• No results found

Tekst overgenomen van E. Lanciers (1987) ‘Het eredecreet voor Kallias van Sphettos en de Grieks-Egyptische relaties in de vroege Ptolemaeëntijd’.

11 ἐπειδὴ Καλλία[ς], γενομένης τῆς ἐπαναστάσεως ὑπὸ τοῦ δήμου ἐπὶ το ὺς κατέχοντας τὴν πόλιν καὶ τοὺς μὲν ἐκ τοῦ ἄστεως στρατιώτας ἐγβαλόντος, τοῦ δὲ φρουρίου τοῦ ἐν τῶι 15 Μουσείωι ἔτι κατεχομένου καὶ τῆς χώρας ἐμ πολέμω ι οὔσης ὑπὸ τῶν ἐκ τοῦ Πειραέως, καὶ Δημητρίου παρα γιγνομένου ἐκ Πελοποννήσου μετὰ τοῦ στρατοπέδο υ ἐπὶ τὸ ἄστυ, πυθόμενος Καλλίας τὸν κίνδυνον τὸν π ερὶ τὴν πόλιν καὶ ἐπιλεξάμενος τῶν στρατιωτῶν χι 20 λίους τῶν μεθ ' αὑτοῦ τεταγμένων ἐν Ἄνδρωι καὶ ἀναδ ούς ὀψώνια αὐτοῖς καὶ αιτομετρήσας παρεγένετο βο ηθῶν εὐθὺς εἰς τὸ ἄστυ τῶι δήμωι ακόλουθα ηράττων τεῖ τοῦ βασιλέως Πτολεμαίου πρὸς τὸν δὴμον εὐνοίαι, καὶ ἐξά

137 Zie ook onder de geschiedkundige achtergrondinformatie van het Calliasdecreet, blz 39-41 138 Habicht (1997), 94-5; Grabowski, 25

