• No results found

De invloed van de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-

fondsen en de AMX-fondsen tijdens en na de crisis

Masterscriptie, MSc Accountancy & Controlling, specialisatie Accountancy Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde

26 februari 2016

Christiaan van der Beek Studentnummer: S2805901 Vale Ouwelaan 33, 8084 JN, ’t Harde e-mail: h.p.c.van.der.beek@student.rug.nl

Eerste begeleider: drs. L.M. Wielens RA Tweede begeleider: prof. dr. D.A. de Waard RA MA Ondersteunde organisatie: Ernst & Young Accountants LLP

Samenvatting

De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt: “In welke mate verandert de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en de AMX-fondsen tijdens en na de crisis en in hoeverre hebben de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming invloed op deze leesbaarheid?”. Aan de hand van de Flesch Reading Ease formule blijkt dat de jaarverslagen van de AEX-fondsen en AMX- fondsen moeilijk leesbaar zijn. Het onderzoek is uitgevoerd onder 100 Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX en AMX in jaren 2008 en 2014. De volgende financiële prestaties zijn onderzocht: de return on assets en de market-to-book ratio. Daarnaast is de leeftijd van de onderneming onderzocht. Significante relaties zijn gevonden voor de mate van leesbaarheid, de invloeden van de return on assets en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid van de jaarverslagen. Ten aanzien van de variabelen financiële crisis, of de onderneming een AEX-fonds of AMX-fonds is en ten aanzien van de market-to-book ratio zijn geen significante resultaten gevonden.

Kernwoorden: leesbaarheid, Flesch Reading Ease, financiële crisis, return on assets, market-to-book

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie: “onderzoek naar de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX- fondsen en de AMX-fondsen tijdens en na de crisis en de invloed van de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op deze leesbaarheid”. Deze scriptie heb ik geschreven in het kader van de afronding van mijn opleiding Master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Graag wil ik mijn dankbetuiging uitspreken aan iedereen die het schrijven van mijn masterscriptie mogelijk heeft gemaakt. In het bijzonder mijn begeleider van de Rijksuniversiteit Groningen, de heer L.M. Wielens. Ook wil ik EY Zwolle bedanken voor het creëren van de optimale omstandigheden om mijn masterscriptie te schrijven.

Met deze scriptie komt tevens een eind aan mijn studententijd. In deze periode heb ik veel geleerd en genoten van mijn tijd als student. Hiervoor wil ik tot slot mijn ouders, vriendin en vrienden bedanken voor hun steun tijdens de studie.

Ik wens een ieder die mijn masterscriptie gaat lezen net zoveel plezier toe als dat ik heb gehad met het tot stand brengen ervan.

Zwolle, februari 2016

Christiaan van der Beek

(3)

Inhoudsopgave

VOORWOORD ... 2

INHOUDSOPGAVE ... 3

1 INTRODUCTIE ... 4

1.1 A

ANLEIDING

... 4

1.2 W

ETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE

... 5

1.3 L

EESWIJZER

... 6

2 THEORETISCH KADER ... 7

2.1 I

NLEIDING

... 7

2.2 F

INANCIËLE CRISIS

... 7

2.3 L

EESBAARHEID

... 8

2.4 E

FFECTEN VAN FINANCIËLE PRESTATIES EN DE LEEFTIJD VAN DE ONDERNEMING

... 8

2.4.1 Financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming ... 9

2.4.2 Impressiemanagement ... 9

2.5 R

ELEVANTE THEORIEËN

... 10

2.5.1 Agency theorie ... 10

2.5.2 Stewardship theorie ... 11

2.5.3 Stakeholdertheorie ... 11

2.5.4 Voluntary disclosure theorie ... 12

2.5.5 Legitimatietheorie ... 13

2.6 H

YPOTHESEN

... 13

2.7 C

ONCEPTUEEL MODEL

... 14

2.8 C

ONCLUSIE THEORETISCH KADER

... 15

3 METHODE VAN ONDERZOEK ... 16

3.1 A

FBAKENING

... 16

3.2 V

ARIABELEN

... 16

3.2.1 Afhankelijke variabele ... 16

3.2.2 Onafhankelijke variabelen ... 18

3.2.3 Controlevariabele ... 19

3.3 D

ATAVERZAMELING

... 19

3.4 R

EGRESSIEMODEL

... 19

4 RESULTATEN ... 21

4.1 B

ESCHRIJVENDE STATISTIEK

... 21

4.2 C

ORRELATIEMATRIX

... 22

4.3 R

EGRESSIEANALYSE

... 23

4.4 I

NTERPRETATIE HYPOTHESEN

... 24

5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE ... 26

5.1 C

ONCLUSIE

... 26

5.2 B

EPERKINGEN

... 27

5.3 S

UGGESTIES VOOR VERVOLGONDERZOEK

... 28

REFERENTIES ... 29

BIJLAGEN ... 32

B

IJLAGE

I A

FBAKENING

... 32

B

IJLAGE

II D

ATAMODEL

... 33

B

IJLAGE

III A

ANVULLENDE

T-

TEST

F

LESCH

... 33

(4)

1 INTRODUCTIE

1.1 Aanleiding

Het Financiële Dagblad (FD) publiceert de volgende artikelen: “Helder jaarverslag is een must” (FD, 2014) en “Kwaliteit jaarverslagen grote beursfondsen schiet tekort” (FD, 2014). Uit deze artikelen blijkt dat de jury van de Henri Sijthoff-prijs hard oordeelt over de kwaliteit van de jaarverslagen van de grote Nederlandse beursfondsen, de Amsterdam Exchange Index (AEX)-fondsen. De middelgrote Nederlandse beursfondsen, de Amsterdam Midkap Index (AMX)-fondsen, schrijven in hun ogen vaak betere jaarverslagen. De jaarverslagen van de AEX-fondsen komen vaak niet overeen met de werkelijkheid en de fondsen hebben moeite om te bepalen voor wie ze het jaarverslag schrijven. De jury beticht de fondsen van: “sjabloongebruik, het mechanisch beschrijven van risico’s en juridisering van het verslag, wat de leesbaarheid niet ten goede komt” (FD, 2014, p.1). Zodoende kan de vraag worden gesteld: hoe is het gesteld met de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en de AMX-fondsen?

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) oordeelt in haar rapport “in balans 2014” dat ondernemingen en accountants aandacht besteden aan de kwaliteit van de verslaggeving, maar dat de stakeholders niet altijd de informatie krijgen, die ze nodig hebben. De stakeholders zijn niet in staat om de benodigde informatie uit de jaarverslagen te halen. Op de gerenommeerde nieuwssite voor accountants verschijnt de volgende reactie naar aanleiding van het rapport van AFM: “De kwaliteit van financiële verslaggeving neemt stap voor stap toe, maar kan verder worden verbeterd. Beleggers hebben meer behoefte aan relevante en vergelijkbare informatie en het 'eigen verhaal' van de onderneming als toelichting bij de jaarrekening” (Accountant.nl, 2014, p.1).

Gezien voorgaande ontwikkelingen is het belangrijk de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen te onderzoeken. In het verleden is al veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van de jaarverslagen in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Hong Kong (o.a. Courtis, 1986; Courtis, 1998; Jones, 1988; Li, 2008; Linsley & Lawrence, 2007), maar nog nooit naar de AEX-fondsen en AMX-fondsen. Uit deze wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de leesbaarheid van de jaarverslagen als moeilijk tot zeer moeilijk wordt ervaren.

Bedrijven communiceren hun financiële resultaten door middel van jaarverslagen. Een typisch jaarverslag bestaat in beginsel uit een verslag van het bestuur, een verslag van de Raad van Commissarissen, de jaarrekening inclusief bijbehorende toelichting en een verklaring van de accountant. In het jaarverslag geeft de onderneming een terugblik over het afgelopen jaar en een vooruitblik naar de komende jaren, een toekomstperspectief. Deze jaarverslagen bevatten informatie die besluitvormers gebruiken bij het bepalen van de situatie, waarin een onderneming zich bevindt.

Aandeelhouders en analisten onderzoeken de jaarverslagen om een beeld te krijgen van de ontwikkelingen over het afgelopen jaar en van de geplande activiteiten voor het komende jaar (Subramanian et al., 1993). Duidelijke en begrijpelijke jaarverslagen zijn dus belangrijk voor investeerders en de aandelenmarkt. Naarmate de leesbaarheid van een jaarverslag toeneemt, zal de waarde voor de gebruikers toenemen.

Op het moment dat de resultaten van een onderneming niet aan de verwachtingen voldoen en de onderneming mogelijk in slecht weer terecht komt, neemt de vraag van stakeholders naar een betere leesbaarheid toe. In deze situatie is het belangrijk om direct te reageren op de toenemende vraag van de stakeholders door de leiding van de onderneming. Uit het voorgaande blijkt dat het van belang is dat ondernemingen moeten zorgen voor een voldoende niveau van de leesbaarheid van het jaarverslag.

Op het moment dat de leesbaarheid van voldoende niveau is, neemt de mate van duidelijkheid en begrijpelijkheid van het jaarverslag toe, waardoor de onderneming de stakeholders tevreden houdt.

