• No results found

Gezondheidsbevordering op de werkplek: de effecten van interventies gericht op leefstijlfactoren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gezondheidsbevordering op de werkplek: de effecten van interventies gericht op leefstijlfactoren"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gezondheidsbevordering op de werkplek:

de effecten van interventies gericht op

leefstijlfactoren

Een systematische beoordeling van effectstudies

Auteur: Debora Boneschansker

(2)

Gezondheidsbevordering op de werkplek:

de effecten van interventies gericht op

leefstijlfactoren

Een systematische beoordeling van effectstudies

Auteur: Debora Boneschansker

Afstudeeronderzoek Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde

Master of Science Human Resource Management Groningen, oktober 2006

Begeleiding Rijksuniversiteit Groningen: Drs. J. van Polen

(3)

VOORWOORD

Voor u ligt het resultaat van frustraties, doorzettingsvermogen en computeruren. Uiteindelijk heeft dit resultaat geleid tot enthousiasme en trots. Kortom: voor u ligt mijn scriptie.

Deze scriptie is geschreven in het kader van een afstudeeropdracht ter afsluiting van de studie Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Tijdens het bedenken van een onderwerp voor deze scriptie heb ik vooral gekeken naar een onderwerp dat mij persoonlijk aanspreekt en tevens relevant is voor de afstudeerrichting Human Resource Management. Het zoeken in de bibliotheek, gesprekken met deskundigen en gesprekken met vrienden, hebben me uiteindelijk op het spoor van Gezondheidsbevordering op de Werkplek (GBW) gezet. Een nadere verkenning van het onderwerp, GBW, zorgde voor verder enthousiasme. Dit enthousiasme heeft ten slotte geresulteerd in deze scriptie.

Het schrijven van deze scriptie heeft de aandacht, maar vooral ook de steun gehad van familie en vrienden. Deze scriptie heb ik niet kunnen schrijven zonder hulp van anderen. De eigenschappen die hiervoor nodig zijn heb ik van huis uit meegekregen: hard werken, een groot doorzettingsvermogen, altijd proberen met beide benen op de grond te blijven staan en ‘kop der veur’. Daarom wil ik allereerst mijn ouders bedanken. Ook wil ik graag mijn dank uitspreken aan mijn begeleider, J. van Polen. Hij heeft me voorzien van feedback en

vertrouwen. Als laatste wil ik een aantal vriendinnen noemen voor hun geheel eigen bijdrage en steun: Marieke, Tilja en Willemien.

(4)

MANAGEMENTSAMENVATTING

De doelstelling van deze scriptie is:

‘Het onderzoeken van zowel de effecten van interventies gericht op leefstijlfactoren in het kader van gezondheidsbevordering op de werkplek als de methodologische kwaliteit van de effectstudies.’ Het uiteindelijke doel is om conclusies en aanbevelingen te geven aan zowel

de praktijk als de wetenschap. In een literatuurstudie, waaruit 21 effectstudies naar voren zijn gekomen betreffende interventies gericht op leefstijlfactoren op de werkplek, is een analyse gemaakt van zowel de effecten als de methodologische kwaliteit. De effectstudies hebben alle een gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeksopzet. De effectstudies zijn echter methodologisch divers opgebouwd. In dit onderzoek zijn gezondheidsgerelateerde en werkgerelateerde uitkomstmaten onderzocht. Over drie leefstijlfactoren, namelijk voeding, bewegen en roken, zijn effectstudies gerapporteerd.

Op het gebied van voeding is maar een tweetal effectstudies naar voren gekomen. Op basis van dit beperkte aantal effectstudies kan vooralsnog geen conclusie getrokken worden over het effect en de methodologische kwaliteit van een interventie gericht op de leefstijlfactor voeding. Van de interventies op de werkplek die gezondheidsbevordering als doel hebben, is het merendeel gericht op het bevorderen van bewegen en roken. In de effectstudies zijn voornamelijk gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten onderzocht. Op grond van de

uitgevoerde analyse kan geconcludeerd worden dat interventies gericht op één leefstijlfactor (monocomponentiële interventies), over het algemeen effectiever zijn dan interventies gericht op meerdere leefstijlfactoren (multicomponentiële interventies).

Uit de resultaten komt ook naar voren dat juist een integrale benadering, gericht op

(5)
(6)

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ... 6 1.1 Aanleiding... 6 1.2 Probleemstelling ... 9 1.3 Conceptueel model... 9 2. METHODE ...11 2.1 Onderzoeksaanpak...11 2.2 Methode literatuuronderzoek ...11

2.3 Methode van analyseverwerking...12

3. RESULTATEN EFFECTSTUDIES VAN GBW-INTERVENTIES ...13

3.1 Resultaten literatuuronderzoek ...13

3.2 Resultaten van de effectstudies vanuit een praktijkgerichte invalshoek ...23

3.3 Resultaten van de effectstudies vanuit een methodologische invalshoek ...28

4. CONCLUSIE, AANBEVELINGEN EN DISCUSSIE...31

4.1 Praktijkgerichte conclusie ...31

4.1.1 Conclusie van interventies gericht op de leefstijlfactor voeding ...32

4.1.2 Conclusie van interventies gericht op de leefstijlfactor bewegen ...32

4.1.3 Conclusie van interventies gericht op de leefstijlfactor roken ...33

4.2 Methodologische conclusie...33

4.3 Aanbevelingen voor de praktijk ...34

4.4 Aanbevelingen voor de methodologie van onderzoek...34

4.5 Discussie ...35

(7)

1. INLEIDING

1.1 Aanleiding

In recente publicaties op het gebied van arbeids- en organisatiepsychologie en aanverwante wetenschappen wordt er met regelmaat geschreven over ‘Workplace Health Promotion’ (WHP). Een term die in Nederland letterlijk wordt vertaald met Gezondheidsbevordering op de Werkplek (GBW). GBW wordt gedefinieerd als:

‘een proces waarin stapsgewijs wordt gewerkt aan het beïnvloeden van de leefstijl en het creëren van een gezonde en veilige werkomgeving voor werknemers’ (Baart et al., 2002).

GBW richt zich op die activiteiten die gericht zijn op het beïnvloeden van gedrag op het terrein van primaire preventie op de werkplek. Primaire preventie houdt in dat de preventie zich richt op het voorkómen van ziekte, en risicofactoren voor het gezonde bestaan reduceert (Damoiseaux et al.,1998). De doelstelling van GBW is het bevorderen van de gezondheid van werknemers. Gezondheidsbevordering op de werkplek is niet een nieuw fenomeen. In de Verenigde Staten is in de jaren zeventig de trend gezet op het terrein van GBW. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft deze ontwikkeling ondersteund en stelt dat goed onderbouwde GBW-interventies voordelen opleveren voor werkgevers en werknemers, vanuit zowel persoonlijk als economisch perspectief (Baart et al., 2002). 30% van de Nederlandse bedrijven heeft zich in 2002 bezig gehouden met het bevorderen van de gezondheid van hun werknemers op de werkplek (NIPO- enquête in: Baart et al., 2002). In 1996 hield nog maar 8% van de bedrijven zich bewust bezig met de gezondheid van hun werknemers. In 2004 bleek dat ruim 75% van de grote bedrijven maatregelen heeft genomen om een gezonde leefwijze van werknemers te bevorderen (Van der Kemp & Engelen, 2004). Volgens de NIPO-enquête (2002) wordt geschat dat momenteel 35% van de werkgevers aan gezondheidsbevordering op de werkplek doet. Dit betekent meer aandacht voor het bevorderen van de gezondheid via de werkomgeving, door bijvoorbeeld het stimuleren van gezonde voeding, meer bewegen en sporten en stoppen met roken. Concrete gezondheidsbevorderende interventies zijn bijvoorbeeld het stimuleren van gezonde voeding in de bedrijfskantine, bedrijfsfitness, het stimuleren van een fietsenplan, het instellen van een rook- en alcoholbeleid en het ontwikkelen van antistress-programma’s (Baart et al., 2002).

(8)

Europa en dat de levensverwachting minder snel toeneemt bij mannen. De belangrijkste oorzaak van de stagnerende gezondheid is volgens het rapport VTV (2002) ongezond gedrag. Bij het bevorderen van gezond gedrag spelen leefstijlgedragingen een belangrijke rol. Het rapport VTV van 2002 concludeert dat er nog aanzienlijke gezondheidswinst kan worden behaald door interventies op leefstijlfactoren. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (in: Proper et al., 2002) schat dat ongeveer 50% van de gezondheidsproblemen gerelateerd is aan leefstijl. Veel ziekte kan dan ook aanzienlijk worden beperkt als mensen

leefstijlgedragingen verbeteren op het gebied van bijvoorbeeld voeding, bewegen, roken, stress en alcohol. Deze leefstijlgedragingen hebben zowel directe als indirecte gevolgen voor de gezondheid. Leefstijlfactoren behoren naast allerlei omgevingsfactoren en arbeidsomstandigheden zoals veiligheid, relationele aspecten en de organisatie van de werkplek tot de belangrijkste bepalende factoren voor ziekteverzuim en

arbeidsongeschiktheid (Walburg et al., 2001). De effecten als gevolg van het bevorderen van de leefstijl kunnen worden verdeeld in gezondheidsgerelateerde en werkgerelateerde

effecten. Onder gezondheidsgerelateerde effecten worden zowel biologische (zoals bloeddruk, cholesterolgehalte en lichaamsgewicht) als subjectieve maten (zoals ervaren gezondheid en kwaliteit van leven) verstaan. Onder werkgerelateerde effecten vallen bijvoorbeeld ziekteverzuim, productiviteit, werktevredenheid en stress (Proper et al., 2005).