γων εἰς τὴν χώραν τους στρατιώτας τοὺς μεθ ' αὑτοῦ προ 25 εκάθητο τῆς τοῦ σίτου συνκομιδῆς πᾶσαν ποιούμενος σπουδὴν ὃπως ἄν εἰς τὴν πόλιν σῖτος ὡς πλεῖστος εἰσκ ομισθεῖ· καὶ ἐπειδὴ παραγενόμενος Δημήτριος καὶ πε ριστρατοπεδεύσας ἐπολιόρκει τὸ ἄστυ, ἀγωνιζόμενο ς ὑπὲρ τοῦ δήμου Καλλίας καὶ ἐπεξιὼν μετὰ τῶν στρατι 30 ωτῶν τῶν μεθ ' αὑτοῦ καὶ τραυματίας γενόμενος κίνδυ νον οὐθένα ὑποστελλόμενος οὐδὲ ἐν ἑνὶ καιρῶι ἕνεκα τῆς τοῦ δήμου σωτηρίας· καὶ τοῦ βασιλ{ιλ}έως Πτολεμαί ου ἀποστείλαντος Σώστρατον τὰ συμφέροντα πράξοντ α τεῆ πόλει, καὶ Σωστράτου μεταπεμπομένου πρεσβεία 35 ν πρὸς ἑαυτὸν εἰς Πειραιᾶ μεθ' ἧς συνθήσει τὰ περὶ τὴν εἰρήνην υπὲρ τῆς πόλεως πρὸς Δημήτριον, ὑπακούσας ε ἰς ταῦτα τοῖστρατηγοῖς καὶ τεῖ βουλεῖ Καλλίας καὶ π ρεσβεύων ὑπὲρ τοῦ δήμου καὶ [π]άντα πράττων τὰ συμφέρ οντά τεῖ πόλει, καὶ συμπαραμ[ε]ίνας ἐν τῶι ἄστει μετὰ τ 40 ῶν στρατιωτῶν ἕως ἡ εἰρήνη σ[υ]νετελέσθη, καὶ ἀναπλεύσ {σ}ας πρὸς τὸν βασιλέα Πτολεμαῖον ταῖς πρεαβείαις τα ῖς ἀποστελλομέναις ὑπὸ τοῦ δήμου συναγωνιζόμενος εἰς πάντα καὶ συνεργῶν εἰς τὰ συμφέροντα τεῖ πόλει· κ αὶ παραλαβόντος τὴν βασιλε[ί]αν Πτολεμαίου τοῦ νεωτ 45 έρου βασιλέως ἑπιδημήσας ε[ἰ]ς τὸ ἄστυ Καλλίας, καὶ τῶ ν στρατηγῶν καλεσάντων αῦτ[ὸ]ν καὶ ἐμφανιζόντων τὰ κατὰ τὴν πόλιν ἐν οἷς ἦν καὶ παρακαλούντω[ν] αὐτὸν σπου δάσαι ὑπερ τςῆ πόλεως πρὸς τὸν βασιλέα Πτ[ο]λεμαῖον ὅ[π] ως ἄν βοήθειά τις γένηται τὴν ταχ[ί]στην εἰς τὸ ἄστυ σίτ 50 ωι καὶ χρήμασιν, καὶ ἀναπλεύσα[ς] αὐτὸς ἰδί<α>ι Καλλίας εἰς Κύπρον καὶ ἐντυχὼν ἐκεῖ τῶ[ι β]ασιλεῖ φιλοτίμως ὑ πὲρ τῆς πόλεως ἐκόμισεν τῶι δήμωι ἀργυρίου μὲν τάλαν τα πεντήκοντα, πυρῶν δὲ δισμυρίους μεδίμνους δωρεὰν ὃι παρεμετρήθησαν ἐγ Δήλου τοῖς ἀποσταλεῖσιν ὑπὸ τ[ο] 55 ῦ δήμου· καὶ ὡς ὁ βασιλεὺς πρῶτον ἐπόει τὰὰ̣ Πτο[λ]εμαῖα τ[ὴ] ν θυσίαν καὶ τοὺς αγῶνας τῶι πατ[ρί], ψηφι[σ]α[μένου τ]οὰ̣ῦὰ̣ [δή] μου θεωρίαν πέμπειν καὶ ἀξιώσανὰ̣τὰ̣ος ὑπακ[οῦσαι Καλλί] αν ἀρχεθέωρον καὶ ἀγαγεῖν ὐπὲρ τ[ο]ῦ δήμου [τὴν θεωρίαν, ὐ] πακούσας εἰς ταῦτα φιλοτίμως Κ[αλ]λίας καὰ̣[ὶ τὰς ἐψηφισ] 60 μένας αὐτῶι ὑπὸ τοῦ δήμου εἰς τὴνὰ̣ ἀρχεθεω[ρίαν πεντήκον] τα μνᾶς ἀφεὶς καὶ ἐπιδοὺς τῶι δή[μωι], αὐτὸ[ς τὴν μὲν θεωρία] ν ἀγαγὼν ἐκ τῶν ἰδίων καλῶς καὶ ἀ[ξίως] τοῦ δὰ̣[ή]μου, [τῆς δὲ] θὰ̣ υσίας ἐπιμεληθεὶς ὑπὲρ τῆς πόλεω[ς] καὶ τῶν ἂλλωὰ̣[ν] ἁπὰ̣άὰ̣[ντ] ων ὧν προσῆκεν μετὰ τῶν θὰ̣εὰ̣ω[ρ]ῶὰ̣ν· κὰ̣[αὶ τ]οῦ δὰ̣ήμ[ο]υ τότε [πρῶτο] 65 ν τὰ Παναθήναια τεῖ Ἀρχηγέτι[δι] μέλλοντος πὰ̣οὰ̣[εῖν] ἀ[φ'] οὰ̣[ὗ τ] ὸ ἄστυ ἐκεκόμιστο, διαλεχθεἱς τῶι βασιλεῖ Κὰ̣[αλλίας ὑπὲ] ρ τῶν ὅπλων ὧν εἰς τὸν πέπλον ἔδει παρασκευάσὰ̣αὰ̣ιὰ̣ [καὶ ἐπι] δόντος τεῖ πόλει τοῦ βασιλ[ι}έως ἐ[σ]πούδὰ̣ασεν ὅπ[ως ἂν ὠς] βέλτιστα τεῖ θεῶι γένηται καὶ οἱ θ[ε]ωροὶὰ̣ οἱ μεὰ̣θὰ̣' [αὑτοῦ χε] 70 ιροτονηθέντες εύθὺς ἀποκομίζωσ[ιν] ἐὰ̣[ν]ταῦ[θα τὰ ὅπλα· και]