Ondanks dat een hogere mate van leesbaarheid juist van belang is als de onderneming tegenvallende

resultaten laat zien, concluderen Li (2008) en Subramanian et al. (1993) dat de mate van leesbaarheid

afneemt op het moment dat een onderneming slechte resultaten laat zien.

(5)

Dit onderzoek focust op de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen. Daarnaast wordt onderzocht wat de invloed van een aantal financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid is. Onderzoek naar de leesbaarheid van de jaarverslagen is belangrijk, omdat een duidelijk en begrijpelijk jaarverslag van groot belang is voor de communicatie tussen de onderneming en haar stakeholders (Courtis, 1998).

Voor zover bekend is nog nooit onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen. In het verleden is al wel veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van jaarverslagen in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Hong Kong (o.a. Courtis, 1986; Courtis, 1998; Jones, 1988; Li, 2008; Linsley & Lawrence, 2007). Uit deze wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de leesbaarheid van jaarverslagen als moeilijk tot zeer moeilijk wordt ervaren.

De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt:

“In welke mate verandert de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en de AMX- fondsen tijdens en na de crisis en in hoeverre hebben de financiële prestaties en de leeftijd van de

onderneming invloed op deze leesbaarheid?”

Vanuit deze centrale probleemstelling kunnen de volgende deelvragen worden geformuleerd:

1. Hoe is de crisis ontstaan en welke gevolgen heeft deze?

2. Wat is leesbaarheid en hoe is deze te meten?

3. Wat zijn de effecten van de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid van het jaarverslag?

4. Binnen welke theorieën kan de centrale vraag geplaatst worden?

1.2 Wetenschappelijke relevantie

Leesbaarheid van een jaarverslag gaat in op de mate van duidelijkheid en begrijpelijkheid van informatie (Courtis, 1995). Deze kenmerken van informatie zijn van belang voor de communicatie tussen twee partijen, in dit geval tussen de onderneming en haar stakeholders. Het verstrekken van begrijpelijke informatie is van belang om de informatiekloof tussen de verstrekker en de ontvanger van informatie kleiner te maken. Scott (2015, p.21) verstaat onder informatiekloof: “de verstrekker van informatie weet meer over de ondernemingsactiviteiten dan de ontvanger van informatie”. Een jaarverslag heeft als doel een getrouw beeld te geven van de werkelijke positie van een onderneming.

Hier is tevens sprake van een informatiekloof. Deze informatiekloof leidt tot de behoefte aan duidelijke en begrijpelijke informatie. Dit maakt het onderzoeken van de leesbaarheid relevant.

De leesbaarheid van de jaarverslagen kan worden verbeterd om belanghebbenden beter gefundeerde keuzes te laten maken. Heat en Phelps (1984) stellen dat het jaarverslag waarschijnlijk de belangrijkste bron van informatie is over een onderneming. Hierbij kan gedacht worden aan de beleggers, die op basis van onder andere het jaarverslag de strategie en het risiconiveau van een onderneming bepalen, maar ook aan de werknemers die gefundeerd hun keus willen maken voor een toekomstige werkgever.

Dit onderzoek heeft als doel om inzicht te krijgen in de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen. De onderzoekresultaten hebben de potentie om de geschetste informatiekloof, die ontstaat door informatieasymmetrie, te verkleinen.

In eerder verrichte wetenschappelijke onderzoeken is over verschillende aspecten van leesbaarheid

geschreven. Zo heeft Courtis (1995) onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van bepaalde financiële

informatie uit Westerse en Aziatische jaarrekeningen en heeft Li (2008) onderzoek gedaan naar de

invloed van ondernemingsprestaties op de leesbaarheid van de jaarverslagen in Hong Kong. Naast de

leesbaarheid van de jaarrekening is ook wetenschappelijk onderzoek gedaan naar andere onderdelen

van het jaarverslag. Zo hebben Linsley en Lawrence (2007) onderzoek gedaan naar de leesbaarheid

van de risicoparagraaf en Jones (1988) naar de leesbaarheid van het directieverslag.

(6)

Deze eerder verrichte wetenschappelijke onderzoeken komen tot de conclusie dat de leesbaarheid van de jaarverslagen als moeilijk tot zeer moeilijk wordt ervaren.

Uit onderzoeken van Li (2008) en Subramanian et al. (1993) is gebleken dat de ondernemings- prestaties geassocieerd zijn met de mate van leesbaarheid van een jaarverslag. Li (2008) en Subramanian et al. (1993) komen tot de conclusie dat de jaarverslagen van ondernemingen met negatieve financiële prestaties moeilijker leesbaar zijn dan de jaarverslagen van ondernemingen met positieve financiële prestaties. Li (2008) en Laksmana et al. (2012) komen tot de conclusie dat de market-to-book ratio negatief geassocieerd is met de leesbaarheid van jaarverslagen. Daarnaast is in een aantal wetenschappelijke onderzoeken de invloed van de leeftijd van een onderneming op de leesbaarheid bepaald. Uit deze onderzoeken is gebleken dat jongere ondernemingen complexere jaarverslagen publiceren dan volwassenere ondernemingen (Courtis, 1995; Li, 2008). Ook is onderzoek gedaan naar de invloed van de ondernemingsgrootte op de leesbaarheid van de jaarverslagen. Ahmed en Courtis (1999) concluderen dat sprake is van een positief verband tussen de leesbaarheid van het jaarverslag en de ondernemingsgrootte. Terwijl Jones (1988) en Li (2008) concluderen dat sprake is van een negatief verband.

Dit onderzoek is wetenschappelijk relevant omdat nog niet eerder onderzoek is gedaan naar de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen. Het zal een toevoeging vormen aan de literatuur over de leesbaarheid van jaarverslagen, specifieker de leesbaarheid van jaarverslagen van Nederlandse beursfondsen. Doordat de maatschappij steeds meer waarde hecht aan begrijpelijke en duidelijke jaarverslagen is dit onderzoek ook maatschappelijk relevant.

1.3 Leeswijzer

Nadat in dit hoofdstuk de introductie is beschreven, volgt in het volgende hoofdstuk het theoretisch kader voor dit onderzoek. Hierin wordt eerst nader ingegaan op de oorsprong van de crisis. In hoofdstuk 2 wordt ook het begrip leesbaarheid gedefinieerd aan de hand van wettenschappelijke onderzoeken. Tevens worden aan de hand van wettenschappelijke artikelen de invloeden van de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid besproken. Verder worden in hoofdstuk 2 de theorieën behandeld, die de basis vormen voor dit onderzoek. Tot slot wordt in hoofdstuk 2, aan de hand van de besproken theorie, het conceptuele model voor dit onderzoek gevormd. In hoofdstuk 3 worden de methoden, die worden gebruikt voor dit onderzoek behandeld.

Hierbij worden achtereenvolgens de afbakening, de variabelen, de dataverzameling en het

regressiemodel beschreven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de resultaten en bevindingen van dit

onderzoek. Dit wordt gedaan aan de hand van de uitkomsten van de gestelde hypothesen. Tot slot

worden in hoofdstuk 5 de conclusie, de beperkingen en suggesties voor vervolgonderzoek beschreven.

(7)

2 THEORETISCH KADER

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van relevante literatuur en de deelvragen, die zijn geformuleerd in hoofdstuk 1, het theoretisch kader voor dit onderzoek beschreven:

· Hoe is de crisis ontstaan en welke gevolgen heeft deze? (§2.2)

· Wat is leesbaarheid en hoe is dit te meten? (§ 2.3)

· Wat zijn de effecten van de financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de leesbaarheid van het jaarverslag? (§2.4)

· Binnen welke theorieën kan de centrale vraag geplaatst worden? (§2.5) 2.2 Financiële crisis

De crisis heeft wereldwijd de bankensector blijvend veranderd. In Nederland zijn grote en kleine banken gered door kapitaalsinjecties van de overheid. De recessie, die op de kredietcrisis volgde, heeft een grote invloed gehad op de economie en het Nederlandse bedrijfsleven (KPMG, 2011). Uit bovenstaande blijkt dat de crisis van de afgelopen jaren een grote impact heeft gehad, maar hoe is de crisis tot stand gekomen? Wie zijn betrokken geweest bij de crisis? Welke gevolgen heeft de crisis gehad?

Eind 2006 ontstaan aflossingsproblemen in de Verenigde Staten (VS). Een groot aantal inwoners komt in financiële problemen door te hoge hypotheeklasten. Dit betreffen over het algemeen inwoners met weinig inkomen en weinig vermogen, maar wel met een relatief dure hypotheek. De oorzaak hiervan is dat de inwoners in de VS makkelijk en goedkoop veel geld konden lenen tegen een variabele rente.

