• No results found

Den vaderland getrouwe… ...Den koning van Egypte heb ik altijd geëerd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Den vaderland getrouwe… ...Den koning van Egypte heb ik altijd geëerd"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Den vaderland getrouwe…

...Den koning van Egypte heb ik altijd geëerd

Een onderzoek naar het belang van de Ptolemaia,

een festival ingesteld door koning Ptolemaeus II Philadelphus

Fenny den Haan

Rijksuniversiteit Groningen s 2067617

april 2018

aantal woorden: 23.880

Begeleiders: Prof. dr. O.M. van Nijf Dr. C. Williamson

(2)

Voorbereidingen begonnen tien maanden voor het begin van de spelen1...

...De weg tot het voltooien van mijn onderzoek is niet korter geweest. Beiden zijn heilige taken.

Opgedragen aan: Mijn man Johan

De kinderen Ernst-Jan, Hendrik en Yvette, Andrea en Tom, Marie-Anne, Judith Mijn ouders

Mijn Groningse vrienden Henk en Els

Τῶι δὲ βασιλεῖ τῶν αἰώνων, μόνωι θεῶι, τιμὴ καὶ δόξα εἰς τοὺς αἰῶνας αἰώνων, ἀμήν.

(1 Timotheus 1:17)

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 3 1 Status Quaestionis 7 2 De Ptolemaia in Alexandrië 13 De processie 13 De wedstrijden 17

3 De ontstaansgeschiedenis van de heerserscultus in het Ptolemaeïsche rijk 21

Het ontstaan van de heersersculten in het algemeen 21

Culten voor Ptolemaeus I Soter 25

4 De epigrafische bronnen betreffende de Ptolemaia in Egypte 27

Het toestemmingsbesluit van de Nesioten: Syll. 3 390 (= IG XII, 7 506) 27

Het Calliasdecreet: SEG 28 60 35

Het besluit van de Delphische Amphictyonie: CID IV 40 (= ISE II 75 = FD III 4, 357) 44

Datering van de besproken decreten 48

Motieven van Ptolemaeus II Philadelphus om de Ptolemaia in te stellen 51

5 Gezantschappen 53 Hadra-vazen 55 Charis 57 Kritiek op de heerserscultus 58 6 Conclusie 60 Nawoord 63

Verklaring van gebruikte afkortingen 64

Bibliografie 65

Bijlagen 69

I Epigrafische bronnen 69

(4)

Inleiding

Dat een onderzoek naar de Ptolemaia in Egypte niet helemaal vanzelfsprekend is, heb ik kunnen merken uit de reacties die ik kreeg van zowel medestudenten als van anderen om mij heen. “De Ptolemaia? Waar gaat dat over?” en “Jij studeert toch klassieke talen? Wat moet je dan met Egypte?” Ik moet bekennen dat ik aan het begin van mijn studie nooit had kunnen denken dat de Ptolemaia het onderwerp van mijn masterscriptie zouden zijn. Het zijn privé-omstandigheden geweest, onder andere het zich inzetten voor asielzoekers, die mijn belangstelling voor Egypte hebben gewekt. Deze belangstelling werd versterkt door de colleges ‘Papyrologie’ waarbij ik in aanraking kwam met Alexandrië en de heerserscultus in Egypte. In dezelfde tijd kwam ik door middel van het ‘Commentaarcollege Grieks en Latijn’ met de Hellenistische hofpoëten Apollonius Rhodius en Callimachus in aanraking. Maar de verering van de Ptolemaeïsche vorsten bleef in deze colleges onbesproken. Toen prof. dr. Van Nijf me voorstelde onderzoek te doen naar de Ptolemaia, ging ik graag op zijn voorstel in. Nu ik mijn onderzoek heb afgerond ben ik hem des te meer dank verschuldigd, niet omdat het onderzoek gemakkelijk is geweest maar omdat ik door mijn onderzoek na de cursus ‘Epigraphy on Location’ in Athene nogmaals in aanraking kwam met epigrafische teksten. Het zijn deze teksten geweest die het Ptolemaeïsche rijk in de Hellenistische tijd tot leven brachten.

De Hellenistische tijd laat een complex beeld zien van verrijzende en verdwijnende machten. Na de dood van Alexander de Grote in 323 voor Christus2 viel zijn grote rijk uiteen en streden zijn generaals

in de zogenaamde Diadochenoorlogen om de macht. Zijn generaal Ptolemaeus I Soter (367-283) werd koning van het Ptolemaeïsche rijk dat Egypte als machtsgebied en Alexandrië, gelegen aan de kust, als hoofdstad had. De grote rivaal aan de overzijde van de Middellandse Zee was het Antigonidische rijk. Over dit rijk heerste Antigonus I Monophthalmus (382-301), beter bekend als Antigonus de Eenogige, en later zijn zoon Demetrius Poliorcetes (337-283) die in 294 het Macedonische rijk wist te veroveren. Dit Macedonische rijk had vele Griekse staten aan zich onderworpen en van hun onafhankelijkheid beroofd. Ook Athene was in 338 onderworpen en onder Macedonisch gezag gekomen. Athene had echter in 307 door toedoen van Demetrius Poliorcetes haar vrijheid weten te heroveren. Maar deze vrijheid kwam in het geding toen Demetrius Poliorcetes genoodzaakt was,

2 Alle data in het vervolg van deze scriptie zijn vóór Christus, tenzij anders vermeld. De jaartallen bij geciteerde schrijvers en werken vormen hierop een vanzelfsprekende uitzondering.

(5)

wegens zijn verovering van Macedonië, maatregelen te treffen die tegenstrijdig waren aan de door hem geproclameerde democratie. Zijn heerschappij werd drukkend; niet alleen voor Athene, maar ook voor zijn andere onderdanen zoals Rhodos en andere eilanden in de Egeïsche Zee. De eilanden en Athene wendden zich tot de Ptolemaeïsche vorst die maar al te graag bereid was om hulp te bieden. In de jaren tachtig van de derde eeuw wist Ptolemaeus I de Egeïsche eilanden en Athene te bevrijden van het juk van deze Antigonidische vorst.

Toen koning Ptolemaeus I stierf en zijn zoon Ptolemaeus II Philadelphus (308-246) hem in 283 opvolgde, stelde deze ter ere van zijn overleden vader een festival in. Voor dit festival, dat bekend staat als de Ptolemaia, stuurde hij zijn uitnodigingen niet naar zijn Egyptische onderdanen maar naar de Griekse bonden en steden aan de overzijde van de Middellandse Zee. Uit epigrafische bronnen weten we dat er uitnodigingen gestuurd zijn naar de Nesiotenbond, naar Athene en naar de Delphische Amphictyonie. Uit dezelfde epigrafische bronnen weten we dat het aanvaarden en het bezoeken van de Ptolemaia vergezeld ging van een offer aan Ptolemaeus I Soter. Nu rijst de vraag: Waarom deed Ptolemaeus II Philadelphus dit? Waarom nodigde hij de overzeese Grieken uit om het festival te bezoeken en zijn overleden vader met een offer te eren en wat had hij hiermee op het oog? Welke rol hebben de hierboven beschreven gebeurtenissen hierin gespeeld? En omgekeerd: Waarom eerden de Grieken Ptolemaeus I Soter door de Ptolemaia bij te wonen en waarom betoonden zij hem door middel van het offer de eerbied die in feite de goden toekwam? Wij, als Nederlanders, weten na de Tachtigjarige Oorlog maar al te goed dat het eren van een vorst zo vanzelfsprekend niet is. Nog altijd wordt in ons eigen volkslied in het eerste couplet de koning van Hispanje geëerd, maar moet in het zesde couplet koning Philips II, nota bene een rechtmatig koning, als tiran verdreven worden. Hoe kan het dan dat de Griekse steden en bonden een verre Ptolemaeïsche vorst dergelijke eer bewijzen en zich met hem als met een god in verbinding stellen? Al deze vragen komen samen in één vraag die ik tot hoofdvraag voor mijn onderzoek heb gemaakt:

“Wat is het belang van de Ptolemaia?”

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden stel ik de volgende deelvragen: – Wat waren de Ptolemaia precies?

– Hoe zag de verering van een vorst en de heerserscultus in het Ptolemaeïsche rijk er uit en hoe kon deze ontstaan?

(6)

– Welke motieven hadden de Griekse poleis en bonden om in te stemmen met de Ptolemaia? – Welke motieven had Ptolemaeus II Philadelphus om de Ptolemaia in te stellen?

– Welke bezwaren zijn er geweest bij het vieren van de Ptolemaia?

Na de Status Quaestionis (hoofdstuk 1) zal ik de deelvragen uitwerken. In hoofdstuk 2 zal ik de Ptolemaia, zoals deze gevierd zijn in Alexandrië, beschrijven. Primaire bron voor dit hoofdstuk zal de tekst van Athenaeus’ Deiphnosophistai 197C-203B zijn. Hierin wordt een grote processie in Alexandrië ten tijde van Ptolemaeus II Philadelphus beschreven. In hoofdstuk 3 zal ik verslag leggen van mijn onderzoek naar de heerserscultus in het Ptolemaeïsche rijk en het ontstaan daarvan. In hoofdstuk 4 zal ik niet alleen op zoek gaan naar motieven van de Griekse steden en bonden om in te stemmen met de Ptolemaia maar ook zal ik de motieven van Ptolemaeus II Philadelphus voor het instellen van de Ptolemaia achterhalen. Primaire bronnen hierbij zijn twee inscripties, Syll. 3 390 (= IG XII,7 506) en CID IV 40 (= ISE II 75 = FD III 4, 357) waarin de isolympische status van de Ptolemaia wordt erkend en het nog relatief kort bekende en in 1978 gepubliceerde Calliasdecreet (= Hesp. 1978 Suppl 17). Syll. 3 390 betreft het toestemmingsbesluit van de Nesiotenbond en CID IV 40 een dergelijk besluit van de Delphische Amphictyonie. In het Calliasdecreet wordt Callias geëerd vanwege zijn weldaden aan Athene waaronder het leiden van een gezantschap naar de eerste Ptolemaia in Alexandrië. In hoofdstuk 5 zal ik de gezantschappen die gepaard gaan met het bezoeken van de Ptolemaia en de functie daarvan bespreken. In dit hoofdstuk zal ik ook de bezwaren die gemaakt zijn tegen de heerserscultus beschrijven. Tenslotte zal ik in hoofdstuk 6 door middel van het evalueren en het beoordelen van de deelvragen de hoofdvraag “Wat was het belang van de Ptolemaia?” beantwoorden.