νῦν ἐν 'Αλικαρνασσῶι καθηστηκὼς ὑ[π]ο τ[οῦ βασιλέως Πτολ] εμαίου Καλλίας διατελεῖ φιλοτιμο[ύ]μενο[ς πρὸς τε τὰς π] ρεσβείας καὶ τὰς θεωρίας τὰς ὐπὸ το[ῦ] δήμ[ου πρὸς τὸν βασ] ιλέα Πτολεμαῖον ἀποστελλομένας, καὶ ἰὰ̣δὰ̣ί[αι ἑκ[άστου τῶν] 75 πολιτῶν τῶν τε παραγιγνομένων πρὸςὰ̣ αὐτὸν [τὴν πᾶσαν ἐπ] ιμέλειαν ποιούμενος καὶ τῶν στρατ[ιωτῶν τῶν ἑκεῖ τεταγ] μένων μεθ' αὑτοῦ, περὶ πλείστου ποιούμ[ενος τὸ σύμφερον] καὶ κοινεϊῖτὸ τῆς πόλεως εὔσχημον·

Lemma SEG 28 60. Gedateerd: 270/69. Vindplaats: de Agora van Athene. Voor het eerst uitgegeven door Shear Hesperia

(1978) Supplement 17. Vervolgens door Lanciers Revue belge de philologie et d'histoire (1987) Tome 65, fasc. 1, 52-86

De vertaling luidt als volgt:140

11 Toen de opstand van de demos uitbrak tegen de bezetters van de stad en men de soldaten uit het stadscentrum verdreef, maar anderzijds het fort op de Mouseionheuvel nog bezet bleef, het platteland in oorlogstoestand verkeerde door toedoen van de troepen uit Piraeus, en Demetrius vanuit de Peloponnesos met zijn leger oprukte naar de stad,

18 toen kwam Callias, nadat hij van het gevaar had gehoord dat de stad bedreigde en hij 1000 soldaten had uitgekozen onder diegenen die met hem in Andros gelegerd waren en hen soldij en mondvoorraad had gegeven, dadelijk naar de stad als helper van de demos, hierbij handelend in overeenstemming met de welwillendheid van koning Ptolemaeus tegenover de demos;

23 hij voerde de soldaten die bij hem waren naar het platteland en beschermde het oogsten van het graan, waarbij hij de grootste ijver aan de dag legde, opdat zoveel mogelijk graan in de stad zou binnengebracht worden.

27 Toen Demetrius ter plaatse was gekomen, de stad omsingelde en haar daarna belegerde, streed Callias voor de demos; hij trok ten aanval met zijn soldaten, en alhoewel gewond geraakt, ging hij bij geen enkele gelegenheid een gevaarlijke situatie uit de weg omwille van het heil van de stad.

32 En toen koning Ptolemaeus Sostratus had gezonden om de belangen van de stad te behartigen en Sostratus een gezantschap bij hem in Piraeus ontbood, waarmee hij vrede met Demetrius zou sluiten in naam van de stad, gehoorzaamde Callias in deze aangelegenheid aan de strategen en de boule, fungeerde hij als gezant van het volk en behartigde hij in alle opzichten de belangen van de stad; 39 hij bleef met zijn soldaten in de stad totdat de vrede gesloten was en nadat hij naar koning Ptolemaeus gevaren was, coöpereerde hij in alle opzichten met de gezantschappen die door de demos werden uitgestuurd, en hij werkte met hen samen voor de belangen van de stad.

44 En toen Callias, op het ogenblik dat Ptolemaeus, de jongere koning, het koningschap overnam, in de stad kwam wonen en de strategen hem ontboden, hem uiteenzetten in welke toestand de stad zich bevond en hem opriepen zich in naam van de stad bij koning Ptolemaeus te beijveren, opdat zo snel mogelijk hulp de stad zou bereiken onder de vorm van graan en geldmiddelen, toen zeilde Callias zelf op eigen kosten naar Cyprus.

