• No results found

Bloedeloose Dierkens; den welken een b Popken te sijn aangewesen werd; als mede de manier op welke de

Wurmen en de Rupsen daar in veranderen.

GElijk onder alle veranderingen, inden aard der dingen, aanmerkelijk; niet naa het

c

Eruca. gemeene gevoelen verwonderlijker is, als dat eenc

Rupse aan neemt de gestalte van een gevleugelt gedierte: soo is 't egter, insiende den eygentlijken aard van dese verandering, ende de seer nette overeenkoming vande selve niet alleen met het aan groeyen der andere Dieren, maar ook met het uyt puylen ende knoppen der planten ende bloemen: dat we tegen het algemeene gevoelen klarelijk bevinden, de selve niet verwonderlijker, als eenige andere verwisselingen ofte de genoemde verandering der planten, te wesen; ende al haar onbegrijpelijkheyd alleenig in onse inbeeldinge gelegen te sijn. Soo datwe den eenigen oorspronk deeser verwondering, alleenig uyt

d

Nympha.

e

Chrysalis. de onkunde van den aard ende het wesen van eend

Popken ofte eene

Gulde-popken, waar in het dierken eeven als een bloem in sijn knop is, sien gebooren te sijn.

Maar op datwe naader tot de saak koomen, soo is 't ten hooghsten naukeurig te weten: dat den eenigen grontvest van alle de veranderingen, soo vande eyeren der Bloedloose Dierkens in't gemeen, als vande Wurmen ofte de rupsen der selver in't besonder: alleenelijk bestaat in een klaare ende onderscheidentlijke kennis, van een

f

Nympha, necydalus, Chrysalis ofte Aurelia.

f

Popken, anders Paapken, Draakxken,

ofte Tonneken. Ende alle welke naamen inder daad het eene ende het selve niet alleen betekenen; maar welke betekende saaken ook het eene ende het selve sijn, ende daar

a

Nympha. voor gehouden moeten werden. Hoewel wy egter tussen eena

Popken, Paapken, ende soo voorts; ende dat soort der Popkens die wy vergult ofte goutverwig bevinden

b

Chrysalis ofte Aurelia. te wesen, ende daaromb

Gulde- popkens noemen, eenig toevallig onderscheit kunnen bemerken; het welke nogtans naukeurig ingesien sijnde, van gans geen gewigt te sijn bevonden sal werden, nogte inden aard der selve eenwesentlijk onderscheit te

c

Necydalus. maken. Soo moet ook dit toevallig onderscheid van hetc

Popken der Sijde Wurmen

d

Chrysalus. onder ded

Gulde-popkens vande Wijsgeeren gestelt, mede verstaan werden. Dan op datwe de genoemde grond ende vastigheid, waar op het gansche gebou, van alle de verscheide veranderingen der Bloedeloose Dierkens, steunt, ende als op een vaste rotse, tegens alle de verschillige gevoelens der Wijsgeeren, steunen moet; wat naader moogen insien. Soo is't, datwe moeten weten, dat een Popken, Paapken, Draakxken, ofte Tonneken, niet anders en is; als soodanig een verandering van een Wurm ende Rups, ofte om eygentlijker te spreeken, soodanig een uytgroeing, uytwassing, uytbotting, ofte uytpuyling, van een Wurm ofte Rups in sijn ledemaaten; de welke draagt de eygen gedaante van het toekomende Dierken selve: ofte anders, dat dese uytgroeing, ende soo voorts, van een Wurm ofte Rups in sijn leedemaaten, is het Dierken selve inde gedaante van een Popken. Soo dat de saak wel ingesien sijnde een Wurm ofte Rups niet verandert in een Popken, maar aangroeiende in leedemaaten wort hy een Popken; soo verandert ook dit Popken (om'er dit nog by te voegen)

derhand niet in een vliegent gedierte; maar de selve Wurm ofte Rups, door het af stroopen van sijn vel, aangenomen hebbende de gestalte van een Popken, wort een vliegent gedierte. Sijnde dese verandering daar en boven niet anders als die van een Kuyken, het welke niet verandert in een hoen, maar aangroeiende in leedematen soo

a

Gyrinus. wort het een hoen: ofte ook als die van het jong van een vorscha

het welke niet verandert in een vorsch maar aanwassende in leedemaaten soo wort het een vorsch.

