• No results found

Echter, met de huidige stage op het gebied van de neurolinguïstiek wilde ik mijn kennis en vaardigheden hieromtrent verder ontwikkelen en uitbreiden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Echter, met de huidige stage op het gebied van de neurolinguïstiek wilde ik mijn kennis en vaardigheden hieromtrent verder ontwikkelen en uitbreiden"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Student Stefanie Vankerkhoven S3530922

Platanenlaan 9, 3270 Scherpenheuvel +32 494 29 98 35

Stagegever Universitair Ziekenhuis Gent Stagebegeleider dr. Katja Batens

Stagedocent dr. Roel Jonkers

Stageverslag

MA Taalwetenschappen – Neurolinguïstiek

(2)

1

Zes weken lang heb ik stage gelopen in het UZ Gent aan een frequentie van vier keer per week. Onder leiding van dr. Katja Batens was ik tewerkgesteld op de dienst Neurologie.

Enerzijds observeerde en participeerde ik bij de screening en het diagnostische onderzoek van patiënten met een niet-aangeboren hersenletsel. Anderzijds verzamelde ik de nodige data voor mijn masterscriptie, die gaat over het onderzoeken van het werkgeheugen bij afasie. Als afstuderende student logopedie was noch de diagnostiek, noch de therapie van neurogene taal- en spraakstoornissen mij onbekend. Echter, met de huidige stage op het gebied van de neurolinguïstiek wilde ik mijn kennis en vaardigheden hieromtrent verder ontwikkelen en uitbreiden. Hieronder bespreek ik de doelstellingen die ik voor mezelf had opgesteld en reflecteer ik over de manier waarop ik deze doelstellingen heb trachten te bereiken en de mate waarin ik hier daadwerkelijk in geslaagd ben. De eerste drie doelstellingen had ik voor de aanvang van mijn stage vastgelegd. De vierde doelstelling had ik opgesteld van zodra ik met Katja mijn scriptieonderwerp besproken had, aangezien ik het belangrijk vond om het probleem van waaruit dit onderwerp is voortgevloeid zelf te ondervinden in de praktijk. De vijfde doelstelling in verband met het model van Ellis en Young voegde ik toe, aangezien dit model in het ziekenhuis werd gehanteerd om de taalproblemen te specificeren. Ik kende dit model vanuit mijn opleiding in erg beperkte mate en dit voelde aan als een tekortkoming, aangezien ik het gebruik ervan in de praktijk toch belangrijk acht.

1) Ik ben in staat om verschillende taaltests af te nemen, te scoren en te interpreteren.

Op de dienst Neurologie gaat de voornaamste tijd uit naar het diagnosticeren van neurogene spraak- en taalstoornissen en slikstoornissen. Aangezien er haast dagelijks één of meerdere taalonderzoeken plaatsvonden, kan ik alleszins stellen dat ik na deze stage het afnemen, scoren en interpreteren van een ruim aantal taaltests vaardig ben. Telkens er een taaltest afgenomen diende te worden, zorgde ik dat ik deze afname een eerste maal kon observeren. Vervolgens nam ik de handleiding ervan door, zodat ik een nieuwe afname van de desbetreffende test voor mijn rekening kon nemen. Vanuit mijn logopedische stage was ik reeds bekend met de Nederlandstalige versie van de Comprehensive Aphasia Test (Visch-Brink, Vandenborre, de Smet & Mariën, 2014) en de Boston Benoemtaak (Roomer, Brok, Hoogerwerf & Linn, 2011). Daarnaast had ik al meerdere malen de Vlaamse vertaling van de Addenbrooke’s Cognitive Examination- Revised (Savonet, Van Beneden, Paemeleire & Willemarck, 2006-2007) afgenomen, een test voor cognitieve screening. In het UZ Gent wordt er echter gebruik gemaakt van de Montreal Cognitive Assessment (Dautzenberg & de Jonghe, 2004) om een eerste indruk te krijgen over de cognitieve functies. Voor mijn scriptie leerde ik bovendien een aantal nieuwe tests kennen, namelijk de ScreeLing (Visch-Brink, van de Sandt-Koenderman & El Hachioui, 2010), de Token Test van de Akense Afasie Test (Graetz, de Bleser & Willmes, 1991) en een aantal PALPA-taken (Bastiaanse, Bosje & Visch-Brink, 1995). Ik nam deze tests af bij patiënten met (een vermoeden van) afasie en berekende en interpreteerde hun scores. Verder heb ik éénmalig de volledige AAT (Graetz et al., 1991) en de Semantische Associatie Test (Visch-Brink, Stronks & Denes, 2005) afgenomen en gescoord.