Deze variabele rente houdt dat in het begin van de looptijd relatief weinig rente werd betaald en aan het eind van de looptijd relatief veel rente werd betaald. Dit is tevens het moment waarop de eerste hypotheekbanken in de problemen komen. Deze periode wordt de hypotheekcrisis genoemd en vormt de start van de kredietcrisis. De voortwoekerende hypothekencrisis in de VS slaat over naar Europa en zorgt voor dalende beurskoersen, een daling in het consumenten- en producentenvertrouwen en een strengere kredietverstrekking. Centrale banken in zowel Europa als in de VS grijpen in door honderden miljarden in de financiële markten te pompen. De kredietcrisis is overgegaan in een financiële crisis, een bankencrisis. In 2008 valt een van de grote zakenbanken in de VS om, Lehman Brothers. Ook in Nederland blijven de banken niet ongeschonden. De Nederlandse overheid grijpt in 2008 in door de Fortis Bank en de ABN AMRO Bank op te kopen. In 2009 komt de Nederlandse economie in een recessie. De AEX bereikt een historisch dieptepunt van onder de 200 punten en de werkloosheid cijfers dreigen enorm op te lopen. (NOS, 2010; NRC, 2008).

In 2010 doet de Commissie-De Wit onderzoek naar het ontstaan en de gevolgen van de crisis en brengt haar bevindingen uit in het rapport “Verloren krediet”. De commissie concludeert onder andere dat de hoofdrolspelers in de Nederlandse financiële sector onvoldoende kritisch zijn op hun eigen handelen en dat het Centraal Plan Bureau (CPB) en de Nederlandsche Bank (DNB) de ontwikkelingen van de crisis onvoldoende hebben onderkend en de gevolgen hebben onderschat. Ook hebben de financiële instellingen de gevolgen van de risico’s onderschat en/of niet onderkend. De financiële instellingen zijn hierdoor in zwaar weer terecht gekomen, waardoor ze grote financiële verliezen hebben geleden. De bevolking van Nederland is uiteindelijk door de hoge hypotheeklasten en de dalende economie het slachtoffer geworden van de financiële crisis (Commissie-De Wit, 2010).

Dit onderzoek kijkt naar de invloeden van de zojuist uiteengezette financiële crisis op de leesbaarheid

van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen. In dit onderzoek wordt zowel één

jaar tijdens (2008) en één jaar na (2014) de crisis onderzocht.

(8)

2.3 Leesbaarheid

In 1952 is voor de eerste keer wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de leesbaarheid (Courtis, 1995). Waarna in de jaren hierop volgend veelvuldig verder onderzoek is gedaan naar de leesbaarheid.

Leesbaarheidsformules worden gebruikt om te bepalen in hoeverre een stuk tekst duidelijk en begrijpelijk is. Ondanks de vele wetenschappelijke onderzoeken naar het begrip leesbaarheid bestaat er geen algemeen gebruikte definitie. In dit onderzoek wordt de definitie van Courtis (1995) gebruikt:

“Leesbaarheid is de mate waarin een geschreven tekst begrijpelijk en duidelijk is”

De mate van leesbaarheid wordt gebruikt om te bepalen in hoeverre een geschreven tekst uit de jaarverslagen begrijpelijk en duidelijk is. Een leesbaar jaarverslag is van groot belang voor de communicatie tussen de onderneming en haar stakeholders (Courtis, 1998). Dit is weer van belang om de informatiekloof tussen de onderneming en haar stakeholders effectief te verkleinen (Scott, 2015).

Om de leesbaarheid van een jaarverslag te bepalen, wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van leesbaarheidsformules. De formules, die het meest gebruikt worden, zijn de Flesch Reading Ease Formule ontwikkeld door Rudolph Flesch in 1948 en de Gunning Fog Index Readability Formula (FOG-index) ontwikkeld door Robert Gunning in 1952 (Flesch, 1948; Gunning, 1969). De Flesch Reading Ease formule berekent de leesbaarheid door te kijken naar de woordlengte en de zinslengte.

De FOG-index kijkt ook naar de zinslengte, maar daarnaast houdt deze formule ook rekening met het percentage van het aantal woorden met drie lettergrepen of meer (Feenstra, 2012). In dit onderzoek wordt de Flesch Reading Ease formule gebruikt om de mate van leesbaarheid van een geschreven tekst te bepalen.

De ontwikkeling in de wetenschappelijke onderzoeken naar de leesbaarheid is dat deze zich meer richt op de leesbaarheid van individuele onderdelen van het jaarverslag. Courtis (1998) stelt dat de volgende drie onderdelen het vaakst worden onderzocht: het directieverslag, de controleverklaring en de toelichting op de jaarrekening. Deze onderdelen worden vaak onderzocht, omdat ze voldoende tekstuele lengte hebben om te onderzoeken met leesbaarheidsformules. Courtis (1998) stelt namelijk dat -om gebruik te maken van de Flesch Reading Ease formule- minstens 100 woorden nodig zijn.

Daarnaast kan door de leesbaarheidsscores van deze drie onderdelen samen te voegen een beeld worden gevormd van de totale leesbaarheid van een jaarverslag. In dit onderzoek wordt daarom ook gekozen om de leesbaarheid van het jaarverslag te bepalen aan de hand van drie onderdelen, die voldoende tekstuele lengte hebben. In dit onderzoek wordt gekeken naar het voorwoord van bestuurder, het directieverslag en het verslag van de Raad van Commissarissen.

Ondanks dat in dit onderzoek wordt gekozen om de mate van leesbaarheid te meten aan de hand van formules, is hier een aantal nadelen aan verbonden. Zo houden de formules geen rekening met de opleidingsachtergrond van de lezer (Jones, 1988), kunnen bepaalde elementen niet gemeten worden, zoals frequentie van woorden, niveau van abstractie, logica, samenhang en presentatie in de teksten.

Leesbaarheidsformules houden ook geen rekening met belangrijke zaken zoals stijl, formaat, grafisch ontwerp en conceptuele dichtheid (Courtis, 1998). Daarnaast houden leesbaarheidsformules geen rekening met opmaak, gebruik van leestekens en de grootte van de tekst (Jones & Shoemaker, 1994).

Smith en Taffler (1992) maken onderscheid tussen enerzijds de leesbaarheid en anderzijds de begrijpelijkheid van een tekst en concluderen dat sprake is van een verschil tussen beide begrippen.

Deze verschillen komen niet tot uiting in dit onderzoek.

2.4 Effecten van financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming

Deze paragraaf gaat als volgt in op de effecten van financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming op de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen:

· Financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming(§ 2.4.1)

· Impressiemanagement (§ 2.4.2)

(9)

2.4.1 Financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming

Uit onderzoeken van Jones (1988) en Li (2008) is gebleken dat de prestaties van een onderneming geassocieerd zijn met de mate van leesbaarheid van een jaarverslag. In dit onderzoek wordt de relatie tussen de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen en een aantal financiële prestaties en de leeftijd van de onderneming onderzocht. In het verleden is onder andere onderzoek gedaan naar de invloed van de volgende kenmerken van de onderneming (o.a.

Courtis, 1995; Laksmana et al., 2012; Li, 2008; Subramanian et al., 1993): de ROA, de leeftijd van de onderneming, de ondernemingsgrootte, de financiële complexiteit van de onderneming, de complexiteit van de ondernemingsactiviteiten, de market-to-book ratio en de sector waarin de onderneming actief is. Voor dit onderzoek zijn de ROA, de market-to-book ratio en de leeftijd van de onderneming relevant.

Return on assets

Vele wetenschappelijke onderzoeken hebben gekeken naar de effecten van de ROA op de leesbaarheid van de jaarverslagen (Bloomfield, 2008; Courtis, 1986; Subramanian et al., 1993; Li, 2008). Uit deze onderzoeken zijn verschillende conclusies gekomen. Courtis (1986) heeft in zijn onderzoek geen verband gevonden tussen de mate van leesbaarheid en de resultaten van een onderneming. Echter hebben Li (2008) en Subramanian et al. (1993) wel aangetoond dat de ROA van invloed is op de leesbaarheid van het jaarverslag. Het jaarverslag van een onderneming, die goed presteert, is makkelijker te lezen dan het jaarverslag van een onderneming, die slecht presteert. Bloomfield (2008) brengt de conclusies van deze onderzoeken samen en stelt dat verminderde leesbaarheid slechte prestaties van een onderneming kan maskeren. Daarnaast heeft Li (2008) geconcludeerd dat een hogere mate van winstpersistentie leidt tot een betere leesbaarheid van het jaarverslag. Li (2008) stelt op basis van zijn onderzoeksresultaten dat managers van een onderneming opportunistisch handelen door nadelige informatie te verbergen voor investeerders door te ‘spelen’ met de structuur van de jaarverslagen. Dit valt onder impressiemanagement en wordt in de volgende paragraaf verder toegelicht.

Market-to-book ratio

Li (2008) concludeert dat sprake is van een negatief verband tussen de market-to-book ratio en de leesbaarheid van een jaarverslag. Ondernemingen met een hoge market-to-book ratio publiceren vaak kortere, maar minder goed leesbare jaarverslagen. Terwijl ondernemingen met een lage market-to- book ratio vaak langere, maar beter leesbare jaarverslagen publiceren. Laksmana et al. (2012) stellen dat groei ondernemingen, ondernemingen met een hoge market-to-book ratio, opereren in een complexe bedrijfsomgeving met een slechtere leesbaarheid tot gevolg. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat een hoge market-to-book ratio een negatief effect heeft op de leesbaarheid.