Ook door de vergrijzing op de werkvloer wordt gezondheidsbevordering belangrijker. Mensen moeten tot op hogere leeftijd doorwerken en er wordt een groter beroep gedaan op hun flexibiliteit. Dit is alleen mogelijk als er sprake is van een goede gezondheid en een gezonde werkomgeving (MiBler & Theuringer,2003).

(9)

productieverliezen (Baart et al, 2002). Werknemers die ongezonder zijn of die een ongezondere leefstijl hebben, leveren werkgevers kosten op. Zo wordt geschat dat overgewicht 10% van het verlies aan productiviteit door ziekteverzuim veroorzaakt

(Visscher, 2000). Het risico op arbeidsongeschiktheid is bij mensen met overgewicht 1,5 tot 2 keer hoger dan bij mensen zonder overgewicht (Visscher & Seidell, 2001). Verder blijkt dat sportende werknemers minder vaak, maar vooral korter verzuimen dan hun niet-sportende collega’s. Dit geldt vooral voor de werknemers die zittend werk doen (Van den Heuvel et al., 2003).

Bovendien is er in de samenleving steeds meer het besef dat meerdere actoren een rol hebben in het bevorderen van gezondheid. Het advies van de Raad voor Gezondheid (RvG, 2002) heeft het standpunt dat burgers in de eerste plaats zelf (individueel) verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid, en dat de overheid vanuit haar publieke verantwoordelijkheid en grondwettelijke taak voor de volksgezondheid gezond gedrag van burgers moet bevorderen. Andere partijen, zoals werkgevers, hebben volgens de RvG (2002) vanuit hun

maatschappelijke verantwoordelijkheid de taak gezond gedrag te bevorderen. Maatregelen moeten dus volgens het advies van de RvG (2002) niet alleen gericht zijn op individuele gedragsverandering van de burger, maar ook op de mogelijkheden die anderen, bijvoorbeeld de werkgever, hebben om omgevingsfactoren te beïnvloeden. Maatschappelijke

verantwoordelijkheid van de werkgever hangt volgens Verweij (1998) samen met een bepaalde taak of rol waarbij een bepaalde ‘sphere of responsibility’ hoort. Werkgevers kunnen dus naast hun wettelijke Arbotaken, aangesproken worden op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het bevorderen van gezond gedrag op de werkplek.

Kortom, de gevolgen van de stagnerende gezondheid van de Nederlandse bevolking door onder andere ongezond gedrag, de vergrijzing en de hiermee gepaard gaande

werkgerelateerde ziekten, zijn aanleiding voor bedrijven om zich maatschappelijk

verantwoord op te stellen en steeds meer gezondheidsbevorderende maatregelen op de werkplek te gaan introduceren.

De winst van GBW is dat zowel de werknemer als de organisatie baat heeft bij GBW-interventies. GBW is daarmee een instrument waarmee de effecten van bedrijfsactiviteiten op de gezondheid gemanaged kunnen worden.

(10)

ook toe dat bedrijven steeds kritischer worden ten aanzien van de effecten van GBW-interventies. In bestaand onderzoek ontbreekt een overzicht waarin duidelijk wordt welke interventies tot bepaalde effecten leiden. Centraal in deze scriptie staan daarom de effecten van GBW-interventies. Er wordt getracht zoveel mogelijk GBW-studies op het gebied van leefstijlfactoren te analyseren wat betreft hun effecten en methodologische kwaliteit, om uiteindelijk conclusies en aanbevelingen te geven.

1.2 Probleemstelling

De doelstelling is:

‘Het onderzoekenvan zowel de effecten van interventies gericht op leefstijlfactoren in het kader van gezondheidsbevordering op de werkplek als de methodologische kwaliteit van de effectstudies.’ Het uiteindelijke doel is om conclusies en aanbevelingen te geven aan zowel

de praktijk als de wetenschap.

De vraagstelling die daaruit voortvloeit is:

‘Wat is het effect van interventies gericht op leefstijlfactoren in het kader van

gezondheidsbevordering op de werkplek en waaruit bestaat de methodologische kwaliteit van deze effectstudies?’

De volgende deelvragen worden behandeld:  Wat is gezondheidsbevordering?

 Wat is gezondheidsbevordering op de werkplek?  Wat is de relatie tussen leefstijlfactoren en werk?

 Welke interventies, gericht op gezondheidsbevordering op de werkplek, zijn er geïmplementeerd en met welke effecten?

 Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden gegeven over de effecten van interventies gericht op leefstijlfactoren in het kader van gezondheidsbevordering op de werkplek?

 Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden gegeven over de

methodologische kwaliteit van effectstudies gericht op leefstijlfactoren in het kader van gezondheidsbevordering op de werkplek?

1.3 Conceptueel model

(11)

Figuur 1.1: Conceptueel model van GBW in dit onderzoek

De interventies in de verschillende effectstudies richten zich op gezondheidsbevordering op de werkplek (setting) en op leefstijlfactoren. Het doel is het onderzoeken van zowel

gezondheids- en werkgerelateerde effecten als de methodologische kwaliteit van de effectstudies.

Interventie

Gezondheids-

bevordering Werkplek Leefstijl

(12)

2. METHODE

2.1 Onderzoeksaanpak

In het in deze scriptie beschreven onderzoek naar de effecten en de methodologische kwaliteit van interventies gericht op leefstijlfactoren in het kader van GBW is een aantal fasen te onderscheiden:

1. In eerste instantie is gezocht naar informatie over GBW. Er is gezocht naar zowel nationale als internationale literatuur. De resultaten van deze fase zijn terug te vinden in hoofdstuk 1.

2. De tweede fase bestaat uit een zoekproces naar effectstudies op het gebied van GBW gericht op leefstijlfactoren.

3. De derde fase betreft het selecteren van de effectstudies. Uit het brede scala van artikelen is met behulp van een aantal selectiecriteria een keuze gemaakt. 4. De vierde fase bestaat uit een analyse en weergave van de geselecteerde

effectstudies.

5. In de vijfde fase worden conclusies getrokken en aanbevelingen gegeven en worden de resultaten bediscussieerd.

2.2 Methode literatuuronderzoek

Voor de selectie van de literatuur is een aantal criteria opgesteld. Ten eerste is er

geselecteerd op het soort onderzoek. Er is gekozen voor effectstudies. Andere criteria zijn Nederlands- en Engelstalige publicaties die in de afgelopen vijftien jaar zijn gepubliceerd. Gezien de wetenschappelijke waarde van een interventiegroep met een controlegroep hebben effectstudies met een gerandomiseerde gecontroleerde opzet (RCT) de voorkeur.

Leefstijlinterventies kunnen, zoals in hoofdstuk 1 staat beschreven, effect hebben op zowel gezondheidsgerelateerde als op werkgerelateerde uitkomstmaten. Beide uitkomstmaten zijn meegenomen als inclusiecriteria in de selectiecriterialijst. Primaire preventie is als criterium meegenomen, omdat, zoals uit hoofdstuk twee blijkt, gezondheidsbevordering zich richt op primaire preventie. Zowel monocomponentiële, gericht op één leefstijlfactor, als

(13)

inclusiecriteria gesteld. Gehanteerde zoektermen betroffen zowel in het Nederlands als in het Engels: gezondheidsbevordering, werkplek, leefstijl, roken, fitness, voeding, bewegen, alcohol en effectiviteit. Ten slotte is de werkende bevolking als inclusiecriterium gesteld.

2.3 Methode van analyseverwerking

De geselecteerde artikelen zijn per leefstijlfactor weergegeven in hoofdstuk 3 ‘Resultaten effectstudies van GBW -interventies’. Vervolgens worden de artikelen vanuit een

(14)

3. RESULTATEN EFFECTSTUDIES VAN GBW-INTERVENTIES

3.1 Resultaten literatuuronderzoek

(15)

Tabel 1

Overzicht van gerandomiseerde effectstudies naar het effect van interventies gericht op leefstijlfactoren

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl voeding Nisbeth (2000), Denemarken Europa I: 5 maanden multicomponentieel (bewegen, roken) gericht op bereidheid en de mogelijkheid om leefstijl te veranderen. Interventie is counseling over voeding (of roken/bewegen).15 min. gesprek en counseling na 5 maanden C: geen interventie N=154 R=85 (56%) I n= 56 C n=29 Maersk Data Administratief 1 jaar na interventie 1. gewicht (kg) 2. BMI (kg/m2) 3. cholesterol (mmol/l) 4. systolische bloeddruk (mmHg) 5. diastolische bloeddruk (mmHg)

1. afname van 0,2 kg in I t.o.v. toename van 1,4 kg in C (p<0,05) 2. afname van 0,06 kg/m2 in I t.o.v. toename van 0,42 kg/m2 in C (p<0,05)

3. toename van 0,14 mmol/l in I t.o.v. 0,38 in C (n.s)

4. toename van 1,6 mmHg in I t.o.v. 1,0 in C (n.s)

5. toename van 2,5 mmHg in I t.o.v. 2,1 in C (n.s) 1. ++ 2. ++ 3. 0 4. 0 5. 0 Pegus (2002), Zuid- West Amerika USA

I: multicomponentieel (voeding en bewegen) a.d.h.v. modules en email, flyers, posters et cetera

Wandelprogramma aangeboden. 2 bedrijven (CT). Duur 8 maanden C: geen interventie N=2114 R=633 (29,9%) I n=233 C n=410 Fabriek ¾ fabrieks-arbeiders en ¼ondersteun-end (staf, lijnmanage-ment) 1 jaar na interventie 1. werktevredenheid 2. ziekteverzuim 1. 20,3% verbetering in I t.o.v.22,8% in C (n.s.)

