in haare bescherminge sullen gelieven te neemen: ende my tot een geduurige dankbaarheid, door die onverdienbaare gunst nog te meer aan de

oneyndigheid uwer Ed: Achtb: Verdiensten ende de seer wijse voorsigtigheid der selver loffelijke regeeringe, verbindende, eeuwig te doen roemen dat ik ben en de blijf

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(8)

Eedele, Grootagtbaare, Gestrenge, Hoog-geleerde, Wijse, ende seer Voorsienige Heeren

Den welken, ik, neevens schuldige eerbied, God bidde in Eere, voorspoet ende in sijn goede gunste, altijt te bewaaren:

Uwer Eedelheeden Alderverpligsten Dienaar Johannes Swammerdam.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(9)

Noodig Beright aan den Waarheid Beiverende Leeser.

EEr wy, naukeurige leeser, om van onse ondervindingen te spreeken, sullen voortgaan; soo, versoeken wy beleefdelijk, dat ons niet qualijk mag afgenoomen werden, indienwe over al in't volgende werk, op onse eygene ervarentheeden, als op een onvervrikbaare gront, sullen steunen; ende daar seekere besluyten, vaste stellingen ende geregelde Orderen, uyt maaken. Want soo lang wy niet tegens deese stellingen strijdende in de natuur ondervinden; nogte dat ons van andere; door tegenstrijdige bevindingen, iet tegens de selve, kan aangeweesen werden; soo, sijn wy genogsaam, van de waarheid der dingen, die wy voorstellen, verseekert: behoudens datwe buyten de genoemde ondervindingen niet en treeden; nogte deselve te ver rekkende, tot andere die wy nog niet ondervonden hebben, toe en paβen. Want anders daar de natuur geheel onuytputtelijk is, geraakt de waarheid ligtelijk in groot gevaar;

ende wy selven sijn oorsaak, dat de saaken de welke klaar inden aard der dingen vertoont werden, voor ons duyster, jaa onoplosselijk worden. Diergelijk een misslag sou ymant begaan, de welke, uyt een optelling van een oneyndig getal dieren, die hy of mannelijk ofte vrouwelijk te sijn bevond, besluyten sou; daar nimmer mannelijke ende vrouwelijke kunne, in een dier te saamen, gevonden soude werden. En egter blijkt dit inde Slakken, de welke tweederhande natuuren deelaghtig sijnde, te gelijk bequaam om

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(10)

te teelen, ende te ontfangen (dan niet in haar eygen selven), bevonden werden: gelijk wy dat al over veele jaaren aan verscheide getoont hebben. Naademaal dan alle onse ondervindingen tot nog toe overeenkoomen; soo is't, kunnen wy, inden aard der saaken selfs, niet vinden, dat ons in onse orderen van stellen tegens is:datwe veel minder van andere, die sulx niet en hebben ondervonden, nogte mogelijk daar toe bequaam sijn, eenige tegenspreekinge daar in souden kunnen goet vinden.

Beloovende nogtans, dat soo wy naaderhand, yet by, buyten, ofte ook tegens onse aanmerkingen, sullen ondervinden, datwe het selve, hoe wel't ook was tot

onverwerpinge onser stellingen, soo het maar tot roem vande waarheid mogte strekken, openhartig sullen meede deelen; versoekende ook hier toe de hulp ende de gunst van andere, de welke iverig om de waarheid naa te speuren, daar in neffens ons, haar eenigen roem stellen.

Vorders naademaal wy tweederhande soorten van veranderingen by de vermaarde ende oude schrijvers voorgestelt vinden. Waar van sy de eerste Nympha, ende de tweede Chrysalis ofte Aurelia genoemt hebben. Sijnde naa haar oordeel de Nympha soodanig een verandering van een Wurm, de welke draagt de eyge gedaante van het toekoomende gedierte: ende de Chrysalis daar en teegen, een verandering van een Wurm ofte Rups die gans geen deelen van het toekomende Dierken en vertoont. Soo is 't egter; dat, de weet-gierige Leeser sal gelieven te weeten, naademaal wy soo inde Nympha als in de Chrysalis, de welke, beyde onder de naam van een Popken, Paapken, Draakxken, ofte Tonneken, in onse taale bekent sijn; alle de deelen van het toekomende dierken klaar ende onderscheidentlijk kunnen bekennen, ende het ook aan andere vertoonen: datwe tuβen deese twee soorten van veranderingen, gantsch geen onderscheit sullen maaken.

Dan, naademaal de leeden in een Chrysalis, de selve uyterlijk aansiende, wat duysterder te onderkennen sijn, als in een Nympha; ende dat daar beneevens de Chrysalis ook somtijts goutverwig is, 't geen wy in een Nympha tot nog toe niet ge-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(11)

merkt hebben: soo sullen wy de Nympha over al in ons werk eenvoudiglijk Popken noemen: ende de Chrysalis Gulde popken ende wat belangt de naamen van Paapken, Draakxken, ende Tonneken; de welke wy ten aansien vande Chrysalis, in

Gulde-paapken, Gulde-draakxken, ende soo voort, souden kunnen veranderen; de selve sullen wy geheelijk agterlaaten: soo om datwe onder den naam van Popken ende Gulde-popken, het geene wy voorgenoomen hebben, te seggen, klaar genog kunnen uyt drukken; als meede om alle verwarring, de welke uyt de vermenging van soo veel naamen, ligtelijk sou veroorsaakt werden, ten uytersten te schuwen. Sullende daarenbooven, soo om te beeter onse bedenkingen ende gedagten verstaanbaarder te maaken, als ook om alle onverstant te vermijden; alle de naamen, soo deese dierkens als haare deelen, van de oude ende vermaarde schrijvers gegeven, op de rand van ons boek aanwijsen.

Dan, soo den Leeser hier in het begin niet en kon begrijpen; wat wy eygentlijk deur een Popken ofte Gulde-popken verstaan; soo sal hy gelieven onse afbeeldingen in te sien, alwaar wy aan het getal van Ven. in de IXde. Tafel, een Popken van een Mier; ende by het selfde getal van Ve. in de Xde. Tafel, een Gulde-Popken van een Nagt Cappelleken of uylken afbeelden. Welke order om klaarder te weesen, wy meede onderhouden in VIIde. VIIIste. ende XIde. Tafel, daarwe nog andere soorten van popkens, de welke wy op sijn tijd beschrijven sullen voorstellen: ende die in onse algemeene vergelijking der veranderingen, agter ons werk gedrukt, gesien kunnen werden.

Vaart wel.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(12)

Elegia in honorem D. Johannis Swammerdami. M. D. Naturae Insectorum Indagatoris indefessi, incomparabilis.

Allocutio ad Harveum τ πάνυ.

FLos & honos Anglae gentis, quo judice Phoebo, Nil quicquam eximius terra Brittanna tulit;

Artis delicium nostrae, quo sospite quondam Sidera tangebat vertice celsa suo;

Desine jam gemitus, tua jam suspiria cessent Quod multa abstulerit ter scelerata manus, Quêis miranda tibi levium spectacula rerum

Scripta, atque in varios corpora versa modos:

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(13)

Quêis tibi Nympharum atque auratae Chrysallidos ortus Depicti, & Gryllus papilioque fuit:

Ecce alium, data damna tibi, qui sarciet, olim, Inventisque addet non tibi visa tuis.

Non hunc parva latet magni Formica laboris, Angusto quamvis tramite carpat iter;

Hic quis amor,quis Hymen illis, quaeque oscula novit, Quâ soveant natos sedulitate suos:

Non fugit hunc misera & male nata Diaria, quamvis Vix detur medium vivere posse diem;

Quae postquam teneris volitavit in aëre pennis, Saevis praeda avibus; piscibus esca cadit.

Nec Scarabęus aquę, seu pervolat ille paludem, Seu celer, ad fundum, mox rediturus, abit;

Sed bullâ, mirum visu! rediturus inani, Quam villosa intus claudula clusa tegit.