Leeftijd van de onderneming

Li (2008) en Laksmana et al. (2012) doen onder andere onderzoek naar de invloed van de leeftijd van een onderneming op de leesbaarheid van het jaarverslag. Zij stellen dat meer volwassen ondernemingen verschillen in leesbaarheid kunnen vertonen met jongere ondernemingen, omdat er minder informatie-asymmetrie en minder informatie onzekerheid is voor volwassen ondernemingen.

Hierdoor zijn jaarverslagen van meer volwassen ondernemingen eenvoudiger leesbaar. De zojuist genoemde positieve relatie tussen leeftijd en leesbaarheid van het jaarverslag wordt significant onderbouwd door Li (2008). Aangezien in voorgaande leesbaarheidsonderzoeken niet veel aandacht is geschonken aan de invloed van de leeftijd van de onderneming, is het interessant om deze invloed op de leesbaarheid van jaarverslagen te toetsen.

2.4.2 Impressiemanagement

Impressiemanagement gaat in op de positie van een individu binnen de maatschappij en de

beeldvorming van de maatschappij over dit individu. Een individu is in staat de beeldvorming van de

maatschappij moedwillig te beïnvloeden door zijn of haar acties (Hooghiemstra, 2000).

(10)

Eén van de impressiemanagement strategieën, die Merkl-Davies en Brennan (2007) onderscheiden is de ‘reading ease’ manipulatie strategie. Deze strategie stelt dat ondernemingen slechte financiële prestaties willen verbloemen voor de stakeholders. Een manier om dit te doen is de mate van leesbaarheid van het jaarverslag moedwillig te beïnvloeden. Ondernemingen kunnen enerzijds extreem veel tekst opnemen of anderzijds de leesbaarheid van het jaarverslag complexer maken. Het jaarverslag bevat teksten, die de oordeelvorming van de jaarrekening bepalen, hierom kan het jaarverslag binnen het kader van impressiemanagement worden geplaatst. Daarnaast kunnen de belanghebbenden van de onderneming de informatie onderhevig aan impressiemanagement foutief interpreten, wat kan leiden tot nadelige beleggingstransacties.

Op het moment dat ondernemingen moedwillig de mate van leesbaarheid van het jaarverslag verslechteren uit hoofde van impressiemanagement neemt de kwaliteit en de mate van informatieverschaffing af. Zo kan de onderneming bijvoorbeeld besluiten de gevolgen van een negatieve ROA opzettelijk in vage bewoording op te nemen in het jaarverslag (Dempsey et al., 2012).

Hierdoor wordt de eerder geschetste informatiekloof tussen de onderneming en haar stakeholders groter (Scott, 2015). Clatworthy en Jones (2006) concluderen dat ondernemingen met slechte financiële prestaties zich minder richten op financiële indicatoren, kwantitatieve resultaten en persoonlijke referenties. Ook gebruiken ze meer passieve zinnen en richten ze zich meer op de toekomst, dan ondernemingen met positieve financiële resultaten.

Hoewel impressiemanagement geen prominente rol vormt in dit onderzoek, is het belangrijk om te vermelden dat de leiding van de onderneming in sommige gevallen bewust de belanghebbenden van het jaarverslag beïnvloedt. Eén van de manieren om dit te doen is door de mate van leesbaarheid van het jaarverslag te verkleinen.

2.5 Relevante theorieën

Onderzoek naar leesbaarheid wordt nog steeds gedaan, omdat sprake is van informatieasymmetrie tussen de stakeholders van de onderneming en de leiding van de onderneming. De volgende theorieën spelen een rol binnen deze relatie en worden als volgt behandeld in deze paragraaf:

· Agency theorie (§ 2.5.1)

· Stewardship theorie (§ 2.5.2)

· Stakeholdertheorie (§ 2.5.3)

· Voluntary disclosure theorie (§ 2.5.4)

· Legitimatietheorie (§ 2.5.5) 2.5.1 Agency theorie

De agency theorie is relevant in dit onderzoek, omdat de aandeelhouder een van de belangrijkste gebruikers van een jaarverslag is. De agency theorie gaat uit van twee partijen: de agent en de principaal. Jensen en Meckling (1976, p.308) definiëren deze relatie als volgt:

“a contract under which one or more persons (the principals(s)) engage another person (the agent) to perform some service on their behalf which involves delegating some decision making authority to the

agent.”

In dit onderzoek betreft de agent de leiding van de onderneming en betreffen de principalen de aandeelhouders. Er is sprake van verschillende tegenstrijdige belangen tussen beide partijen (Saam, 2007), te weten:

Informatieasymmetrie

De agent beschikt over meer informatie dan de principaal, omdat de agent in de onderneming werkzaam is. Dit staat centraal bij de eerste vorm van informatieasymmetrie, adverse selection.

Deze informatieasymmetrie is in het voordeel van de agent (Saam, 2007). De principalen beschikken

vaak niet over de middelen om te controleren of de agent dezelfde doelen nastreeft. Dit staat centraal

bij de tweede vorm van informatieasymmetrie, moral hazard (Saam, 2007).

(11)

Verschillende risicovoorkeuren

De principaal en de agent verschillen van houding ten opzichte van de risico’s gerelateerd aan de verschillende compensatieregelingen. In de regel is de principaal risiconeutraal en is de agent risico- avers (Saam, 2007). De oorzaak hiervan is volgens Eisenhardt (1989) dat de principaal de mogelijkheid heeft zijn werkzaamheden te spreiden over meerdere inkomstenbronnen, de agent heeft deze mogelijkheid niet.

Conflicterende doelstellingen

Conflicterende doelstellingen ontstaan door de belangentegenstelling tussen de agent en de principaal.

Beide willen hun utiliteit maximaliseren. De agent wil zijn inkomsten maximaliseren en de principaal zijn rendementen. Op het moment dat beide partijen het voorgaande nastreven, is het voor de agent verleidelijk om niet in het belang van de principaal te handelen. Problemen voortkomend uit deze conflicterende doelstellingen staan bekend als agency problemen (Saam, 2007).

Om deze agency problemen tegen te gaan, moeten agency-kosten worden gemaakt. Dit zijn kosten die worden gemaakt door het verschil in belangen tussen de principaal en de agent. Jensen en Meckling (1976) noemen de volgende vormen van agency-kosten: Monitoringskosten; Dit zijn de kosten voor de principaal om de agent te kunnen monitoren. De principaal kan een externe partij inschakelen om te monitoren of de agent de belangen van de principaal behartigd. Verantwoordingskosten; Dit zijn de kosten voor de agent om zicht te verantwoorden aan de principaal. De agent moeten kosten maken om aan de principaal te kunnen aantonen dat hij in diens belang handelt. Resterende verliezen; Dit zijn kosten voor de principaal doordat de agent geen optimale managementbeslissingen maakt, in de ogen van de principaal.

2.5.2 Stewardship theorie

De stewardship theorie is een variant van de eerder genoemde agency theorie. De stewardship theorie is meer gebaseerd op menselijke relaties dan de agency theorie. De stewardship theorie gaat uit van managers die zullen handelen als doeltreffende stewards die hun werk goed willen doen (Donaldson &

Davidson, 1991). Stewardship gaat over de verantwoordingsplicht zonder controle of naleving. Een steward, in tegenstelling tot een agent binnen de agency theorie, hecht meer waarde aan het organisatie belang dan aan het individuele eigen belang (Davis, Schoorman & Donaldson, 1997).

Donaldson en Davis (1991) beredeneren dat de stewardship theorie zich niet richt op de motivatie van de CEO, maar op het faciliteren van empowerment structuren. In tegenstelling tot de agency theorie stelt de stewardship theorie dat de fusie van de rollen van de CEO (agent) en de voorzitter van de raad van bestuur (principaal) de effectiviteit zal verbeteren en meer superieure rendementen voor aandeelhouders zal voortbrengen, dan wanneer deze functies gescheiden zijn.

Vanuit de stewardship theorie is een manager gemotiveerd om een goede steward te zijn die het organisatie belang voorop stelt en gemotiveerd is om een getrouw beeld van de financiële en niet- financiële positie van de onderneming te geven. In tegenstelling tot de agency verhouding kan vanuit de stewardship verhouding beredeneerd worden dat managers over minder belangen beschikken om impressiemanagement strategieën (§ 2.4.2) toe te passen. De stewardship theorie is relevant in dit onderzoek, omdat het een andere blik werpt op de agent-principaal verhouding dan de agency theorie.

2.5.3 Stakeholdertheorie

Een andere relevante theorie in dit onderzoek is de stakeholdertheorie, omdat als de inhoud van een jaarverslag duidelijker en begrijpelijker is deze de informatiekloof kan verkleinen (Courtis, 1998).

Door te bepalen wie de stakeholders van een onderneming zijn, kan worden vastgesteld voor wie de

inhoud van een jaarverslag nut oplevert. In de literatuur wordt het begrip stakeholder voor het eerst

gebruikt in 1965 door Ansoff. Freeman werkt dit verder uit in 1984, hij wordt gezien als de oprichter

van de stakeholdertheorie. Freeman (1984, p.46) omschrijft de stakeholdertheorie als volgt:

(12)

“A stakeholder is any group or individual who can affect, or is affected by, the achievement of a corporation’s purpose. Stakeholders include employees, customers, suppliers, stockholders, banks,

environmentalists, government and other groups who can help or hurt the corporation.”