2. ziektedagen nul verschil ofwel vermindering met nul, (p<0,01) 67,2% t.o.v. 51,5% in C

1. - 2. ++

Leefstijl bewegen

Campbell (2002) Noord Carolina USA

I: 2x informatie met persoonlijk advies,

strategieën voor verandering gedrag en feedback over gedrag + sociale steun (6 maanden) C:,1x persoonlijke

(16)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl bewegen Eriksen (2002), Noorwegen Europa I 1: fitness groepsgewijs I2: I fitness + informatie over stress, coping en voeding + werkplekonderzoek

I 3: stressmanagement training, copingstrategieën + algemene informatie over gezondheid Duur 12 weken. C: geen interventie N=1588 R= 860 (54%) I 1 n=189 I 2 n=165 I 3: n=162 C: n=344 Postkantoren Administratief 1 jaar na interventie 1. subjectieve gezondheidsklachten (somatisch en psychologisch)

1. geen significante verschillen tussen groepen en over tijd; I 2 gaf de sterkste effecten

1. 0

Eriksen (2002), Noorwegen Europa

I 1: fitness groepsgewijs

I2:I fitness + informatie over stress, coping, voeding +

werkplekonderzoek

I 3: stressmanagement training, copingstrategieën + algemene informatie over gezondheid Duur 12 weken. C: geen interventie N=1588 R= 860 (54%) I 1 n=189 R=114 I 2 n=165 R=98 I 3 n=162 R=94 C n=344 Postkantoren Administratief 1 jaar na interventie 1. werkstress 2. ziekteverzuim

1. geen significante verschillen groepen en over tijd

2. geen significante verschillen groepen en over tijd

1. 0 2. 0

Grandjean (1996), Texas USA

I: bedrijfsfitness 3x per week gedurende 24 weken C: geen interventie N= 37 R= 100% I n=20 C n=17 Westing House Corporation Technici op de werkvloer 6 maanden na interventie 1. % lichaamsvet 2. cholesterol totaal 3. VO2max

1. daling bij I en C (p<0,01); I: van 27,6 naar 23,5, C: van 28,7 naar 26,6. Verschil tussen I en C niet significant

2. totaal cholesterol verlaagd bij I en C; bij I: van 201 naar 180, bij C: van 205 naar 185. Bij overige maten lichte positieve trend of geen effect 3. verbetering bij I (van 1,88 naar 2,16, p<0,01), bij C gelijk gebleven (van 1,87 naar 1,83)

(17)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl bewegen Grønningsæter (1992), Noorwegen Europa I 1: bedrijfsfitness (conditie), groepsgewijs, 3x per week gedurende 10 weken I2: stress management training even vaak en lang als I 1 C: geen interventie N= 193 R= 46% I 1 n=30 I 2 n=27 C n=31 Verzekerings maatschappij Administratie en verkoop- activiteiten. 10 weken na interventie 1. algemene gezondheidsklachten 2. bloeddruk 3. cholesterol 4. VO2max 5. attitude leefstijl

1. gedaald bij alle groepen behalve I 2. mannen. Daling sterkst bij I 1; verschillen tussen groepen niet significant

2. lichte daling bij I 1-vrouwen van 120 naar 116, anderen onveranderd of gestegen in bloeddruk

3. lichte daling bij alle vrouwen; geen significant verschil tussen groepen. I 1- en I 2-mannen lichte stijging in cholesterol, C gedaald

4. I 1 verbeterde significante t.o.v. I 2 en c (p<0,01); stijging I 1-mannen van 37,7 naar 40,8, I 1- vrouwen van 41,7 naar 44,2; C en I 2 gedaald 5. daling bij alle groepen, meer in C dan in I verschil niet significant

1. + 2. 0 3. 0 4. ++ 5. + Grønningsæter (1992), Noorwegen Europa I 1: bedrijfsfitness (conditie), groepsgewijs, 3x per week gedurende 10 weken I2: stress management training even vaak en lang als I 1 C: geen interventie N= 193 R= 46% I 1 n=30 I 2 n=27 C n=31 Verzekerings maatschappij Administratie en verkoop-activiteiten 10 weken na interventie 1. werktevredenheid 2. werkstress

1. tevredenheid nam significant meer af bij I 1 groep dan bij C (p< 0,01); ontevredenheid nam bij I1 toe met 8%; I 2 en C bleven vrijwel gelijk 2. geen significante effecten

(18)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl bewegen Gundewall (1998), Zweden Europa I: individueel fitnessprogramma, ca 6x per maand, gedurende 20 minuten, tijdens werktijd, specifiek gericht op rugspierkracht C: geen interventie N= data ontbreekt R= data ontbreekt n=69 na uitval: I n= 28 C n= 32 Ziekenhuis Verplegend personeel 13 maanden na interventie

1. rugklachten tijdens interventieperiode heeft 1 persoon uit de I -groep 28 dagen verzuimd voor rugklachten (p<0,01). In de C –groep waren dat 12 personen, met in totaal 155 dagen. In I -groep ook minder dagen met rugklachten (p<0,01)

1. ++

Harrell (1996), Noord Carolina USA

I: 4 lezingen, fitness 3x per week gedurende 9 weken, onder begeleiding (conditie en kracht) C: standaard trainingsprogramma N= data ontbreekt R= data ontbreekt n=1504 25 bedrijven Politie-academie Uitvoerend personeel 9 weken na interventie 1. % lichaamsvet 2. spierkracht (buik en armspieren) 3. lenigheid (benen) 4. VO2max

1. sterkere daling in I dan in C (p<0,01); I nam af met 5,6%, C 1,2% 2. buikspieren: toename in I met 26%, in C: 16%; significant verschil tussen groepen (p<0,01); armspieren: alleen significant bij groep zonder voorafgaand trainingsprogramma, voor die groep was kracht toegenomen bij I: 7,4%, en bij C: 4,8%

3. sterkere toename onder I (8,3%) dan bij C (7,4%) (p<0,01), niet significant na

controle op voorafgaande trainingsactiviteit

4. sterkere toename onder I (21,5%) dan bij C (13,4%) (p<0,01), niet significant na controle op voorafgaande trainingsactiviteit 1. ++ 2. ++ 3. + 4. + Kerr (1993), Zweden Europa I 1: bedrijfsfitness (conditie en kracht), individueel, regelmatig (gemiddeld 44x in 1e jaar) Duur 1 jaar

I2: fitness, maar onregelmatig (gemiddeld 23x in 1e jaar) C1: beweging buiten programma, minimaal 1x per week

C2: geen beweging N= data ontbreekt R= data ontbreekt I1 n=38 I2 n=38 C1 n=38 C2 n=38 Gezondheids-zorg Verplegend personeel 1 jaar na interventie 1. conditie (subjectief) 2. welbevinden (uitgeput, spanning)

1. p<0,01. Scores bij I 1 het hoogst; geen cijfers vermeld

2. C2 is meest uitgeput (scores I 1: 14,4, I2: 13,8, C1: 13,7, C 2: 15,7); geen significant verschil tussen groepen; spanning ook slechtst voor C 2 (I 1: 6,4, I2: 5,7, C 1: 6,6, C 2: 8,7); bijna significant verschil tussen groepen (p=0,06)

(19)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl bewegen Kerr (1993), Zweden Europa I 1: bedrijfsfitness (conditie en kracht), individueel, regelmatig (gemiddeld 44x in 1e jaar) Duur 1 jaar

I2: fitness, maar onregelmatig (gemiddeld 23x in 1e jaar) C1: beweging buiten programma, minimaal 1x per week

C2: geen beweging N= data ontbreekt R= data ontbreekt I1 n=38 I2 n=38 C1 n=38 C2 n=38 Gezondheids-zorg Verplegend personeel 1 jaar na interventie

1. ziekteverzuim 1. In de I -groepen een daling in verzuim (I 1: -41%, I 2: -28%), in de C -groepen een toename in verzuim (C 1: 11%, C 2: 481%) (p=0,01); effect werd vooral veroorzaakt door lang verzuim (>2 dagen); verschil tussen groepen bij kortdurend verzuim niet

significant

1.++

Nurminen (2002), Finland Europa

I: voorschrift voor oefeningen en adviezen over meer bewegen, bedrijfsfitness (conditie en kracht), 1x per week gedurende 8 maanden, groepsgewijs C: voorschrift voor oefeningen en adviezen over meer bewegen