Met dit onderzoek draag ik bij aan de tot op heden spaarzame en verbrokkelde kennis op het gebied van de Ptolemaia. Enerzijds is er gediscussieerd over de Ptolemaia in Egypte met vragen als: Wat was de stichtingsdatum? Was de processie die door Athenaeus beschreven wordt onderdeel van de Ptolemaia of niet? Anderzijds zijn de hierboven genoemde inscripties elk in het bijzonder becommentarieerd. In mijn onderzoek zal ik de Ptolemaia in Egypte in verband brengen met de informatie die we krijgen uit de inscripties. Daardoor ontstaat een nieuw inzicht over de betekenis van de Ptolemaia. Uit mijn onderzoek zal blijken dat het bij het instellen van de Ptolemaia om meer gaat dan een festival, hoe groots dit ook gevierd moge zijn, en om meer dan een feest ter ere van een overleden vader. We zullen zien dat het festival een pion blijkt te zijn op het grote schaakbord van de

(7)

wereldpolitiek van die dagen waardoor de Ptolemaeïsche vorst, de Griekse poleis en bonden nauw met elkaar verbonden raken. Het zal duidelijk worden dat het bij de Ptolemaia niet gaat om een top-down beleid waarbij de Ptolemaeïsche vorst de Griekse steden en bonden een aantal verplichtingen oplegt, maar tegelijk en misschien wel veeleer om een bottom-up beleid waarbij het initiatief om Soter te eren van de steden en bonden uitgaat.

Omdat de drie te bespreken inscripties gedateerd worden ten tijde van Ptolemaeus II Philadelphus, zal ik me met name richten op de vroeg gevierde Ptolemaia. Slechts in beperkte mate en voor zover nodig in het van belang van mijn betoog, zal ik ook latere Ptolemaia, waarover overigens slechts weinig bekend is, bespreken.

(8)

1 Status Quaestionis

Wie onderzoek doet naar de Ptolemaia, zal al snel ontdekken dat er geen standaardwerk over de Ptolemaia voor handen is. Dat wil niet zeggen dat er niets over de Ptolemaia bekend is, maar wel dat de informatie versnipperd is. Wie over het belang van de Ptolemaia wil spreken moet nadenken over de heerserscultus en de festivals, over het Ptolemaeïsche rijk en de Griekse staten en bonden en over de verschillende decreten die te maken hebben met de Ptolemaia. In dit hoofdstuk zal ik uiteenzetten welke discussies er gevoerd zijn met betrekking tot de Ptolemaia en hoe de huidige stand van wetenschappelijke kennis is.

In de RE (1893–1980) lezen we het volgende over de Ptolemaia:3 “periodisch wiederkehrende Feste

im Rahmen des Herrschenkultes, die zu Ehren Ptolemaios’ I. und der jeweils regierenden Ptolemaierkönige gefeiert wurden.” Niet alleen in Alexandrië maar ook op andere plaatsen werden de Ptolemaia gevierd. De encyclopedie noemt onder andere Delos waar in een vroeg stadium de Ptolemaia werden gevierd en Athene waar de Ptolemaia in een later stadium werden gevierd. De informatie uit de encyclopedie is inmiddels verouderd. Nieuw licht op de zaken hebben we met name verkregen door het relatief kort bekende en in 1978 gepubliceerde Calliasdecreet waaruit duidelijk is geworden dat Athene deelnam aan de eerste Ptolemaia in Alexandrië.

De beschrijving in de encyclopedie roept vragen op. Zijn de Ptolemaia in Alexandrië gevierd op dezelfde wijze als in Delos en Athene? Want er zijn culten die opkomen vanuit de steden, de zogenaamde polisculten en er zijn in de Hellenistische tijd dynastieke culten dat wil zeggen culten die door het vorstenhuis geregeld zijn en een door het vorstenhuis geregeld hiërarchisch priesterschap hebben. Christian Habicht (1956) heeft in Gottmenschentum und griechische Städte de polisculten in de Hellenistische rijken beschreven. Dit werk is nog altijd een standaardwerk. Hij beschrijft de Ptolemaia niet en rekent deze dan ook stilzwijgend tot de dynastieke culten. Er is echter een discussie gaande betreffende de vraag of de Ptolemaia in Alexandrië deel uit maken van de dynastieke cultus of niet. Een hieraan gerelateerde vraag is of de grote processie die Callixeinus beschrijft, en waarover we gedetailleerd lezen in het vijfde boek van Athenaeus’ Deiphnosophistai (197C-203B), onderdeel is van de Ptolemaia. Callixeinus baseert namelijk zijn verslag op officiële verslagen van de Penteteris, de τῶν Πεντετηρίδων γραφαί.4 Kan de Penteteris geïdentificeerd worden met de Ptolemaia? G. Hölbl 3 Band 33, blz. 1578 onder ‘Ptolemaia’

(9)

(2001) ziet in A History of the Ptolemaic Empire5 de Ptolemaia inclusief de processie als onderdeel van

de dynastieke heerserscultus.6 Maar P.M. Fraser (1972), die evenals Höbl de geschiedenis van het

Ptolemaeïsche rijk beschrijft, meent in Ptolemaic Alexandria dat de Ptolemaia deel uitmaken van de polisculten.7 De processie, met als belangrijkste held Alexander, schaart Fraser onder de verering voor

de Olympische en andere Griekse goden.8 F. Dunand (1981) in La fête, pratique et discours

d’Alexandrie Hellénistique a la mission de Besançon9 en Perpillou-Thomas (1993) in Fêtes d’Egypte

ptolémaïque et romaine d’ après la documentation papyrologique grecque menen op grond van papyri dat de Ptolemaia en de Penteteris identiek zijn. Perpillou-Thomas beschouwt dan ook de processie oftewel pompe als onderdeel van de Ptolemaia. Zij bespreekt een aantal papyri uit de bibliotheek van Zenon waarbij verwezen wordt naar de Penteteris. De papyri worden gedateerd tussen 259 en 250 en gaan dus over later gevierde festivals.10 Sofie Remijsen (2009) echter meent in ‘Challenged by

Egyptians: Greek Sports in the Third Century’ dat de Penteteris ten onrechte geïdentificeerd wordt met de Ptolemaia. Volgens Remijsen vond de Penteteris een maand na de Ptolemaia plaats en daarom kan de pompe geen onderdeel van de Ptolemaia geweest zijn. Zij meent dit op basis van de datum van het papyrus P. Ryl. IV 562, een papyrus dat Perpillou-Thomas ook heeft besproken.11 Remijsen geeft

een beknopt overzicht van de gevoerde discussies over de identificatie van de Penteteris met de Ptolemaia.12 Maar Jens Köhler (1996) daarentegen meent, op basis van gevoerde discussies, in

Pompai. Untersuchungen zur hellenistischer Festkultur dat de pompe met grote zekerheid geïdentificeerd kan worden met de Ptolemaia.13 Ook Köhler geeft, maar veel uitgebreider dan

Remijsen, een overzicht van de gevoerde discussies.14 Als oude voorstander van identificatie noemt

Köhler J.L. Tondriau (1953). Tondriau toont in ‘Quelques problèmes religieux ptolémaïques’ aan dat

5 De door mij gebruikte Engelse versie is een vertaling van G. Hölbl Gechichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt, 1994)

6 Hölbl, 94-5

7 Fraser I (1972), 214-9; 224

8 Fraser I (1972), 193ff, in het bijzonder 202 9 Dunand (1981), 13

10 Perpillou-Thomas, 153. Het betreft de papyri PSI IV 409 a; P. Mich. Zen. I 46; PSI IV 364; P. Ryl. IV 562. Zij vermeldt dat er een discussie gaande is over de identificatie van de Penteteris met de Ptolemaia. Zij verwijst naar F. Dunand (1981) als voorstander en zij zegt dat E. E. Rice (van wie ik bij de beschrijving van de grote processie in Alexandrië gebruik zal maken) de vraag onbeslist laat. Zie ook noot 12.

11 Remijsen (2009), 259; 267 noot 58. In dit papyrus gaat het over niet goed lopende voorbereidingen voor de Penteteris.

12 Remijsen (2009), 267 noot 58. Zij noemt F. Dunand (1981) en F. Perpillou-Thomas onder degenen die de identificatie accepteren en P.M. Fraser (1972) onder degene die de identificatie betwijfelen en zij stelt eveneens dat E.E. Rice de vraag onbeantwoord laat. Zie ook noot 10.

13 Köhler, 37

14 Köhler, 37 noot 105. Hij noemt als voorstanders ook F. W. Walbank, Liverpool Class. Monthly 9,4, 1984, 53; V. Foertmeyer Historia 37, 1988, 93; H. Machler JEA 74, 1988, 292.

(10)

de Ptolemaia en de dynastieke cultus onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hij laat zien dat de inlijving van de Theoi Soteres en van Berenike II in de dynastieke cultus, ten tijde van Ptolemaeus IV Philopator, samenvallen met de Ptolemaia van 215/4 en 211/10.15 Een halve eeuw later ziet Céline

Marquaille (2008) in ‘The foreign Policy of Ptolemy II’ eveneens een dergelijke verbinding omdat zij meent dat Philadelphus er niet zonder reden voor kiest om zijn vader op de Ptolemaia uit te roepen als ‘Soter’; bij de Ptolemaia was immers een groot internationaal gezelschap aanwezig.16 Ik ga er van uit

dat de Ptolemaia behoren tot de dynastieke cultus omdat uit de nog te bespreken inscripties zal blijken dat het Ptolemaeus II Philadelphus zelf is die het festival instelt ter ere van zijn vader. Het kan niet anders of de dynastie moet een dikke vinger in de pap hebben gehad. Of de Penteteris en de Ptolemaia identiek zijn acht ik een kwestie van minder belang omdat in hoofdstuk 5 (Gezantschappen) duidelijk zal worden dat gezanten langere tijd in Alexandrië verbleven en dus meerdere festivals meemaakten; ook al kwamen zij niet voor de Ptolemaia, dan kregen ze deze toch wel te zien.