Nec tu, dire Culex, mediis seu degis in undis, Aëra seu pinna liberiore petis.

Novit Apum sexus, ortus, connubia, novit Quam telam in cera sedula fingat apis.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(14)

Et negat ulla novas Insecta assumere formas, At vermi inclusas delituiβe docet.

Quam stupui, quando narrantis ab ore pependi, Cum mihi monstraret plurima quam stupui!

Gaude, Vegta, tuis illum quod vexeris undis, Et quod capta tuo flumine praeda fuit.

Non Aldrovandos, jam clara Bononia iactet, Nec mihi Moufetos Anglus ad astra ferat:

Gesneros etiam sileat Germania tellus, Nescio quid majus Terra Batava dabit.

Cecini amico amicus.

MATTHAEUS SLADUS M. D.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(15)

Johannis Swammerdam, M. D. Algemeene

verhandeling van de Bloedeloose Dierkens. Waar in de waare gronden, van haare langsaame

aangroeingen in leedematen, klaarelijk werden voorgestelt; kragtiglijk vande gemeene dwaaling der vervorming gesuivert; ende in vier

onderscheide orderen van Natuurlijke uytbottingen in leeden begreepen.

Het I. Hooftstuk. Behelsende, soo de reedenen vande tegenswoordige verhandeling; als de afdeelingen van de selve.

Den aard ende het maaksel vande alderminste schepselen, tegen die van de

aldergrootste, omsigtig overweegende; soo ist datwe gedwongen werden, niet alleen in gelijken graat ofte trap van waardigheid haar te plaatsen; maar ook als boven de selve haar te stellen. Ende inder waerheid ernstig bemerkende de driften ende de tochten vande eene, als mede de manieren vande andere; wie sal kunnen loochenen, datse niet beide te saamen van een ver-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(16)

standigen ende besonderen Geest, gedreeven ende geregeert soude werden? den welken Geest gelijkse onbegrijpelijk is inde aldergrootste schepselen; soo isse nog ondoorgrondelijker inde alderminste. Vorders gelijk de nette schicking der leedematen, de onnavolgelijke order der Spieren, het gevoegelijk leiden der aderen ende der senuen; ons, alswe de grootste Dieren koomen te ontleeden, met alle reden doet verstelt staan: Soo is't alswe alle het selve inde kleenste dierkens meede koomen te bemerken; dat het selve ons geheelijk doet verstommen. Waer by insiende datter soodaanige beeskens, met spieren, aderen ende vordere leeden versien, gevonden werden, alwaar de alderscherpste spitse van ons mes, selfs de grootheid van haare lichaamen komt te overtreffen, soo is in ons gelijk als geen geest meer. VVant het gesigt ende de hant ons hier ontbreekende, waer door we tot de alderminste ontleeding ende kennisse haarer deelen geheel onbequaam werden; Soo bevinden wy de weg, om haare innerlijke gestalte ooit te recht te bekennen, geheelijk opgedolven. Ende alle de wetenschap die wy van het maaksel deser dierkens hebben konnen, bevinden

aInductio.

wy niet anders gelegen te sijn als in eenaoptelling der deelen, dewelke wy te vooren in andere dieren die grooter waaren beschout hebben. Dan hoewel wy inde

ontleeding vande alderminste dierkens te kort koomen; soo en konnen wy ook inde aldergrootste schepselen, het verwonderlijk boorduursel haarer ingewanden, geensins ontstrengelen: want gelijk de punt van ons mes om de teere deelkens vande kleene Dieren te voorschijn te brengen te grof was; so wort ook het selve, om de uyterste tippen der Senuen aderen ende so voorts, inde groote schepselen naa te speuren,geheel on-bequaam gevonden.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(17)

Naademaal dan onse kennisse, soo inde eene als in de andere soorte der schepselen, door onkunde bepaalt is, ende ons tot nog toe genogsame ondervindingen, soo om vande nette gestalte der selver, als de verwonderlijke order haarer deelen ende soo voorts, wel te kunnen oordeelen, ontbreeken: wie en siet niet het ligtveerdig oordeel der geenen, die de grootste schepselen volmaakte ende dese kleene schepselen, ondieren, by geval geboorne, ende uyt, verrotting geteelde, genoemt hebben; ende soo de stantvaste order vande natuur geheel hebben gevallig gemaakt. Waer by komt

aAcaerus.

dat gelijk de alderminste dieren, alsade Sierkens, ofte Mijtkens uyt een ey dat bykans onsigtbaar is, geboren werden: Dat ook selfs de aldergrootste Schepselen geen meerder ende blijkelijker, soo niet duysterder ende onsigbaarder, beginselen hebben.

Welke saake ernstig bemerkende soo bevind ik inder waarheid, het blijkelijk begin

bFormica.

van een kleenebMier, selfs met de beginselen der aldergrootste schepselen, als om de Croon te strijden: ende indien dit beesken geen perk van niet grooter te kunnen groeien van den Alder Oppersten Maaker gestelt was, ende welk perk mogentlijk bestaat, inde swakheid ofte sterkte van het hert, 't geen alle de leeden tegens de swaarte van de perssende lucht moet uytsetten; wat isser dat haar om de aldergrootste schepselen te overtreffen sou beletten? Jaa wat isser, dat selfs nu se soo kleen is, om haar boven de aldergrootste dieren te verheffen, kan tegens staan? Waar om in siende haaren neerstigen aard, verwonderlijke sterkte, onnavolgelijken iver, ende om het in een woort al te besluiten; haare oververwonderlijke ende onverstaanbaare liefde tot haare jongen: de welke sy niet alleen daagelijkx ter plaatse brengen, daarse bequaam voetsel vinden kunnen,

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(18)

maar diese nog daarenboven selfs, alsse midden deur gesneeden ende aan twee stukken gekerft sijn, verlieft als in haar armen dragen: Wie seg ik sal onder de grootste schepselen, dewelke verwaandelijk volmaakte genaamt werden, een vergelijkinge met dit selve kunnen by brengen? Jaa wie sal een voorbeelt inden aard der andere dieren kunnen vinden, dat hier mede om de opperheid strijden sal? Maar gelijk ons voornemen tegenwoordig niet en is, om hier in het besonder vanden aard, gestalte, ende de verwonderlijke voorteeling deser beeskens, die geen bloet schijnen te hebben, te handelen: als voor tegenswoordig maar voorgenoomen hebbende te spreeken van haare wonderbaarelijke veranderingen, dewelke niet alleen met de aangroeingen in ledematen van alle de andere Schepselen gelijk sijn, maar ook deselve als oneyndig komen te overtreffen: Soo is't dat we ons daar toe nu begeven.

aPraefat. lib. nost. de Respir.

Sullende dan volgens een twee jaarige belofte, in onsaboek van de aassem haalinge, aan het algemeen gedaan; maar door een ongelukkigen derdendaagse koorts tot

bChrysalis.

nog toe uytgestelt; de eigentlijke verandering van een Rups in eenbGulde-popken voorstellen: ende soo van gelijken den aard ende de verschillige vertoningen der geseide Bloedeloose Dierkens, hebbende ofte ook nog niet hebbende aangenoomen

cNympha.

de gestalte eencverhandelen. Soo ist datwe ten hooghsten nootsaakelijk agten, eenige stellingen ende orderen van veranderingen voor af te senden, dewelke wel ende te regt verstaan sijnde, als een middel sullen wesen; om de vreemde ende de

verscheidene vertooningen deser dierkens, klaar ende onderscheidenlijk te begrijpen:

ofte als een penseel (op datwe soo spreeken) om haar verwisselende gestaltenissen als met eygen ver-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(19)

wen af te maken, ende in haar vollen glans ende wesentlijk cieraet ten toon te stellen.