N= data ontbreekt R= data ontbreekt I n=133 C n=127 Schoonmaak-branche Schoon-makers 15 maanden na interventie 1. werktevredenheid 2. ziekteverzuim

1. geen significante verschillen groepen en over tijd

2. geen significante verschillen groepen en over tijd 1 .0 2. 0 Perkiö- Mäkelä (2003), Finland Europa

I: fitness (conditie en kracht), groepsgewijs, 1-2 x per week gedurende 2,5 maand, ook oefeningen specifiek gericht op werk. Een deel van I kreeg ook algemeen advies + specifiek gericht op het werk + over voeding en coping C: geen interventie N= data ontbreekt R= data ontbreekt I n=62 C n=64 Boerderijen Boerinnen en boeren 3 en 6 jaar na interventie

1.functioneren op het werk 1. geen effect na 3 jaar en 6 jaar; gemiddeld voor I en C bij baseline 42; bij I en C na 3 en 6 jaar lager (40)

(20)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl bewegen Proper (2003), Nederland Europa I: persoonlijk advies (7 consultaties) over bewegen en voeding, gebaseerd op fase van gedragsverandering + schriftelijke informatie over leefstijlfactoren gedurende 9 maanden C: schriftelijke informatie over leefstijlfactoren N=600 R=299 (49,8%) I n=131 C n=168 Gemeente Kantoorwerk 9 maanden na interventie 1. % lichaamsvet 2. BMI 3. bloeddruk (diastolisch en systolisch) 4. cholesterol 5. conditie (submaximale hartslag na submaximale fietstest) 6. rugklachten 7. klachten arm, nek en schouders

1. daalde bij I (1,4%) significant meer dan bij C (0,6%) (p=0,015)

2. bleef vrijwel gelijk bij beide groepen

3. daalde bij I (diastolisch: -3,5 mmHG, systolisch: -4,1 mmHG) en bij C (diastolisch: -3,9 mmHG, systolisch: -5,2 mmHG), geen significante verschillen tussen I en C 4. daalde significant bij I, C bleef gelijk; effectgrootte: 0,18 mmol/l (p=0,04)

5. verbetering (daling) submaximale hartslag bij I (-2,24 slagen/minuut); verslechtering bij C (toename 2,47 slagen/minuut) ( p<0,01) 6. afname in symptomen bij I en C maar niet significant; % klachten bij I: van 50% naar 47%; bij C: van 49% naar 44%.

7. afname in symptomen bij I en C geen significant verschil tussen I en C; % klachten bij I: van 73% naar 55%, bij C: van 62% naar 56%

1. ++ 2. 0 3. 0 4. ++ 5. ++ 6. 0 7. + Proper (2004), Nederland Europa I: persoonlijk advies (7 consultaties) over bewegen en voeding, gebaseerd op fase van gedragsverandering + schriftelijke informatie over leefstijlfactoren gedurende 9 maanden C: schriftelijke informatie over leefstijlfactoren N=600 R= 49,8% I n=131 C n=168 Gemeente Kantoorwerk 9 maanden na interventie 1.verzuim 2. frequentie

1. gemiddelde verzuimduur nam in beide groepen toe, maar bij C meer dan bij I (I: van 17,2 naar 20,5 dagen; C: van 15,2 naar 27,6 dagen) (p>0,05);

2. verzuimfrequentie daalde licht bij I en C (p>0,05) (I: van 1,3 naar 1,0, C: van 1,3 naar 1,1)

(21)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl roken Dawley (1993), Zuid Louisiana USA

I: 5 wk monocomponentieel; wk 1-3: niet-roken/ roken

toegestane borden; ontmoedigingsbeleid rokers (buttons, humoristische anti-roken posters, bord bij ingang); weken 4,5: 6 groepsbijeenkomsten; stoppen-met-roken

C: alleen interventie weken 1-3

N=2685 R=3,6% I: 2 bedrijven n=75 C: 1 bedrijf n=22 Chemische fabrieken Fabriekswerk 4 maanden na interventie 1. % stoppers (zr) 2. prevalentie rokers 1. I: 54 % en 48 % vs C: 36 %; 2. de prevalentie rokers nam af met 3,9 in I en veranderde niet in C; p<0.05 1. + 2. ++ Glasgow (1993), Oregon USA I: 1 jr. monocomponentieel; Incentive programma; maandelijks 10-min. controlebijeenkomsten; geld als beloningssysteem; loterijen; buddysysteem; stopmethode naar eigen inzicht C: geen interventie I: 8 bedrijven n=474 C: 10 bedrijven n=623 Take Heart Project Kantoor en fabriek 12 en 24 maanden na interventie 1. % stoppers (12 mnd, zr) 2. % stoppers (24 mnd, zr) 3. % stoppers (12 mnd, bc) 4. % stoppers (24 mnd, bc) 1. I:12,9 % vs C:12,0 %; n.s. 2. I: 18,0 % vs C: 15,5 %; n.s 3. I: 10,8 % vs C: 11,6 %; n.s 4. I: 14,2 % vs C: 11,5 %; n.s 1.+ 2. + 3. – 4. + Glasgow (1995), Eugene USA I: 18 mnd multicomponentieel (voeding); coördinerende stuurgroep; aftrap evenement; stoppen-met-roken, wedstrijd; video over meeroken; ‘alstublieft niet roken’-borden; stoppen-met-roken box C: geen interventie N= data ontbreekt R= data ontbreekt I: 12 C: 12 bedrijven n=2791 Take Heart Project Kantoor en fabriek 0 maanden na interventie 1. % stoppers (zr) 2. prevalentie rokers 3. % rokers met stoppoging 4. fase van gedragsverandering m.b.t. roken (% vooruitgang) 5. cholesterol gehalte (mg/dl) 1. I: 25% vs C: 27%; n.s. 2. de prevalentie rokers nam met 3 af in I en met 3 af in C; n.s. 3. I: 66% vs C: 76%; n.s. 4. 48% van de rokers was vooruitgegaan m.b.t. de fase van gedragsverandering in I en 49% in C; n.s

5. het cholesterolgehalte nam met 0,81 af in I en met 0,39 in C; n.s. 1. – 2.0 3. – 4. 0 5. + Helyer (1998), Texas USA I: 8 weken monocomponentieel; 8-10 groepsbijeenkomsten; stressmanagement- en probleemoplossende technieken, discussies, voorlichting en sociale steun C: geen interventie N= data ontbreekt R= data ontbreekt I: n=45 C: n=59 Ministerie van Defensie Militairen en administratief 1 jaar na interventie 1. % stoppers (zr) 2. aantal sigaretten/dag (blijvend roker) 1. I: 26,7% vs C: 6,9 %; n.s 2. onder de blijvende rokers nam het aantal gerookte sigaretten per dag af met 15,6 in I en met 2,2 in C; n.s

(22)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl roken Jason (2000), Chigago USA I: 6 mnd monocomponentieel; groepsbijeenkomsten (sociale steun), prijzengeld en wedstrijd-elementen C: geen interventie N= data ontbreekt R= data ontbreekt I: 1 bedrijf n=53 C: 1 bedrijf n=42 Gemixed; management, dienstverlen-ing en fabriekswerk. 6 en 12 maanden na interventie 1a. % stoppers. na interventie (zr) 1b. 6 mnd na interventie 1c. 12 mnd na interventie % volhoudende stoppers 2a. 6 mnd na interventie 2b. 12 mnd na interventie % stoppers 1a. I: 49 % vs C: 9 %; p<0.05 1b. I: 42 % vs C: 13 %; p<0.05 1c. I: 36 % vs C: 16 %; p=0.05 2a. I: 34 % vs C: 5 %; p<0.05 2b. I: 21 % vs C: 5 %; p=0.05 1a. ++ 1b. ++ 1c.++ 2a. ++ 2b. ++ Jeffery (1993), Minneapolis USA I: 2 jr multicomponentieel (voeding) gericht op reduceren overgewicht en prevalentie rokers. Door groepsgewijze gezondheids-voorlichting; bonus/minus salaris regeling; wekelijkse sessies (vier rondes) C: geen interventie N= data ontbreekt R= data ontbreekt I: 16 Bedrijven C: 16 bedrijven n=270 Duns Marketing Service keten Kantoorwerk 0 maanden na interventie 1. prevalentie rokers 2. BMI (kg/m2)

1. de prevalentie rokers nam met 3,04 af in I en met 0,93 in C; p=0.03

2. de BMI nam met 0,02 af in I en toe met 0,08 in C; n.s. 1.++ 2.+ Lang (2000), Frankrijk Europa I: monocomponentieel; 5-10 min. advies arts; schriftelijke informatie; contract; stopdatum;

telefoongesprekken; follow-up bezoek aan arts. Duur 12 maanden

C: 5-10 min. advies arts; schriftelijke informatie N= data ontbreekt R= data ontbreekt I: 15 bedrijven n=690 C: 13 bedrijven n=579 Elektriciteit en Olie bedrijf Elektriciens 1 jaar na interventie 1. % =6 mnd-stopper a (zr) 2. % stoppers (zr) 3a. BMI (kg/m2) blijvende rokers uit I vs stoppers uit I 3b. BMI (kg/m2) blijvende rokers uit C vs stoppers uit C

1. I: 6,1% vs C: 4,6%; n.s. 2. I: 18,4% vs C: 13,5%; p=0.03 3a. de BMI nam met 0,8 toe bij de mensen uit de interventiegroep die bleven roken en met 1,7 toe bij de mensen die stopten met roken (n.s.)

