• No results found

Opgave 3.1 Steekproef en populatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opgave 3.1 Steekproef en populatie "

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2015©Vervoort Boeken

Uitwerkingen hoofdstuk 3

3. Spreiding van data (meetresultaten).

Opgave 3.1 Steekproef en populatie

a Dat is praktisch onmogelijk en ook veel te duur

b aselect betekent dat een keuze wordt gemaakt op basis van willekeurigheid dus dat elk individu uit de populatie even veel kans maakt om gekozen te worden. (wikipedia) representatief betekent dat de steekproef ongeveer dezelfde samenstelling heeft als de populatie (dus mannen –

vrouwen, leeftijdsopbouw, etcetera) c random

d

Opgave 3.2 Spreidingsbreedte en centrummaten a zo’n analyse is altijd een steekproef b w = max – min = 14,8 – 13,7 = 1,1 m%

c

d gemiddelde = 14,1 m%

e mediaan ligt tussen meetwaarde 5 (= 14,0) en 6 (= 14,1) dus 14,05 m%

f Er zijn twee modussen: 13,9 en 14,5

Opgave 3.3 Lichaamslengte

a gemiddelde = 178,8 mediaan = 179,5 er is geen modus

b de mediaan ligt vlakbij het gemiddelde dus er geen sprake van een scheve verdeling

13,5 14 14,5 15

13,5 14 14,5 15

13,5 14 14,5 15

13,5 14 14,5 15

(2)

2 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2015©Vervoort Boeken

Opgave 3.4 Examenscore

a de notatie is heel compact, hier staan 35 meetwaarden.

b gemiddelde = 71,4; mediaan = 71; modus = 75 (3 x)

Opgave 3.5 Boxplot a

b er is een symmetrische verdeling. Het gemiddelde en de mediaan zijn vrijwel gelijk

Opgave 3.6 Percentielen a 4 5 6 8

5 3 4 5 6 9 6 2 3 5 6 6 9 9

7 0 1 1 3 3 4 5 5 5 7 8 8 1 2 3 6 9

9 3 5 7 8

34 meetwaarden, 60 % van 34 = 20,4, dus het 60

e

percentiel is de 21

ste

meetwaarde = 74

b de mediaan en het bovenste kwartiel

Opgave 3.7 Histogram

Bovenstaand histogram loopt van 155,6 cm tot 179,6 cm.

De klassenbreedte is de breedte van 1 kolom uitgedrukt (in dit geval) in cm.

a Hoeveel klassen zijn er gebruikt?

gewoon tellen, dus 7

b 179, 6 155, 6

klassenbreedte 3, 43

7

= − =

c aantal klassen = 2 n = 2 40 = 12, 6 13 =

d dat is bijna twee keer zoveel als in het histogram van het programma

e maximum = 195,8 cm minimum = 155,6 cm

als we kiezen voor 12 klassen, wordt de klassenbreedte:

195,8 155, 6

klassenbreedte 3,35

12

= − = cm

het is slim om dan af te ronden op 3,4 cm

f de verdeling is symmetrisch

(3)

3 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2015©Vervoort Boeken

Opgave 3.8 Spreidingsmaat

a A is minder precies, de meetwaarden liggen gemiddeld verder van de gemiddelde waarde

b Daar komt altijd nul uit

d 100 % 24 , 3 %

30 3 ,

% 7 100 ëfficiënt

variatieco =

1

⋅ = × =

x σ

n

dat is heel hoog

d

Berekening gemiddelde afwijking meting B

nummer meting gemiddelde verschil verschil

2

i xi x xi

-

x

(x

i

-

x

)

2

1 33 30 3 9

2 20 30 -10 100

3 24 30 -6 36

4 31 30 1 1

5 30 30 0 0

6 40 30 10 100

7 27 30 -3 9

8 36 30 6 36

9 29 30 -1 1

n = 9 x

= 30 Σ (x

i

-

x

) = 0 Σ (x

i

-

x

)

2

= 292

0 , 6 5 , 8 36

292 1

)

(

2

1

= = =

= ∑ −

n

x xi

σ

n

% 20

% 30 100

% 6 100

var = 1⋅ = × =

x iciënt σ

iatiecoëff n

e meting B is preciezer dan meting A

Opgave 3.9 Bloedonderzoek

x

= 0,436 L/L σ

n-1

= 0,04643 L/L

variatiecoëfficiënt = 10,6 %

Opgave 3.10 Kleine meetseries

a 3,34 ± 0,22 g/L (= de spreiding) b σ

n-1

= 0,31 g/L

de afwijking is groter dan we eerst hadden aangenomen c 3,34 ± 0,31 g/L

d gemiddelde = 3,33

maximale afwijking = 3,56 – 3,30 = 0,23 σ

n-1

= 0,22

bij 3 metingen zijn de spreiding en de standaarddeviatie

ongeveer gelijk

(4)

4 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2015©Vervoort Boeken

Opgave 3.11 Herhaalbaarheid

a σ

n-1

= 0,001527 mol⋅L

-1

b variatiecoëfficiënt = 1,52 % c ----

Opgave 3.12 Reproduceerbaarheid a σ

n-1

= 0,01013 mol⋅L

-1

b variatiecoëfficiënt = 9,26 %

c de reproduceerbaarheid is slechter dan de herhaalbaarheid van de ene analist. Ze werken niet allemaal even

nauwkeurig.

d Het verschil lijkt wel veel te groot

Opgave 3.13 Gebruik van Excel a

b

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het doel ervan is om na te gaan hoe de genetische diversiteit verdeeld is, hoe groot de effectieve populaties zijn en in welke mate die parameters zich verhouden tot

15 † Het antwoord moet de notie bevatten dat een recessief mutantgen bij beide ouders aanwezig kan zijn. • benoemen van een mutantgen als recessief

Omdat we steeds van een aselecte steekproef uitgaan, is voor het n keer herhalen van een Bernoulli-experiment de Centrale limietstelling van toepassing en we krijgen voor niet te

Merk op: Een betrouwbaarheid van 95% voor een interval betekent niet dat de juiste waarde θ met kans 95% in het interval ligt, maar dat onze methode om het interval te schatten voor

Van steekproef naar populatie. R1 Bij de lengtemeting heb natuurlijk mensen met allemaal verschillende lengtes, maar ook de meting zelf is niet nauwkeurig. R2 De spreiding in

R6 bij eenzelfde betrouwbaarheid (bijv. 95 %) wordt het interval kleiner want n wordt groter, bovendien wordt de t-waarde kleiner, dus ook daardoor wordt het interval

b in al de 4 situaties kan er sprake zijn van zowel een steekproef als een populatie, het hangt er helemaal van af welke onderzoeksvraag er wordt gesteld.. c De steekproef is

a Middel B geeft de grootste gemiddelde gewichtsafname, maar ook de grootste onzekerheid, de afname kan zelfs negatief zijn, dat betekent dus sommige gebruikers een