(3)

2

Vanuit de opleiding tot logopedist aan de KU Leuven leerde ik hoe de verschillende taalaspecten onderzocht kunnen worden. Ik had echter nog geen weet van het bestaan van spontane taalanalyses, die naar mijn mening de realiteit nog betrouwbaarder voorstellen. Hierdoor ontstond het idee om bij minstens één patiënt een Analyse voor Spontane Taal bij Afasie (Boxum, van der Scheer & Zwaga, 2013) af te nemen. Uiteindelijk heb ik de ASTA (Boxum et al., 2013) tweemaal afgenomen gedurende mijn stage: bij een patiënt met een duidelijke afasie, apraxie en dysartrie en bij een patiënt met een eerder subtielere conductieafasie. Het was zeer interessant om deze analyse uit te voeren bij patiënten met een taalproblematiek van een verschillende ernstgraad, aangezien deze analyse bij beide toch duidelijke tekorten naar boven bracht.

2) Ik herken verschillende neurolinguïstische stoornissen en heb inzicht in hun verband met de aard en de ligging van het hersenletsel.

Wanneer een nieuwe patiënt op de stroke-unit terechtkwam, werd hij/zij gescreend op spraak- of taalproblemen, slikproblemen en cognitieve problemen. Aan de hand van deze screening werd dan bepaald of er al dan niet bijkomstig onderzoek van bepaalde functies nodig was. Katja leerde mij hoe zo’n screening het best wordt afgenomen en waarop gelet moet worden om bepaalde uitvalsverschijnselen te achterhalen. Samen met Katja, en later ook zelfstandig, bekeek ik de beelden van de CT- en/of NMR-scans en trachtte ik aan de hand hiervan de aard en de ligging van het hersenletsel te linken aan de gedragsmatige symptomen. Ik heb hierin meer inzicht gekregen, maar merk toch dat het niet altijd even eenvoudig is om dergelijk eenduidig verband vast te stellen.

3) Ik weet zowel mijn logopedische als mijn neurolinguïstische kennis en vaardigheden in te zetten in de praktijk en op zo’n manier te combineren dat beide domeinen elkaar versterken en aanvullen.

Vanuit mijn logopedieopleiding heb ik geleerd hoe de taal kan ingedeeld worden in verschillende modaliteiten en niveaus en hoe deze afzonderlijk onderzocht kunnen worden. Tijdens de opleiding Neurolinguïstiek heb ik geleerd om onderzoeksresultaten te analyseren en deze analyses in verband te brengen met de noden van de patiënt.

Bovendien heb ik spontane taalanalyses leren kennen en zie ik het belang hiervan in.

Daarnaast heeft de neurolinguïstiek mij geleerd om op een meer wetenschappelijke manier te denken en om met een kritische blik te kijken naar alle bevindingen. Door mijn logopedische achtergrond kan ik echter ook afstappen van een strikte objectiviteit en weet ik dat een patiënt en zijn/haar stoornis steeds in een context geplaatst zijn en vanuit die context benaderd dienen te worden. Waar de neurolinguïstiek zich toespitst op de taal, is het domein van de logopedie veel ruimer en is er met name ook oog voor de spraak, de stem, de slikfunctie, etc. Aangezien problemen op deze vlakken ook een aanleiding kunnen vormen tot een bemoeilijkt functioneren en participeren in de maatschappij, mogen deze zeker niet over het hoofd gezien worden. Kortom, de combinatie van beide domeinen, namelijk logopedie en neurolinguïstiek, biedt een duidelijke meerwaarde in de praktijk.