3b. de BMI nam met 0,6 toe bij de mensen uit de interventiegroep die bleven roken en met 1,5 toe bij de mensen die stopten met roken (n.s.)

(23)

Auteur, jaartal en land

Inhoud en duur van de interventie. Beschrijving interventie- en controlegroep Populatie respons steekproef (I en C) Bedrijf en functie Nameting Gezondheids-gerelateerde of werkgerelateerde uitkomstmaten Resultaten Effect Leefstijl roken Sorensen (1998), Massachusetts I: 2 jr multicomponentieel (voeding); individuele gezondheidsvoorlichting; omgevingsbeleid t.a.v. veiligheid van de werkomgeving; onderdeel Working Well Trial. Duur: 2 jaar baseline 1997, einde 1999. C: samenvatting resultaat vragenlijst; nieuwsbrief; poster

N= data ontbreekt R= data ontbreekt I: 15 bedrijven C: 15 bedrijven n=2658 Fabrieken Arbeiders 0 maanden na interventie 1. % 6 mnd-stoppers (zr) 1. I: 15% vs C: 9%; n.s. 1.+ I interventiegroep C controlegroep n.s. niet significant

++ significante positieve verandering + niet significante positieve verandering 0 geen verandering

- niet significante negatieve verandering zr= zelfrapport

bc= biochemisch aan de hand van testen baseline= startdatum interventie final= einddatum interventie

(24)

3.2 Resultaten van de effectstudies vanuit een praktijkgerichte invalshoek

De tabellenreeks 3 tot en met 15 geeft de resultaten weer van de tabelmaten uit tabel 2.

Tabel 3

Werelddeel herkomst effectstudies uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Werelddeel Aantal effectstudies Percentage van totaal aantal effectstudies

Amerika 11 52,4%

Europa 10 47,6%

Totaal 21 100%

Uit tabel 3 blijkt dat van de 21 onderzoeken 52,4% uit Amerika afkomstig is, de overige (47,6%) onderzoeken komen uit Europa. De onderzoeken afkomstig uit Europa zijn voornamelijk gepubliceerd in Scandinavische landen.

Tabel 4

Leefstijlfactor t.o.v. totaal aantal effectstudies uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Leefstijlfactor Aantal effectstudies Percentage van totaal aantal effectstudies

Voeding 2 9,5%

Bewegen 11 52,4%

Roken 8 38,1%

Totaal 21 100%

In tabel 4 is af te lezen dat 11 onderzoeken (52,4%) zich richten op de leefstijlfactor

(25)

Tabel 5

Uitkomstmaten t.o.v. totaal aantal effectstudies uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Uitkomstmaten Aantal effectstudies Percentage van totaal aantal effectstudies

Werkgerelateerd 4 19,0%

Gezondheidsgerelateerd 14 66,7%

Gecombineerd 3 14,3%

Totaal 21 100%

In tabel 5 is af te lezen dat het merendeel van het onderzoek (66,7%) zich richt op

gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten. 19% van het onderzoek heeft werkgerelateerde uitkomstmaten gemeten en 14,3% heeft zowel werk- als gezondheidsgerelateerde effecten gemeten.

Tabel 6

Uitkomstmaten per leefstijlfactor

Leefstijlfactor/ Gezondheidsgerelateerd Werkgerelateerd

Uitkomstmaten

Voeding gewicht, BMI, cholesterol werktevredenheid en verzuim

Bewegen BMI, lenigheid, subjectieve werktevredenheid, verzuim

gezondheidsklachten, werktevredenheid,

%lichaamsvet, cholesterol functioneren op het werk

rugklachten, spierkracht, conditie, welbevinden, klachten aan arm, nek en schouders

Roken percentage stoppers, prevalentie

rokers, cholesterol, aantal sigaretten/dag

Tabel 6 geeft per interventie gericht op een bepaalde leefstijlfactor aan welke uitkomstmaten in het onderzoek zijn gemeten. Hierin is onderscheid gemaakt tussen werk- en

(26)

voedingsgerelateerde uitkomstmaten, zoals aantal stuks fruit, groente, vet en vezels. Daarom is ervoor gekozen om één gecontroleerd (Pegus, 2002), maar niet gerandomiseerd onderzoek met werkgerelateerde uitkomstmaten mee te nemen in de analyse.

De uitkomstmaten van de interventies die gericht zijn op de leefstijlfactor bewegen, zijn zowel gezondheidsgerelateerd als werkgerelateerd. Gezondheidsgerelateerde

uitkomstmaten zijn verdeeld in de volgende effectmaten: gewicht, bloeddruk, cholesterolgehalte, BMI, percentage lichaamsvet, conditie, welbevinden, lenigheid, algemene gezondheidsklachten, spierkracht, VO2max, en klachten aan arm, nek en schouder en rugklachten. Werkgerelateerde uitkomstmaten zijn verdeeld in

werktevredenheid, ziekteverzuim, werkstress en functioneren op het werk.

Interventies gericht op de leefstijlfactor roken hebben als uitkomstmaten gebruikt: het percentage stoppers, prevalentie rokers of het aantal gerookte sigaretten per dag. Ook zijn gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten meegenomen zoals: cholesterol en Body Mass Index (BMI). Werkgerelateerde uitkomstmaten zijn niet onderzocht in de gevonden onderzoeken. Het inclusiecriterium primaire preventie is moeilijk te hanteren bij de

leefstijlfactor roken, omdat leefstijlinterventies gericht op het voorkómen van roken (primaire preventie) over het algemeen alleen toegepast wordt bij jongeren. Omdat het onderzoek de werkplek betreft, is er gekeken naar onderzoeken die zich richten op het verminderen van of stoppen met roken op de werkplek.

Tabel 7

Inhoud interventie per leefstijlfactor

Leefstijlfactor Inhoud interventie

Voeding gedragsverandering door voorlichting, advies, een uitvoerend beweeg- of

voedingsprogramma, individueel of groepsgewijs aangeboden

Bewegen gedragsverandering door persoonlijk advies, informatieverstrekking,

bedrijfsfitness en beweegprogramma’s

Roken gedragsverandering door voorlichting, cursussen en therapie, individueel of

(27)

In tabel 7 is af te lezen waar de interventies per leefstijlfactor uit bestaan. De interventies worden soms op één gebied geïmplementeerd, maar ook integraal op meerdere

componenten tegelijkertijd. Ook zijn er verschillen in het niveau waarop de interventies worden geïmplementeerd, zowel individueel als groepsgewijs. De interventies gericht op de leefstijlfactor voeding bestaan uit voorlichting, advies en/of een uitvoerend beweeg- of voedingsprogramma. De interventies gericht op de leefstijlfactor bestaan voornamelijk uit persoonlijk advies, informatieverstrekking, bedrijfsfitness en/of beweegprogramma´s. De interventies gericht op de leefstijlfactor roken bestaan uit onder andere voorlichting,

cursussen en/of therapie. De interventies zijn er alle op gericht om een gedragsverandering te bewerkstelligen.

Tabel 8

Soort interventie t.o.v. totaal aantal effectstudies uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Soort interventie Aantal effectstudies Percentage van totaal aantal effectstudies

Monocomponentieel 12 57,1%

Multicomponentieel 9 42,9%

Totaal 21 100%

(28)

Tabel 9

Effecten van het onderzoek uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Effecten Aantal effecten Percentage van totaal aantal effectstudies

Significante positieve 22 33,3%

verandering

Niet significante positieve 19 28,8%

verandering

Geen verandering 19 28,8%

Niet significante negatieve 6 9,1%

verandering

Totaal 66 100%

In tabel 9 is af te lezen welke effecten zijn gevonden in het onderzoek. 33,3% (22 effecten) laat een significant positieve verandering zien. Zowel een niet-significant positieve

verandering als geen verandering wordt in 28,8% (19 effecten) van de totale effecten gevonden. Een niet significant negatieve verandering treedt op in 9,1% (6 effecten).

Tabel 10

Functiegroep in het onderzoek uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Functiegroepen Aantal effectstudies Percentage van totaal aantal effectstudies

Blue collar worker 11 52,4%

White collar worker 5 23,8%

Gecombineerd 5 23,8

(29)

Tabel 10 geeft een weergave van de soort functie, onderverdeeld in ‘blue collar’ en ‘white collar’. Hierin is te zien dat 52,4% van het onderzoek zich heeft gericht op blue collar

workers en 23,8% op white collar. Vijf onderzoeken (23,8%) richten zich op zowel blue collar als op white collar workers.