Er is nog een kwestie die speelt over de Ptolemaia in Alexandrië namelijk over de aanvangsdatum hiervan. Tot op heden bestaat hierover geen overeenstemming. Paulys Realencyclopädie noemt het jaar 279/8 als aanvangsdatum. Deze datum wordt ook genoemd door G. Hölbl (2001).17 Hij doet dit

op basis van het Calliasdecreet, evenals B. Dreyer (1996), die hetzelfde decreet bespreekt in ‘Der Beginn der Freiheitsphase Athens 287 v. Chr. und das Datum der Panathenäen und Ptolemaia im Kalliasdekret’.18 Ook Céline Marquaille (2008) noemt, nadat zij Calliasdecreet besproken heeft, als

datum 279/8 of mogelijk 275/4.19 Chris Bennett (2011) ‘Alexandria and the Moon: An Investigation

into the Lunar Macedonian Calendar of Ptolemaic Egypt’ heeft een iets vroegere datum. Op basis van het vergelijken van de Macedonische kalender met de Egyptische kalender, van de datum van de nieuw te vieren Panathenaea in Athene en van het Calliasdecreet komt hij op het jaartal 282 uit.20

Anderen hebben data vastgesteld aan de hand van de Syrische oorlogen die tussen de Ptolemaeën en de Seleuciden gevoerd zijn. Hierbij worden latere data genoemd. F. Dunand (1981) noemt 271/0 als

15 Tondriau, 128-30 16 Marquaille, 54 17 Hölbl, 94 18 Dreyer, 50-4 19 Marquaille, 48-9

20 Bennett, 120-1. Door het vergelijken van allerlei documenten komt Bennett tot een vergelijk tussen de Macedonische (Atheense) kalender en die van Ptolemaeus II. Daisios jaar 4 (282/1) van Ptolemaeus II is niet later dan Skirophorion 283/2 (Athene). De Panathenaea zijn in de daarop volgende tijd op Hekatombaion 28 gevierd. Bennett gebruikt bij zijn berekeningen de gegevens uit het Calliasdecreet: er moet tijd geweest zijn voor Callias en de sporters om beide evenementen te bezoeken. De reis naar en van Alexandrië duurt volgens Bennett in het ongunstigste geval 38 dagen. Zie ook onder ‘Datering van de besproken decreten’, blz. 50

(11)

datum vanwege het succesvol beëindigen van de eerste Syrische oorlog21 en Jens Köhler (1996), die

meent dat het vieren van feesten te maken heeft met (succesvolle) politieke ontwikkelingen en hoogtepunten in macht, noemt als mogelijkheden de Syrische erfopvolgingsoorlog in 280/79 of de Syrische oorlog in 274-1.22 Opmerkelijk is de visie van R.A. Hazzard (2000) die in Imagination of a

Monarchy: Studies in Ptolemaic Propaganda een nog latere datum noemt namelijk 262. Hij doet dit echter niet op basis van de Syrische oorlogen maar op basis van het toestemmingsbesluit van de Delphische Amphictyonie dat gedateerd wordt in 262/1, het laat voorkomen van de naam ‘Soter’ in documenten en Samos als vergaderplaats van de Nesiotenbond.23 Op deze dateringskwestie zal ik in

hoofdstuk 4 na het bespreken van de epigrafische bronnen terugkomen. Volgens Françoise Perpillou-Thomas (1993) hebben de Ptolemaia geduurd tot 211/10.24 Dit is kort na de slag bij Rafia in 217

waarbij de overwinning behaald werd door Egyptische boeren en de teloorgang van het Ptolemaeïsche rijk begon.

Wedstrijden waren een vast onderdeel van een festival. De sportieve prestaties van de Ptolemaia in Alexandrië en de sportieve prestaties van het Ptolemaeïsche vorstenhuis in het algemeen zijn met name onderzocht door Sofie Remijsen. In eerder genoemd artikel laat Remijsen (2009) zien dat de Ptolemaeën en hun hofleden zelf deelnamen aan de Griekse sport maar ook dat zij de Griekse spelen in Egypte introduceerden om de Griekse identiteit van de Ptolemaeën te benadrukken. In ‘Proactieve sportpolitiek in de oudheid. Het voorbeeld van de Ptolemaeën’ laat Remijsen (2008) zien dat de Ptolemaeën getalenteerde sporters financieel ondersteunen. In ‘The So-Called “Crown-Games”: Terminology and Historical Context of the Ancient Categories for Agones’ legt Remijsen (2011) het verschil uit tussen de zogenaamde kransspelen en prijsspelen. In hoofdstuk 2 zal ik dankbaar gebruik maken van haar werk.

De (dynastieke) heerserscultus in het Ptolemaeïsche rijk wordt veelal verklaard vanuit de legitimatie van de vorst. Volgens Hölbl (2001) moeten we voor het ontstaan van de heerserscultus terug naar Alexander de Grote. Deze moest, toen hij in 332 Egypte veroverde, zijn koningschap over Egypte legitimeren. Dit deed hij door de oude ideologie van de Egyptische koning, die door de overheersing van de Perzen was teloor gegaan, te herstellen en zich hieraan te assimileren.25 De oude Egyptische

koning was goddelijk. Deze regeerde als aardse manifestatie van Horus en als ‘zoon van Re’. Dat de

21 Dunand (1981), 13

22 Köhler, 36; 69. Hij geeft een overzicht van de tot dan toe gevoerde discussies. 23 Hazzard, 49; 53-7

24 Perpillou-Thomas, 154. Na de slag bij Rafia begon de Egyptische revolutie en begon de teloorgang van de monarchie, Ray, 141

(12)

assimilatie van Alexander prima gelukt is blijkt uit het feit dat, behalve zijn biologische vader Philip II, ook de god Zeus-Ammon en de laatste Egyptische koning vóór de Perzische overheersing, Nectanebo II, als zijn vaders worden genoemd. Zijn Ptolemaeïsche opvolgers gingen in hetzelfde voetspoor verder.26 Ptolemaeus I nam de cruciale stap om van de vergoddelijking van de Ptolemaeïsche dynastie

een staatszaak te maken. Hij verhief de dode Alexander tot staatsgod en maakte zijn eponieme priester de belangrijkste priester van het land. Volgens Hölbl, en dit is in overeenstemming met Fraser (1972)27, breidt Ptolemaeus II Philadelphus de dynastieke cultus verder uit. F. Dunand (2008) noemt

in ‘The Religious System at Alexandria’ in overeenstemming met Hölbl en Fraser maar met meer precisie de volgende uitbreidingen:28 In 272 wordt de cultus uitgebreid met de cultus voor de Theoi

Adelphoi dat wil zeggen Ptolemaeus II en zijn vrouw Arsinoë II; in 270 wordt er een speciale cultus voor Arsinoë met een priesteres en een canephore, een meisje dat heilige voorwerpen draagt om te offeren, toegevoegd. Ptolemaeus III Euergetes voegt zichzelf en zijn vrouw Berenike II als Theoi Euergetai aan de cultus toe. Volgens Hölbl is het opvallend dat Soter pas door Ptolemaeus IV Philopator officieel aan de dynastieke cultus wordt toegevoegd.

Ook de vraag hoe de Grieken zich met de goddelijkheid van de Hellenistische heersers konden verzoenen is onderzocht.29 Angelos Chaniotis (2003) laat in ‘The divinity of Hellenistic Rulers’ zien

dat het in de Griekse idee over de goddelijkheid niet gaat om onsterfelijkheid maar om de bereidheid om naar gebeden te luisteren en in nood te helpen.30 Wat de koningen op hetzelfde niveau plaatste met

de goden was de bescherming die ze gaven. Omdat de Hellenistische vorsten de goden weerspiegelden in hun zorg voor de mensen ontvingen ze dezelfde uitdrukkingen van dankbaarheid als de goden. De festival cultuur van de Griekse wereld is door velen onderzocht, onder andere door Simon Price (1999) Religions and the Ancient Greeks en William Slater (2007) ‘Deconstructing festivals’ Beiden laten de overheersende rol van festivals zien en geven een goed overzicht van de verschillende elementen van een festival.31 Een festival bestaat uit een panegyris oftewel (heilige) samenkomst die

aan de vooravond van de grote processie begon, de processie waarin religieuze objecten werden meegedragen, offers waarbij de burgers van de stad een deel kregen van het offervlees, gebeden, gezangen, een cultusbeeld en tenslotte wedstrijden. De ambassadeurs van het festival, de theoroi,

26 Hölbl, 92-8

27 Fraser (1972) I, 213-8 28 Dunand (2008), 261

29 De heerserscultus (als dynastieke cultus) kwam niet alleen in het Ptolemaeïsche rijk voor. Andere voorbeelden vinden we in het Seleucidische rijk en later in Commagene, Hölbl, 95.

30 Chaniotis, 434-7

(13)

kondigen een festival aan en nodigen andere steden uit het festival bij te wonen. De diverse elementen mogen verschillen maar offers zijn er altijd.

Het politieke kader van die dagen is behalve de al eerder genoemde Fraser en Hölbl door velen onderzocht. Ik wil met name Christian Habicht (1997) noemen die in Athens from Alexander to Antony de geschiedenis van Athene in de Hellenistische tijd beschrijft en deze ondersteunt met vele primaire bronnen.32 Habicht maakt duidelijk dat er in de Hellenistische tijd diverse rijken waren die

streden om de macht en dat Athene vocht om de eigen vrijheid te behouden en zich richtte naar die grootmacht die haar vrijheden het beste bewerkstelligde. Habicht (1997) geeft veel inzicht in een periode waarover nog veel onduidelijkheid heerst over de exacte data van gebeurtenissen. De diverse commentaren bij de te bespreken inscripties tasten nog wel eens in het duister of spreken elkaar tegen. Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat nieuw ontdekte inscripties eerdere gegevens en gedachten in een ander daglicht zetten. Het nog relatief kort ontdekte Calliasdecreet (1978) is daar een voorbeeld van. In het vervolg van mijn onderzoek zal dit duidelijk worden.