Op dat alsoo de weetgierige verstanden, een vasten ende seekeren grond mogen hebben, waer op de besondere ondervindingen, die wy voor hebben haar van tijd tot tijd meede te sullen deelen, steunen mogen; ofte waer op die wijnige, die wy voor tegenwoordig in 't light geeven alreede gegrontvest ende geankert sijn. Ende sekerlijk het dunkt ons geen geringe saak te sijn, soodanige regelen ende gronden, inden aard der dingen te hebben ondervonden, waar doorwe alle de gewaande ende gedroomde gedaante vervormingen deser dierkens, dewelke in gestalte ende maaksel oneindig van malkander verschelen, tot een eenig geslagte brengen kunnen, ende in drie vier stellingen ofte orderen van veranderingen, bevattende onderscheydelijke soorten, begrijpen: vallende nog daar-en-booven het selve te bemerken ontrent haar aldereerste begintselen, dewelke, inde gestalte van eyeren, haar aan ons oog vertoonen.

Maar nademaal het met de waare geschapentheid, der veranderingen van dese beeskens, toegegaan is als met een heerelijke schildery; de welke metter tijt bemeuselt ende bevuylt geworden sijnde; ons de eyge gedaante haarer beelden, geheel anders, alsse inder daat sijn, komt te vertoonen: ende alsoo, indien wy begeerig sijn haar regte gestalte te bemerken, nootsaakelijk, door het suyveren haarer onreynigheden, weder tot haar eerste claarheid moet gebragt werden. Soo is't; eer wy tot deese onse genoemde stellingen ende orderen van veranderinge sullen koomen: datwe eerstelijk dit overheerlijk beelt, ofte cierelijke schilderey (op datwe soo spreeken) der

natuurelijke vertooningen; metter tijt door de Geletterde ende andere, bemeuselt ende be-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(20)

vuylt geworden sijnde; soo dat ons daar door de suyvere ende nette veranderingen deser dierkens, onder vreemde oneygentlijke ende verwarde gedaanten sijn voorgestelt; weder uyt de gront sullen ophaalen: ende deselve vervolgens, vande vuyligheid onser inbeeldingen, ende de valse overleveringen der Wijsgeeren, gesuyvert hebbende, eyndelijk met onse stellingen als met het waare vernis vande natuur selver op helderen: op dat alsoo de selve in haar regte glans ende eygen schoonheid, ons wederom mag verschjinen.

Soo datwe drie dingen, in dese onse verhandeling doen sullen: Eerstelijk sullen wy voorstellen den eenigen grontvest van alle de natuurelijke veranderingen der genoemde Bloedeloose Beeskens: ende op dat niemant door het woord Verandering misleyd soude werden, soo is't, datwe nu in't begin seggen, daar soo hier als ook in't vervolg, niet anders deur te willen verstaan; als een langsaame ende naatuurelijke aangroeing in leedemaaten. Ten tweeden sullen wy verhandelen hoe desen gront ofte dit beelt der natuurelijke veranderingen is vervuylt ende verdonkert geworden, het welke wy dan wederom verklaaren ende herstellen sullen. Ten derden sullen wy vier stellingen ofte orderen van veranderingen uyt den Natuur te voorschijn brengen;

waar onder wy alle de verwisselingen der Bloedeloose Dierkens, dewelke maar een grontvest hebben, bevatten sullen.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(21)

Het II. Hooftstuk. Bevattende den eenigen grontvest van alle de

aInsecta.

bNympha.

veranderingen der bekende

a

Bloedeloose Dierkens; den welken een

b

Popken te sijn aangewesen werd; als mede de manier op welke de Wurmen en de Rupsen daar in veranderen.

GElijk onder alle veranderingen, inden aard der dingen, aanmerkelijk; niet naa het

cEruca.

gemeene gevoelen verwonderlijker is, als dat eencRupse aan neemt de gestalte van een gevleugelt gedierte: soo is 't egter, insiende den eygentlijken aard van dese verandering, ende de seer nette overeenkoming vande selve niet alleen met het aan groeyen der andere Dieren, maar ook met het uyt puylen ende knoppen der planten ende bloemen: dat we tegen het algemeene gevoelen klarelijk bevinden, de selve niet verwonderlijker, als eenige andere verwisselingen ofte de genoemde verandering der planten, te wesen; ende al haar onbegrijpelijkheyd alleenig in onse inbeeldinge gelegen te sijn. Soo datwe den eenigen oorspronk deeser verwondering, alleenig uyt

dNympha.

eChrysalis.

de onkunde van den aard ende het wesen van eendPopken ofte eeneGulde-popken, waar in het dierken eeven als een bloem in sijn knop is, sien gebooren te sijn.

Maar op datwe naader tot de saak koomen, soo is 't ten hooghsten naukeurig te weten: dat den eenigen grontvest van alle de veranderingen, soo vande eyeren der Bloedloose Dierkens in't gemeen, als vande Wurmen ofte de rupsen der selver in't besonder: alleenelijk bestaat in een klaare ende onderscheidentlijke kennis, van een

fNympha, necydalus, Chrysalis ofte Aurelia.

fPopken, anders Paapken, Draakxken,

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(22)

ofte Tonneken. Ende alle welke naamen inder daad het eene ende het selve niet alleen betekenen; maar welke betekende saaken ook het eene ende het selve sijn, ende daar

aNympha.

voor gehouden moeten werden. Hoewel wy egter tussen eenaPopken, Paapken, ende soo voorts; ende dat soort der Popkens die wy vergult ofte goutverwig bevinden

bChrysalis ofte Aurelia.

te wesen, ende daarombGulde- popkens noemen, eenig toevallig onderscheit kunnen bemerken; het welke nogtans naukeurig ingesien sijnde, van gans geen gewigt te sijn bevonden sal werden, nogte inden aard der selve eenwesentlijk onderscheit te

cNecydalus.

maken. Soo moet ook dit toevallig onderscheid van hetcPopken der Sijde Wurmen

dChrysalus.

onder dedGulde-popkens vande Wijsgeeren gestelt, mede verstaan werden.

Dan op datwe de genoemde grond ende vastigheid, waar op het gansche gebou, van alle de verscheide veranderingen der Bloedeloose Dierkens, steunt, ende als op een vaste rotse, tegens alle de verschillige gevoelens der Wijsgeeren, steunen moet;

wat naader moogen insien. Soo is't, datwe moeten weten, dat een Popken, Paapken, Draakxken, ofte Tonneken, niet anders en is; als soodanig een verandering van een Wurm ende Rups, ofte om eygentlijker te spreeken, soodanig een uytgroeing, uytwassing, uytbotting, ofte uytpuyling, van een Wurm ofte Rups in sijn ledemaaten;

de welke draagt de eygen gedaante van het toekomende Dierken selve: ofte anders, dat dese uytgroeing, ende soo voorts, van een Wurm ofte Rups in sijn leedemaaten, is het Dierken selve inde gedaante van een Popken. Soo dat de saak wel ingesien sijnde een Wurm ofte Rups niet verandert in een Popken, maar aangroeiende in leedemaaten wort hy een Popken; soo verandert ook dit Popken (om'er dit nog by te voegen) naa-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(23)

derhand niet in een vliegent gedierte; maar de selve Wurm ofte Rups, door het af stroopen van sijn vel, aangenomen hebbende de gestalte van een Popken, wort een vliegent gedierte. Sijnde dese verandering daar en boven niet anders als die van een Kuyken, het welke niet verandert in een hoen, maar aangroeiende in leedematen soo

aGyrinus.

wort het een hoen: ofte ook als die van het jong van een vorschahet welke niet verandert in een vorsch maar aanwassende in leedemaaten soo wort het een vorsch.

bHist. An. l.V.C.XIX.

cNympha.