Tabel 11

Soort interventie uiteengezet tegen functiegroep

Interventie/Functiegroep ‘Blue collar’ ‘White collar’ Gecombineerd

Monocomponentieel 8 2 4

Multicomponentieel 0 4 3

Totaal 8 6 7

Tabel 11 geeft een overzicht van de soort interventie afgezet tegen de functie. In het onderzoek zijn bij blue collar workers alleen monocomponentiële interventies onderzocht, maar bij white collar workers zowel mono- als multicomponentiële interventies. Effectstudies waarin de functiegroepen gecombineerd zijn, hebben zowel monocomponentiële als

multicomponentiële interventies onderzocht.

3.3 Resultaten van de effectstudies vanuit een methodologische invalshoek

Alle effectstudies hebben hetzelfde type onderzoeksontwerp: een gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeksopzet. Er wordt dus een vergelijking gemaakt van de onderzoeksgroep met zowel zichzelf op een eerder tijdstip, als met anderen, de

zogenaamde controlegroep. De interventiegroep is wel blootgesteld aan interventie, de controlegroep echter niet.

(30)

In de verschillende effectstudies is er een groot onderscheid in de grootte van de populatie en het responspercentage. Ook worden het responspercentage en de populatie niet altijd weergegeven.

In tabel 12 is de duur van de interventie weergegeven. Van de 21 effectstudies is de duur van de interventie bij meer dan de helft van de effectstudies gelijk of korter dan 6 maanden.

Tabel 12

Duur van de interventie uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Duur interventie Aantal effectstudies Percentage van totaal aantal effectstudies

(31)

Tabel 13

Nameting van de interventie uitgedrukt in absolute aantallen en in percentages van het aantal effectstudies

Nameting interventie Aantal effectstudies Percentage van totaal aantal effectstudies

9 weken 1 4,8% 10 weken 1 4,8% 3 maanden 3 14,3% 4 maanden 1 4,8% 6 maanden 1 4,8% 9 maanden 2 9,5% 12 maanden 6 28,6% 13 maanden 1 4,8% 15 maanden 1 4,8% 6 en 12 maanden 1 4,8% 18 maanden 1 4,8% 12 en 24 maanden 1 4,8% 3 en 6 jaar 1 4,8% Totaal 21 100%

(32)

4. CONCLUSIE, AANBEVELINGEN EN DISCUSSIE

Het doel van de scriptie was: ‘Het onderzoeken van zowel de effecten van interventies gericht op leefstijlfactoren in het kader van gezondheidsbevordering op de werkplek als de methodologische kwaliteit van de effectstudies.’ Het uiteindelijke doel was om conclusies en

aanbevelingen te geven aan zowel de praktijk als de wetenschap.

In een literatuurstudie, waaruit 21 effectstudies naar voren zijn gekomen betreffende

interventies gericht op leefstijlfactoren op de werkplek, is een analyse gemaakt van zowel de effecten als de methodologische kwaliteit. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven.

4.1 Praktijkgerichte conclusie

Op grond van de uitgevoerde analyse kan men concluderen dat de effectstudies vooral gericht zijn op gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten. Ook richten de effectstudies zich voornamelijk op monocomponentiële interventies. De effecten van monocomponentiële interventies zijn over het algemeen effectiever dan multicomponentiële interventies. Ook is uit de resultaten naar voren gekomen dat juist een integrale benadering leidt tot positievere effecten. Een integrale benadering houdt in dat bij het invoeren van de interventie aan verschillende componenten aandacht wordt besteed. De interventies gericht op bewegen en roken hebben over het algemeen aangetoond effect te hebben op het gedrag (meer

bewegen, minder roken). Deze interventies zijn echter op gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten (gewicht, bloeddruk, conditie et cetera) beperkt effectief gebleken en voor werkgerelateerde uitkomstmaten is nog niet voldoende aangetoond dat zij effectief zijn. De resultaten voor GBW-interventies zijn veelbelovend, omdat het merendeel van de resultaten significant positieve effecten (33,3%) of een positieve trend (28,8%) op leefstijlfactoren ondersteunen.

Overwegend is dus een positief beeld weergegeven van interventies gericht op

leefstijlfactoren, en is er geen gebrek aan argumenten om te investeren in GBW. De meeste effectstudies (52,4%) zijn gericht op ‘blue collar’-functies. Ongeveer ¼ van alle effectstudies richt zich op beide functiegroepen in de interventie. Het type functiegroep is in de

(33)

Hieronder wordt per leefstijlfactor een praktijkgerichte conclusie weergegeven, vervolgens volgt een methodologische conclusie van de effectstudies.

4.1.1 Conclusie van interventies gericht op de leefstijlfactor voeding

Interventies gericht op de leefstijlfactor voeding met werk- en/of gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten zijn beperkt in het onderzoek gevonden. Interventies gericht op een gezonde voeding in combinatie met het stimuleren van lichaamsbeweging hebben een gunstig effect op het lichaamsgewicht. Het effect op de bloeddruk is echter onduidelijk en bewijs voor een gunstig effect op het cholesterolgehalte ontbreekt. Er is één onderzoek gevonden met werkgerelateerde uitkomstmaten. In dit onderzoek heeft de multicomponentiële interventie echter geen effect op werktevredenheid aangetoond, maar wel een positief effect op ziekteverzuim. Gezien het beperkte aantal onderzoeken dat de effectiviteit op zowel werk- als gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten heeft onderzocht, kan hier vooralsnog geen conclusie getrokken worden. Onderzoek naar het effect van interventies gericht op de leefstijlfactor voeding is dan ook gewenst.

4.1.2 Conclusie van interventies gericht op de leefstijlfactor bewegen

Het merendeel van de studies in het onderzoek richt zich op de leefstijlfactor bewegen. Hierin zijn zowel werk- als gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten meegenomen. In drie effectstudies zijn beide uitkomstmaten tegelijkertijd onderzocht. Interventies ter stimulering van bewegen zijn over het algemeen effectief en leiden tot een toename van de lichamelijke activiteit. Interventies ter stimulering van bewegen hebben een gunstig effect op het

percentage lichaamsvet, de conditie, de spierkracht en de lenigheid. Maar

beweeginterventieszijn niet effectief gebleken op BMI, bloeddruk en cholesterolgehalte. Fitnessprogramma’s waarin gericht en gerelateerd aan het soort werk aandacht wordt besteed aan het bewegingsapparaat, zijn effectief gebleken op klachten aan het

bewegingsapparaat. De effectstudies met werkgerelateerde uitkomstmaten resulteren echter niet in significant positieve effecten. Interventies gericht op de leefstijlfactor bewegen

(34)

4.1.3 Conclusie van interventies gericht op de leefstijlfactor roken

In geen van de op roken gerichte studies werd het effect onderzocht op werkgerelateerde uitkomstmaten. Daarom kan geen uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van rookinterventies op werkgerelateerde uitkomstmaten zoals ziekteverzuim, productiviteit, werktevredenheid en werkstress. Alleen gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten en uitkomstmaten zoals het percentage stoppers, prevalentie rokers of het aantal gerookte sigaretten per dag zijn onderzocht. Met betrekking tot het verminderen en de prevalentie van rookgedrag laat het merendeel van de interventies op de werkplek een significant positief effect of een positieve trend in het rookgedrag zien. Daarbij zijn interventies die uitsluitend gericht zijn op het veranderen van rookgedrag over het algemeen meer effectief dan interventies die zich naast roken ook op andere leefstijlthema’s richten. Tevens zijn interventies die gebruik maken van groepsbijeenkomsten effectiever. Met betrekking tot gezondheidsgerelateerde uitkomstmaten, zoals het cholesterolgehalte en de BMI, kunnen vanwege het beperkte aantal en de gemengde resultaten geen eenduidige conclusies worden getrokken over de effectiviteit. Interventies gericht op roken geven positievere resultaten wanneer de interventie zich richt op cursussen, therapie en voorlichting.

Opvallend aan de inhoud van de interventies gericht op de leefstijlfactor roken is het voeren van een incentivebeleid. Een incentive, ook wel korte actiestimulator, is erop gericht een bepaald gesteld doel te realiseren door werknemers sterk te prikkelen en aan te zetten tot actie. Het incentivebeleid is in de onderzochte studies gebaseerd op een financiële bonus-malusregeling.

4.2 Methodologische conclusie

De effectstudies hebben alle een gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeksopzet. Op deze manier voldoen de effectstudies volgens Kok (1992) aan de criteria van goed effectiviteitsonderzoek. De effectstudies zijn echter divers in de methodologie opgebouwd wat betreft interventieduur, nameting, meetinstrumenten, uitkomstmaten, respons,

steekproefgrootte en grootte van het bedrijf. Hierdoor is het moeilijk om de uitkomsten te generaliseren.

De duur van de interventie is van belang gebleken bij interventies gericht op de leefstijlfactor bewegen, maar alleen voor werkgerelateerde uitkomstmaten. Een langere interventieduur leidt tot positievere effecten. Voor de leefstijlfactoren voeding en roken zijn geen opvallende verschillen gevonden in de effecten bij een verschillende interventieduur.