(14)

2 De Ptolemaia in Alexandrië

Na het overlijden van zijn vader Ptolemaeus I stelde Ptolemaeus II Philadelphus ter ere van hem een festival, de Ptolemaia, in. We hebben echter geen nauwkeurige beschrijving van het festival en het is dan ook niet zeker hoe deze Ptolemaia er precies uit hebben gezien. In de status quaestionis heb ik de diverse elementen van een festival genoemd33: een panegyris oftewel een heilige samenkomst aan de

vooravond van de grote processie, de processie waarin religieuze objecten werden meegedragen, offers, gebeden, gezangen, een cultusbeeld en tenslotte wedstrijden. In de tekst van Athenaeus’ Deiphnosophistai 197C-203B wordt een grote processie beschreven die ten tijde van Ptolemaeus II Philadelphus in Alexandrië werd gehouden.34 Hoewel het, zoals ik heb getoond in de status

quaestionis35, niet zeker is dat deze processie een onderdeel was van de Ptolemaia, zal ik beginnen met

deze processie te beschrijven omdat een dergelijke processie standaard was voor elk festival en dus ook voor de Ptolemaia.36 Ik zal gebruik maken van de tekst die E.E. Rice (1983) in The Grand

Procession of Ptolemy Philadelphus in het Grieks heeft weergegeven en in het Engels heeft vertaald en becommentarieerd. Nadat ik de processie heb beschreven en besproken zal ik de wedstrijden die gehouden werden bij de Ptolemaia bespreken. Hierbij zal ik voornamelijk gebruik maken van het werk en de inzichten van Remijsen.

De processie

Athenaeus, die leefde aan het einde van de tweede eeuw en het begin van de derde eeuw na Christus, heeft voor zijn beschrijving van de grote processie te Alexandrië gebruik gemaakt van de teksten van Callixeinus die leefde rond 200. Callixeinus was zelf ook al geen ooggetuige maar hij heeft zijn informatie verzameld uit de τῶν Πεντετηρίδων γραφαί (197D), dat wil zeggen uit de officiële verslagen van de dynastie van de Penteteris, en uit de in zijn tijd nog levendige mondelinge traditie.37

De processie oftewel pompe is reusachtig en samengesteld uit meerdere processies ter ere van goden en vergoddelijkte personen. Behalve het beeld van Dionysus worden ook de beelden van Priapus,

33 Zie onder ‘Status Quaestionis’, blz. 11. 34 Athenaeus, 196A

35 Zie onder ‘Status Quaestionis’, blz. 7-8.

36 Rice, 182-6. Volgens Rice is Syll. 3 390 een geschikte tekst om de processie en de Ptolemaia met elkaar te verbinden. Rice, 186 noot 10 noemt ook een tegenargument: In POxy. 2465, fr. 2, col. i wordt een zeer eenvoudige processie beschreven ter gelegenheid van de inwijding van Arsinoë II in de dynastieke cultus. Als deze processie indicatief is voor processies in de dynastieke cultus, dan is het niet waarschijnlijk dat de processie beschreven in Athenaeus ter ere van Ptolemaeus is geweest.

(15)

Korinthe, Arete, Alexander en Ptolemaeus meegevoerd. Al deze beelden zijn tamelijk kolossaal. De kosten van de processie zijn enorm geweest: 2239 talenten en 50 mines wat volgens F. Dunand (1981) overeen komt met 10-15% van het jaarlijkse staatsbudget.38 Het eerste dat mij opvalt is dat in de hele

processie ontzettend veel goud aanwezig is. Om maar wat voorbeelden te noemen: In 197E-F dragen de satyroi (saters) van Dionysus vergulde toortsen, hebben de nikai die een overwinning aanduiden gouden vleugels, dragen de vrouwen met goud verweven chitons, zijn er meer dan honderd gouden schalen, en dragen weer andere satyroi gouden kronen. In 198B is er een gouden altaar, in 199F– 200A een gouden tafel met enorme gouden kruiken. De erbij marcherende jonge mannen hebben gouden schoenen aan. In 202A-B is een gouden beeld van Alexander, zijn er tronen van goud en ivoor met daarop gouden kronen, hoornen en kransen. Op de troon van Ptolemaeus ligt een enorme en waardevolle gouden kroon. Volgens 202D-E zijn er 3200 gouden kronen in de processie aanwezig en nog eens vele kransen die door jonge meisjes worden gedragen. Het tweede dat mij opvalt zijn de exotische producten en dieren. In 200F lezen we over struisvogels die lichte wagens trekken en over olifanten. In 201B over papegaaien, pauwen, fazanten, Ethiopische vogels, antilopen en Indische koeien39. Het derde dat mij opvalt is het militair vertoon dat met de processie gepaard gaat door de

vele marcherende jonge mannen en de nikai met gouden vleugels. In de pompe zijn 57.600 infanteristen en 23.200 cavaleristen aanwezig. Het gaat dus om een enorme processie en niet om een optocht die even voorbij komt zoals wij die kennen bij onze koningsdagen.

Behalve door Rice (1983) is deze processie ook door Dunand (1981), F.W. Walbank (1996), Köhler (1996), Dorothy Thompson (2000) en Michel Austin (2006) becommentarieerd. Ik zal elk commentaar kort beschrijven en vervolgens een conclusie trekken.

Rice ziet de processie als propaganda om de legitimatie en de glorie van de koninklijke familie te verhogen. Rice gaat niet in op de enorme hoeveelheid goud, maar wel noemt zij de overvloed van exotische producten en dieren. Deze duidt volgens haar op enorme handelscontacten.40 Rice legt de

nadruk op de duidelijke display van militair vertoon aan het einde van de processie. Zij bespreekt deze in het licht van de strijd om de macht tussen de nieuw ontstane Hellenistische rijken. De grote hoeveelheid soldaten zou in de stad kunnen zijn om de overwinning te vieren van de eerste oorlog tegen de Seleuciden in het gebied Coele-Syrië. Deze oorlog vond plaats in 279.41 Rice ziet het beeld 38 Dunand (1981), 36 noot 9

39 Indische koeien komen uit de hoorn van Afrika volgens Thompson, 372 noot 26. 40 Rice, 2

(16)

van Korinthe, aanwezig in de processie in 201D, als politiek statement en wel als volgt:42 Korinthe

wordt vergezeld door Alexander, Ptolemaeus (I), Arete en de god Priapus. Achter hen volgen vrouwen die de Griekse steden in Ionië en op de eilanden vertegenwoordigen die onder de heerschappij van de Perzen hebben gestaan. De referentie naar Perzië is van belang. Korinthe is de belangrijkste van de steden, wat benadrukt wordt door haar diadeem. De reden hiervoor kan alleen de Korinthische Bond zijn die ooit door Philip II, de vader van Alexander, werd gesticht. De bond was een belangrijk medium voor de Griekse vrijheid, eerst gericht tegen de Perzen maar later ook tegen de diadochen. De plaats van Korinthe naast Alexander en Ptolemaeus (I) symboliseert de bevrijding van de hen volgende steden door Alexander door de idealen van de Korinthische Bond en de handhaving van die vrijheid door Ptolemaeus.

Dunand (1981) ziet de processie als een geschikt middel om zonder dwang militaire of politieke macht te verkrijgen. Op symbolische wijze worden de deugden getoond die een vorst in staat stellen om te regeren namelijk militair vertoon, piëteit naar goden en ouders, goddelijke protectie voor het land en welvaart voor de onderdanen.43 Volgens Dunand heeft de propaganda ook een politiek aspect.

De processie bevestigt de verbinding met Alexander de Grote en het laat zien dat de Ptolemaeën iets voorstellen over de grenzen heen. Uit de processie blijkt het gezag van de Ptolemaeën over Indië, Ethiopië en Korinthe.44 Zoals gezegd in de status quaestionis meent Dunand (1981) dat de Ptolemaia

voor het eerst gevierd zijn in 271/0 vanwege het succesvol beëindigen van de eerste Syrische oorlog.45

Köhler (1996) meent dat de Ptolemaia vanwege de beschreven processie een overwinningsfeest is.46

De militaire parade, de nikai en de vele gouden kransen van de steden duiden hierop. Het feest moet gevierd zijn na de Syrische erfopvolgingsoorlog die Köhler dateert in 280/79 of na de Syrische oorlog van 274-271. Volgens Köhler heeft de processie minsten twee dagen geduurd.47

F.W. Walbank (1996) Polybius, Rome and the Hellenistic World. Essays and Reflections benadrukt in het hoofdstuk ‘Two Hellenistic processions’ dat Ptolemaeus II met de processie speciaal focust op zijn Grieks-Macedonische onderdanen die het festival bezoeken.48 De processie heeft een Griekse

bijsmaak zoals blijkt uit de goden in de processie, de symboliek daarin en de verbinding van

42 Rice, 105-7 43 Dunand (1981), 23 44 Dunand (1981), 24

45 Dunand (1981), 13. De benaming van de Syrische oorlogen is verwarrend. Rice noemt 279 als datum van de eerste Syrische oorlog, de ‘Carian War’. Köhler, 36 en 69 heeft het over de Syrische erfopvolging in 280/79 (evenals Marquaille, 45-6) en over de Syrische oorlog in 274-1. De benamingen mogen verschillend zijn, zeker is dat er rond 279 door de Ptolemaeën een overwinning is behaald op de Seleuciden.

46 Köhler, 36-9 47 Köhler, 43

(17)

Ptolemaeus (I) met Alexander. De symboliek ziet Walbank onder andere in de figuur Korinthe.49

Hierbij gaat het volgens hem niet om de Korinthische Bond, zoals Rice meent, omdat die naam in oude bronnen niet verschijnt maar een moderne term is; ook niet om de expeditie van Ptolemaeus I in 308 waarbij hij de Peloponnesos bezette, omdat die specifieke gebeurtenis te ver in het verleden lag bij het oprichten van de Ptolemaia – Walbank meent dat de Ptolemaia ingesteld zijn in 279/850 – maar

om het Griekse thuisland in het algemeen.51 Volgens Walbank was Korinthe in die tijd namelijk bezet

door Antigonus Gonatas.52 Ptolemaeus II zou met de militaire parade en de weelde zijn Griekse gasten

willen intimideren zodat deze bij thuiskomt de glorie van het Ptolemaeïsche rijk zouden verkondigen.53

Volgens Dorothy Thompson (2000) in ‘Philadelphus’ Procession: Dynastic Power in a Mediterranean Context’ is de processie een representatie van de heerschappij van de Macedoniërs in Egypte. Doelgroep van de presentatie zijn de Grieken en het doel is de erkenning van de dynastie door hen.54

Ook Thompson meent dat bij het beeld van Korinthe om Griekenland als geheel gaat. De steden in Klein-Azië, door de vrouwen uitgebeeld, stonden eerder onder de heerschappij van Perzië maar zijn nu onderdanen van de Ptolemaeën.55 De processie heeft een politieke boodschap waarbij de kronen en

tronen, de diademen en de hoornen van overvloed symbolen van heerschappij zijn.56

Michel Austin (2006) bespreekt in The Hellenistic World from Alexander to the Roman Conquest deze processie ook. Hij meent dat de rijkdom van de Ptolemaeën niet allereerst te maken heeft met de overwinningen van de Ptolemaeën maar met de enorme vruchtbaarheid van de Nijl.57

Bij de beschrijving die Athenaeus geeft heb ik opgemerkt dat er enorm veel goud aanwezig is. Ook heb ik gewezen op de exotische dieren en producten en de hoeveelheid soldaten. Het militair vertoon wordt door commentatoren veelal in verband gebracht met de Syrische Oorlogen en de exotische dieren en producten met de enorme handelscontacten en de welvaart door de vruchtbaarheid van de Nijl. Allen zijn het er over eens dat de processie een politieke boodschap heeft namelijk dat de

49 Daarbij ook andere symboliek als het Alexander-thema, de Macedonische ‘Mimallones’, Azië dat vroeger onderworpen was aan de Perzen, de gevangen uit India en andere zaken, zie Walbank 124. Deze werkt Walbank echter niet uit.