b

Hist. An. l.V.C.XIX.

c

Nympha. Hier om ist ook datwe in een Popken, overaardig vanb

Aristotelesc

Bruytken genoemt, alle de leeden en deelen van het toekoomende Dierken, soo klaar ende net onderscheiden kunnen, als in het beesken selve: sijnde dat te verwonderen is, ende van niemant datwe weten ooit aangemerkt; dese schikking van leedemaaten selfs inde Wurm al kennelijk, ende door een kunstige afstrooping van het vel ligtelijk voor den dag te brengen. Soo dat indienwe met Aristoteles het genoemde Popken een Bruytken wilde noemen; wy de Wurm als nu houbaar geworden sijnde, gelijk hy inder daat is, ende de voorwaarden van het Houwelijk als aangenoomen hebbende, moeten bemerken: waar by insiende, dat hy sig voor eenige daagen (op de wijse van onse nederlantsche Bruyden) als komt op te sluyten, stil te houden, ende sig als te bereiden, om netter opgepronkt sijnde, den wederhelft soo veel minnelijker in't velt te ontmoeten; soo dunkt ons de gelijkenis net getroffen te wesen. Maar alsoo nu het

d

Nympha. woortd

Popken, beeter als eenige andere naamen in onse taale gebruykelijk, de natuur der saak komt uyt te drukken, gelijkwe in't vervolgh beeter verstaan sullen; soo is't datwe nu doorgaans dat selve woort alleen gebruyken sullen, om soo alle onorder te beeter te vermijden, ende

de saak op het aldernetste voor te stellen.

Vorders soo is nu dese aengeroerde nette schikking, ende onderscheidentlijke

a

Nympha. voeging van ledematen, voornamelijk, in eena

Popken van een Mierken, Vlieg, ende Bye, aan te merken; komende dese Popkens naukeurig ende verwonderlijk over een met de toekomende Mieren, Byen, ende Vliegen, behalven nogtans in eenige toevalligheden, als inde veruw, de vastigheid van 't lichaam, ende soo voorts; welke saaken nogtans in twee drie dagen, na het afstropenvan een seer dun vliesken, in eenige, verkregen werden.

Vorders is deese nette gelijkenis van het Popken met het toekomende Dierken, ofte het toekomende Dierken selve onder de gestalte van een Popken, de reeden, waar om de geschiedenis Beschrijvers van dese natuurelijke geheimenissen; de

b Formiciformes. c Musciformes d Apiformes. Popkens vande Mieren, Vliegen ende Byen,b

Mieren,c

Vliegen, ended

Byen gelijkenis vertoonende Popkens genoemt hebben. Als ook by Arisloteles inde aangetooge plaats onder dese woorden te sien is: at (segt hy) cum formae liniamenta receperint,

sub qua facie Nymphae appellantur. Ende den geleerden Moufetus. Hoewel hy

e

Insecta.

f

Chrysalis een besonder Hooftstuk, in sijn boek vandee

Bloedeloose dieren, van hetf

Gulde-popken komt te maaken, ende daar in te lochenen dat het selve eenige

g

Nympha. blijkelijke deelen heeft: soo is't, dat hy daar in, wat eeng

Popken is, geensins betwist, ja komt daar van in het geringste niet te reppen; als sijnde de nette

schikking der leedematen in de Popkens soo klaar aan het gesigt, dat het swaarelijk in twijffel sou kunnen getrocken werden, ofse niet de toekomende Dierkens, diese vertoonen, selver en sijn. Het welke ook sonder twijfel de reden is, waaromse by hem onder de boven aangeroerde namen mede gevonden werden, ende in het genoemde

Hooft-stuck niet verhandelt en sijn.