(35)

op de leefstijlfactor voeding hebben een nameting van 1 jaar. Hierdoor kan er geen conclusie worden getrokken over de tijdsduur, omdat beide interventies dezelfde tijdsduur hanteren voor de nameting. Interventies gericht op de leefstijlfactor bewegen zijn ook divers in tijd uitgevoerd, maar er zijn geen consistente resultaten gevonden in relatie tot de

effectiviteit van de interventies. Bij zowel een korte als een langere tijdsduur zijn zowel significant positieve veranderingen, niet significante positieve verandering als geen verandering aangetoond. Ook voor de leefstijlfactor roken zijn diverse veranderingen aangetoond in de effecten met een verschillende tijdsduur van de nameting.

4.3 Aanbevelingen voor de praktijk

Op basis van bovenstaande conclusies kunnen aanbevelingen worden geformuleerd voor interventies gericht op leefstijlfactoren op de werkplek. Uit de effectstudies is gebleken dat interventies die uitsluitend gericht zijn op het veranderen van één leefstijlfactor

(monocomponentieel) effectiever blijken te zijn dan interventies die zich op meerdere leefstijlthema’s richten (multicomponentieel). Ook is naar voren gekomen dat een integrale benadering tot positievere effecten leidt. Het is dan ook aan te bevelen om

monocomponentiële interventies vanuit een integrale benadering te implementeren. Een andere aanbeveling is om bij interventies gericht op de leefstijlfactor roken gebruik te maken van groepsbijeenkomsten. Op deze manier kunnen werknemers sociale steun van collega’s krijgen en daardoor meer gemotiveerd zijn, en ook blijven, om een gedragsverandering met succes te doorlopen (Damoiseaux, 1993). Op het individu gerichte interventies met een hoge frequentie blijken juiste effectiever bij beweeginterventies. Het is van belang dat er meer effectstudies in de praktijk worden uitgevoerd op het gebied van de leefstijlfactor voeding om een duidelijker beeld te krijgen van de effecten.

4.4 Aanbevelingen voor de methodologie van onderzoek

(36)

methodologische criteria worden opgesteld. Op deze manier kunnen effectstudies beter worden vergeleken met elkaar en kunnen uitkomsten worden gegeneraliseerd.

Gezien het belang van behoud van gedrag is het aan te bevelen gebruik te maken van een langdurige follow-up periode. Op dit moment heeft 70% van de effectstudies een nameting van 12 maanden of korter. Een langetermijnmeting is juist bij interventies gericht op

leefstijlfactoren om meerdere redenen van groot belang. Ten eerste duurt het even voordat veranderingen in gedrag plaatsvinden. Ten tweede is het van belang dat er een

aanhoudende gedragsveranderingfase plaatsvindt om gedragsbehoud te realiseren en terugval te voorkomen (Kasl & Serxner, 1992). Daarom is het belangrijk dat nametingen bij interventies gericht op leefstijlfactoren over een lange termijn gaan plaatsvinden. Om dezelfde redenen is het ook van belang dat de duur van de interventie een tijd in beslag neemt die het mogelijk maakt om gedragsverandering te realiseren. Om inzicht te krijgen in het moment waarop een terugval in gedrag optreedt, is het aan te bevelen tijdens de follow-up periode gebruik te maken van meerdere meetmomenten. Daarnaast kan de

methodologische kwaliteit worden verhoogd door gebruik te maken van grotere steekproeven. Specifiek is er behoefte aan onderzoek dat meer gericht is op werkgerelateerde uitkomstmaten.

4.5 Discussie

De beantwoording van de centrale vraagstelling van dit onderzoek blijkt om verschillende redenen niet zo eenvoudig te zijn. De effectstudies zijn soms zeer divers wat betreft interventie en methodologische opzet, waardoor het moeilijk is om effecten te kunnen generaliseren. Tevens zijn in het onderzoek effectstudies meegenomen uit zowel Europa als Amerika. Voor vervolgonderzoek is het belangrijk dat hierin bij de analyse een onderscheid wordt gemaakt. In de verschillende werelddelen zijn immers verschillende culturen, en op deze manier kan men specifiek per werelddeel of land onderzoeken welke interventies effectief zijn. In het onderzoek zijn alleen onderzoeken met een gerandomiseerde gecontroleerde opzet meegenomen. Hierdoor heeft het zo kunnen zijn dat er bepaalde effectieve interventies zijn, die niet zijn gerapporteerd. Dit kan als een zwakte worden gezien van het onderzoek. Dit onderzoek heeft zich beperkt tot de effecten en methodologische kwaliteit van de effectstudies. Er zal ook onderzoek moeten plaatsvinden naar het proces van implementeren van verschillende interventies gericht op leefstijlfactoren op de werkplek. Wat opvalt in het onderzoek, is het beperkt aantal onderzoeken dat gericht is op de

(37)

heeft zich echter beperkt tot drie leefstijlfactoren, omdat hier gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken van zijn gerapporteerd.

Een moeilijkheid bij het uitvoeren van effectonderzoek is het aangeven van een oorzaak-gevolgrelatie. Doordat er naast een GBW-interventie vaak meerdere initiatieven tegelijkertijd lopen, is het moeilijk om een specifieke uitkomst te linken aan een specifieke actie. Ook is het meten van de effecten vaak gebaseerd op ‘voor en na’ de interventie, waarbij de situatie vóór de interventie wordt vergeleken met de situatie na de interventie. De werkplek is echter geen ‘laboratorium’ en andere factoren kunnen de effecten beïnvloeden gedurende de interventie.

Ook kan het zijn dat juist werknemers die al een gezonde leefstijl hanteren, meer geneigd zijn om deel te nemen aan deze interventies. Hierdoor kunnen er relatief minder significant positieve effecten ontstaan, omdat mensen met een gezonde leefstijl vaak ook gezonder zijn (Poppel et al, 2005).

Naar verhouding zijn er ook weinig effectstudies die zich richten op werkgerelateerde uitkomstmaten. Reden voor het niet voldoende aangetoond zijn van de effecten van werkgerelateerde interventies en het niet onderzoeken van deze effecten, zou kunnen zijn dat werkgerelateerde uitkomstmaten zoals ziekteverzuim, werktevredenheid, productiviteit en stress vaak door meerdere factoren bepaald worden. Dit zou een reden kunnen zijn voor het in mindere mate onderzoeken van deze uitkomstmaten. Monocomponentiële interventies hebben positievere resultaten gerapporteerd dan multicomponentiële interventies. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat wanneer bedrijven zich focussen op één leefstijlfactor,

werknemers zich hier volledig op kunnen concentreren in plaats van hun aandacht te verspreiden over diverse leefstijlfactoren.

In de effectstudies is onderscheid gemaakt in kantoormedewerkers (white collar workers) en uitvoerend personeel (blue collar workers). Uit onderzoek is nu nog onvoldoende duidelijk in hoeverre de functiegroep van invloed is op de effectiviteit van de interventie. Is een

bewegingsprogramma bijvoorbeeld effectiever voor white collar-medewerkers of is een bewegingsprogramma juist effectiever voor blue collar-medewerkers?

Deze scriptie heeft getracht een overzicht te bieden waaruit duidelijk wordt welke

(38)

LITERATUURLIJST

Baart, P.,Van Capelleveen, C., Iedema, P., Raaijmakers, T., Vaandrager, L., Der

Weduwe, K. en Arendshorst D. (2002). Gezondheidsbevordering op de werkplek, een vanzelfsprekend element van bedrijfsvoering. Woerden: Nederlands Instituut

Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ)

Campbell, M., Kramish, J., Tessaro, I. & De Vellis B. (2002). Effects of a tailored health promotion program for female blue-collar workers: Health works for women. Preventive Medicine, 34: 313-323

Chenoweth, D.H. (1998). Worksite Health Promotion. Champaign: Human Kinetics

Damoiseaux, V., Van der Molen H.T. en Kok, G.J. (1993). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Assen: Van Gorcum

Dawley, L.T., Dawley, H.H., Glasgow, R.E., Rice, J. & Correa, P. (1993). Worksite smoking control, discouragement, and cessation International Journal Addiction Behaviour, 28(8):

719-733

Eriksen, H.R., Ihlebæk, C. & Mikkelsen, A. (2002). Improving subjective health at the

worksite: a randomized controlled trial of stress management training, physical exercise and an integrated health programme. Occupational Medicine, 52: 383-391

Everly, G.S., Feldman, R.H.L. and associates, (1985). Occupational health promotion: health behavior in the workplace. New York: Wiley

Glasgow, R.E., Hollis, J.F., Ary, D.V. & Boles, S.M. (1993). Results of a year-long incentives based worksite smoking-cessation program. International Journal Addiction Behaviour,

18(4): 455-464

(39)

Grandjean, P.W., Oden, G.L. & Crouse, S.F. (1996). Lipid and lipoprotein changes in women following 6 months of exercise training in a worksite fitness program. Journal of Sports Medicine Fitness, 36: 54-59

Grønningsæter, H., Hytten, K. & Skauli, G. (1992). Improved health and coping by physical exercise or cognitive behavioral stress management training in a work environment.