51 Vol overgave onderhield hij zich daar met de koning in naam van de stad en bracht voor de demos 50 talenten zilver en een gift van 20.000 medimnen graan mee terug, die op Delos werden toegemeten aan de lieden die door de demos waren gestuurd.

55 En toen de koning voor het eerst de Ptolemaia, het offer en de spelen inrichtte voor zijn vader, en de demos besloot een feestgezantschap te zenden en het aangewezen achtte dat Callias als archetheoros zou optreden en het feestgezantschap zou aanvoeren in naam van de demos, toen ging Callias daar vol overgave op in: hij deed afstand van de 50 minas die hem door het volk voor het feestgezantschap waren toegekend en schonk deze aan de demos, en hij leidde zelf op eigen kosten het feestgezantschap, op een voortreffelijke wijze, overeenkomstig de waardigheid van de demos; samen met de theoroi droeg hij zorg voor het offer in naam van de stad en voor de andere zaken die passend waren.

64 En omdat141 de demos dan de eerste Panathenaia voor Archegetis wilde vieren sinds de stad heroverd was, onderhandelde Callias met de koning over de (weefge)touwen die men klaar diende te maken voor de peplos, en nadat de koning deze aan de stad geschonken had, droeg hij er zorg voor dat ze zo mooi mogelijk zouden uitgewerkt worden voor de godheid en dat de theoroi die met hem uitverkoren waren, dadelijk de touwen hierheen zouden brengen.

69-70 En nu door koning Ptolemaeus in Halicarnassos aangesteld, blijft Callias zich verder inzetten voor de gezantschappen en feestgezantschappen die door de demos naar koning Ptolemaeus worden gezonden, en privaat legt hij heel zijn ijver aan de dag voor de burgers die naar hem komen, en voor de soldaten die daar met hem gestationeerd zijn, daarbij de grootste waarde toekennend aan de belangen en, in het algemeen, de waardigheid van de stad.

Commentaar

Regel 33 Sostratus: waarschijnlijk de bekende architect uit Knidos die ook Pharos in Alexandrië ontworpen heeft. Zijn nauwe contacten met de Egeïsche wereld zijn via documenten bekend: Sostratus werd geëerd te Delphi als een proxenos (OGIS 66 = FD III 1, 299), Delos (IG XI,4 563), Kaunos (IG XI,4 1130) en de Nesiotenbond eert hem vanwege zijn hulp aan gezanten (IG XI,4 1038 regel 26-7)142 Sostratus moet aan het Ptolemaeïsche hof bekend hebben gestaan als een goed kenner van de Egeïsche wereld en de buitenlandse politiek van Antigonus. Hij wordt naar Athene gezonden terwijl Piraeus nog bezet is.143 51 Cyprus: behoorde tot de oudste bezittingen van de Ptolemaeën. Het was in hun bezit vanaf de vroege dagen van Ptolemaeus I Soter tot aan de laatste jaren van Cleopatra VII.144 53 Medimnen: een medimnos is 52,5 liter. Het land van een rijke boer bracht in klassieke tijden 500 medimnen per jaar op.145

Het Calliasdecreet is een relatief kort bekend document en is voor het eerst uitgegeven in 1978 door T. Leslie Shear jr. in Hesperia: Supplement XVII. De informatie die dit decreet geeft is opzienbarend. Tot aan deze uitgave was de rol van de Ptolemaeën in de opstand van Athene in 287 tegen het juk van Demetrius onbekend. Door het Calliasdecreet weten we dat Ptolemaeus I militaire hulp verleende aan de stad.146

141 Ik vertaal hier anders dan Lancier,s die “En toen…” vertaalt. Ik doe dit conform Habicht (1997), 127-9. Maar ook grammaticale gronden: De tekst heeft hier een genitivus waar er op andere plaatsen (bijv. regel 55) het woord ὡς wordt gebruikt voor de betekenis ‘toen’.