Maar gelijk de eene doling den anderen voortbrenkt soo is't ook, dat den

a

Lib. de Gen. An. Exer. 50. onvergelijkelijkena

Harveus, dolende alhier met Moufetus ontrent de eygentlijke

kennis van een Gulde-popken; selfs de Popkens van de Byen onder de Gulde popkens heeft koomen te stellen, in welke (naademaalse soo net alle de deelen van

*

Lib.II CAP. 5. de

Chrysalide. het toekomende Dierken, na sijn, alsmede Arisioteles,*

Aldrovandus ende oneyndige

andere haar gevoelen, niet en vertoonen, maar eer in gestalte van een ey haar op

b

Metamorphosis doen) hy met den selven Moufetus, Aristoteles en Aldrovandus eenb

gedaante vervorming, meer geestig ende aardig, als waeraghtig, ende den aard der dingen, gelijkformig, versiert heeft.

c

Chrysalis. Dan egter gelijk hetc

Gulde-popken, in eenige toevallige hoedanigheeden, verschilt

d

Nympha. van hetd

Popken, gelijkwe te vooren ook toegestaan hebben: soo is't, datwe selver in het Popken van een gemeene Mier, een veel netter overeenkooming met de Mier selver bevinden, alswe inde Popkens van de Vliegen ofte Byen, met de selve dierkens vergeleeken, aanmerken; soo dat het selve verschil datwe aanmerken tussen het Popken ende het Gulde popken; ook plaats komt te grijpen onder de Popkens selver: maar gelijk dese verschillentheden, in de Popkens vande genoemde dierkens, maar toevallig sijn; gelijk ook het Gulde popken maar toevalligh (alswe in't vervolg klaarder verstaan sullen) verschilt vande opgetelde Popkens; soo is 't, dat naa ons oordeel, dit onderscheit, van seer kleen gewight moet geagt werden; ende dat ook

e

Hist. An. L.V.C. 19.

niet tegen staandee

Aristoteles inde Popkens een gedaante gelijkenis komt te stellen;

ende inde Gulde-popkens alle blijkelijkheyd van gedaante ende vertooninge van leedemaaten komt

te loochenen; soo dat hy veel eer de selve met een ey komt te vergelijken.

a

Chrysalis. ofte Aurelia. Dan om eens eygentlijk te spreekenvan het gulde-popkena

sijnde inder daat niet

b

Nympha. anders als eenb

popken dat goutverwig ende als vergult is (ende welke naam, door reden dat alle de popkens die de selve toegeschreven werden, niet goutverwig en sijn, het alleen niet en kan, maar ook niet mag of moet altijt draagen) het selve heeft, gelijk wy datelijk van de voorige popkens geseght hebben, ende het geen Aristoteles met Harveus ende een oneyndig getal andere lochenen; niet alleen mede alle de deelen van het toekomende Dierken in sig, maar het is ook het toekoomende Dierken selve. Ende gelijk wy nu voorders aangemerkt hebben, dat het Popken van een Mier verscheelt van het popken van een Bey, ende dat van een Bye verscheelt van dat van eenVlieg; soo is't ook, dat het Gulde-popken (gelijk ook aengeroert is) mede verscheelt vandie alle. Het welke op datwe entrent een Gulde-popken, als by voorbeelt van een

c

Papilio.

c

Cappelleken klaarder moogen toonen: soo is't, datwe de onderscheidentheden, waardoor het eene popken van het andere, ende het gulde popken van die alle onderkent kan werden; als ook waar in datse vande genoemde dierkens selve verscheelen; soo in alle de drie genoemde popkens, als mede in het gulde popken, geschiktelijk sullen voorstellen; op dat alsoo het opmerkelijkste waar inse geheel ende al over eenkomen, ende datwe seggen een nette vertooninge van het toekomende dierken ende alle sijne leedemaaten te sijn, te naukeuriger mag bekent werden.

Het eerste onderscheit dan, waar door het Popken van een Mier, meerder gelijkenis heeft met de selve; als het Popken van een Vlieg, Bye ofte

ken, met de geseyde Dierkens; ende door welk onderscheid, het ook van alle de drie genoemde popkens komt te verscheelen: Dat selve bestaat hier in; dat, de gemeene Mier geen vleugelen, maar alleen pootkens, ende hoornkens, hebbende; de gelijkenis van alle die deelen, soo net ende klaar, de gestalte van een Popken aangenoomen hebbende, vertoont; als naderhant in de gestalte van een Mier selver. Behalven nogtans, dat de voetkens ende de hoornkens, die in het Popken vande Mier, als't samen gevouwen, haar vertoonen, in de Mier wederom op een heel andere wijse geschikt ende uytgestrekt sijn. Soo dat schier alleen de schikking vande genoemde deelen, haar anders vertonende in de Mier als in haar Popken, het onderscheit tussen het een ende het ander komt te maaken; het welk van hoe wynig gewight het is, een ider lightelijk bemerken kan. Ende nogtans om dat dit niet wel, ontrent de

Guldepopkens, aangemerkt is, soo is daar door, de geheele kennis van het

aldervoornaamste, ontrent de bloedeloose dierkens aanmerkelijk; in een vervarelijke donkerheid, tot hier toe begraven geworden: ende de ingebeelde vervorming heeft'er haar oorspronk uyt getrokken.