Hier om ist ook datwe in een Popken, overaardig vanbAristotelescBruytken genoemt, alle de leeden en deelen van het toekoomende Dierken, soo klaar ende net onderscheiden kunnen, als in het beesken selve: sijnde dat te verwonderen is, ende van niemant datwe weten ooit aangemerkt; dese schikking van leedemaaten selfs inde Wurm al kennelijk, ende door een kunstige afstrooping van het vel ligtelijk voor den dag te brengen. Soo dat indienwe met Aristoteles het genoemde Popken een Bruytken wilde noemen; wy de Wurm als nu houbaar geworden sijnde, gelijk hy inder daat is, ende de voorwaarden van het Houwelijk als aangenoomen hebbende, moeten bemerken: waar by insiende, dat hy sig voor eenige daagen (op de wijse van onse nederlantsche Bruyden) als komt op te sluyten, stil te houden, ende sig als te bereiden, om netter opgepronkt sijnde, den wederhelft soo veel minnelijker in't velt te ontmoeten; soo dunkt ons de gelijkenis net getroffen te wesen. Maar alsoo nu het

dNympha.

woortdPopken, beeter als eenige andere naamen in onse taale gebruykelijk, de natuur der saak komt uyt te drukken, gelijkwe in't vervolgh beeter verstaan sullen; soo is't datwe nu doorgaans dat selve woort alleen gebruyken sullen, om soo alle onorder te beeter te vermijden, ende

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(24)

de saak op het aldernetste voor te stellen.

Vorders soo is nu dese aengeroerde nette schikking, ende onderscheidentlijke

aNympha.

voeging van ledematen, voornamelijk, in eenaPopken van een Mierken, Vlieg, ende Bye, aan te merken; komende dese Popkens naukeurig ende verwonderlijk over een met de toekomende Mieren, Byen, ende Vliegen, behalven nogtans in eenige toevalligheden, als inde veruw, de vastigheid van 't lichaam, ende soo voorts; welke saaken nogtans in twee drie dagen, na het afstropenvan een seer dun vliesken, in eenige, verkregen werden.

Vorders is deese nette gelijkenis van het Popken met het toekomende Dierken, ofte het toekomende Dierken selve onder de gestalte van een Popken, de reeden, waar om de geschiedenis Beschrijvers van dese natuurelijke geheimenissen; de

bFormiciformes.

cMusciformes

dApiformes.

Popkens vande Mieren, Vliegen ende Byen,bMieren,cVliegen, endedByen gelijkenis vertoonende Popkens genoemt hebben. Als ook by Arisloteles inde aangetooge plaats onder dese woorden te sien is: at (segt hy) cum formae liniamenta receperint, sub qua facie Nymphae appellantur. Ende den geleerden Moufetus. Hoewel hy

eInsecta.

fChrysalis

een besonder Hooftstuk, in sijn boek vandeeBloedeloose dieren, van hetf Gulde-popken komt te maaken, ende daar in te lochenen dat het selve eenige

gNympha.

blijkelijke deelen heeft: soo is't, dat hy daar in, wat eengPopken is, geensins betwist, ja komt daar van in het geringste niet te reppen; als sijnde de nette

schikking der leedematen in de Popkens soo klaar aan het gesigt, dat het swaarelijk in twijffel sou kunnen getrocken werden, ofse niet de toekomende Dierkens, diese vertoonen, selver en sijn. Het welke ook sonder twijfel de reden is, waaromse by hem onder de boven aangeroerde namen mede gevonden werden, ende in het genoemde

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(25)

Hooft-stuck niet verhandelt en sijn.

Maar gelijk de eene doling den anderen voortbrenkt soo is't ook, dat den

aLib. de Gen. An. Exer. 50.

onvergelijkelijkenaHarveus, dolende alhier met Moufetus ontrent de eygentlijke kennis van een Gulde-popken; selfs de Popkens van de Byen onder de Gulde popkens heeft koomen te stellen, in welke (naademaalse soo net alle de deelen van

*Lib.II CAP. 5. de Chrysalide.

het toekomende Dierken, na sijn, alsmede Arisioteles,*Aldrovandus ende oneyndige andere haar gevoelen, niet en vertoonen, maar eer in gestalte van een ey haar op

bMetamorphosis

doen) hy met den selven Moufetus, Aristoteles en Aldrovandus eenbgedaante vervorming, meer geestig ende aardig, als waeraghtig, ende den aard der dingen, gelijkformig, versiert heeft.

cChrysalis.

Dan egter gelijk hetcGulde-popken, in eenige toevallige hoedanigheeden, verschilt

dNympha.

van hetdPopken, gelijkwe te vooren ook toegestaan hebben: soo is't, datwe selver in het Popken van een gemeene Mier, een veel netter overeenkooming met de Mier selver bevinden, alswe inde Popkens van de Vliegen ofte Byen, met de selve dierkens vergeleeken, aanmerken; soo dat het selve verschil datwe aanmerken tussen het Popken ende het Gulde popken; ook plaats komt te grijpen onder de Popkens selver: maar gelijk dese verschillentheden, in de Popkens vande genoemde dierkens, maar toevallig sijn; gelijk ook het Gulde popken maar toevalligh (alswe in't vervolg klaarder verstaan sullen) verschilt vande opgetelde Popkens; soo is 't, dat naa ons oordeel, dit onderscheit, van seer kleen gewight moet geagt werden; ende dat ook

eHist. An. L.V.C. 19.

niet tegen staandeeAristoteles inde Popkens een gedaante gelijkenis komt te stellen;

ende inde Gulde-popkens alle blijkelijkheyd van gedaante ende vertooninge van leedemaaten komt

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(26)

te loochenen; soo dat hy veel eer de selve met een ey komt te vergelijken.

aChrysalis. ofte Aurelia.

Dan om eens eygentlijk te spreekenvan het gulde-popkenasijnde inder daat niet

bNympha.

anders als eenbpopken dat goutverwig ende als vergult is (ende welke naam, door reden dat alle de popkens die de selve toegeschreven werden, niet goutverwig en sijn, het alleen niet en kan, maar ook niet mag of moet altijt draagen) het selve heeft, gelijk wy datelijk van de voorige popkens geseght hebben, ende het geen Aristoteles met Harveus ende een oneyndig getal andere lochenen; niet alleen mede alle de deelen van het toekomende Dierken in sig, maar het is ook het toekoomende Dierken selve. Ende gelijk wy nu voorders aangemerkt hebben, dat het Popken van een Mier verscheelt van het popken van een Bey, ende dat van een Bye verscheelt van dat van eenVlieg; soo is't ook, dat het Gulde-popken (gelijk ook aengeroert is) mede verscheelt vandie alle. Het welke op datwe entrent een Gulde-popken, als by voorbeelt van een

cPapilio.

cCappelleken klaarder moogen toonen: soo is't, datwe de onderscheidentheden, waardoor het eene popken van het andere, ende het gulde popken van die alle onderkent kan werden; als ook waar in datse vande genoemde dierkens selve verscheelen; soo in alle de drie genoemde popkens, als mede in het gulde popken, geschiktelijk sullen voorstellen; op dat alsoo het opmerkelijkste waar inse geheel ende al over eenkomen, ende datwe seggen een nette vertooninge van het toekomende dierken ende alle sijne leedemaaten te sijn, te naukeuriger mag bekent werden.

Het eerste onderscheit dan, waar door het Popken van een Mier, meerder gelijkenis heeft met de selve; als het Popken van een Vlieg, Bye ofte Cappelle-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(27)

ken, met de geseyde Dierkens; ende door welk onderscheid, het ook van alle de drie genoemde popkens komt te verscheelen: Dat selve bestaat hier in; dat, de gemeene Mier geen vleugelen, maar alleen pootkens, ende hoornkens, hebbende; de gelijkenis van alle die deelen, soo net ende klaar, de gestalte van een Popken aangenoomen hebbende, vertoont; als naderhant in de gestalte van een Mier selver. Behalven nogtans, dat de voetkens ende de hoornkens, die in het Popken vande Mier, als't samen gevouwen, haar vertoonen, in de Mier wederom op een heel andere wijse geschikt ende uytgestrekt sijn. Soo dat schier alleen de schikking vande genoemde deelen, haar anders vertonende in de Mier als in haar Popken, het onderscheit tussen het een ende het ander komt te maaken; het welk van hoe wynig gewight het is, een ider lightelijk bemerken kan. Ende nogtans om dat dit niet wel, ontrent de

Guldepopkens, aangemerkt is, soo is daar door, de geheele kennis van het

aldervoornaamste, ontrent de bloedeloose dierkens aanmerkelijk; in een vervarelijke donkerheid, tot hier toe begraven geworden: ende de ingebeelde vervorming heeft'er haar oorspronk uyt getrokken.