142 Mooren, 56-7 nr.8; zie ook Fraser (1954), 61 143 Lanciers, 72; Habicht (1992), 69 noot 6 144 Bagnall, 38

145 Naerebout, 43

In dit decreet wordt Callias geëerd omdat hij met toestemming van Ptolemaeus I met zijn leger de stad te hulp was gekomen toen deze door Demetrius Poliorcetes vanuit de Peloponnesos werd bedreigd. Hij stelde niet alleen het oogsten van het graan veilig, maar hij vocht ook zelf tegen Demetrius waarbij hij verwondingen opliep. Dit alles ter wille van het heil van de stad. In het Grieks lezen we σωτηρίας (r. 32) ‘redding’. Niet veel later ging hij namens de strategen en de boule van de stad als gezant (πρεσβεύων r. 38) naar Sostratus, die door Ptolemaeus I naar de haven Piraeus gezonden was als onderhandelaar tussen Demetrius en de Atheners. Callias handelt uit naam en ten gunste van de Atheners. Hij bleef in de stad tot de vrede gesloten was. Ook na de verkregen vrede bleef hij zich inzetten voor de gezantschappen die Athene naar koning Ptolemaeus I zond en handelde hij in het belang van de stad. Onder Ptolemaeus II ging hij op eigen kosten naar de koning met de vraag om geld en graan. Hij ontmoette de koning op Cyprus en het benodigde geld en graan werd gegeven door ambtenaren van de koning te Delos. Vervolgens zond Athene onder leiding van Callias theoroi naar de Ptolemaia in Alexandrië (r.58). Callias vroeg bij die gelegenheid hulp van de koning (r.64-8):147 een donatie voor de peplos van Athena vanwege de op handen zijnde Athenaea.

Uit het decreet blijkt de rol van de Ptolemaeën bij het bevrijden van de stad en de daarop volgende lange periode van vriendschap. De aandachtige lezer moet opmerken dat de naam ‘Soter’ in dit decreet niet gelezen wordt hoewel er in regel 32 naar de σωτηρία van de stad verwezen wordt.

Om dit decreet goed te kunnen begrijpen is een stukje geschiedenis op zijn plaats: Ten tijde van Ptolemaeus I Soter was Demetrius Poliorcetes (337 – 283 voor Christus), de zoon van Antigonus I, een grote bedreiging voor Athene hoewel hij in 307 de stad had bevrijd uit de macht van Macedonië en daarvoor goddelijke eerbewijzen had verkregen. In 338 had koning Philip II van Macedonië de stad namelijk ingenomen, de Delisch-Attische Zeebond opgeheven en Athene lid gemaakt van de door hem opgerichte Korinthische Bond en werd Demetrius van Phaleron door hem als gouverneur over de stad aangesteld.148

147 Zie noot 141

148 Veel is hier over te lezen in Habicht (1997), 1-97. In 338, wanneer Macedonië Athene overwint bij Chaerona, blijft Athene autonoom wat betreft interne zaken maar wordt zij voor haar buitenlandse politiek afhankelijk van Macedonië. Zo moet Athene de eigen Zeebond opgeven en lid worden van de Korinthische bond die Philip II oprichtte (blz. 11). Leiders van Macedonië vanaf 338 waren: Philip II, Alexander de Grote, Antipater, Cassander en tegelijkertijd Polyperchon. Piraeus betoonde trouw aan Cassander maar Athene-stad volgde Polyperchon vanwege zijn belofte van vrijheid en het herkrijgen van de democratie. Cassander krijgt in 317 na de slag bij de Bosporus ook de stad weer in handen en hij stelt Demetrius van Phaleron als gouverneur over de stad aan (die overigens veel goeds voor de stad heeft gedaan). In 307 bevrijdt Demetrius Poliorcetes, de zoon van Antigonus I, Athene uit de macht van Macedonië en herkrijgt de stad de democratie. De stad eert Demetrius en Antigonus met goddelijke