Het tweede onderscheit nu waar door het Popken van een Vlieg afwijkt vande gestalte van de selve; ende daar door ook verschilt van de vordere genoemde dierkens ende haar Popkens: dat selve is voornamelijk hier in geleegen: dat de vleugelen de welke in een gemeene Vlieg uytgespannen, ende over het lichaam heen gestrekt bevonden werden, in haar Popken in een gevouwen, ende op de sijden tussen de beenkens, die op de wijse vande gemeene Mier t'saam gevouwen worden, geplaats

a

Antenna.

b

Proboscis. sijn: maakende nog dea

hoornkens nog hetb

snuytken, soo in de vliegh als in haar popken hier eenig merkelijk onderscheit. Wederom het derde onderscheyt, waar door het Popken van een Bye verscheelt soo van haar selve als vande aangeroerde Dierkens, ofte ook vande popkens der selve; is, datse behalven de beenkens ende de hoornkens nog vier vleugelen hebbende

a

Proboscis. ende een Tongeken ostea

Snuytken dat innewaarts getrokken is; dat se seg ik in haar popken, alle die deelen heel anders ende minder kennelijk, als in haar selve,

geplaats heeft. Want de vleugelen sijn op de manier als van een gemeene vlieg tussen de voetkens op de sijden in gevouwen; ende het Tongeken, swaarelijk kennelijk, soo wel inde vlieg als in haar popken, komt een seer aenmerkelijk onderscheit hier in het popken van een bye te maaken; alsoo het selve seer aardig in 't midden tussen de ingetrokke beenkens ingevoegt is.

Gelijk dan alle de deelen, vande genoemde popkens in de selve seer merkelijk sijn; hoe wel nogtans hier ende daar toevallig onderscheiden; soo is't datse wederom gelijkelijk hier in overeenkomen, datse alle te samen, het toekomende dierken nettelijk uytbeelden, ja het dierken selve sijn; leggende gelijk een rupse (om het onderscheit tussen het toekomende Dier ende het Popken soo veel mogelijk is uyt te drukken) op haar vervellen, het welke vel afgestroopt hebbende; sy eeven gelijk als een vervelde rupse; een nieuwe gedaante schijnen aangenoomen te hebben, ende als in een ander

b

Obs. Hist. Bomb. L.I.C. xxj.

dier verwisselt te sijn. Gelijkb

Libavius dese verandering van huyt, inde Seyde

Wurmen, heel natuurelijk beschreven heeft, ende neerstig aangeteekent.

c

Proboscis.

d

Antennae. 't Is mede aanmerkelijk, dat de beenkens, Vleugelkens, hetc

Snuytken, ded

Hoornkens, ende soo voorts

overal met een vlies van eenparige dikte bekleet werden: soo koomen ook alle dese

a

Nympha. leedematen haar als beweegelijk, los ende buygsaam, inde genoemdea

Popkens, te vertoonen; sijnde tussen beide eenige opene wyte, waar door het eene lid het andere niet en komt te raaken; nogte waar door eenige der genoemde leeden aan een komen te kleven. Het welke de reden is, dat dese tussen wijte, eenige schaduwe makende met de een ende de andere deelkens, ons niet en komt te beletten, de waare gestalte van het lichaam, ende alle de leeden desselfs net te onderkennen; ende dat selfs soo draa alsse verandert sijn, ende eenverwig soo wit als snee ofte melk haar aan ons gesigt vertoonen.

b

Chrysalis. Dan in deb

Gulde-popkens, waar van sommige mede wit veranderen, is dit onderkennenvan leedemaaten wat moeyelijker nogtans te doen, door reeden dat haare beenkens, vleugelkens ende soo voorts, al daar aan een gevoegt ende t'saam geplakt werden. So datwe haar nette gestalte de selve uyterlijk aansiende, soo wel niet kunnen bemerken: dat oorsaak van sonderlinge dwalingen geweest is, alswe datelijk hooren sullen.