Het tweede onderscheit nu waar door het Popken van een Vlieg afwijkt vande gestalte van de selve; ende daar door ook verschilt van de vordere genoemde dierkens ende haar Popkens: dat selve is voornamelijk hier in geleegen: dat de vleugelen de welke in een gemeene Vlieg uytgespannen, ende over het lichaam heen gestrekt bevonden werden, in haar Popken in een gevouwen, ende op de sijden tussen de beenkens, die op de wijse vande gemeene Mier t'saam gevouwen worden, geplaats

aAntenna.

bProboscis.

sijn: maakende nog deahoornkens nog hetb

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(28)

snuytken, soo in de vliegh als in haar popken hier eenig merkelijk onderscheit.

Wederom het derde onderscheyt, waar door het Popken van een Bye verscheelt soo van haar selve als vande aangeroerde Dierkens, ofte ook vande popkens der selve; is, datse behalven de beenkens ende de hoornkens nog vier vleugelen hebbende

aProboscis.

ende een Tongeken osteaSnuytken dat innewaarts getrokken is; dat se seg ik in haar popken, alle die deelen heel anders ende minder kennelijk, als in haar selve,

geplaats heeft. Want de vleugelen sijn op de manier als van een gemeene vlieg tussen de voetkens op de sijden in gevouwen; ende het Tongeken, swaarelijk kennelijk, soo wel inde vlieg als in haar popken, komt een seer aenmerkelijk onderscheit hier in het popken van een bye te maaken; alsoo het selve seer aardig in 't midden tussen de ingetrokke beenkens ingevoegt is.

Gelijk dan alle de deelen, vande genoemde popkens in de selve seer merkelijk sijn; hoe wel nogtans hier ende daar toevallig onderscheiden; soo is't datse wederom gelijkelijk hier in overeenkomen, datse alle te samen, het toekomende dierken nettelijk uytbeelden, ja het dierken selve sijn; leggende gelijk een rupse (om het onderscheit tussen het toekomende Dier ende het Popken soo veel mogelijk is uyt te drukken) op haar vervellen, het welke vel afgestroopt hebbende; sy eeven gelijk als een vervelde rupse; een nieuwe gedaante schijnen aangenoomen te hebben, ende als in een ander

bObs. Hist. Bomb. L.I.C. xxj.

dier verwisselt te sijn. GelijkbLibavius dese verandering van huyt, inde Seyde Wurmen, heel natuurelijk beschreven heeft, ende neerstig aangeteekent.

cProboscis.

dAntennae.

't Is mede aanmerkelijk, dat de beenkens, Vleugelkens, hetcSnuytken, ded Hoornkens, ende soo voorts

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(29)

overal met een vlies van eenparige dikte bekleet werden: soo koomen ook alle dese

aNympha.

leedematen haar als beweegelijk, los ende buygsaam, inde genoemdeaPopkens, te vertoonen; sijnde tussen beide eenige opene wyte, waar door het eene lid het andere niet en komt te raaken; nogte waar door eenige der genoemde leeden aan een komen te kleven. Het welke de reden is, dat dese tussen wijte, eenige schaduwe makende met de een ende de andere deelkens, ons niet en komt te beletten, de waare gestalte van het lichaam, ende alle de leeden desselfs net te onderkennen; ende dat selfs soo draa alsse verandert sijn, ende eenverwig soo wit als snee ofte melk haar aan ons gesigt vertoonen.

bChrysalis.

Dan in debGulde-popkens, waar van sommige mede wit veranderen, is dit onderkennenvan leedemaaten wat moeyelijker nogtans te doen, door reeden dat haare beenkens, vleugelkens ende soo voorts, al daar aan een gevoegt ende t'saam geplakt werden. So datwe haar nette gestalte de selve uyterlijk aansiende, soo wel niet kunnen bemerken: dat oorsaak van sonderlinge dwalingen geweest is, alswe datelijk hooren sullen.

't Is vorder aenmerkelijk dat alle dese popkens, datelijk naa haar verandering, soo week, soo teer, soo buygsaam, ende soo vloeibaar als water bykans selver sijn, sijnde geheel onweerbaar ende sonder kragten: waaromse ook van Gasa, inde oversettinge

cNecydalus.

dInvalida.

van hetcGulde-popken der sijde wurmen niet sonder reedendMagteloose genoemt werden, als den deurletterden Aldrovandus wel aanteekent; ende welke

hoedanigheyd sy bykans tot het eynde van haar vervelling toe behouden. Deese weekelijkheid, waar van wy de reeden ende de nootsaakelijkbeid 't sijner tijt sullen beschrijven, schijnt ontrent sommige Gulde-popkens

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(30)

aIns. Th. L. ij. c. xxxvj. de Aur.

ook vanaMoufetus aangemerkt te wesen; wanneer hy seght. Quod Plinius scribit, chrysalidem esse duro corpore, id puto respectu erucae intelligendum esse. Soo sijn ook de vlieskens die de genoemde popkens afstroopen seer dun, ende soo digt in een gewonden, gevouwen, ende gerolt, datse swaarelijk als van een ervarene in deese soorten van ondervindingen kunnen getoont ofte ondekt werden; als blijken sal wanneer wy onse besondere ondervindingen ontrent de Byen, tot een verwondering vande geheele weerelt, sullen verhandelen.

bChrysalis.

Maar wy koomen nu tot het vierde onderscheit, te weeten, van hetbGulde- popken dat vry meerder is; ende op dat den leeser hier sou moogen weeten, wat

cPapilio.

Gulde-popken wy met haarcCappelleken, ende dat dan vorder, met die van een Mier, Vlieg, ende Bye, als ook met de genoemde beeskens der selve, om een naukeurig onderscheit te maaken, sullen vergelijken: soo is 't datwe dat Gulde- popken sullen

dIns. Th. L.I.C. xiv.

ePapiliones diurni

neemen, het welkedMoufetus by het getal van twaleven, onder deeCappellen die by daag vliegen ons in sijn afbeeldingen vertoont. Ofte het selfde dat Goedaert, in sijn Een-en-twintighste bevindinge, in 't eerste deel, ons beschrijft.

Het onderscheit dan tussen dat Cappelleken ende sijn Gulde-popken, als mede tussen de genoemde popkens ende haar Dierkens; is, dat de Vleugelen, die haar soo groot ende uytgespannen vertoonen in het Cappelleken, ende boven het lichaam, op de rug aan de schouwerkens, geplaats te sijn bevonden werden; in het gulde popken op een geschooven, gevouwen, ende gerimpelt sijn, tot de gestalte ende kleenheid der halve nagel vande pink, ende dan nog omgeboogen sijnde naa de buyk, daar op effen neer gevleit.

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(31)

aProboscis.

Het Tongeken ofteasnuytken, 't geen tot de gestalte ende kleenheid van een spelden

bFurcae.

hooft, op ende om gekrult is, ende tussen debVorxkens geplaats in het Capelleken;

is in't Gulde popken in 't lang over de buyk ende midden tusschen by de vleugelen aardig uytgestrekt. Neffens dit snuytken voegen sig, door een onnavolgelijke manier van schikken, waar van wy de reeden ende oorsaak hier of daar in onse besondere ondervindingen geeven sullen, de beenen; de welke in het Cappelleken op een gans andere wijse geschikt te sijn bevonden werden. Ende gelijk alles verwonderlijk net

cAntennae.

geplaats is, soo voegen haar hier neffens decHoornkens; dewelke in het Cappelleken opgeregt ende boven de ogen geplaats sijn. Soo dat in een Gulde popken, soo wel als in een popken alle deelen van het dierken te sien sijn. Als het lichaam, de vleugelen, de hoornkens, de beenen ende het snuytken, werdende de vorxkens nogtans wat duysterder geplaats bevonden, dat ook in't Dierken plaats heeft; wantse daar moeyelijk te sien sijn.