(4)

3

4) Ik heb, in het kader van mijn masterscriptie, kennis gemaakt met patiënten met afasie en cognitieve problemen en ik erken het probleem van waaruit mijn scriptieonderwerp is gegroeid.

Het onderscheid tussen afasie en een cognitief deficit is niet onbelangrijk, aangezien een cognitief probleem een belemmering kan vormen tijdens afasietherapie en visa versa.

Daarnaast heb ik zelf ondervonden dat het niet altijd evident is om afasie te onderscheiden van cognitieve problemen en om bepaalde vastgestelde moeilijkheden aan een afasie en/of een cognitief deficit toe te schrijven. Meer specifiek richt mijn scriptie zich op het werkgeheugen, dat een belangrijke rol speelt in de taal. Tijdens mijn stage heb ik kunnen vaststellen dat heel wat afasiepatiënten ook te maken hebben met een werkgeheugendeficit, dat hen zal hinderen bij het herstellen van hun taal. Bijgevolg zie ik het nut van mijn scriptie in en ben ik des te meer gemotiveerd om hieraan te werken.

5) Ik kan een fatische stoornis kaderen binnen het model van Ellis en Young.

Aangezien ik het model van Ellis en Young niet goed kende en dit toch belangrijk was in de praktijk en in het kader van mijn scriptie, stelde ik deze doelstelling op. Ik verzamelde documentatie over het model en nam de handleiding van de PALPA (Bastiaanse et al., 1995) door, aangezien deze taaltest volgens dit model is opgebouwd. Door bepaalde uitvalsverschijnselen trachten in verband te brengen met dit model, kreeg ik steeds meer inzicht in de opbouw en het nut ervan. Bovendien vertrokken Katja en ik enkele keren vanuit dit model om te bepalen welke onderzoeken bij bepaalde patiënten dienden te gebeuren om hun taal in kaart te brengen. Ik acht mezelf ondertussen in staat om een diagnostisch onderzoek uit te voeren op basis van dit model, al vind ik dit niet helemaal vanzelfsprekend.

Met dit stageverslag sluit ik een enorm leerrijke en fijne ervaring in het UZ Gent af. Mede dankzij Katja vormde deze stage een ontzettend goede voorbereiding op het werkveld. Er werd zelfstandigheid van mij verwacht, maar wanneer ik ergens over twijfelde of een vraag had, stond zij als mentor klaar om me te begeleiden. Ik heb mezelf kunnen ontplooien van een masterstudent Neurolinguïstiek tot een ontluikende neurolinguïst.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De arts heeft alles is in het werk gesteld om eerst toestemming van de patiënt te verkrijgen voor doorbreking van het

Door corona was ik veel op mezelf aangewezen tijdens deze stage, maar door online meetings te houden en deadlines af te spreken kon ik de motivatie opbrengen om elke dag aan de

B Deze glucose is nodig voor het actief transport waarmee de afvalstoffen uit het bloed worden verwijderd. C Deze glucose wordt door cellen van het buikvlies gebruikt om water

C De plaatsing van de nectarklieren is zo geëvolueerd dat de bij tijdens het gaan drinken zowel langs de meeldraden als langs de stempels (stampers) komt3. D Tijdens de

6:60 BW in plaats van een beroep op gehele of partiële ontbinding kan bijvoorbeeld ingegeven zijn door de wens om niet vast te zitten aan de specifieke rechtsgevolgen van ontbinding

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Nieuwe technologieën werken toe naar een meer natuurlijke mens-computer interactie, wat niet alleen voor mensen met een cognitieve beperking, maar voor mensen in het algemeen

Patiëntmeldingen kunnen de huidige spontanemeldsystemen verrijken, onder meer door het melden van gegevens die niet eerder door meldingen van zorgverleners verkregen werden,