50 Walbank,121

51 Walbank, 124; noot 31

52 Dit is in overeenstemming met het nog te bespreken Calliasdecreet, regel 16-8 waar Demetrius met zijn leger vanuit de Peloponnesos Athene nadert.

53 Walbank, 124-5 54 Thompson, 368-9 55 Thompson, 375 56 Thompson, 379

(18)

Ptolemaeën in staat zijn om te regeren. Zij hebben macht en heerschappij. Zij tonen dat zij in het voetspoor van Alexander verder gaan en zij maken hun overwinningen over andere Hellenistische vorsten, met name de Seleuciden, bekend aan hun Griekse gasten. De grootste interpretatieverschillen houden verband met de symboliek van het beeld van Korinthe: duidt deze op de bevrijding van de Grieken door de idealen van de Korinthische Bond en de handhaving daarvan door Ptolemaeus of gaat het om het Griekse thuisland in het algemeen?

Uit de nog te bespreken inscripties in hoofdstuk 4 zal duidelijk worden dat het bevrijden van Griekse steden en bonden een grote rol speelt. Daarom zal ik het eens zijn met Rice (1981) die meent dat het beeld van Korinthe symbool staat voor de Korinthische Bond als medium voor de Griekse vrijheid. Bij het bespreken van het Calliasdecreet zal ik hier nader op ingaan.58 Ook op de data die door Dunand

(1981) en Köhler (1996) worden genoemd zal ik later terugkomen.59 Tot slot moet de aandachtige

lezer opgemerkt hebben dat in de beschrijving van Athenaeus Ptolemaeus niet met de naam ‘Soter’ wordt genoemd. De naam ‘Soter’ komt in de dynastieke cultus pas laat voor.60 Ook hierop zal ik nog

terugkomen.61

De wedstrijden

Kort voor het afbreken van de tekst van Athenaeus is er een kleine inspringing in de tekst (203A-B) en wordt er een competitie beschreven. De competitie is volgens Rice (1981) een nieuw onderwerp en houdt niet met zekerheid verband met de voorgaande processie.62 Maar wel is het volgens Rice de

beste suggestie dat de 20 kronen die in de tekst worden genoemd bedoeld zijn voor het ritueel van het kronen, behorend bij de agon van het festival. Thompson (2000) gaat er wel van uit dat deze kronen te maken hebben met de Ptolemaia. De kronen werden gegeven door de bezoekers van de Ptolemaia en dienden als middel om de kosten van de prijzen voor de aankomende wedstrijden te dekken.63 Wat

weten we van de agon van de Ptolemaia? Uit welke wedstrijdonderdelen bestonden de Ptolemaia? En hoe prestigieus waren deze wedstrijden?

58 Zie blz. 42.

59 Zie onder ‘Datering van de besproken decreten’, blz. 50. 60 Zie onder ‘Status Quaestionis’, blz 10-1

61 Zie onder ‘Het toestemmingsbesluit van de Nesioten’, blz. 31-3 en 35; ‘Datering van de besproken decreten’, blz. 50

62 Rice, 126

(19)

We weten dat de hofpoëet Posidippus64 de winnaar Etearchus65 prijst omdat hij won met zijn Arabisch

paard en dat Callimachus66 Sosibius67 prijst omdat deze won op de lange renbaan. Uit het hierna te

bespreken Nesiotendecreet, Syll. 3 390, blijkt dat er bij de Ptolemaia sportwedstrijden, muziekwedstrijden en paardenraces waren. Uit Syll. 3 1080 (= IG V,2 118), gedateerd 276-219, weten we dat er bokswedstrijden waren en toneelwedstrijden.68 Uit Syll. 3 390 en CID IV 40 weten we dat de

Ptolemaia isolympische status hadden. Dat wil zeggen dat de winnaars beloond werden met dezelfde beloningen als de winnaars bij de Olympische spelen. De Olympische spelen waren kransspelen. Aan deze spelen nam alleen de internationale top deel.69 Algemeen werd aangenomen dat kransspelen

prestigieuze wedstrijden waren waarbij atleten enkel een bladerkrans wonnen. Bij hun thuiskomst werden de winnaars alsnog door hun vaderstad rijk beloond.70 Dergelijk eerbetoon bestond uit een

eiselasis (triomftocht), sitesis (vrije maaltijden) en andere beloningen en privileges behorend bij de geregistreerde hieronikai (heilige winnaars).71 Remijsen (2011) echter meent dat er geen vast

onderscheid is tussen kransspelen en prijsspelen. Bij kransspelen kan toch een prijs ter beschikking worden gesteld en bij prijsspelen kan een krans worden gewonnen. Volgens Remijsen (2011) is het zenden van theoroi, heilige gezanten, hét kenmerk van kransspelen, en niet het winnen van de krans.72

Hierin stemt zij overeen met Walbank (1974).73 Theoroi werden geruime tijd voor het vieren van een

festival op pad gestuurd om andere (Griekse) steden uit te nodigen om het festival bij te wonen.74 Het

zenden van theoroi duidt op internationale erkenning en prestige.75 Buraselis (1993) meent in

‘Ambivalent Roles of Centre and Periphery. Remarks on the Relation of the Cities of Greece with the Ptolemies until the End of Philometor’s Age’ dat Ptolemaeus II door het zenden van theoroi de traditionele kransspelen imiteerde en de status van het te vieren festival verhoogde. Buraselis (1993)zegt dat Ptolemaeus II de eerste was die dit deed.76 Het verhogen van de status van een festival

64 Posidippus, 76AB

65 Een lid van het Ptolemaeïsche hof. Zie Thompson, 279-80. 66 Callimachus, fr. 384, 39–41

67 Behalve in de Ptolemaia won hij met worstelen op de Panathenaia en met wagenraces op de Isthmische en Nemeïsche Spelen. Zie Mooren, 018

68 Zie ook Köhler, 44. 69 Remijsen (2008), 184-5

70 Price, 39; Slater, 37-8; Kyle, 22; Remijsen (2009), 258-9. De vier grote kransspelen zijn de Olympische, de Pythische, de Nemeïsche en de Isthmische Spelen. Zie hiervoor bijv. Remijsen (2011).

71 Slater, 43

72 Remijsen (2011), 106 73 Walbank, 124

74 Zie ook onder het hoofdstuk ‘Gezantschappen’, blz. 53-4.

75 Walbank, 124 noot 29 met een verwijzing naar o.a. Thucyd. 6.3; Buraselis (1993) 260-1 76 Buraselis (1993), 261

(20)

vindt ook plaats bij de Delphische Soteria en de Nikephoria in Pergamon maar dit is van later datum.77

Uit zojuist genoemde decreten weten we dat de Nesiotenbond en de Delphische Amphictyonie de isolympische status van de spelen hebben aanvaard. Zij namen dus de verplichting op zich om eventuele winnaars uit hun gebied te eren zoals zij de winnaars van de Olympische spelers eerden. De Ptolemaia werden elke vier jaar gevierd.

Remijsen is weinig positief wat betreft de prestaties bij de wedstrijden. Bij Syll 3 1080 (= IG V,2 118) merkt zij op dat de Ptolemaia nooit het niveau hebben bereikt van de traditionele spelen want deze derde eeuwse inscriptie uit Tegea toont dat een man die duidelijk geen atleet was, met boksen kon winnen bij de Ptolemaia terwijl hij zijn overige titels bij de Ptolemaia verkreeg door optredens in het theater.78 In haar latere artikel ‘Games, Competitors, and Performers in Roman Egypt’ (2014) zegt

Remijsen dat de Ptolemaia werden georganiseerd als topspelen maar dat het daarmee in de praktijk net zo verging als met de andere spelen in de periferie van het rijk: zij trokken zeldzaam internationale (top)spelers aan.79 Inscripties met overwinningen, behaald op de Ptolemaia, zijn niet bekend. Verder

meent Remijsen dat de Ptolemaeën sport gebruikten als onderdeel van hun propaganda in de Griekse wereld.80 Zij organiseerden niet alleen spelen maar zij namen ook zelf actief deel aan de diverse

Griekse spelen. Het is niet zo dat de Egyptenaren geen sportactiviteiten kenden. De Egyptenaren hielden al periodieke feesten met wedstrijden vanaf het derde millennium voor Christus. Zo hadden zij worstelwedstrijden, wedstrijden in jagen, zwemmen, paardenrennen en hardloopwedstrijden.81

Remijsen (2009) laat zien dat de Ptolemaeïsche vorsten en hun hofleden vele prijzen hebben behaald op het gebied van wagenrennen, het meest prestigieuze element van de Griekse spelen. De paardensport kostte een kapitaal en deelnemers behoorden vaak tot de hoogste kringen.82 Aan de hand

van de overwinningslijst van L. Moretti83 en de nog maar recent ontdekte en in 2001 gepubliceerde

Hippika van Posidippus toont Remijsen dat bij de Olympische spelen van 296 tot 244 vijf of mogelijk zes van de 14 paardenraces met vier paarden, gewonnen zijn door leden van het Ptolemaeïsche vorstenhuis namelijk door Ptolemaeus I, zijn vrouw Berenice I, Ptolemaeus II, zijn vrouw Arsinoë II en hun dochter Berenice. Verder won prinses Berenice II, de vrouw van Ptolemaeus III Euergetes, met