Vorders soo is het huytken daar alle de genoemde leedekens van een gulde popken uytwendig meede omvangen werden, veel dikker als daar het inwendig deselve komt te bekleeden, waar by komt dat alle de genoemde leedemaaten, soo net ende effen

dContiguitas.

aan een gekleeft ende te samen gelijmt werden, datse als een gladde ende effend verknogtheid van deelen schijnen te vertoonen, waar door haare leedemaaten, ten sy door een besondere uytvinding, dewelke wy 't sijner tijt sullen openbaaren, moeyelijk te onderscheyden sijn. Het welke den Heer Moufetus niet alleen belet heeft ons een nette afbeelding van dat Gulde-popken, ter genoemde plaatse te geeven;

eIns. Th. L.II. CAPxxxvj. de Aur.

maar selfs sooelochent hy

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(32)

met Aristoteles, datse eenige kenbaare deelen souden hebben. Neque os illi (segt hy) neque aliud manifestum membrum.

aObs. Hist. Bomb. L.I.C. xxj.

bNecydalus.

Soo dwaalt hier ontrent ookaLibavius, want hoewel hy handelende van hetb Popken der sijde Wurmen toestaat; daar tekenen van Beenen, vleugelen, ende Hoornen te wesen; Soo loochent hy egter daar onderscheidelijke ende kenbaare leedematen te sijn. Inde à parte anteriore (segt hy) typi pedum & cornuum sunt, à posterior versus latera vestigia alarum. Ende wederom een weynig lager. Nulla videas membra distincta. Ende den Heer Goedaert, dewelke den aard van het Gulde popken alsoo weynig gekent heeft, als Moufetus, ofte imant anders; deselve soekt altijt eenige vergelijkinge met een menschen aansigt inde selve, 't geen hy ook in sijn afbeeldingen van sijn Gulde popkens, hier ende daar uytbeelt; ons gevende teekeningen alleen naa sijn inbeeldingen, in plaats dat hy eenvoudiglijk de aardigheid vande natuurelijke vertooningen sou volgen. Maar gelijk hy ontrent de natuur van een gulde-popken heeft koomen ongeluckelijk te dwaalen: soo is 't dat hy ter genoemde plaatse geensins den Rups wel afbeelt, wantse met geen hayr, maar doornkens beset is, ende ten naasten by de selve gestalte heeft, als hy inde Rupse, in sijn ses en twintigste ondervindinge vertoont, afgeteekent heeft.

Vorders, naademaal de aan eengekleefde leedekens van het Gulde-popken metter tijt verhard werden, ofte dat de huyt van het Gulde-popken, de welke in het begin teer ende week was, allenxkens meer ende meer komt op te droogen ende hoornagtiger te werden; waar door ook de veruw die in't eerst groenagtig was nu als een waaragtig Goud haar komt te vertoonen; soo is't dat-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(33)

se ook meer ende meer onbeweegelijk koomen te werden; tot dat eyndelijk dit Gulde-popken, ofte het cappelleken onder de gestalte van het selve, het genoemde verharde vel komt te verlaten, ende in de selve gedaante als't daar in beslooten lag, uyt te kruypen; geen andere verandering daar binnen ondergaan hebbende, als alleenig, dat de swakke ende als water vloeibare leeden, door haar overtollige vogtigheid gans onbewegelijk, metter tijt gesterkt sijn gewerden.

Maar het genoemde vel ofte vlies verlaten hebbende, soo botten Puylen ende spannen de vleugelen sigtbaarelijk ende verwonderlijk uyt; ende de beenen met de vordere leedemaaten sig uytstreckende ende haar op regtende, worden geplaats alswe de selve inde Cappellekens bevinden.

Vorders, naademaal de genoemde uytpuyling der vleugelen, seer schielijk is, ende daar door ook seer swaarelijk, ten sy naa een lange ondervinding, te regt kan bemerkt ende verstaan werden; soo geeft het my geen wonder, dat selfs de aldergeluckigste verstanden, gelijk den onsterfelijken Harveus ende een oneyndig getal andere meer, daar ontrent gedwaalt hebben: stellende een verandering niet buyten maar binnen in het Gulde-popken, 't geen hy tegens alle reeden een volmaakt ey noemt. Maar

aTransformatio.

naademaal sijn gesteldeaverandering nog binnen nogte buyten het Gulde-popken oit plaats grijpt, soo is 't dat sijn gevoelen hier tegens alle ervarentheid te strijden komt. Maar gelijk hy ongeluckig is geweest om de regte waarheid hier van te ondervinden, soo is't hem ook niet mogelijk sijn gestelde verandering verstaanbaar

bEpigenesis.

te maaken, loochenende eenbtoesetting van deelen, ende naa sijn inbeeldingen een

cMetamorphosis.

onverstaanbarecgedaante vervorming inde plaas smee-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(34)

dende. Dan nademaal wy in onse besondere ondervindingen voorgenomen hebben, de manier hoe dese vleugelen komen uyt te puylen te beschrijven, ende met eenen te toonen wat voor veranderingen, soo in het ey van een bloedeloos dier, als in sijn gulde popken (het welke wy van een natuur bevinden te wesen) dag voor dag, tot het in gestalte van een Rups ende cappelleken daar uytkruypt, aan te merken sijn;

soo is 't datwe het voor tegens woordig hier by laaten sullen: sijnde dit gesegt door

aParenthesis.

eenatusschen reeden.

Deese toevallige onderscheidentheeden dan, soo ontrent de Popkens

ondermalkanderen, als ontrent het Gulde-popken met haar Cappelleken, ende de vordere Popkens met haar aangeroerde Dierkens, wel aangemerkt sijnde, als ook van gelijken waar in datse overeenkoomen, soo met de dierkens selve, als in't gemeen onder malkanderen; soo blijkt immers klaarelijk, dat, het Popken niet van het Gulde popken in den aard der dingen en verschilt: want soo wel het eene als het andere popken, de gedaante van het toekoomende dierken net ende ordentelijk vertoont.

Hoewel nogtans datwe geern toestaan, dat de vertooning klaarder is in het eene als in het andere: maar dit hankt alles aan het oog ende de hand waar meede het besien ende ontleed werd; behalven dat metter tijt voor den neerstigen ondersoeker niets verborgen blijkt. Waarom wy ook seer makkelijk in alle soorten van Popkens, alle de leeden van het toekomende dierken vertoonen kunnen: ende dat soo wel op dat hier niemant een uyt vlugt komt te maaken, oogende mogelijk met den Heer Harveus op een volmaakt ey, dat metter tijt sou kunnen vervormt werden, inde ogenblik haarer verandering selfs, ofte in het begin, als in het midden , ende eynde: jaa in de

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(35)

wurm selve eer hy nog in een popken komt te veranderen. Soo dat ons geen soorten van Popkens kunnen voor koomen; hoe klugtigh ende in wat voor drollige

gestaltenissen datse van den Heer Goedaert ofte andere, naa haare hersenbeelden mogen afgeteekent weesen, waar in wy niet alle de deelen van het dierken toonen kunnen.

Dan mogt imant vragen, wat is de reeden, dat de leeden in een Popken, dat het dierken selve is, veel klaarder haar vertoonen als in een Gulde popken dat meede het dierken selve is? ende waarom om dat de selve niet aan een koomen te kleeven? ofte ook wat de oorsaak is, dat de Popkens een veel dunder huytken, afstroopen, als de Gulde-popkens; de welke het selve bykans als een Kuyken sijn schaale laaten leggen?