't Is vorder aenmerkelijk dat alle dese popkens, datelijk naa haar verandering, soo week, soo teer, soo buygsaam, ende soo vloeibaar als water bykans selver sijn, sijnde geheel onweerbaar ende sonder kragten: waaromse ook van Gasa, inde oversettinge

c

Necydalus.

d

Invalida. van hetc

Gulde-popken der sijde wurmen niet sonder reedend

Magteloose genoemt werden, als den deurletterden Aldrovandus wel aanteekent; ende welke

hoedanigheyd sy bykans tot het eynde van haar vervelling toe behouden. Deese weekelijkheid, waar van wy de reeden ende de nootsaakelijkbeid 't sijner tijt sullen beschrijven, schijnt ontrent sommige Gulde-popkens

a

Ins. Th. L. ij. c. xxxvj. de Aur.

ook vana

Moufetus aangemerkt te wesen; wanneer hy seght. Quod Plinius scribit, chrysalidem esse duro corpore, id puto respectu erucae intelligendum esse. Soo

sijn ook de vlieskens die de genoemde popkens afstroopen seer dun, ende soo digt in een gewonden, gevouwen, ende gerolt, datse swaarelijk als van een ervarene in deese soorten van ondervindingen kunnen getoont ofte ondekt werden; als blijken sal wanneer wy onse besondere ondervindingen ontrent de Byen, tot een verwondering vande geheele weerelt, sullen verhandelen.

b

Chrysalis. Maar wy koomen nu tot het vierde onderscheit, te weeten, van hetb

Gulde- popken dat vry meerder is; ende op dat den leeser hier sou moogen weeten, wat

c

Papilio. Gulde-popken wy met haarc

Cappelleken, ende dat dan vorder, met die van een Mier, Vlieg, ende Bye, als ook met de genoemde beeskens der selve, om een naukeurig onderscheit te maaken, sullen vergelijken: soo is 't datwe dat Gulde- popken sullen

d

Ins. Th. L.I.C. xiv.

e

Papiliones diurni neemen, het welked

Moufetus by het getal van twaleven, onder dee

Cappellen die by daag vliegen ons in sijn afbeeldingen vertoont. Ofte het selfde dat Goedaert, in sijn Een-en-twintighste bevindinge, in 't eerste deel, ons beschrijft.

Het onderscheit dan tussen dat Cappelleken ende sijn Gulde-popken, als mede tussen de genoemde popkens ende haar Dierkens; is, dat de Vleugelen, die haar soo groot ende uytgespannen vertoonen in het Cappelleken, ende boven het lichaam, op de rug aan de schouwerkens, geplaats te sijn bevonden werden; in het gulde popken op een geschooven, gevouwen, ende gerimpelt sijn, tot de gestalte ende kleenheid der halve nagel vande pink, ende dan nog omgeboogen sijnde naa de buyk, daar op effen neer gevleit.

a

Proboscis. Het Tongeken oftea

snuytken, 't geen tot de gestalte ende kleenheid van een spelden

b

Furcae. hooft, op ende om gekrult is, ende tussen deb

Vorxkens geplaats in het Capelleken; is in't Gulde popken in 't lang over de buyk ende midden tusschen by de vleugelen aardig uytgestrekt. Neffens dit snuytken voegen sig, door een onnavolgelijke manier van schikken, waar van wy de reeden ende oorsaak hier of daar in onse besondere ondervindingen geeven sullen, de beenen; de welke in het Cappelleken op een gans andere wijse geschikt te sijn bevonden werden. Ende gelijk alles verwonderlijk net

c

Antennae. geplaats is, soo voegen haar hier neffens dec

Hoornkens; dewelke in het Cappelleken opgeregt ende boven de ogen geplaats sijn. Soo dat in een Gulde popken, soo wel als in een popken alle deelen van het dierken te sien sijn. Als het lichaam, de vleugelen, de hoornkens, de beenen ende het snuytken, werdende de vorxkens nogtans wat duysterder geplaats bevonden, dat ook in't Dierken plaats heeft; wantse daar moeyelijk te sien sijn.

Vorders soo is het huytken daar alle de genoemde leedekens van een gulde popken