Maar naarmate de jaren na 307 verstreken raakten de Atheners gedesillusioneerd vanwege de gecompliceerde en problematische relatie met koning Demetrius Poliorcetes.149 Athene werd meegenomen in de strijd tussen de Antigoniden en hun rivalen, waaronder Ptolemaeus I, aan het einde van het jaar 306 en de Atheners haatten de arrogante manier van spreken en handelen van Demetrius Poliorcetes. Ook moesten zij veel belasting aan Demetrius Poliorcetes betalen.150 Na de door hem (en zijn vader) verloren slag bij Ipsus (301) zagen de Atheners hun kans schoon om zich te ontdoen van het bewind van Demetrius Poliorcetes,151 hoewel Piraeus (de haven van Athene) hem trouw bleef. In 295 wist Demetrius Poliorcetes Athene te heroveren ondanks het feit dat Ptolemaeus I zich had verbonden met Seleucus I Nicanor en Lysimachus om Athene bij te staan in haar strijd tegen Demetrius en het bijkomende voedseltekort. Maar op het zien van de vloot van Demetrius had Ptolemaeus zich teruggetrokken en was hij rechtsomkeert naar Egypte gegaan. Demetrius Poliorcetes was, tegen de verwachting in, mild voor de stad en opnieuw ontving hij eerbewijzen.

In 294 werd Demetrius Poliorcetes heerser over Macedonië.152 Dit had tot gevolg dat Demetrius niet meer in Athene verbleef maar in Macedonië. Hierdoor moest Demetrius zijn gezag in Athene verzekeren door maatregelen die tegenstrijdig waren aan de door hem geproclameerde democratie. De regering van Athene kreeg een oligarchisch karakter.

In 289 leed Demetrius een verpletterende nederlaag toen hij tegen koning Pyrrhus van Epirus optrok. Velen zagen koning Pyrrhus als de tweede Alexander.153 Demetrius dreef Pyrrhus echter weer terug en begon Lysimachus in Azië aan te vallen. Lysimachus, Ptolemaeus I, Seleucus I en Pyrrhus vormden daarop een coalitie en gingen in de aanval. In 287 stuurde Ptolemaeus een vloot in de Egeïsche Zee en nam hij de controle over van de Nesiotenbond.154 Lysimachus en Pyrrhus vielen Macedonië aan weerszijden op het land aan. Demetrius vluchtte en Macedonië werd verdeeld tussen Lysimachus en Pyrrhus.155 Het was in ditzelfde jaar dat de Atheners onder leiding van Olympidorus in opstand

eerbewijzen. Echter gaat Demetrius steeds meer als een tiran gezien worden. Tot de slag bij Ipsus (301) heeft hij de stad in handen gehad (blz. 81). Honger leidt ertoe dat Lacheres in 299/8 een coup pleegt en tiran van de stad wordt, echter blijft Piraeus trouw aan Demetrius (blz. 82-3). In 295 komt de stad weer in handen van Demetrius die, tegen de verwachting in, hen mild behandeld. Deze situatie duurt tot 287. Dan rebelleert Athene opnieuw (blz. 87-8). In 294 wordt Demetrius koning over Macedonië. De heerschappij van de Antigoniden over Macedonië duurt tot 168 (blz. 90).

149 Habicht (1997), 76-8

150 Guggenmos, 41 heeft het conform Plut. Dem 27 over 250 talenten. 151 Habicht (1997), 85-8; Habicht (1992), 68-9

152 Habicht (1997), 89-90. De heerschappij van de Antigoniden over Macedonië duurt tot 168 voor Christus. 153 Habicht (1997), 94-5 Conform Plut Dem 40.7-8; 41.1-5.

154 Ik volg hier de datum van Habicht (1997). Voor andere data zie de bespreking van het Nesiotendecreet, blz. 34. 155 Zie ook Adams, 219. Adams dateert de vlucht van Demetrius eind 288.

kwamen tegen Demetrius.156 De stad werd bevrijd maar Piraeus bleef in handen van Demetrius.157

Daarop vertrok Demetrius naar Klein-Azië.158 Hij liet zijn zoon Antigonus Gonatus achter om de nog overige Griekse bezittingen te verdedigen namelijk Piraeus, Demetrias in de golf van Pagasae en Korinthe.159 Demetrius werd door Seleucus gevangen genomen en stierf na 2 jaren gevangenschap in 283.160