Uit de definitie van Freeman (1984) blijkt dat sprake is van een grotere groep aan belanghebbenden dan in de agency theorie. Waar in de agency theorie de relatie tussen één stakeholder, de aandeelhouder en de onderneming van belang is voor het creëren van waarde, gaat de stakeholdertheorie uit van meerdere stakeholders. Binnen de stakeholdertheorie spelen de medewerkers, klanten, leveranciers, aandeelhouders, banken, overheden, etc. een rol in het creëren van waarde door de onderneming (Freeman, 1984).

Binnen de stakeholdertheorie kan onderscheid worden gemaakt tussen drie principes (Donaldson &

Preston, 1995):

- Normatief; Het normatieve principe vormt de basis van de stakeholdertheorie. Dit principe gaat ervan uit dat elke persoon met legitieme belangen in een onderneming tot de stakeholders behoort. Daarnaast verdient elke stakeholder aandacht van de onderneming omwille van zijn eigenbelang en niet omwille van het groepsbelang van alle andere stakeholders.

- Instrumenteel; Het instrumentele principe van de stakeholdertheorie bouwt verder op het normatieve principe. Dit principe vormt een middel om het doel (maximaliseren van winst) van de onderneming te bereiken. Met behulp van het instrumentele principe kunnen verbanden worden gelegd tussen stakeholdermanagement en de meer conventionele doelstellingen.

Het uitgangspunt hierbij is dat ethische principes, zoals wederzijds vertrouwen en een goede samenwerking, leiden tot marktsucces.

- Descriptief; Het descriptieve principe van de stakeholdertheorie bevindt zich meer aan de oppervlakte. Hierin worden vragen gesteld als welke stakeholders zijn belangrijk en wanneer zijn zij belangrijk. De onderneming kan op basis hiervan bepalen welke middelen zij beschikbaar stelt voor de stakeholders. Hierbij moet worden opgemerkt dat het karakter in de loop van de tijd kan veranderen. De onderneming moet dus stakeholders niet zomaar uitsluiten (Donaldson & Preston, 1995).

2.5.4 Voluntary disclosure theorie

De voluntary disclosure theorie gaat in op het vrijwillig publiceren van informatie door een onderneming; vaak gaat dit om niet-financiële informatie. Hiervoor is namelijk minder wet- en regelgeving opgesteld, waardoor publicatie op vrijwillige basis gebeurt. Healy en Palepu (2001) concluderen dat voluntary disclosure van belang is voor het efficiënt functioneren van de kapitaalmarkt. Het vrijwillig openbaar maken van informatie verkleint namelijk de informatiekloof tussen de onderneming en haar belanghebbenden. Verbeterde leesbaarheid van het jaarverslag draagt bij aan het verminderen van de informatieasymmetrie. Healy en Palepu (2001) noemen de volgende redenen waarom managers vrijwillig informatie publiceren: lagere kapitaalkosten, baanzekerheid, compensatie aandelenkoers, juridische kosten, signaleren van managementtalent en eigendomskosten.

Ondernemingen kunnen vrijwillig informatie publiceren vanwege het negatieve uitganspunt van de

belanghebbenden. Op het moment dat een onderneming geen informatie publiceert, kunnen de

belanghebbenden denken dat de onderneming informatie achter houdt. Hierdoor kunnen

ondernemingen geneigd zijn minder relevante informatie met een beperkte mate van leesbaarheid te

publiceren. De Waard (2011) stelt dat, indien dit het geval is, het vaak toekomstgerichte informatie

betreft. De voluntary disclosure theorie is belangrijk in dit onderzoek, omdat het vrijwillig gekozen

deel van het jaarverslag meer waarde heeft voor de gebruikers als deze goed leesbaar is.

(13)

2.5.5 Legitimatietheorie

Binnen de legitimatietheorie staat de relatie tussen de onderneming en haar maatschappelijke omgeving centraal. De onderneming heeft als doel haar waarden te laten aansluiten bij de waarden van de maatschappelijke omgeving. Door dit te doen probeert de onderneming haar handelen te rechtvaardigen. Ondernemingen hebben een ‘license to operate’ nodig om te kunnen overleven. Op basis van dit uitgangspunt wordt de communicatie met de relevante stakeholders vormgegeven en zoekt de onderneming aansluiting bij de waarden van de maatschappelijke omgeving (De Waard, 2011).

Volgens Deegan (2002) proberen ondernemingen hun activiteiten maatschappelijk uit te leggen en daar waar nodig de aandacht van actuele gebeurtenissen af te leiden. Dit doet de onderneming door anders voor te komen of door het verwachtingspatroon van de onderneming, volgens de maatschappij, te beïnvloeden. De Waard (2011, P.15) stelt dat: “een tendens waarneembaar is naar subjectieve bewoording en speculatieve uitspraken en meer aandacht is voor positieve informatie dan voor negatieve informatie”. Uit dit citaat blijkt dat de invloeden van de legitimatietheorie ook tot uiting moeten komen in de leesbaarheid van de jaarverslagen. De onderneming heeft in de teksten van de jaarrekening namelijk een bepaalde mate van vrijheid om de leesbaarheid te beïnvloeden, ook wel bekend als impressiemanagement (§ 2.4.2).

2.6 Hypothesen

Vanuit het theoretisch kader kunnen de volgende hypothesen gesteld worden. De wetenschappelijke onderzoeken, die gedaan zijn naar leesbaarheid, komen allemaal tot de conclusie dat de leesbaarheid van de jaarverslagen als moeilijk tot zeer moeilijk wordt ervaren (o.a. Courtis, 1986; Courtis, 1998;

Jones, 1988; Li, 2008; Linsley & Lawrence, 2007). Zodoende wordt de volgende hypothese gesteld:

Hypothese 1: De leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen is moeilijk tot zeer moeilijk.

Wetenschappelijke onderzoeken van Barnett en Leoffler (1979) en Soper en Dolphin (1964) komen tot de conclusie dat de leesbaarheid van een jaarverslag in de loop der jaren niet verandert. In deze onderzoeken is echter geen rekening gehouden met de effecten van de crisis.

Verondersteld wordt dat de jaarverslagen tijdens de crisis meer onderhevig zijn aan impressiemanagement, wat een nadelig effect heeft op de leesbaarheid in 2008. Aan de andere kant heeft de crisis ook geleid tot meer wet- en regelgeving in de periode na de crisis, waarvan wordt verondersteld dat deze een negatief effect heeft op de leesbaarheid in 2014. Aangezien in beide jaren de leesbaarheid negatief beïnvloed wordt, kan de volgende hypothese worden gesteld:

Hypothese 2: Er is geen verandering waarneembaar in de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en de AMX-fondsen in het verslagjaar 2014 (na de crisis) ten opzichte van het verslagjaar 2008 (tijdens de crisis).

Ahmed en Courtis (1999) concluderen dat sprake is van een positief verband tussen de leesbaarheid van het jaarverslag en de ondernemingsgrootte. Terwijl Jones (1988) en Li (2008) concluderen dat sprake is van een negatief verband. Zodoende wordt de volgende hypothese gesteld:

Hypothese 3: Er is geen verschil waarneembaar in de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX- fondsen ten opzichte van de jaarverslagen van de AMX-fondsen.

Li (2008) en Subramanian et al. (1993) komen tot de conclusie dat de jaarverslagen van

ondernemingen met een hoge return assets (ROA) beter leesbaar zijn dan de jaarverslagen van

ondernemingen met een lage ROA. Zodoende wordt de volgende hypothese gesteld:

(14)

Hypothese 4: AEX-fondsen en AMX-fondsen met een hoge ROA hebben een beter leesbaar jaarverslag dan AEX-fondsen en AMX-fondsen met een lage ROA.

Li (2008) concludeert dat sprake is van een negatief verband tussen de market-to-book ratio en de leesbaarheid van een jaarverslag. Laksmana, Tietz en Yang (2012) stellen dat groei ondernemingen, ondernemingen met een hoge market-to-book ratio, opereren in een complexe bedrijfsomgeving met een slechtere leesbaarheid tot gevolg. Zodoende wordt de volgende hypothese gesteld:

Hypothese 5: AEX-fondsen en AMX-fondsen met een lage market-to-book ratio hebben een beter leesbaar jaarverslag dan AEX-fondsen en AMX-fondsen met een hoge market-to-book ratio.

Li (2008) en Laksmana et al. (2012) stellen dat volwassen ondernemingen verschillen in leesbaarheid vertonen met jongere ondernemingen, omdat er minder informatie-asymmetrie en minder onzekerheid over informatie is voor volwassen ondernemingen. Hierdoor zijn jaarverslagen van volwassen ondernemingen beter leesbaar. Zodoende wordt de volgende hypothese gesteld:

Hypothese 6: Jaarverslagen van volwassen AEX-fondsen en AMX-fondsen zijn beter leesbaar dan jaarverslagen van jonge AEX-fondsen en AMX-fondsen.

