Vraag nr. 143 van 12 mei 1997
van de heer CARL DECALUWE
Huursubsidies – Huurders sociale woning
Het besluit van de Vlaamse regering inzake huur-subsidies (11 december 1991 en gewijzigd op 24 februari 1992) stelt dat de huursubsidie aan huur-ders van een woning van een erkende vennoot-s c h a p, door deze vennootvennoot-schap in mindering zal worden gebracht van de maandelijkse huurprijs, waarbij de huursubsidie wordt uitbetaald aan de erkende vennootschap. Aangezien de voorwaarden voor de aanvragers van een huursubsidie hoofdza-kelijk naar kansarmen gericht zijn, zijn dit meestal sociale huurders die sowieso slechts de helft van de basishuurprijs betalen.
1. Wat is het respectievelijke aandeel in de uitbe-taalde huursubsidies van huurders van een sociale huurwoning enerzijds en de rest van de rechthebbenden (OCMW, woning toebehorend aan een sociaal verhuurkantoor of gemeente, privé-woningen) anderzijds ? Kan deze verhou-ding meegedeeld worden voor de jaren ‘94, ‘95 en ‘96 ?
2. Kan de minister mij meedelen of huurders na het verkrijgen van de huursubsidies minder dan de helft van de basishuurprijs betalen als reële huurprijs ?
3. Zo ja, over welke bedragen gaat dit en welke bouwmaatschappijen hebben deze interpretatie toegepast ?
4. Na de berekening van de huursubsidie (cf. for-mule) wordt ze doorgestort aan de erkende ven-nootschap. Zijn er voorbeelden waarbij erkende vennootschappen deze subsidie slechts beperkt doorrekenen aan de huurder, gezien de bepa-ling in het sociaal huurbesluit dat de huurder niet minder dan de helft van de basishuurprijs betaalt ?
5. Zo ja, over welke bedragen gaat dit voor 1994, 1 9 9 5 , 1996 en bij welke bouwmaatschappijen werd dit voor welke bedragen toegepast ? 6. Kan de minister de respectieve bedragen zoals
vermeld in vraag 5 (en het antwoord daarop) terugvorderen en heeft hij reeds stappen onder-nomen om dit te doen ?
Antwoord
1. Het aandeel in de uitbetaalde individuele huur-subsidies ten behoeve van huurders van sociale huisvestingsmaatschappijen bedroeg respectie-velijk 1.208.653 frank (5 %) in 1994, 6 . 6 3 6 . 8 6 5 frank (11 %) in 1995 en 14.466.038 frank (11 %) in 1996. In deze cijfers zijn niet de installatiepre-mies begrepen die rechtstreeks aan de betrok-kenen worden uitbetaald. De vermelde huur-subsidiebedragen werden effectief uitbetaald aan de betrokken sociale huisvestingsmaat-s c h a p p i j e n , op bahuisvestingsmaat-sihuisvestingsmaat-s van jaarlijkhuisvestingsmaat-se vorderinghuisvestingsmaat-s- vorderings-staten die m.b.t.de voorgeschoten huursubsidies moeten worden ingediend bij de afdeling Finan-ciering Huisvestingsbeleid.
Er gebeurt geen uitbetaling zonder vorderings-s t a a t . Bij niet alle maatvorderings-schappijen gebeurt die indiening stipt.
2. Er is geen verband tussen enerzijds de bepaling van het sociale huurbesluit op basis waarvan de reële huurprijs niet lager kan zijn dan de helft van de basishuurprijs (bepaling die is ingegeven door de betrachting het financieel evenwicht van de maatschappijen te waarborgen) en anderzijds de individuele huursubsidies, die een individueel subjectief recht uitmaken van som-mige huurders en precies worden berekend op basis van (onder meer) de oorspronkelijke reële huurprijs. Huurders, voor wie de reële huurprijs overeenkomstig de berekening van het sociaal huurstelsel de helft van de basishuurprijs bedraagt en die in aanmerking komen voor de individuele huursubsidies (omdat ze bv. e e n krotwoning verlieten) zullen dus inderdaad een lagere huurprijs betalen, in principe gedurende drie jaar en in geen geval verlengbaar.
3. Uit de vorderingsstaten die bij mijn administra-tie worden ingediend, blijkt dat de maatschap-pijen in kwestie voor alle sociale huurders die een toezegging hebben verkregen van individu-ele huursubsidies, effectief terugbetaling vragen, tenzij voor huurders die inmiddels zijn verhuisd of overleden. Hieruit kan worden opgemaakt dat alle huisvestingsmaatschappijen die hun vorderingsstaten indienen, de voormelde cor-recte interpretatie kennen.
4. Er zijn mij geen voorbeelden bekend van maat-schappijen die de huursubsidies niet of slechts beperkt voorschieten of doorbetalen aan de huurders.
Gelet op het feit dat gehele of gedeeltelijke niet-betaling aan de gerechtigden zou moeten vermeld zijn op de vorderingsstaten die bij mijn administratie worden ingediend, neem ik aan dat dergelijke voorbeelden er ook niet zijn, behoudens misschien bij maatschappijen die geen vorderingsstaten indienen, tenzij de Vlaamse volksvertegenwoordiger zou willen suggereren dat sommige maatschappijen zich bezondigen aan valsheid in geschrifte.
5. Aangezien er geen gevallen bekend zijn, kan ik uiteraard ook geen bedragen opgeven.
6. Indien de Vlaamse volksvertegenwoordiger beschikt over elementen die zijn suggestie kun-nen staven dat sommige maatschappijen de individuele huursubsidies die zij ontvangen namens hun huurder, niet zouden aanwenden voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, kan hij dit best melden, zodat de Vlaamse Huisvestings-maatschappij – die belast is met het toezicht op die maatschappijen – een onderzoek naar der-gelijke praktijken kan instellen.