77 Andere spelen die als kransspelen werden geaccepteerd zijn de Asklepieia van Kos, de Leukophryenia van Magnesia, Remijsen (2011), 99. 78 Remijsen (2009), 259; (2008), 185 79 Remijsen (2014), 190-1 80 Remijsen (2009), 258-62 81 Papakonstantinou, 2 82 Remijsen (2008), 178

(21)

paardenraces op de Isthmische en Nemeïsche spelen.84 Remijsen (2008) vindt het succes van Egypte

opvallend omdat er geen successen worden geboekt vanuit het tegelijk ontstane Seleucidische rijk.85

Remijsen meent verder dat de Ptolemaeën door middel van hun sportprestaties een imago van kracht opbouwden.86 Het publiceren van sportprestaties geschiedde in het Grieks. Naar de Egyptische

onderdanen toe werd de Griekse sport nooit benadrukt.87 Door de spelen verschoof het centrum van

de Griekse wereld richting Alexandrië. Remijsen stemt overeen met Buraselis (1993) die zegt dat deelname van Egypte aan de Griekse spelen een bede om erkenning is met als doel het verhogen van de status van Alexandrië op het niveau van de andere Panhelleense centra.88

Remijsen heeft mijns inziens veel en goed onderzoek gedaan. Ik kan met haar concluderen dat het bij het instellen van de Ptolemaia, waarbij de spelen een isolympische status hadden, om prestige ging en om het verhogen van de status van Alexandrië. Maar dat de Ptolemaia weinig internationale topsporters heeft aangetrokken geloof ik zo zeker nog niet. Het feit dat veel Olympische paardenraces gewonnen zijn door leden van het Ptolemaeïsche hof doet vermoeden dat de Ptolemaeën ook in eigen land zorg droegen voor paardenraces van niveau. Daarbij wil ik vooruit wijzen op de gezantschappen, waarover ik in hoofdstuk 5 zal spreken. Een festival organiseren staat nooit op zichzelf, isolympische status toekennen ook niet. De organiserende stad of in dit geval de organiserende dynastie staat in nauwe verbinding met de steden die de uitnodigingen ontvangen en aanvaarden. Banden worden gesmeed en als antwoord zal de stad (de dynastie) die uitgenodigd heeft ook op haar beurt weer uitnodigingen ontvangen. Dus als de Ptolemaeën aanwezig waren op de Olympische spelen dan houdt dat in dat vertegenwoordigers (in de vorm van gezanten en deelnemers aan de wedstrijd) van de Olympische spelen wederkerig aanwezig waren in Alexandrië. Ik houd het voor zeer waarschijnlijk dat de Ptolemaeën zorg hebben gedragen voor prestigieuze wedstrijden.

84 Remijsen (2009), 251-4; Remijsen (2008), 179

85 Remijsen (2008), 175-7; 181. Bij de diverse Griekse spelen waren er veel atleten uit Egypte. Deze zijn echter moeilijk te identificeren. Atleten identificeerden zich steeds met hun naam, de naam van hun vader en hun ethnicon dat wil zeggen de Griekse polis waarvan zij burger waren. Het was namelijk alleen aan Griekse burgers toegestaan om deel te nemen aan de Olympische en andere Griekse spelen. In Egypte waren er maar drie Griekse poleis namelijk Alexandrië, Ptolemaïs en Naucratis. Wanneer Griekse Egyptenaren wilden meedoen aan de spelen en zij niet woonachtig waren in een van de poleis in Egypte, gebruikten zij een ethnicon dat verwees naar de Griekse

polis waar hun familie oorspronkelijk vandaan kwam. Dit betekent dat het aandeel Grieken uit Egypte mogelijk

groter is geweest dan tot nu toe verondersteld. Uit de vele nieuw gestichte steden in Azië, die eveneens allemaal hun Griekse identiteit bevestigd wilden hebben, zijn in de derde eeuw geen winnaars bekend.

86 Remijsen (2009), 258-62 87 Remijsen (2008), 187 88 Buraselis (1993), 260-1

(22)

3 De ontstaansgeschiedenis van de heerserscultus in het Ptolemaeïsche

rijk

Voordat ik de epigrafische bronnen zal bespreken in een min of meer historische context, wil ik ingaan op de heerserscultus. Uit de epigrafische bronnen blijkt namelijk dat het bezoeken van de Ptolemaia vergezeld ging van een offer aan Ptolemaeus I. In de Ptolemaia ging het in feite om het eerbetoon aan Ptolemaeus I. De heerserscultus was een nieuw fenomeen in de Hellenistische tijd. In dit hoofdstuk zal ik het ontstaan van de heerserscultus in het algemeen beschrijven en van de cultus voor Ptolemaeus I Soter in het bijzonder. Hierdoor wordt duidelijk dat een offer aan Ptolemaeus I voor de Grieken helemaal niet aanstootgevend is geweest, zoals dat heden ten dage, in elk geval in mijn ogen, wel het geval zou zijn.

Het ontstaan van de heerserscultus in het algemeen

In de status quaestionis heb ik geschreven dat Hölbl meent dat we voor het ontstaan van de heerserscultus terug moeten naar Alexander de Grote die na de verovering van Egypte zijn koningschap moest legitimeren.89 Hij deed dit volgens Hölbl (2001) door zich te assimileren aan de

oude ideologie van de Egyptische koning. De Egyptische koning was goddelijk. Ook heb ik geschreven dat zijn Ptolemaeïsche opvolgers in hetzelfde voetspoor verder gingen. Ptolemaeus I nam de cruciale stap om van de vergoddelijking van de Ptolemaeïsche dynastie een staatszaak te maken. Hij verhief de dode Alexander tot staatsgod en maakte zijn eponieme priester de belangrijkste priester van het land en Ptolemaeus II Philadelphus verhief zijn overleden vader tot god en stelde ter ere van hem de Ptolemaia in. C. Habicht (1956) en 50 jaar later Robert Parker (2011) On Greek Religion menen dat de verschijning van de rijkscultus in het Ptolemaeïsche (en ook in het Seleucidische) rijk iets bijzonders is; een door de koning zelf ingestelde, voor het hele rijk verplichte, uniforme, goddelijke verering van de vorst en zijn voorgangers.90 Er kwamen centraal georganiseerde structuren

met een ‘hogepriester’. Dit was voorheen ongekend.

We moeten beseffen dat het Ptolemaeïsche rijk geen Egyptisch rijk is geweest maar een Grieks rijk binnen de grenzen van Egypte. Het nieuwe rijk was een Griekse macht met een Grieks vorstenhuis en

89 Zie ook onder ‘Status Quaestionis’, blz. 10-1.

90 Habicht (1956), VII. Habicht richt zich op de polisculten en bespreekt de rijkscultus (en dus de Ptolemaia) verder niet; Parker, 62-3.

(23)

een Grieks sprekende elite,91 steunend op een Grieks leger.92 Kostas Buraselis (1993) stelt dat de oude

Griekse wereld en de ideologieën daarvan de grondslag van het Ptolemaeïsche rijk waren. Door de praktische import van Griekse culturele goederen erkende de Ptolemaeën dat de oude Griekse wereld een waardig centrum van culturele invloed en legitimatie bleef.93 De vraag werpt zich op hoe de

Grieken zich met de goddelijkheid van de Hellenistische heersers en deze rijkscultus konden verzoenen.94 Het antwoord ligt hierin dat de goddelijkheid van de heerser zich laat verklaren uit de

Griekse idee over de goddelijkheid. Zoals gezegd in de status quaestionis gaat het volgens Chaniotis (2003) in de Griekse idee over de goddelijkheid niet om onsterfelijkheid maar om de bereidheid om naar gebeden te luisteren en in nood te helpen.95 De Grieken kennen diverse goden die als sterveling,

na hun dood, de Olympus hebben beklommen zoals Asclepius, Dionysus en Heracles. Ook kennen zij bevoorrechte doden die verering verkregen omdat zij in staat waren hulp te bieden, met name in de strijd, zoals bijvoorbeeld de Spartaanse generaal Lysander.96 Voor hem richtten de inwoners van

Samos omstreeks 404 een altaar op en wijdden zij offers, zongen zij een hymne en veranderden zij de naam van een festival voor Hera in de Lysandreia. Dit alles vanwege zijn buitengewone verrichtingen: een overwinning op de Atheners en zijn hulp bij de terugkeer van de oligarchen in Samos. Het was een kortstondige cultus, zonder heiligdom en zonder cultusbeeld.

Het was niet de held zelf die zijn goddelijkheid verklaarde, maar degenen die zijn weldaden hadden ontvangen.97 In de vroege Hellenistische tijd gold dit ook voor de heerserscultus; het was niet de

heerser zelf die zijn goddelijkheid bepaalde maar de stad die zijn hulp had ontvangen. Cultische verering was de hoogste vorm van verering en werd gegeven aan personen die de stad bescherming hadden geboden of hadden geholpen wanneer het voortbestaan of de vrijheid van de stad op het spel stond. Een voorbeeld is Athene die een cultus instelde voor Antigonus Monophthalmus, beter bekend als de Eenogige, en Demetrius Poliorcetes omdat zij in 307 het garnizoen van Cassander verdreven

91 De tekst van bijvoorbeeld de Rosettasteen (gedateerd 196), een gezamenlijk besluit van de koning en de synode van de Egyptische priesters, is eerst in hiërogliefen (de heilige taal van de geestelijkheid) weergegeven, vervolgens in het Grieks en pas daarna in het Demotisch schrift dat wil zeggen het standaard Egyptisch, Ray, 1-3; 132-3. De Rosettasteen is heden ten dage in het British Museum in Londen.

92 Na Rafia is dit ander geworden. Buraselis (1993), 262; In deze vierde Syrische oorlog dreigden de Ptolemaeën te verliezen. Het was de rechterflank van het leger, dat bestond uit Egyptische boeren, dat de overwinning wist te behalen. Ray, 139-41.

93 Buraselis (1993), 252-9. De oprichting van de beroemde bibliotheek van Alexandrië is hier een goed voorbeeld van. 94 Ook in het Seleucidische rijk en later in Commagene komt de dynastieke heerserscultus voor. De deïficatie van de gestorven vorst was een standaardprocedure vanaf Antiochus I (324-261). De eerste Seleucidische koning die een cultus voor zichzelf tijdens zijn leven instelde was Antiochus III de Grote (242-187). Zie Chaniotis, 437; Hölbl, 95 95 Zie onder ‘Status Queastionis’, blz. 11.