2.7 Conceptueel model

Op basis van het theoretisch kader en gestelde hypothesen in voorgaande paragraaf kan het conceptueel model voor dit onderzoek als volgt worden weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op de variabelen die worden genoemd in het conceptueel model.

Figuur 1 Conceptueel model

Leesbaarheid van het jaarverslag H1

Market-to-book ratio H5(-)

Leeftijd van de onderneming H6(+)

Ondernemingsgrootte Financiële crisis

H2(+/-)

AEX of AMX H3(+/-)

Return on assets H4(+)

(15)

De voorgaande variabelen hebben invloed op de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen. Verondersteld wordt dat de financiële crisis geen eenduidige relatie heeft met de leesbaarheid, het verschil tussen AEX-fondsen en AMX-fondsen geen eenduidige relatie heeft met de leesbaarheid, de ROA een positieve relatie hebben met de leesbaarheid, de market- to-book ratio een negatieve relatie heeft met de leesbaarheid en dat de leeftijd van de onderneming een positieve relatie heeft met de leesbaarheid. Aan de hand van dit conceptueel model worden de hoofdvraag en de onderliggende hypothesen beantwoord.

2.8 Conclusie theoretisch kader

Zoals in de introductie is vermeld, richt dit onderzoek zich op de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en de AMX-fondsen. Hierbij wordt onder andere gekeken of de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen is veranderd na de crisis ten opzichte van tijdens de crisis en wat de verschillen in leesbaarheid zijn tussen AEX-fondsen en AMX-fondsen. Hierbij speelt de invloed van de financiële prestaties een belangrijke rol. In dit onderzoek wordt de invloed van de volgende financiële prestaties onderzocht: de ROA en de market-to-book ratio. Daarnaast wordt de invloed van de leeftijd van de onderneming onderzocht.

Het is belangrijk voor de onderneming, zeker in tijden van financiële crisis, om de juiste informatie, waar de belanghebbenden behoefte aan hebben, tijdig te publiceren. Vanuit de agency theorie blijkt dat als de leiding van de onderneming meer informatie heeft dan de aandeelhouders, informatieasymmetrie ontstaat. De stewardship theorie kijkt ook naar de relatie tussen de leiding van de onderneming en de aandeelhouders, maar kijkt meer naar de voordelen en positieve punten van deze relatie. De stakeholdertheorie kijkt vanuit een breder perspectief naar deze relatie en gaat in op de informatieasymmetrie, die ontstaat tussen de stakeholders en de leiding van de onderneming. De informatieasymmetrie kan worden verminderd door de inhoud van een jaarverslag duidelijker en begrijpelijker te maken, waardoor deze meer nut oplevert voor de belanghebbenden. Daarnaast gaat de voluntary disclosure theorie in op een andere methode om de informatieasymmetrie te verkleinen, namelijk door vrijwillig informatie op te nemen in het jaarverslag, die de informatieasymmetrie verkleint. Voorwaarde hieraan is wel dat de vrijwillig gepubliceerde informatie een hoge mate van leesbaarheid heeft. Alleen dan creëert het meerwaarde en kan worden tegemoet gekomen aan de behoefte van de belanghebbenden. De legitimatietheorie gaat in op de relatie tussen de onderneming en haar maatschappelijke omgeving. Om de beeldvorming van de maatschappij te beïnvloeden, kunnen de managers van de onderneming impressiemanagement toepassen. De primaire theorieën in dit onderzoek zijn de agency theorie en de stakeholdertheorie, omdat in dit onderzoek sprake is van informatieasymmetrie tussen de stakeholders van de onderneming en de leiding van de onderneming.

Door een goed leesbaar jaarverslag krijgen de belanghebbenden van de onderneming inzicht in de

financiële en de niet-financiële positie van een onderneming. Dit is belangrijk voor beleggers bij de

bepaling of ze wel of niet gaan investeren in een onderneming. Door een leesbaar jaarverslag te

publiceren kan de onderneming de stakeholders tegemoet komen. Desalniettemin is in het verleden al

veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van de jaarverslagen. Uit deze

wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de leesbaarheid van de jaarverslagen als moeilijk tot zeer

moeilijk wordt ervaren (o.a. Courtis, 1986; Courtis, 1998; Jones, 1988; Li, 2008; Linsley & Lawrence,

2007).

(16)

3 METHODE VAN ONDERZOEK

In dit hoofdstuk wordt de methode van onderzoek, die gebruikt wordt om de hypothesen te beantwoorden, beschreven. Achtereenvolgens worden de afbakening van ondernemingen, de variabelen, de dataverzameling en het regressiemodel besproken.

3.1 Afbakening

Dit onderzoek richt zich op ondernemingen die zijn opgenomen in de AEX-index en in de AMX- index. De ondernemingen opgenomen in de AScX (Amsterdam Smallcap Index) worden niet meegenomen in dit onderzoek, omdat het publiek zich het meest richt op de AEX-fondsen en de AMX-fondsen. Dit maakt de leesbaarheid van de jaarverslagen van deze fondsen relevanter om te onderzoeken. De afbakening in dit onderzoek bestaat uit alle ondernemingen opgenomen in de AEX en in de AMX in de jaren 2008 (per 2 september) en 2014 (per 24 maart). In zowel 2008 als 2014 zijn 20 ondernemingen opgenomen in de AEX, 10 ondernemingen zijn zowel in 2008 als in 2014 opgenomen in de AMX, 4 ondernemingen zijn van de AEX in 2008 naar de AMX gegaan in 2014, 1 onderneming is van de AMX in 2008 naar de AEX in 2014 gegaan en voor 30 ondernemingen geldt dat deze in één van de onderzochte jaren genoteerd staan aan de AEX of AMX. 2008 is het jaar waarin de invloeden van de financiële crisis het sterkst tot uiting komen in de teksten van de jaarverslagen.

2014 is het meeste recente jaar waarvan de jaarverslagen beschikbaar zijn.

In totaal worden 100 jaarverslagen onderzocht, waarvan 1 jaarverslag uit de afbakening is gehaald omdat deze niet is gepubliceerd. Dit betreft het jaarverslag van Ziggo. In totaal bestaat de afbakening dus uit 99 jaarverslagen. Al deze jaarverslagen zijn in het Engels geschreven, zodat gebruik kan worden gemaakt van de Flesch Reading Ease formule. Een overzicht van de onderzochte ondernemingen, met wijzigingen in de fondsen en uitzonderingen, is opgenomen in bijlage I.

3.2 Variabelen

In deze paragraaf worden de variabelen van dit onderzoek beschreven. De afhankelijke variabele is de variabele, die beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabelen. De controlevariabele zorgt voor een sterkere relatie tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen.

· Afhankelijke variabele (§ 3.2.1)

· Onafhankelijke variabelen (§ 3.2.2)

· Controlevariabele (§ 3.2.3) 3.2.1 Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de leesbaarheid van het jaarverslag. Om de probleemstelling in dit onderzoek te kunnen beantwoorden, wordt gebruik gemaakt van de Flesch Reading Ease formule. Deze formule berekent de leesbaarheid door te kijken naar de woordlengte en zinslengte. In dit onderzoek is gekozen om de leesbaarheid met behulp van de Flesch Reading Ease formule te bereken, omdat deze veelvuldig is gebruikt in onderzoeken naar leesbaarheid (o.a. Courtis, 1995; Li; 2008). De keuze voor de Flesch Reading Ease formule maakt een goed vergelijk tussen dit onderzoek en voorgaande onderzoeken mogelijk. De tabel waarmee de uitkomst van de leesbaarheidsformule bepaald moeten worden, is weergegeven in tabel 1.

De Flesch Reading Ease formule luidt als volgt:

= 206.835 − 0.846 − 1.015 Waarbij:

W = aantal lettergrepen per 100 woorden

S = aantal woorden / aantal zinnen

(17)

Om de leesbaarheid te meten met behulp van de Flesch Reading Ease formule zijn de kop- en voetteksten, leestekens, tabellen en figuren verwijderd uit de onderzochte teksten. Vraagtekens en dubbele spaties dienen ook aangepast te worden, omdat deze niet worden herkend (Li; 2008). Voor het toepassen van de Flesch Reading Ease formule wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de volgende website http://www.online-utility.org/english/readability_test_and_improve.jsp.

De uitkomsten van de FRE-formule moeten als volgt worden geïnterpreteerd (Li, 2008):

Score Leesbaarheid Opleidingsniveau Magazine

0-30 Zeer moeilijk Postgraduate Scientific

30-50 Moeilijk Undergraduate Academic

50-60 Redelijk moeilijk Grades 10-12 Quality

60-70 Standaard Grades 8-9 Digest

70-80 Redelijk eenvoudig Grade 7 Slick fiction

80-90 Eenvoudig Grade 6 Pulp fiction

90-100 Zeer eenvoudig Grade 5 Comics

Tabel 1 Uitkomsten FRE-formule

Om de leesbaarheid van het jaarverslag te bepalen, is het van belang om geschikte stukken tekst te selecteren. De volgende onderdelen van de jaarrekening worden hiervoor gebruikt:

· het voorwoord van de bestuurder

· het directieverslag

· het verslag van de Raad van Commissarissen

Deze onderdelen van het jaarverslag zijn gekozen, omdat de onderneming in deze onderdelen de meeste vrijheid heeft om de leesbaarheid te beïnvloeden. Waardoor dus sprake kan zijn van impressiemanagement. Om gebruik te maken van de Flesch Reading Ease formule zijn minstens 100 woorden nodig (Courtis, 1998). In dit onderzoek wordt van elk deel van het jaarverslag de leesbaarheid bepaald aan de hand van de eerste, de middelste en de laatste 100 woorden. De laatste zin, waarin het 100

ste

woord valt, wordt in zijn totaliteit meegenomen. Courtis (1998) stelt dat het middelste deel het moeilijkst leesbaar is, omdat hierin vaak de minder positieve gebeurtenissen worden vermeld. Per jaarverslag worden dus ongeveer 900 woorden onderzocht op de mate van leesbaarheid, op basis waarvan een beeld van de leesbaarheid van het totale jaarverslag wordt gevormd.