Verwant aan het Calliasdecreet is het eredecreet voor Phaedrus van Sphettus (IG II2 682) waarin Phaedrus geld en voedsel voor de stad Athene van Ptolemaeus I heeft gekregen.161 Na de bevrijding van de stad is het voedseltekort het meest urgente probleem geweest.162 Ptolemaeus II zet, zoal we in het Calliasdecreet kunnen zien, het beleid van zijn vader betreffende Athene voort en geeft de stad een enorme hoeveelheid graan: 20.000 medimnen dat wil zeggen de jaaropbrengst van 40 boeren.163

C. Bennett (2011) merkt op dat de hulp en de gift van belang waren als reclame van de hulp die de Griekse steden van de Ptolemaeïsche vorst konden verwachten. Bennett ziet deze reclame als onderdeel van de Ptolemaeïsche propaganda in de beginperiode van Ptolemaeus II voordat zijn rijk stevig gevestigd is.164 Ik heb hier een andere visie op. Het geld en de enorme hoeveelheid graan kan alleen maar aan Athene toegezegd worden en vervolgens gebracht worden omdat Ptolemaeus II heerschappij hééft en meester ís over de Egeïsche Zee. Deze stevige positie heeft alles te maken met de teloorgang en de dood van de grote en machtige rivaal van het rijk, Demetrius Poliorcetes. Demetrius Poliorcetes die eerst in 307 Athene bevrijdt van zijn grote tegenstander Macedonië, Demetrius die in 306 bij Salamis strijdt met de Ptolemaeën, Demetrius die Athene-stad in 301 kwijtraakt maar in 295 weer herovert terwijl Ptolemaeus I zonder strijd te leveren zijn vloot laat omkeren naar Egypte, Demetrius die in 294 heerser wordt van Macedonië, Demetrius die in 289 verslagen wordt door Pyrrhus van Epirus maar zich weet te herstellen en Pyrrhus weer verslaat,

156 Habicht (1992), 69

157 Habicht (1997), 96; 124 De onafhankelijkheid van de stad duurt 25 jaar tot aan de Chremonidische oorlog (267-262).

158 Habicht (1997), 124

159 Antigonus Gonatus is een geducht tegenstander gebleken en werd meester van Athene toen Athene in 263/2 aan het einde van de Chremonidische oorlog capituleerde. Deze oorlog woedde van 267 tot 263/2 tussen Athene, Sparta en Ptolemaeus II enerzijds en Antigonus anderzijds. Zie Habicht (1997), 142-7. Het voorstel van de Athener Chremonides, naar wie deze oorlog is genoemd, om zich behalve met Ptolemaeus II ook met Sparta te verbinden lezen we in IG II2 687. Zie ook hierna op blz. 43.

160 Habicht (1997), 124; Laidlaw, 103

161 IG II2 682 regel 29-30; Buraselis (1993), 253; Habicht (1992), 71 noot 14 162 Habicht (1997), 135

163 Vergelijk het commentaar van dit decreet onder regel 53 op blz. 38. 164 Bennett, 118-23

Demetrius die vervolgens Lysimachus in Azië aanvalt en tegen wie Lysimachus, Ptolemaeus I, Seleucus I en Pyrrhus een coalitie vormen... Demetrius die in 285 gevangen genomen wordt door Seleucus en tenslotte na twee jaar gevangenschap in 283 sterft. Door de val van Demetrius kon Ptolemaeus II diens plaats innemen en zijn eigen macht vestigen.

Laten we nu terugkeren naar de Ptolemaia in Alexandrië. In de Ptolemaia en in de symboliek van de pompe zien we indirect de wisseling van machtsverhoudingen, namelijk niet meer Demetrius Poliorcetes maar Ptolemaeus I en zijn zoon, terug. Door het instellen van de Ptolemaia en het daarbij behorende offer voor zijn vader neemt Ptolemaeus in feite de plaats in die Demetrius en zijn vader tevoren (vanaf 307) hadden in Athene. Demetrius en zijn vader waren als redder-goden vereerd. Voor hen waren er spelen, een priester, een altaar met de naam ‘Soter’ en phylai naar hun naam genoemd.165