Ik antwoorde dat deese reeden seer swaarelijk te geven is. Waarom wy oordeelen soo hier als ook ontrent andere saaken die duyster sijn, datwe alle neerstigheid behoorden aan te wenden, om deselve liever uyt de natuur, als uyt onse swakke redenen te putten. Want anders in dien wy de regelen ende orderen, van den Alwijsen Maaker, geheel onveranderlijk inden aard der saaken gestelt, niet naukeurig koomen naa te volgen, ofte daar van ook in het minste af te treeden; soo moeten wy ons ider ogenblik inde ondervindingen der dingen bedriegen; ende de reedenen selve dewelke wy soo onbedagt uyt ons brein koomen te putten, die moeten nootsaakelijk ons verleiden.

Egter naademaal dit naukeurig is, soo sal ik voorstellen het ligt dat de natuur ons levert. Wy bevinden dan dat de Popkens van de Mieren, Vliegen, ende Byen, geduurig in een vogte plaas sijn opgeslooten, alwaar het opperste huytken van haare leedekens swaarelijk

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(36)

soude kunnen verharden. Soo bevinden wy de Popkens vande Mieren onder de aarde:

de Popkens der vliegen inde verrotting van het vlees, inden afgank der Dieren, ofte op andere plaatsen die vogtig sijn. De Popkens vande Byen wederom, bevinden wy niet alleen verborgen in een vogte plaatse, maar selver omvangen te sijn met was, ende dan nog op de manier der seyde Wurmen met een dun vlies omsponnen: behalven alse veranderen, datse uytermaaten vogtig van leedemaaten sijn, weegende sommige wel twee maal swaarder als de toekoomende Bye selver.

Ende het is aller verwonderinge ende opmerkinge waardig, dat alle deese

aInsensibilis transpiratio.

voghtigheid door eenaongevoelijke uytdamping moet verteert werden, eerse haare melkagtige leedemaaten in het aldergeringste kunnen beweegen; haar afgaande in al die tijt anders geen overtolligheden. Neque ullum reddunt alvi excrementum,

bHist. an. L.V.C. xix

segtbAristoteles.

Daarentegen de Popkens vande Cappellekens die by daagh vliegen (wy sullent wat breeder als tot een Gulde-Popken uytstrecken) die worden in de opene lugt bevonden, waar inse onmiddelijk veranderen; sijnde een groot gedeelte in het alderminste niet omsponnen; soo dat haar opperste huydeken seer ligt verhard kan werden, het welke sy ook (als gesegt) inde selve gestalte, soo als't haar ontvankt ende sonder eenigsins in een te rollen verlaaten. Waar by komt dat het huytken van het

cScarabaeus nasicornis.

Popkencder Torre een of Neushoorn, dat meede inde aarde gevonden werd, soo dun is, dat het ligtelijk in dikte van het vlies van een gemeen Gulde Popken kan

overtroffen werden.

Maar of dit nu de reedenen sijn, waarom het Gulde-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(37)

popken verhard, ende het popken niet? Waarom het Popken met een dun vlies is omvangen, ende haar leedekens niet aan een en kleeven: ende daarentegen het Guldepopken met een harde schaale overtrocken is, ende alle haare ledekens als samen gelijmt sijn? Dat weet ik waarelijk niet. Want naademaal de popkens vande Byen alsse inde opene lugt verhard werden koomen te sterven; ende de Gulde-popkens alsse in een vogte plaas beslooten werden, meede niet voort en koomen: soo en kan ik my niet inbeelden dat saaken de welke alle jaren, op de selve stantvaste ende seer wijse order van de Natuur voort geteelt werden; soo gevallig soude wesen ende als aan lugt ende weer gebonden soude sijn. Hoewel nogtans wy geern toestaan dat de vogtigheid de eenige oorsaak is waarom de Popkens niet en verharden; ende de lugt ende de droogte wederom de reeden, waarom de Guldepopkens nootsaakelijk verharden moeten. Maar wederom in siende datwe in de Gulde-popkens het vlies dat haar omvankt van geen eenparige dikte bevinden; soo dat het dikker is daar het naa de lugt gekeert is, als daar het naa deselve niet gekeert sijnde, de leedemaaten inwendig komt te bekleeden; ende datwe verders inde popkens, dewelke wy over al met een eenpaarig vlies bekleet sien te weesen, geheel het tegendeel bespeuren, soo dat deselve soo wel tegens de opdroogende lugt niet gewapent en sijn: soo en kunnen wy dit insiende in het alderminste niet toestemmen, dat, dit vogtig blijven ofte verhard werden vande Popkens ofte de Gulde-popkens, eenigsins gevallig soude weesen.

Ten sy datwe soo dwaas wilde sijn, datwe deese kleene schepselen, by geval geboorne ende uytverrotting geteelde soude komen te noemen; ende alsoo deese wonderlijke wijsheid ende voorsienigheid vande Na-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(38)

tuur soo overmerkelijk voorsigtig, ontrent het bekleeden ende onderhouden deeser Beeskens, als in twijffel koomen te trekken.

De manier op welke, de Wurmen ende de Rupsen, in Popkens veranderen.

HEbbende nu soo voorgestelt, den eenigen grontvest, van alle veranderingen der bloedeloose dierkens; ende getoont de selve te sijn een Popken, in welke metter tijt allerhande soorten van Wurmkens ende Rupsen, komen te veranderen, ofte om eygentlijker te spreeken in uyt te botten ofte knoppen; uytsonderende nogtans die dierkens, dewelke sonder uyt het ey te kruypen, onmiddelijk daar in haare sterkte ende volmaaking afwagten; ofte anders die in gestalte van een ey de gedaante van een Popken verbergende, daar uyt als een volmaakt dier te voorschijn komen, als we nog hooren sullen: soo agten wy voor al nootsaakelijk te sijn, eerwe tot onse tweede stellinge overgaan; datwe ook eenigsins aanroeren, ende verklaaren de manier op welke de genoemde veranderinge geschiet; ende met een aanwijsen de gestalte van die dierkens, dewelke de geseyde verandering ondergaan.

Nademaal dan sig niet alleen een aanmerkelijke, maar ook een oneyndelijke verscheidentheid, de welke swarelijk te beschrijven is, vertoont, ontrent het afbeelsel der dieren dewelke in een Popken uytbotten ofte uytpuvlen: soo is 't daerwe de voornaamste verschillentheid neemende ons gemerk, op de wurmkens die voeten, ende andere die geen voeten hebben; alhier sullen afbeelden. Alsoo bemerken wy dan dat onder de dier-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(39)

kens de welke de gestalte van een Popken, ofte Gulde-popken, aan nemen; eenige geen beenkens, andere ses beenkens, ende de vordere meerder beenkens hebben.

Ende gelijk wy het verschil der geener die geen voeten, ses voeten, ende meerder voetkens hebben, het selve met malkander vergelijkende, seer aanmerkelijk bevinden:

soo is't datwe in de derde soorte die veel voeten hebben, geen minder

verscheidentheid, ten aansien vande selve koomen aen te merken. Van alle welk getal der voeten nogtans; de voorste ses de meeste ende de naukeurighste opmerking, inde gevoete wurmkens verdienen: ende in de Wurmkens sonder voetkens, dat deel van haar lichaam, 't geen wy in andere dieren de borst noemen.

Maar om nu reeden te geeven, waar om wy voornaamentlijk, de onderscheidentheid, belangende dat eenige beeskens geen voeten, ende andere voeten, hebben, voorstellen.