Psychology Health, 7: 147-163

Gundewall, B., Liljeqvist, M. & Hansson. (1998). Primary prevention of back symptoms and absence from work. Spine, 18: 587-594

Harrell, J.S., Johnston, L.F. & Griggs, T.R. (1996). An occupation based physical activity intervention program: improving fitness and decreasing obesity. AAOHN Journal 1996; 44:

377-384

Heaney, C.A. & Goetzel, R.Z. (1997). A Review of Health-related Outcomes of Multi-component Worksite Health Promotions Programs. American Journal of Health Promotion, 11(4): 290-308

Helyer, A.J., Brehm, W.T., Gentry, N.O. & Pittman, T.A. (1998). Effectiveness of a worksite smoking cessation program in the military. Program evaluation. American Association of Occupational Health Nurses Journal, 46(5): 238-245

Heuvel, S.G. van den, Boshuizen, H.C., Hildebrand, V.H, Blatter, M.B., Ariëns, G.A.M. & Bongers, P.M. (2003). Sporten, type werk, arbeidsverzuim en welbevinden: resultaten van een 3-jarige follow-up studie. TSG, 81(5): 256-264.

Jason, L.A., Jayaraj, S., Blitz, C.C., Michaels, M.H. & Klett, L.E. (1990). Incentives and competition in a worksite smoking cessation intervention. American Journal of Public Health, 80(2): 205-206

Jeffery, R.W., Forster J.L., French S.A., Kelder S.H., Lando H.A. & McGovern, P.G. (1993). The Healthy Worker Project: a work-site intervention for weight control and smoking

(40)

Kasl, S.V. & Serxner, S. (1992). Health promotion at the workplace. In: S. Maes, H. Leventhal & M. Johnston, International review of health psychology, p.111-142.

Chichester: John Wiley & Sons

Kemp, S. van der & Engelen, M. (2004). Arbobeleid of preventiecultuur? Een onderzoek

naar de aard en omvang van het arbopreventiebeleid in grote ondernemingen. Eindrapport. Leiden: ministerie van SZW

Kerr, J.H. & Vos, M.C.H. (1993). Employee fitness programmes, absenteeism and general well-being. Work Stress; 7: 179-190

Keijsers, J.F.E.M. (1993). Kwaliteitscriteria voor preventie. Interne notitie. Utrecht: LCG

Kok, G.J. (1992). Gezondheidsvoorlichting. Muiderberg: Dick Coutinho

Lalonde, M. (1974). A new perspective on the health of the Canadians. Ottawa: Ministry

of National Health and Welfare

Lang, T., Nicaud, V., Slama, K., Hirsch, A., Imbernon, E., Goldberg, M. & the worksite physicians from the AIREL group. (2000). Smoking cessation at the workplace. Results of a randomised controlled intervention study. Journal of Epidemiology Community Health,

54(5): 349-354

McGorry, R.W. & Courtney, T.K. (2006). Worksite Exercise Programs; Are they an effective control for musculoskeletal disorders of the upper extremities? American Society of Safety Engineer, 25-30

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2001). Kabinetsnota meer gezondheid door sport en beweging. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport

MiBler, M. & Theuringer, T. (2003). Brave New Working World? Europe needs

(41)

Nisbeth, O., Klausen, K. & Andersen, L.B. (2000). Effectiveness of counselling over 1 year on changes in lifestyle and coronary heart disease risk factors. Patient Education

Counseling; 40: 121-131

Nurminen, E., Malmivaara, A. & Ilmarinen, J. (2002). Effectiveness of a worksite exercise program with respect to perceived work ability and sick leaves among women with physical work. Scandinavian Journal of Work Environment Health; 28: 85-93

Oers, van. J.A.M. (2002). Gezondheid op Koers? Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002. Bilthoven: RIVM Rapport

Pegus, C., Bazzarre T.L., Brown, J.S & Menzin, J.(2002). Effect of the heart at work program on awareness of risk factors, self-efficacy, and health behaviours. Journal of Occupational Environment Medicine; 44: 228-236

Pelletier, K.R. (1996). A Review and Analysis of the Health and Cost-effective outcomes Studies of Comprehensive Health Promotion and Disease Prevention Programs at the Worksite: 1993-1995 Update. American Journal of Health Promotion, 10 (5): 308-388

Perkiö-Mäkelä, M. (1999). Influence of exercise-focused group activities on the physical activity, functional capacity and work ability of female farmers, a three year follow up.

International Journal Occupational, Safety Ergonomics, 5: 381-394

Poppel, van. M.N., Engbers, L.H. & Van Mechelen, W. (2005). FoodSteps: Re-Shaping an office environment. Does it make sense?. Medicine Science Sports & Exercise, 37: 414

Proper, K.I., Van der Beek, A.J., Hildebrandt, V.H., Twisk, J.W.R. & Van Mechelen, W. (2003). Effect of individual counseling on physical activity, fitness and health. American Journal of Preventive Medicine, 24: 218-226

Proper, K.I., Van der Beek, A.J., Hildebrandt, V.H., Twisk, J.W.R. & Van Mechelen, W. (2004) Worksite health promotion using individual counselling and the effectiveness on sick leave; results of a randomised controlled trial. Occupational Environmental Medicine, 61;

(42)

Proper, K.I., Bakker, I., Van Overbeek, K., Bergstra, B., Verheijden, M.W., Hopman-Rock, M. en Van Mechelen, M. (2005). Naar een gericht BRAVO-beleid door bedrijfsartsen. Body@Work TNO-VUmc

Raad voor Volksgezondheid en Zorg aan de minister van Volksgezondheid, (2002).

Gezondheid en gedrag. Zoetermeer: Welzijn en Sport

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 2002. Gezondheid op koers? Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum

Seydel, E. (1991). Communicatiestrategieën en onderzoek. In: Overtuigen en

Activeren. Publieksbeïnvloeding in theorie en praktijk. Assen- Maastricht: Van Gorcum

Singh, A.S., Van Poppel, M.N.M. & Seidell, J.C. (2002). Lichamelijke inactiviteit en ongezond voedingsgedrag onder werknemers. In: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg.

Gezondheid en gedrag: debatten en achtergrondstudies. Zoetermeer: RVZ

Sorenson, G., Stoddard, A., Peterson, K., Cohen, N., Hunt, M.K. en Stein, E. (1999). Increasing fruit and vegetable consumption through worksites and families in the treatwell 5- a day study. American Journal of Public Health, 89, 54-60

Sorensen, G., Stoddard, A.M., LaMontagne, A.D., Emmons, K., Hunt, M.K., Youngstrom, R., McLellan, D. & Christian, D.C. (2003). A comprehensive worksite cancer prevention

intervention: behavior change results from a randomized controlled trial (United States).

Journal of Public Health Policy, 24(1): 5-25

Verweij, M. (1998). Preventive medicine between obligation and aspiration, Proefschrift

Utrecht: Zeno, Leids-Utrechts onderzoeksinstituut voor de Wijsbegeerte en haar toepassingen

Visscher, T. (2000). Meer arbeidsongeschiktheid. Consequenties van overgewicht voor de volksgezondheid. Voeding Nu, 4: 29-31

Visscher, T.L.S. & Seidell, J.C. (2001). The Public Health Impact of Obesity. Public Health,

(43)

Walburg, J.A., Jansen, J. en Vaandrager, L. (2001). Leefstijl en werk. Houten/ Diegum,

Bohn Staleu van Loghum

Weerdt, I., Van Burg, A., Wieberdink, L. en Jonkers, R. (1991). GVO in de arbeidssituatie, een overzicht van activiteiten en effecten. Utrecht: LCG

Wilson, M.G., Dejoy, D.M., Vandenberg, R.J., Richardson, H.A. and McGrath, A.L. (2004). Work characteristics and employee health and well-being: Test of a model of healthy work organization, Journal of Occupational and Organizational Psychology, 77: 565-588

World Health Organization (1997). WHO’s global healthy work approach. WHO: Division

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een veranderend klimaat heeft directe negatieve gevolgen op de aantallen lemmingen, waarbij de rotgans zal worden meegetrokken omdat lemmingen een belangrijke voedselbron zijn

Omdat we steeds van een aselecte steekproef uitgaan, is voor het n keer herhalen van een Bernoulli-experiment de Centrale limietstelling van toepassing en we krijgen voor niet te

Van steekproef naar populatie. R1 Bij de lengtemeting heb natuurlijk mensen met allemaal verschillende lengtes, maar ook de meting zelf is niet nauwkeurig. R2 De spreiding in

R6 bij eenzelfde betrouwbaarheid (bijv. 95 %) wordt het interval kleiner want n wordt groter, bovendien wordt de t-waarde kleiner, dus ook daardoor wordt het interval

b in al de 4 situaties kan er sprake zijn van zowel een steekproef als een populatie, het hangt er helemaal van af welke onderzoeksvraag er wordt gesteld.. c De steekproef is

b aselect betekent dat een keuze wordt gemaakt op basis van willekeurigheid dus dat elk individu uit de populatie even veel kans maakt om gekozen te worden... De klassenbreedte is

a Middel B geeft de grootste gemiddelde gewichtsafname, maar ook de grootste onzekerheid, de afname kan zelfs negatief zijn, dat betekent dus sommige gebruikers een

d Je kunt de steekproef groter maken dus meer metingen aan hetzelfde monster doen.. Het aantal metingen verandert namelijk niet door een