Vanaf nu zullen niet meer de Antigoniden, maar de Ptolemaeën, vader en zoon, als bevrijders van Athene gelden. De gezanten stemmen met hun bezoek aan de Ptolemaia en het bijbehorende offer aan Ptolemaeus, hoewel geen ‘Soter’ genoemd, in met de bevrijdende rol van de Ptolemaeën. In de pompe zien we die bevrijdende rol in het beeld van Korinthe naast Alexander en Ptolemaeus (I). Zoals gezegd in hoofdstuk 2 symboliseert dit volgens Rice (1983) de bevrijding van de steden door de idealen van de Korintische Bond en de handhaving van die vrijheid door Ptolemaeus.166 Volgens Walbank (1996) en Habicht (1997) was Korinthe bezet door Antigonus Gonatas (en eerder door Demetrius)167 maar uit het Calliasdecreet blijkt wel dat de troepen van Callias het Griekse vasteland hebben betreden en gestreden hebben tegen de troepen van Demetrius Poliorcetes om Athene-stad te bevrijden. Walbank (1996) meent dat de mislukte expeditie van Ptolemaeus I in 308 te ver in het verleden ligt,168 maar ik meen van niet. De overname van het protectoraat van de Nesiotenbond en de bevrijding van Athene in hetzelfde jaar is een hoogtepunt en een keerpunt: niet langer hebben de Antigoniden de overhand. Wat in 308 mislukt was, lukt in 287 alsnog. Dit mag gevierd worden! Walbank (1996) meent dat het niet om de Korinthische Bond kan gaan, maar ik ben het eens met Rice (1983) die de Korinthische Bond ziet als symbool van de Griekse bevrijding. Het gaat niet om het Griekse thuisland in het algemeen. Het gaat in de Ptolemaia om de bevrijdende rol die de Ptolemaeën hebben. Daarom wil ik de visie van Buraselis (1993) nuanceren. Buraselis meent dat het beeld van Korinthe, geplaatst naast Alexander, een herinnering is aan de inspanningen van Ptolemaeus I in 308 om de Korintische Bond te herstellen,

165 Habicht (1997), 68; Chaniotis, 436. Zie ook onder ‘Het ontstaan van de heerserscultus in het algemeen’ op blz. 23. 166 Zie onder ‘De Processie’, blz. 16-7.

167 Walbank, 124; Habicht (1997), 142-7 168 Zie ook onder ‘de processie’, blz. 18-9.

een herinnering die volgens Buraselis (1993) een derde eeuw later nog altijd levend is.169 Ik meen dat het meer is. Niet alleen een herinnering maar door de bevrijding van Athene-stad een werkelijke eerste stap naar de bevrijding van het gehele Griekse moederland.

Door het vieren van de Ptolemaia wordt de bevrijdende rol van Ptolemaeus I en de daarop welwillende daden van Ptolemaeus II Philadelphus voor Athene in herinnering gebracht en zullen ze zo ook blijvend herinnerd worden. Dat de herinnering levend is gebleven blijkt uit IG II2 687 waar Ptolemaeus II aan de vooravond van de Chremonidische oorlog de voorvechter van de Griekse vrijheid wordt genoemd. We lezen in deze alliantie tussen de Atheners en de Spartanen, gedateerd in 269/8, in regel 16-19 als volgt:

ὅ τε βασιλεὺς Πτολεμαῖος ἀκολούθως τεῖ τῶν προγόνων καὶ τεῖ τῆς ἀδελφῆς προ[α]ιρέσει φανερός ἐστιν σπουδάζων ὑπὲρ τῆς κοινῆς τ[ῶν] Ἑλλήνων ἐλευθερίας.

En koning Ptolemaeus blijkt, in overeenstemming met de toewijding van zowel zijn voorgeslacht als van zijn zuster, zich te beijveren voor de gemeenschappelijke vrijheid van de Grieken.

De naam ‘Soter’ wordt niet genoemd in dit decreet maar Ptolemaeus II heeft de rol van bevrijder verkregen. Deze rol heeft hij niet verkregen door zijn eigen daden of beter gezegd gevechten maar deze rol heeft hij weten te verkrijgen door het steeds weer herinneren van de daden van zijn vader.