96 Chaniotis, 434-6. Chaniotis verwijst hierbij naar Douris Fgr 76 F7 1 en 26) 97 Chaniotis, 433

(24)

hadden.98 De twee werden beschouwd als bevrijders van de stad. Ze kregen een priester, een altaar

met de naam ‘Soter’, een festival met een processie, offers, een agon oftewel wedstrijd en er werden twee nieuwe phylai, Antigonis en Demetrias, naar hen genoemd. Ook werden hun beeltenissen ingeweven in de peplos van Athena die bij het festival voor Athena, de Athenaea, om het beeld van Athena werd heengeslagen. De verering voor de vorst heeft dus alles te maken met de hulp die de vereerde personen gegeven hadden. Chaniotis (2003) zegt dat Hellenistische vorsten de goden weerspiegelden in hun zorg voor de mensen en dat ze daarom dezelfde uitdrukkingen van dankbaarheid als de goden ontvingen; isotheoi timai.99 Ook in het hierna te bespreken Nesiotendecreet

is dit het geval. Hiermee was de vorst nog niet gelijk aan god. Het attribuut theos werd gewoonlijk pas postuum gegeven (bijv. OGIS 246). Bij de cultus voor een nog levende persoon, zoals ook de hierboven genoemde cultus voor Antigonus Monophthalmus en Demetrius Poliorcetes, ging het erom dat de vereerde persoon tijdens zijn leven werd geacht zorg te dragen voor zijn onderdanen.100 De

cultus voor de levende koning ging ook door na zijn dood. Volgens Habicht (1997) is de reactie van Athene op deze bevrijding een nieuwe standaard geworden: de bevrijding van een stad van een vreemde overheersing of van een groot gevaar kon van toen af aan beloond worden met eerbewijzen die gebruikelijk waren voor een god.101

Eerder heeft C. Habicht (1956) gemeend dat de cultische verering voor (levende) vorsten zich laat verklaren uit een historische ontwikkeling.102 Steden konden zich in de Hellenistische tijd niet meer op

eigen kracht staande houden maar waren voor hun bestaan afhankelijk van een ‘vreemde’, dat wil zeggen van één van de rivaliserende Hellenistische heersers. Er was een nieuwe vorm van cultus nodig. De cultus voor een (levende) vorst moet gezien worden als compromis van al bestaande eerbewijzen die niet meer voldoende waren voor de nieuwe situatie. S.R.F. Price (1984) bekijkt de heerserscultus in Rituals and Power. The Roman imperial cult in Asia Minor vanuit een ander perspectief en hij laat zien dat de Hellenistische vorsten zich moesten legitimeren jegens de Griekse poleis. Hij begint zijn

98 Chaniotis, 436; Kotsidu, 33. Conform Plut. Demetr. 8-13; Diod. 20.45.2. Volgens Wikander, 116 hebben we behalve het bewijs in Diodorus en Plutarchus een inscriptie, OGIS 6, waarin een heiligdom en een altaar en een cultusbeeld voor Antigonus voorkomen. Deze inscriptie wordt gedateerd in 311 (dus voor de bevrijding). Reden is onbekend; Voor uitgebreide achtergronden zie Habicht (1997), 68 en Habicht (1956), 42-55 (met daarin ook op blz. 42-4 de bespreking .van OGIS 6). Decreten waarin Antigonus en Demetrius vereerd worden als Soter zijn onder andere

Hesp. 17, 114; Hesp. 15, 150; Hesp. 8, 35; IG II2 646 (regel 40); IG II2 790 (regel 12); IG II2 3424 (op de opstaande

rand).

99 Chaniotis, 433. Een ander voorbeeld hiervan zien we in SEG 41 75 waarin Antigonus goddelijke eerbewijzen ontvangt.

100 Chaniotis, 432-3 101 Habicht (1997), 69 102 Habicht (1956), 212-3

(25)

boek over de keizercultus met een terugblik op de Hellenistische heerserscultus en zegt hier het volgende over:103 Grieken waren van oudsher geen monarch gewend. Steden waren vrij en

onafhankelijk. Met het ontstaan van de Hellenistische rijken ontstond er een spanningsveld tussen de nieuw ontstane monarchieën en de Griekse poleis en hun tradities. Deze spanning is de basis voor het ontstaan van de heerserscultus: Vorsten moesten zich rechtvaardigen en zich als weldoener presenteren en de steden konden zich door middel van de cultus voor de weldoener met de nieuwe machthebbers verzoenen. Haritini Kotsidu (2000) ziet het in ΤΙΜΗ ΚΑΙ ΔΟΞΑ. Ehrungen für hellenistische Herrscher im griechischen Mutterland und in Kleinasien unter besonderer Berücksichtigung der archäologishen Denkmäler niet zozeer als een spanningsveld, maar meer als een spel. Hij stelt dat enerzijds koninklijke weldaden en dynastieke diensten bewust werden ingezet om macht te vestigen. Koningen wilden de vrije steden met hun politiek winnen en daardoor een hoger aanzien verkrijgen. Maar anderzijds werden ook van de kant van de steden politieke doelen nagejaagd zoals het zich bevrijden van een drukkende heerschappij of van het verlichten van lasten. Steden wendden zich met het oog daarop tot de nieuw ontstane koninkrijken.104

Charlotte Wikander (2005) merkt in ‘The Practicalities of Ruler Cult’ op dat de nieuwe culten voor vorsten voor het eerst ontstaan tijdens de periode van de eerste generatie diadochen en wel in de gebieden rond de Egeïsche Zee. In centraal Griekenland hebben we, behalve de situatie van Athene en de Antigoniden, helemaal niets. Deze culten, die ingericht werden volgens de gebruikelijke manier voor de cultus van een god105, zijn volgens Wikander, mogelijk de aanzet geweest voor de dynastieke

culten.106 Wat betreft de Ptolemaia lijkt me dat niet onwaarschijnlijk. Uit de te bespreken inscripties

zal blijken dat eerdere weldaden van en vereringen voor Soter een motief zijn om de Ptolemaia te aanvaarden. Dezelfde weldaden die aanleiding geweest zijn om een (polis)cultus voor Soter in te stellen, zijn een motief om de Ptolemaia te bezoeken en een offer aan Soter te brengen. Het zal er tegelijkertijd op lijken dat Ptolemaeus II Philadelphus de Ptolemaia niet kon instellen zonder de verrichte weldaden van zijn vader. Ptolemaeus II Philadelphus legitimeerde de Ptolemaia door zich te beroepen op de bevrijdende daden van Ptolemaeus I Soter.

103 Price (1984), 27-30 104 Kotsidu, 14-5

105 Zie ook Price (1984), 36-7. Deze culten werden vaak gecombineerd met de cultus voor Dionysus. 106 Wikander, 118-9

(26)

Culten voor Ptolemaeus I Soter

Gefundeerd op Diodorus en Pausanias zeggen Hans Hauben (2010) in ‘Rhodes, the League of the Islanders, and the Cult of Ptolemy I Soter’ en Thomasz Grabowski (2014) in ‘The cult of the Ptolemies in the Aegean in the 3rd century BC’ dat de verering van Ptolemaeus I Soter begint op het eiland Rhodos.107 Diodorus Siculus vertelt dat de inwoners van Rhodos in 304 een gezantschap naar

Libië sturen om het orakel in Ammon te bezoeken. Zij willen een advies over de verering van Ptolemaeus I als een god omdat hij hen geholpen had in de strijd tegen Antigonus Monophthalmus en zijn zoon Demetrius Poliorcetes. Demetrius had Rhodos namelijk in 305 belegerd maar de schepen van Ptolemaeus wisten drie maal door de linies heen te breken om Rhodos militaire versterkingen te geven en van proviand te voorzien. In 304 werd een vredesverdrag getekend. Rhodos mocht haar autonomie behouden. De formele alliantie die de Rhodiërs hadden met Antigonus en Demetrius kwam tot een einde. De Rhodiërs bouwden een Ptolemaion voor Ptolemaeus I. Pausanias meldt dat het de Rhodiërs waren die als eersten Ptolemaeus I vereerden met de naam ‘Soter’. Hauben merkt op dat Demetrius, zoals we ook hierboven hebben gezien, slechts korte tijd tevoren dezelfde naam als cultusnaam had ontvangen in Athene en hij ziet hierin een rivaliteit tussen Demetrius en Ptolemaeus die door middel van een propaganda-oorlog zoveel mogelijk indruk willen maken op de poleis. Maar niet alleen de vorsten voerden een propagandastrijd; ook de poleis zelf. Het waren de Rhodiërs zelf die deze naam aan Ptolemaeus gaven. De Rhodiërs wedijverden met hun rivaal Athene en met de Soter van Athene. Elk vereert aan andere vorst met de cultusnaam ‘Soter’; Athene Demetrius en Rhodos Ptolemaeus I.

Ook op Delos was er al vroeg een verering voor Ptolemaeus I en ook daar werd hij vereerd met de naam ‘Soter’. Dit blijkt uit het altaar dat de naam ‘Soter’ droeg zoals blijkt uit Syll. 3 390. Hierdoor weten we dat de naam ‘Soter’ niet zomaar een bijnaam is maar een cultusnaam.108 Ter ere van hem

werden er op Delos Ptolemaia gevierd waarbij tragediewedstrijden werden gehouden (IG XI,4 1038 en IG XI,4 1043, regel 13). Deze Ptolemaia zijn ingesteld door de Nesiotenbond waarover ik in het volgende hoofdstuk kom te spreken. Het motief voor deze cultus was volgens Habicht (1956) en Grabowski (2014) eveneens het bevrijd worden van het juk van Demetrius.109 Ik meen dat wat ik

zojuist heb geschreven over rivaliteiten niet alleen op Rhodos van toepassing is maar ook op Delos. In het Egeïsche Zeegebied begint zich een ware (stille propaganda) strijd te voltrekken.

