• No results found

Opgave 3.1 Steekproef en populatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opgave 3.1 Steekproef en populatie "

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2016©Vervoort Boeken

Uitwerkingen hoofdstuk 3

3. Spreiding van data (meetresultaten).

Opgave 3.1 Steekproef en populatie

a Dat is praktisch onmogelijk en ook veel te duur.

b in al de 4 situaties kan er sprake zijn van zowel een steekproef als een populatie, het hangt er helemaal van af welke onderzoeksvraag er wordt gesteld.

c De steekproef is niet representatief, want de samenstelling van de bevolking in de villawijk is anders dan in heel Nederland. In een villawijk zullen vaker mensen wonen die van klassieke muziek houden dan in een achterstandswijk.

d De steekproef is niet aselect. Hij had moeten schudden en dan een monster nemen.

Opgave 3.2 Spreidingsbreedte en centrummaten a zo’n analyse is altijd een steekproef b w = max – min = 14,8 – 13,7 = 1,1 m%

c

d gemiddelde = 14,1 m%

e mediaan ligt tussen meetwaarde 5 (= 14,0) en 6 (= 14,1) dus 14,05 m%

f Er zijn twee modussen: 13,9 en 14,5

Opgave 3.3 Lichaamslengte

a gemiddelde = 178,8 mediaan = 179,5 er is geen modus

13,5 14 14,5 15

13,5 14 14,5 15

13,5 14 14,5 15

13,5 14 14,5 15

(2)

2 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2016©Vervoort Boeken

Opgave 3.4 Examenscore

a de notatie is heel compact, hier staan 35 meetwaarden.

b gemiddelde = 71,4; mediaan = 71; modus = 75 (3 x)

Opgave 3.5 Boxplot a

b er is een symmetrische verdeling. Het gemiddelde en de mediaan zijn vrijwel gelijk

Opgave 3.6 Percentielen a 4 5 6 8

5 3 4 5 6 9 6 2 3 5 6 6 9 9

7 0 1 1 3 3 4 5 5 5 7 8 8 1 2 3 6 9

9 3 5 7 8

34 meetwaarden, 60 % van 34 = 20,4, dus het 60

e

percentiel is de 21

ste

meetwaarde = 74

b de mediaan en het bovenste kwartiel

Opgave 3.7 Histogram

Bovenstaand histogram loopt van 155,6 cm tot 179,6 cm.

De klassenbreedte is de breedte van 1 kolom uitgedrukt (in dit geval) in cm.

a Hoeveel klassen zijn er gebruikt?

gewoon tellen, dus 7

b 179, 6 155, 6

klassenbreedte 3, 43

7

  

c aantal klassenn  40  6, 4  afgerond 7

d dat is hetzelfde als in het histogram van het programma e maximum = 195,8 cm

minimum = 155,6 cm

als we kiezen voor 12 klassen, wordt de klassenbreed 195,8 155, 6

klassenbreedte 5, 7

7

   cm

het is slim om dan af te ronden op 3,4 cm

f de verdeling is symmetrisch

(3)

3 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2016©Vervoort Boeken

Opgave 3.8 Spreidingsmaat

a A is minder precies, de meetwaarden liggen gemiddeld verder van de gemiddelde waarde

b Daar komt altijd nul uit

c

100% 24,3%

30 3 ,

% 7 100

var  1    

x iciënt σ

iatiecoëff

n

dat is heel hoog d

Berekening gemiddelde afwijking meting B

nummer meting gemiddelde verschil verschil

2

i x

i

x x

i

- x (x

i

- x )

2

1 33 30 3 9

2 20 30 -10 100

3 24 30 -6 36

4 31 30 1 1

5 30 30 0 0

6 40 30 10 100

7 27 30 -3 9

8 36 30 6 36

9 29 30 -1 1

n = 9 x = 30  (x

i

- x ) = 0 (x

i

- x )

2

= 292 0

, 6 5 , 8 36

292 1

)

(

2

1

  

  

n

x x

i

n

% 20

% 30 100

% 6 100

var  1    

x iciënt σ

iatiecoëff

n

e meting B is preciezer dan meting A

Opgave 3.9 Bloedonderzoek x = 0,436 L/L

n-1

= 0,04643 L/L

variatiecoëfficiënt = 10,6 % Opgave 3.10 Kleine meetseries

a 3,34  0,22 g/L (= de spreiding) b

n-1

= 0,31 g/L

de afwijking is groter dan we eerst hadden aangenomen c 3,34  0,31 g/L

d gemiddelde = 3,33

maximale afwijking = 3,56 – 3,30 = 0,23

n-1

= 0,22

bij 3 metingen zijn de spreiding en de standaarddeviatie

ongeveer gelijk

(4)

4 uitwerkingen hoofdstuk 3 statistiek 2016©Vervoort Boeken

Opgave 3.11 Herhaalbaarheid

a

n-1

= 0,001527 molL

-1

b variatiecoëfficiënt = 1,52 % c ----

Opgave 3.12 Reproduceerbaarheid a

n-1

= 0,009676 molL

-1

b variatiecoëfficiënt = 8,96 %

c de reproduceerbaarheid is slechter dan de herhaalbaarheid van de ene analist. Ze werken niet allemaal even

nauwkeurig.

d Het verschil lijkt wel veel te groot

Opgave 3.13 Gebruik van Excel a

b

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat we steeds van een aselecte steekproef uitgaan, is voor het n keer herhalen van een Bernoulli-experiment de Centrale limietstelling van toepassing en we krijgen voor niet te

Van steekproef naar populatie. R1 Bij de lengtemeting heb natuurlijk mensen met allemaal verschillende lengtes, maar ook de meting zelf is niet nauwkeurig. R2 De spreiding in

R6 bij eenzelfde betrouwbaarheid (bijv. 95 %) wordt het interval kleiner want n wordt groter, bovendien wordt de t-waarde kleiner, dus ook daardoor wordt het interval

Helaas geldt deze formule alleen wanneer sprake is van een normaalverdeling en bij kleine steekproeven is dat niet het geval!. We kunnen de Z-waarden

3,00. Hij ziet daarbij echter m.i.. door aan de gesignaleerde fout terecht een 4,5 X zo grote betekenis wordt toe­ gekend. Dan is er de opmerking dat op grond van slechts twee

ad 2): behalve door Reder („N aar aanleiding van een proefschrift” , M.A.B. 1931/32) is het probleem van de doublure eveneens door Kleerekoper uitgebreid in

e) de massa mist de vereiste homogeniteit, omdat het bij de controle over­ wegend gaat om de verrichtingen van mensen van verschillende be­ kwaamheid, hetgeen van

Bij de kennisneming van de Amerikaanse literatuur moet men zich reali­ seren, dat men daar minder dan hier te lande de neiging heeft elk specifiek probleem te plaatsen