De commentaren in de wetenschappelijke literatuur op het gebruik van de leesbaarheidsformules lopen sterk uiteen. In onderwijskundige kaders wordt een grote betekenis toegekend aan de leesbaarheidsformules, anderzijds is veel kritiek uitgeoefend op de validiteit van leesbaarheidsformules. Dit heeft tot gevolg dat de populariteit van het gebruik van de leesbaarheidsformules afneemt (Feenstra, 2012).

De kritiek richt zich volgens Feenstra (2012, p.3) onder andere op de volgende punten:

· “Het is niet bewezen dat door manipulatie van zins- en woordlengte het begrip van teksten wordt verbeterd.

· In de formules komen zinsoverstijgende tekstkenmerken als samenhang en globale tekstopbouw ten onrechte niet voor.

· De interactie tussen lezer en tekst wordt niet in beschouwing genomen. De voorkennis, de geïnteresseerdheid en de vaardigheid van lezers wordt verwaarloosd.

· De formules zijn veelal ontwikkeld binnen het onderwijskundige kader van het

basisonderwijs. Het is daarmee niet aangetoond dat ze ook valide zijn voor specialistische

tekstgenres (zoals het jaarverslag) en voor hoogopgeleide gespecialiseerde lezers.

(18)

· Diverse statistische problemen worden veelal niet onderkend. Variantie van begripsscores binnen een lezersgroep worden vaak onderschat door gerichtheid op de gemiddelde begrijpelijkheidsscores.”

Feenstra (2012) komt in zijn artikel tot de conclusie dat het moderne leesbaarheidsonderzoek, waarin het begrip impressiemanagement (zie §2.4.2) centraal staat, nog onvoldoende is uitgekristalliseerd met betrekking tot het concept leesbaarheid. Dit vormt een reden waarom het nog steeds relevant is om de leesbaarheid te onderzoeken aan de hand van de leesbaarheidsformules. Ondanks de genoemde kritiekpunten wordt de Flesch Reading Ease formule in vele wetenschappelijk artikelen gebruikt om de leesbaarheid van jaarverslagen te bepalen (o.a. Laksmana et al.,2012; Li, 2008).

3.2.2 Onafhankelijke variabelen

De onafhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn de financiële prestaties, de market-to-book ratio en de leeftijd van de onderneming. Daarnaast worden twee onafhankelijke dummyvariabelen meegenomen, de periode tijdens (2008) of na (2014) de crisis en de verschillen tussen de AEX- fondsen en de AMX-fondsen.

Financiële crisis

De invloeden van de financiële crisis worden gemeten aan de hand van een dummyvariabele. Voor het jaar (2008) tijdens de crisis wordt een 0 genoteerd en voor het jaar na de crisis (2014) wordt een 1 genoteerd.

AEX-fondsen of AMX-fondsen

De verschillen tussen de AEX-fondsen en de AMX-fondsen worden gemeten aan de hand van een dummyvariabele. Voor de AEX-fondsen wordt een 0 genoteerd en voor de AMX-fondsen wordt een 1 genoteerd.

Return on assets

In dit onderzoek wordt de invloed van de ROA op de leesbaarheid van het jaarverslag getoetst.

Eerdere wetenschappelijke onderzoeken hebben gebruik gemaakt van de ROA om de invloed van financiële prestaties te meten (Courtis, 1986; Dempsey et al., 2012).

De ROA wordt als volgt berekend:

=

∗ 100%

De ROA is een indicator voor de winstgevendheid ten opzichte van de totale activa van een onderneming. Ondanks dat dit onderzoek zich richt op de Nederlandse ondernemingen wordt in dit onderzoek de Engelse variant van de formule om de rentabiliteit van het totale vermogen te meten gebruikt. Hiervoor is gekozen, omdat de onderzochte jaarrekeningen in alle gevallen in het Engels zijn geschreven.

Market-to-book ratio

In dit onderzoek wordt de invloed van de market-to-book ratio op de leesbaarheid van het jaarverslag getoetst. Eerdere wetenschappelijke onderzoeken hebben ook gebruik gemaakt van de market-to-book ratio als onafhankelijke variabele (Laksmana et al., 2012; Li, 2008).

De market-to-book ratio wordt als volgt berekend:

= ( ℎ ∗ ℎ )

(19)

De market-to-book ratio is een maatstaf om de investeringsmogelijkheden en het groeipotentieel van een onderneming te bepalen (Laksmana et al., 2012). Ook hier is voor de Engelse variant van de formule gekozen, omdat de Engelse jaarverslagen van de AEX-fondsen en AMX-fondsen zijn onderzocht.

Leeftijd van de onderneming

Om de invloed van de leeftijd van een onderneming op de leesbaarheid van het jaarverslag te kunnen meten, moet deze worden uitgedrukt in een maatstaf. Laksmana et al. (2012) en Li (2008) maken om de leeftijd van een onderneming te bepalen gebruik van het jaar van oprichting. Hierbij wordt de leeftijd berekend per einde van het onderzochte boekjaar. Indien sprake is van een fusie wordt dit moment gebruikt om de leeftijd van de onderneming te bepalen. Indien sprake is van een overname wordt het jaar van oprichting van het moederbedrijf gebruikt om de leeftijd van de onderneming te bepalen. Om de invloed van grote absolute verschillen te verminderen, wordt de √ van het aantal jaren tussen oprichting van de onderneming en het verslaggevingsjaar als variabele gebruikt.

3.2.3 Controlevariabele

De controlevariabele in dit onderzoek is de ondernemingsgrootte. Veel leesbaarheidsonderzoeken hebben gekozen voor deze controlevariabele. De bepaling van de grootte van een onderneming wordt vaak gebaseerd op de omzet (Jones, 1988; Linlsey & Shrives, 2006) of op de marktwaarde van het eigen vermogen (Ahmed & Courtis, 1999; Li, 2008). Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het logaritme van de omzet:

ln( €)

Waarbij ‘ln’ staat voor natuurlijk logaritme. Het natuurlijk logaritme vermindert grote verschillen in omzet. Indien de omzet niet in euro’s beschikbaar is, wordt deze omgerekend tegen de koers per jaareinde.

3.3 Dataverzameling

De dataverzameling is uitgevoerd in een groep van 4 studenten, welke allemaal deel uitmaken van dezelfde onderzoeksgroep aan de Rijksuniversiteit Groningen. Elke student voert individueel een onderzoek uit, met een bijbehorend conceptueel model. Per student zijn 25 jaarverslagen geanalyseerd.

Elke student heeft de 4 verschillende datamodellen met de benodigde informatie gevuld, waarna alle verzamelde data zijn samengevoegd. Vervolgens worden de data gebruikt om de hypothesen te toetsen, dit gebeurt in hoofdstuk 4. Het gebruikte datamodel in dit onderzoek is weergegeven in bijlage II.

3.4 Regressiemodel

Dit onderzoek is een kwantitatief onderzoek, omdat hypothesen (hoofdstuk 2) zijn geformuleerd die statistisch getoetst worden. Voor kwantitatief onderzoek is gekozen om statistisch betrouwbare en representatieve uitspraken te doen over de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX-fondsen en van de AMX-fondsen. Om de hypothesen te kunnen testen, wordt gebruik gemaakt van het programma SPSS. Om te bepalen welke statische testen gebruikt moeten worden, dient bepaald te worden of sprake is van een normale verdeling en op welke niveau de variabele gemeten wordt.

Uit tabel 2 blijkt dat het meetniveau van twee onafhankelijke variabelen afwijkt van de andere

variabelen. In dit onderzoek worden de hypothesen getoetst aan de hand van een meervoudige lineaire

regressie. Deze test is gekozen, omdat sprake is van één afhankelijke variabele op interval meetniveau

en meerdere verklarende (onafhankelijke en controle) variabelen op interval of nominaal meetniveau.