Soo is het seer naukeurig te weeten: dat, inde wurmkens sonder beenen, noit dat deel, het welke wy de borst genoemt hebben, komt te veranderen, ofte verplaats te werden:

ende in de Wurmen ofte Rupsen die weynig ofte veel voeten hebben: dat, nimmer de voorste ses beenen verlooren werden, ofte merkelijk verplaats, gelijk den Heer Goedaert tegens alle waarheid ons geern sou willen wijsmaaken. Want de de genoemde Beenkens in meest soo niet in alle sonder het geringhste verplaats te werden eeuwig ende altijt blijven. Ende het geen alle verwondering verdient, is datwe in een seer groot getal van wurmkens met ses voeten, alsse in popkens koomen uyt te botten; de verwisseling der beenkens, van soo weinig onderscheyt bevinden te weesen, dat de selve t'eenemaal; wat voor vervormingen dat alle de Wijsgeeren, geene datwe we-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(40)

ten uytgesondert, ook in haar inbeeldingen smeeden; onkennelijk ende onopmerkelijk is.

Gelijk nu deese ondervindingen, als een heldere sonne boven de kimmen deser duystere verwisselingen verscheenen, ons een helder ende klaar ligt aanbrengen; soo is't, indien wy het selve dankbaarelijk soude volgen, dat het met seer weinig moeite ons verklaaren sou kunnen, hoe het inde seer donkere veranderingen der voeteloose

aInductio.

dierkens toegaat. Dan naademaal wy dooraoptelling het een uyt het ander niet en willen besluyten ofte bewijsen: Soo is 't datwe onse ondervindingen liever

volgende, seggen sullen: dat de voeten, vleugelen, Hoornen, ende soo voorts, de welke een sonder voetig Wurmken ontrent de borst verkrijgt naa sijn verandering, niet inde schielijkheid der verandering, ofte, om eygentlijker te spreeken, inde snelte vande uytbotting ofte uytpuyling in leedemaaten, gebooren werden: maar dat de

bEpigenesis.

selve van tijd tot tijd, door eenbToedoening van deelen, ter genoemde plaatse, onder het vel met het wurmken aangegroeit sijn: soo dat het genoemde vel, op het hooft ofte op de rug van het wurmken, openbarstende, de geseide leeden haar dan eerst in de wurm koomen te openbaaren, ende de selve soo op die wijse de gestalte van een popken doen aanneemen.

Hierom is't ook datwe seer ligtelijk deese voeten, vleugelen, hoornen, en soo voorts, onder het vel van een voete of leedeloos wurmken verborgen, toonen kunnen:

gelijkwe ook in de tegenwoordigheid van den seer Eedelen Heer Thevenot, om sijn seer Heerelijke kennis in alle wetenschappen genogsaam boven alle roem; een wurm van een bye in het Popken van een bye, het velleken ontrent het hooft doende barsten, ende de

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(41)

verborge leeden voorden dag doende koomen, verandert hebben. Ende naderhand in de tegenswoordigheid van den Hoogeedelen Heer den naukeurigen ondersoeker der natuurelijke geheimenissen, den Heer Lorenso Magallotti, als ook in 't by sijn van den voornoemden Heer Thevenot, hebben wy alle de deelen van een Cappelleken klaarelijk ende onderscheidelijk in een Rupse getoont, kunnende nog daarenbooven als we willen, een Rups in een Gulde-popken doen veranderen.

Maar op dat we de gronden der natuurelijke veranderingen ende de manieren der selve, in twee drie woorden, ende met een tastbaare gelijkenisse verligt mogen voorstellen. Soo moet men om kort te sijn alleen verstaan: dat, een Popken ende Gulde-Popken; wy sullen 't maar betrekken tot de Dierkens sonder voeten, naademaal in de andere (alswe verder hooren sullen) de verandering soo klaar is, datse gans geen uytlegging van nooden heeft; niet anders en is, als een Wurm, de welke metter tijd onder sijn vel voeten, vleugelen, ende andere leedemaaten aangegroit sijnde, nu uyterlijk alle deselve deelen het genoemde vel afgestroopt hebbende, klaarelijk ende onderscheidentlijk aan het gesigt komt te vertoonen. Sijnde deese verandering,

aTransformatio.

verkeerdelijkavervorming, gedaante aflegging, doot ende opstanding genoemt, niet wonderbaarelijker, grooter, ofte duysterder; als dat een veragt ende vertreeden kruytken vanden velde, metter tijt hier ende daar losselijk begint uyt te puylen, ende

bGlobus.

in eenbknopken opswellende, met een cierelijken bloem, naa het open barsten van het selve, haaren milden Queeker komt toe te laggen.

Ende soo wy het verder met de bloedrijke dieren soude willen vergelijken, soo is 't datwe tussen de aangroeingen in leedemaaten van de selve, ende die van ons

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

(42)

genoemde Wurmken, niet het geringste onderscheid soude vinden: koomende nogtans onder alle de bloedrijke dieren geene der selver soo net met de veranderingen van

aGyrinus

een Wurm over een, als de vorsch, de welke meede in een Waaragtigapopken komt te Veranderen. Als beneeden in de verklaaringen van onse afbeeldingen, alwaar wy een vergelijkinge van het Vors-popken, met een Wurm-popken, ende de Knop van een Bloem, maaken sullen, blijken sal.

bAnimalia vegetativa.

Soo dat de selve veranderingen de welke wy bevinden ontrent debgroeiende

cAnimalia sensitiva.

schepselen, ook plaats nemen in decgevoelige: sijnde den onbegrijpelijken God ende den onnaspeurelijken Maaker, oververwonderlijk ende onnavolgelijk in sijne werken; in welke alle, op weinig regelen gegrontvest, ene onnadenkelijk onder malkander overeenkoomende; hy Goet, Verwonderlijk ende Aenbiddelijk is.

Het welke nu ernstig ingesien sijnde; soo blijkt hier clarelijk de dwaaling van die geenen, de welke uyt dese natuurelijke ende verstaanbare veranderingen; de

opstanding der dooden hebbe willen bewijsen, dewelke de kragt, vande order in de natuur bemerkelijk, niet alleen geheel te booven gaat: maar ook, gans geen gelijkenis inde selve vindende; alleen door't geloof; het welke een seekere ende overtuygde kennisse is der dingen diemen niet en siet; moet bekent ende aangenoomen werden.

Soo groffelijk dwaalen ook die geenen de welke uyt deese natuurelijke veranderingen,

dMetamorphosis

verkeerdelijkdvervormingen van haar genoemt, de gedaante veranderingen der bergwerken ofte metallen hebben willen staande houden; als onder anderen den deurletterden Heer Theodorus de Majerne in sijn opdragt, voor het Boek van Moufetus, vande bloedeloose dierkens, ge-

Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Oostindische is de gemeene soorte niet ongelyk, maar veel grooter; hy heeft aan beide syden ses oogen, waar van de eene van d'ander in groote verscheelt: boven op de borst,

boden Dieren zijn verscheyden quade eygenschappen ende manieren, van welcke God sijn volck heeft willen een af keer doen hebben; want sommige zijn seer onreyn als de Verckens;

Joannes van Dyck, Oude mede nieuwe vreughde-klanck die haer laet hooren hier in verscheyde soo geestelycke als kluchtige zangen.!. Wilt ontvluchten All’

Doen hy nu van 's Koninghs zijde soo veel knechts gemassacreert had, sonder die van sijn sijde bleven, doen was 't tijt den Heer en Koniningh te vangen, ende dien oock door een

van Marber-beelden; daer nae den bergh op-klimmende vonden wy altijdt iet dat keurigh was om sien, ende boven kommende, doch niet sonder grooten aerbeyt, saghen wy daer soo

29 Dat Nederlandse handelsschepen veel te lijden hadden onder de Engelse zeerovers, kwam in de eerste plaats doordat deze piraten ook voor eigen gebruik schepen roofden, en

Den Helder Kinderen vanaf drie jaar kunnen vanmiddag vanaf 14.30 uur bingo spelen bij buurtvereni- ging ’t Kraaiennest aan de A.Y.. Kui-

vorsß thoerne wesen een ster bemest daer de stilen off lanck wesen sullen xii voeten ende dijck xii duem vijerkant ende de balken sullen lanck weßen xxviii voeten ende dijck xii