107 Hauben, 103-7 Grabowski, 23. Zie ook Diod. XX .84.1; 88.9; 92, 1-2; 96.1; 98.1; 99.2;en 100, 3-4; Pausanias I 8.6 108 Hauben, 111

(27)

In dit hoofdstuk hebben we gezien dat de cultus voor de heerser zich laat verklaren door zijn zorg voor de mensen. Hiermee kwam de heerser op een gelijk niveau met de goden te staan en ontving hij isotheoi timai. Het was niet de vorst zelf die zijn goddelijkheid verklaarde, maar de polis die zijn weldaden hadden ontvangen. Athene is de eerste geweest die haar weldoeners Antigonus Monophthalmus en Demetrius Poliorcetes goddelijke eer bewees. Athene werd hierin nagevolgd door Rhodos en Delos die hun bevrijder, maar dan Ptolemaeus I, vereerden met de naam ‘Soter’.

De polisculten voor Ptolemaeus I Soter zijn een opstap geweest voor de dynastieke cultus voor Ptolemaeus I in Alexandrië. Uit de te bespreken inscripties in het volgende hoofdstuk zal hiervoor het bewijs geleverd worden.

(28)

4 De epigrafische bronnen betreffende de Ptolemaia in Egypte

Ptolemaeus II Philadelphus had na de dood van zijn vader Ptolemaeus I Soter in 283 de moeilijke taak om na een periode van twee jaren co-regentschap het gebied dat zijn vader had veroverd onder controle te houden. Dit gebied bestond uit Cyrenaica, Syrië, Fenicië en Cyprus.110 Nog maar net

koning stelt Ptolemaeus II de Ptolemaia in. Hij stuurde zijn gezanten naar de Griekse bonden en steden met de vraag om aan de Ptolemaia isolympische status toe te kennen en een offer te brengen aan zijn vader. Wat waren de motieven voor Ptolemaeus om de Ptolemaia in te stellen en welke motieven hadden de bonden en steden om de Ptolemaia te bezoeken? In dit hoofdstuk zal ik drie epigrafische teksten bespreken die in verband staan met de Ptolemaia. Het betreft Syll. 3 390 (= IG XII,7 506), het nog relatief kort bekende en in 1978 gepubliceerde Calliasdecreet (= Hesp. 1978 Suppl 17) en CID IV 40 (= ISE II 75 = FD III 4, 357). Uit deze inscripties worden de motieven duidelijk die meespeelden in het instellen en het toestemmen van de Ptolemaia.

Het toestemmingsbesluit van de Nesioten: Syll. 3 390 (= IG XII, 7 506)

Tekst overgenomen van http://epigraphy.packhum.org (augustus 2017) [ἔδοξε]ν τοῖς συνέδροις τῶν νησιωτῶν· ὑπὲρ ὧν [Φιλοκλῆ]ς ὁ βασιλεὺς Σιδονίων καὶ Βάκχων ὁ νη- [σίαρχος ἔγρα]ψαν πρὸς τ[ὰ]ς πόλεις, ὅπως ἂν ἀπο- [στ]εί[λ]ωσιν συνέδρους εἰς Σάμον, οἵτινες 5 [χρημ]ατιοῦσιν ὑπὲρ τῆς θυσίας καὶ τῶν θεω- [ρῶ]ν καὶ τοῦ ἀγῶνος, ὃν τίθησιν ὁ βασιλεὺς Πτο- [λεμ]αῖος τῶι πατρὶ ἐν Ἀλεξανδρείαι ἰσολυμ[πι]- [ον, καὶ νῦν] ἐκ πόλεωμ παραγενομένοις τοῖς συ[ν]- [έδροις] δι[ελέγη]σαν Φιλοκλῆς καὶ Βάκχων, δ[ε]- 10 [δό]χθαι τῶι κοινῶι τῶν συνέδρων· ἐπειδὴ ὁ [β]ασιλεὺς καὶ σωτὴρ Πτολεμαῖος πολλῶν καὶ μεγάλων ἀγαθῶν αἴτιος ἐγένετο τοῖς [τ]ε νησιώταις καὶ τοῖς ἄλλοις Ἕλλησιν, τάς τε π[ό]- [λ]εις ἐλευθερώσας καὶ τοὺς νόμους ἀποδοὺς 15 [κ]αὶ τὴμ πάτριομ πολιτείαμ πᾶσιγ καταστήσα[ς] [κ]αὶ τῶν εἰσφορῶγ κουφίσας, καὶ νῦν ὁ βασιλεὺς 110 Marquaille, 42-3; Grabowski, 30

(29)

[Π]τολεμαῖος, διαδεξάμενος τὴμ βασιλείαν παρ[ὰ] τοῦ πατρός, τὴν αὐτὴν εὔνοιαγ καὶ ἐπιμέλειαν [π]αρεχόμενος διατελεῖ εἴς τε τοὺς νησιώτας κα[ὶ] 20 τοὺς ἄλλους Ἕλληνας, καὶ θυσίαμ ποιεῖ τῶι πατρ[ὶ] καὶ ἀγῶνα τίθησιν ἰσολύμπιον γυμνικὸγ καὶ μουσικὸν καὶ ἱππικόν, τήν τε πρὸς τοὺς θεοὺ[ς εὐ]- [σέβ]ειαν διαφυλάττωγ καὶ τὴμ πρὸς τοὺς π[ρογό]- [νου]ς εὔνοιαν διατηρῶν, καὶ παρακαλεῖ εἰς ταῦτ[α] 25 [τού]ς τε νησιώτας καὶ τοὺς ἄλλους Ἕλληνας ψ[η]- [φίσα]σθαι τὸν ἀγῶνα ὑπάρχειν ἰσολύμπιον, πρό- [σήκ]ει πᾶσι τοῖς νησιώταις τετιμηκόσιμ πρ[ότε]- [ρον τ]ὸν σωτῆρα Πτολεμαῖον ἰσοθέοις τιμαῖ[ς] [καὶ δι]ὰ τὰς κοι[νὰς εὐεργεσίας] καὶ διὰ τὰς ἰδίο[υς] 30 [ὠφελείας τῶι βασιλεῖ Πτο]λεμαίωι παρακαλοῦ[ν]- [τι ἔν τε τοῖς ἄλλοις συλλα]μβάνεσθαι καὶ νῦγ κατὰ [τὴν αἵρεσιν αὐτοῦ μετὰ πάσης] προθυμία[ς ψηφίσα]σθα[ι] — — — — — — — — — — — — — — — — μὲν τὸμ πᾶσ[ιν ․]ΛΓ․․ — — — — — — — — — — — — — —αι καταξίας τιμὰς 35 [— — — — — — — — — — — — — τῆ]ς ἑαυτῶν εὐνοία[ς] [ἀποδέχεσθ]αι τὴν θυσίαγ καὶ τοὺς θεωροὺς ἀ[πο]- [στέλλειν εἰ]ς τὸμ πάντα χρόνον ἐν τοῖς καθ[ή]- [κουσι χρόνοις], καθάπερ ὁ βασιλεὺς ἐπέσταλκε, [κ]α[ὶ] εἶναι τὸν ἀγῶνα ἰσολύμπιογ, καὶ τοῖς νικῶσιν 40 [τῶν νησιωτῶν] τὰς τιμὰς τὰς αὐτὰς ὑπάρχειν, αἵπερ εἰσὶ[ν ἐν] τοῖς νόμοις παρ’ ἑκάστοις τῶν νησιωτῶν [γεγραμμέναι] τοῖς τὰ Ὀλύμπια νικήσασιν· στεφανῶ- [σ]αι δὲ καὶ τὸ[μ βα]σιλέα Πτολεμαῖον βασιλέως καὶ [σ]ωτῆρος Πτολεμαίου χρυ[σῶι] στεφάνωι ἀριστεί- 45 [ωι ἀπὸ] στα[τήρ]ωγ χ[ι]λίων ἀρητῆς ἕνεκεγ καὶ εὐ- [νοί]ας τῆς εἰς τοὺς νησιώτας, ἀναγράψαι δὲ τοὺς [συν]έδρους τόδε τὸ ψ[ήφι]σμα εἰς στήλην λιθίνηγ καὶ [στῆσαι ἐν] Δήλωι παρὰ τὸν βωμὸν τοῦ σωτῆρος [Πτ]ολε[μαίου· κατὰ] ταὐτὰ δὲ ψηφισάσθωσαν τόδε 50 [τὸ ψ]ήφισμα καὶ αἱ μετέχουσαι τῶμ πόλεων τοῦ συν- [ε]δρί[ου], καὶ ἀναγραψάτωσαν εἰς στήλας λιθίνας [κ]αὶ ἀναθέτωσαν εἰς τὰ ἱερὰ ἐν οἷς καὶ αἱ λοιπαὶ τι- μαί εἰσιν ἀναγεγραμμέναι παρ’ ἑκάστοις· ἑλέσθαι [δ]ὲ τοὺς συνέδρους καὶ θεωροὺς τρεῖς, οἵτινες ἀφ[ι]- 55 [κ]όμενοι εἰς Ἀλεξάνδρειαν θύσουσίν τε ὑπὲρ τοῦ

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om onze gevallenen aan de vergetelheid te onttrekken, om hun zichtbaarheid te vergroten, om het eerbetoon aan hen te bevorderen, om het Nederlandse volk onderling te verbinden en

De drie wijzen: ze dagen ons uit om God niet kapot te redeneren, Hem niet te verdedigen als een theorie, Hem niet te verkopen als een product. Echte gelovigen, zoals echte

Aanvankelijk was Van den Enden eveneens covoorzitter van het Raadgevend Comité voor Bio- Ethiek, waarin professoren van diverse strekkingen zetelden, maar om. gezondheidsredenen

- In artikel 8.2.2, tweede lid, de bevoegdheid om regels te stellen loskoppelen van de gebondenheid aan de ministeriële regeling bij gebruikmaking van die bevoegdheid.. - In

Het extra verkeer van de voorgenomen ontwikkeling zorgt daarmee niet voor een significante toename van de geluidsbelasting langs wegen in de omgeving... In een eerdere studie

Het uitgevoerde programma werd gebaseerd op de vraagstelling van het Koning Willem I College: “Wat is er nodig om ons onderwijs door te ontwikkelen en te versterken, zodat we

Het extra verkeer van de voorgenomen ontwikkeling zorgt daarmee niet voor een significante toename van de geluidsbelasting langs wegen in de omgeving... In een eerdere studie

De GGZ-aanbieders vorderen in incidenteel appel gedeeltelijke vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter en een bevel voor de Zorgkantoren, uitvoerbaar bij voorraad,