(20)

Het regressiemodel is als volgt:

Leesbaarheid = + ∗ ë + ∗ + ∗ ë

+ ∗ + ∗ +

∗ +

Waarin:

β0 = constante

βi = richtingscoëfficiënten εi = verstoringsterm

Variabelen Maatstaf Meetniveau

Afhankelijke

Leesbaarheid Flesch Leesbaarheidsscore volgens Flesch Reading Ease formule Interval Onafhankelijke

Financiële crisis Dummyvariabele, waarbij tijdens crisis (2008) is 0 en na de

crisis (2014) is 1 Nominaal

AEX of AMX Dummyvariabele, waarbij AEX is 0 en AMX is 1 Nominaal Financiële prestaties Netto inkomen gedeeld door gemiddelde totale activa (ROA) Interval Market-to-book ratio Marktwaarde eigen vermogen gedeeld door boekwaarde eigen

vermogen Interval

Leeftijd onderneming √ van het a antal jaren tussen oprichting van de onderneming

en het verslaggevingsjaar Interval

Controle

Ondernemingsgrootte Natuurlijke logaritme van de totale omzet Interval

Tabel 2 Beschrijving variabelen

(21)

4 RESULTATEN

Dit hoofdstuk behandelt de resultaten aan de hand van de gestelde hypothesen in hoofdstuk 2.

Hoofdstuk 4 begint met de beschrijvende statistiek. Dit geeft inzicht in de gemiddelden en varianties van de gebruikte variabelen in dit onderzoek. Vervolgens komen de correlatiematrix en de regressieanalyse aan bod. Tot slot worden de uitkomsten van de hypothesen benoemd.

4.1 Beschrijvende statistiek

Om de hypothesen te kunnen beantwoorden, wordt eerst de beschrijvende statistiek voor dit onderzoek uiteengezet om een beeld te krijgen van de uitkomsten van de dataverzameling. De beschrijvende statistiek bestaat uit de grootte van de steekproef (N), het gemiddelde, de standaarddeviatie, het minimum en het maximum en wordt weergeven in tabel 3.

Variabelen N Gemiddelde Standaarddeviatie Minimum Maximum

Afhankelijke

Leesbaarheid Flesch 99 33,625 5,74 18,011 49,167

Onafhankelijke

Financiële crisis 99 ,49 ,503 0 1

AEX of AMX 99 ,51 ,503 0 1

ROA* 99 ,0274 ,072 -,24 ,30

Market-to-book ratio* 99 1,589 1,346 -2,707 5,904

Leeftijd onderneming* 99 6,107 3,13 1 15,506

Controle

Ondernemingsgrootte* 99 21,831 1,877 15,894 26,575

* Deze variabelen zijn gewinsorized, de waarden groter dan drie keer de standaarddeviatie boven en onder het gemiddelde zijn gelijkgesteld aan het gemiddelde plus of min drie keer de standaarddeviatie.

Tabel 3 Beschrijvende statistiek

De gemiddelde score voor de leesbaarheid, op basis van de Flesch Reading Ease formule, bedraagt 33,625. De gemiddelde leesbaarheid van de jaarverslagen is dus moeilijk (zie tabel 1). De verschillen in leesbaarheid zijn niet extreem groot. Het moeilijkst leesbare jaarverslag heeft een score van 18,011, terwijl het makkelijkst leesbare jaarverslag een score heeft van 49,167. Om een beter beeld te krijgen van de leesbaarheid wordt in tabel 4 de leesbaarheid van de verschillende onderzochte onderdelen uiteengezet.

Leesbaarheid N Gemiddelde Standaarddeviatie Minimum Maximum

Voorwoord bestuurder 94 38,289 9,237 15,713 57,723

Directieverslag 99 32,065 8,015 11,003 53,210

Verslag RvC 98 30,926 8,601 12,423 55,973

Tabel 4 Leesbaarheid per onderdeel

Voorgaande tabel laat zien dat het voorwoord van de bestuurder het makkelijkst leesbaar is, met een

gemiddelde score van 38,289. Het verslag van de raad van commissarissen (RvC) is het moeilijkst

leesbaar met een gemiddelde score van 30,926. Tabel 4 maakt een goede vergelijking tussen de

verschillende onderzochte onderdelen van het jaarverslag mogelijk en geeft inzicht in de bepaling van

de gemiddelde leesbaarheid van het totale jaarverslag.

(22)

Aangezien de invloed van de financiële crisis en de verschillen tussen de AEX-fondsen en AMX- fondsen aan de hand van een dummyvariabele is gemeten, ligt de beschrijvende statistiek in lijn met de verwachting. De ROA heeft een gemiddelde uitkomst van ,0274. Dit betekent dat gemiddeld het netto inkomen 2,74% uitmaakt van de gemiddelde totale activa. De minimale ROA bedraagt -24% en komt voort uit de periode tijdens de crisis. De maximale ROA bedraagt 30% en komt voort uit de periode na de crisis.

De market-to-book ratio heeft een gemiddelde score van 1,589. Dit betekent dat gemiddeld de marktwaarde groter is dan de boekwaarde van de onderzochte ondernemingen. De minimale market- to-book ratio bedraagt -2,707 en komt voort uit de periode tijdens de crisis. De maximale market-to- book ratio bedraagt 5,904 en komt voort uit de periode na de crisis. De √ van de gemiddelde leeftijd van de onderzochte ondernemingen bedraagt 6,107. Omgerekend komt dit neer op een leeftijd van ongeveer 38 jaar. De meest volwassen onderneming heeft een √ van de leeftijd van 15,506 jaar, terwijl de jongste onderneming een √ van de leeftijd heeft van 1 jaar. De variatie in deze variabele is zoals verwacht zeer groot.

Het gemiddeld natuurlijk logaritme van de omzet bedraagt 21,831. Omgerekend komt dit neer op een omzet van ongeveer €32 miljard. De variantie in deze variabele wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de omzetverschillen tussen AEX-fondsen en AMX-fondsen. De minimale uitkomst (15,894) is dan ook van een AMX-fonds en de hoogste uitkomst (26,575) van een AEX-fonds.

4.2 Correlatiematrix

Om een beeld te krijgen van de invloed van de onafhankelijke variabelen op de leesbaarheid (afhankelijke variabele), wordt de Pearson correlatiecoëfficiënt test uitgevoerd. De uitkomsten van deze test liggen altijd tussen de -1 en 1. Een correlatie van -1 geeft een perfect negatieve correlatie weer. Indien sprake is van een correlatie van 0 correleren de variabelen niet met elkaar. Een correlatie van 1 geeft een perfect positieve correlatie weer.

Aan de hand van de Pearson correlatiecoëfficiënt is getest of sprake is van multicollineariteit. Hiermee wordt bedoeld dat een te hoge correlatie tussen de afzonderlijke onafhankelijke variabelen de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten verminderd. Blumberg, Cooper en Schindler (2008) stellen dat als de correlatie tussen de onafhankelijke variabelen kleiner is dan -0,8 of groter is dan 0,8 sprake is van multicollineariteit. De correlatiematrix voor dit onderzoek is weergegeven in tabel 5.

Variabele 1 2 3 4 5 6 7

1. Leesbaarheid Flesch 1

2. Financiële crisis -,067 1

3. AEX of AMX ,048 ,010 1

4. ROA ,173 ,057 -,114 1

5. Market-to-book ratio -0,65 ,169 -,153 ,281** 1

6. Leeftijd onderneming ,256* ,019 -,004 ,115 ,189 1

7. Ondernemingsgrootte ,062 -,004 -,571** ,196 ,003 ,170 1

**, * Coëfficiënt is significant op respectievelijk 0,01 niveau en 0,05 niveau (tweezijdig) Tabel 5 correlatiematrix

Uit de correlatiematrix blijkt dat geen sprake is van multicollineariteit tussen de onafhankelijke

variabele. Een aantal van de onderzochte variabelen hebben een significante relatie met elkaar, maar

deze relatie is niet zo sterk dat gesproken kan worden van multicollineariteit. De grootste significante

correlatie bevindt zich tussen de ondernemingsgrootte en of de onderneming aan de AEX of AMX is

genoteerd (r= -,571, p<,01). Deze hoge correlatie kan worden verklaard doordat de AMX-fondsen een

lagere omzet hebben dan de AEX-fondsen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In verband met het bovenstaande werd een oriënterend onderzoek verricht (38) met het antibioticum Pimaricine, dat ons ter beschikking werd gesteld door de Koninklijke

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

geënquêteerde boeren was 97% zoon van een boer of tuinder en bij de tuinders 92;o. Van deze laatste groep was bovendien nog 5% zoon van nan land- of tuinbou arbeider.. Dit

De gebruikers, de aanbieders en de verzekeraars vormen daarbij het zo- genaamde middenveld. Het EVA Zorg en Welzijn wordt aangestuurd door een eigen raad van bestuur. De actoren

De voor onderzoek aanbevolen doseringen bedragen bij toepassing vóór de op- komst van peen 9 à, 12 kg geformuleerd produkt per hectare en bij aanwending over het gewas 6 à 9 kg«

Neerslag - Afvoer tegen maand bij verschillende kanspercentages t Deze serie omvat 6 figuren, namelijk voor elke tijdvaklengte één.. Neerslag - Afvoer tegen tijdvaklengte

In het Burgerlijk Wetboek 2 artikel 101 is voorgeschreven dat een naamloze vennootschap waarvan de effecten zijn toegelaten op een Europees gereglementeerde markt uiterlijk 4

Op basis van deze aannames kan geen goede voorspelling worden gedaan over het verschil in de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van AEX- en AMX fondsen tijdens en na