• No results found

MIe OVO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MIe OVO"

Copied!
122
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part ol it is lurther reproduced without jirst obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge lor such reproduction. 1f the material jilmed is itself in copyright, the permission ol the owners ol that copyright will also be required lor such reproduction.

Application lor permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

A UU

MIe OVO

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0595

• •

(2)

Slinksche Wegen

EBN ROMAN UIT HET nBLISCHB PLAN'l'BRSLBVBN

DOOR

IV- ANS

.;

. . :

/.." ...

'\

's-Gravenhage

D. A. Daamen'. Uitgevers-Maatachappij N.V.

(3)

IIIIIJI

1 111' I ll i ï i i n l rllll lll l l llU

01319704

(4)

SLINKSCHE WEGEN

(5)
(6)

Ge. -

Slinksche Wegen

EEN ROMAN UIT HET DELISCHE PLANTERSLEVEN

DOOR

IVANS

's--Gravenhage

D. A. Daamen's Uitgevers-Maatschappij N.V.

(7)

VOORWOORD VAN Dr. HENRI HORMAN

Het toeval heeft gewild, dat ik in het jaar 1933, nauwelijks naar Indië .qekomen, daar op Deli ernstige otlgeregeldheden heb medegemaakt op de rubber-onderneming Tallah Boekit. Men heeft m# aangespoord het verhaal daarvan - al schri;vell W!j thans reeds 1938 - te publiceeren, omdat velen mijtl tot dusverre alleen motl- delillg "overgeleverde" olldervilldi1tgm belang~uekkend oordeelden.

Aan deze aansporing heeft dit boek ::ifl1 oHtstaatl te danken.

(8)

HOOFDSTUK I.

Aan boord.

"Nou, jongmenseh! Blijf jij maar aan dek, als je er pleizier in hebt. Maar ik ga m'n hut opzoeken om 'n siësta te pakken."

De spreker was een lange, bruine man, met breede schouders en het lichaam van 'n ath1eet. Hij had heldere, blauwe oogen, die zon- derling afstaken bij z'n bruine gelaatskleur. Z'n kort-geknipte haren en snor begonnen reeds aardig grijs te worden.

De woorden waren gericht tot een jongen man, die op dit oogen- blik lui en wèl in zijn dekstoel lag. Deze was iemand van 'n jaar of vijf-en-twintig, donker van uiterlijk en van middelbare grootte.

Aan een verdere beschrijving kan en wil de schrijver van deze ge- schiedenis zich niet wagen, aangezien hijzèlf de hier bedoelde jonge man was.

Ik was op mijn eerste reis naar Indië. Daarom had alles, wat ik te zien kreeg, voor mij de bekoorlijkheid van het nieuwe. Maar thans was het einde van de reis bijna gekomen. Wij hadden zooeven de baai van Sabang verlaten en onze boot - de "W elirang" van de Rotterdamsche Lloyd, een der nieuwe motorschepen van deze maatschappij - was op weg naar Belawan. Wij hoopten daar den volgenden ochtend vroeg aan te komen.

De lunch hadden wij achter den rug. Wanneer ik, op mijn stoel liggende, de oogen over de zee liet dwalen, zag ik den horizon als door een vaal-blauwen rand begrensd. Dat was de kust van Sumatra, voor mij het einde van de lange reis; want mijn bestemming was Deli.

Terwijl ik, in droomerige stemming naar die kust staarde, scheen 7

(9)

het mij telkens, alsof ik uit 'n diepen slaap ontwaken zou om tot de ontdekking te komen, dat alles, wat ik thans zag, geen werkelijk- heid was!

Ik kneep mijzelven eens flink in den boven-arm ...

Geen twijfel! Ik was wakker ...

Ik, Dr. Henri Horman, twee jaren geleden gepromoveerd aan de Landbouw-Hoogeschool te Wageningen, sedert te Leiden ver- diept geweest in de studie van mijn lievelingsvakken - scheikunde en biologie - ; ik, die tot voor betrekkelijk korten tijd mij een leven van abstracte studie en wetenschappelijk onderzoek gedroomd had;

ik was hier op weg naar een rubber-onderneming op Deli om daar als assistent op te treden: 'n mogelijkheid, waaraan ik vroeger nooit gedàcht had! En de lange man, die mij zooeven verlaten had om z'n siësta te pakken, was de Administrateur van die Onderneming:

Jaap van Hoogvliet (zooals iedereen in Deli hem placht te noemen), mijn "baas"! Hij was op de terugreis van zijn Europeesch verlof ...

Misschien is het goed hier dadelijk mede te deelen, waaraan deze groote verandering in mijn levensprogram was toe te schrijven geweest. Mijn ouders, die ik verloren had, toen ik nog 'n kind was, hadden mij een klein vermogen nagelaten, hoofdzakelijk belegd in aandeelen in Indische cultuur-ondernemingen. De crisis van de jaren 1929 en 1930 had de waarde daarvan zóó aanzienlijk doen dalen, dat ik erop bedacht moest zijn een werkkring te zoeken, waardoor ik in mijn onderhoud zou kunnen voorzien.

Het toeval diende mij.

De Heer Van Hoogvliet, die als jonge man een vriend van mijn vader geweest was, bracht juist zijn verlof in Holland door. Als Administrateur van de rubber-onderneming Tanah Boekit b()()(1 hij mij een plaats aan als assistent op die onderneming. Gedreven door de sympathie, die hij voor mijn vader gevoeld had, sprak hij ver- trouwelijk met mij. Hij was iemand van de oude school, die weinig voelde "oor de aanstelling van inheemsche krachten bij het toezicht houdend en leidend personeel op de onderneming. Maar voor een althans theoretisch geschoolde Europeesche werkkracht had hij zeer 8

goed plaats. Mijn benoeming door de Directie in Nederland volgde en uit sommige uitlatingen van Van H ogvlict's kant In enele ik op te maken, dat hij rekening scheen te houden met de mogelijkheid, dat ik mettertijd al zijn vervanger zou kunnen optreden. Hoewel ik - als assistent - 2e klasse had kunnen reizen, stond hij erop, dat ik Ie reizen en hij het verschil bijpa en ZOlt. Op die manier

ZOlt hij mij beter leeren kennen.

Aldus geschiedde het, dat ik in enkele weken tijd tot een alge- heele koersverandering in mijn leven besloot.

• •

Toen meneer Van Hoogvliet van

dek verdwenen was, geraakte ik - zooals de lezer reeds uit het bovenstaande zal hebben opge- maakt - aan het piekeren. Het wa nu eenzaam op het promenade- dek: het voorbeeld van den Admini trateur was door velen nage- volgd en van de passagiers was zoo goed als niemand te zien.

Mijn oogleden werden zwaar. Zonder eigenlijke reden verzette ik mU tegen het gevoel van doezelige vermoeidheid, dat óver mij kwam.

Maar dit verzet duurde kort: even goed als van mijn mede-passa-

~ers in hunne hutten, eischte de God van den Slaap hier van mij den tol, dien hij in de Tropen gewoon is na het middaguur van den mensch te vorderen. Het duurde niet lang, of ik sliep ru tig in.

Nog had ik geen kwartier geslapen, toen ik plotseling wakker schrok. Een bepaalde reden heb ik daarvoor nooit kunnen ont- dekken. Geen plotseling geluid noch eenige aanraking van buiten was er oorzaak van geweest. Het promenade-dek zag er juist zoo uit, als toen ik in slaap gevallen was. Nog was het als uitgestorven, maar toen ik miÎ halverwege oprichtte om te zien, wat mii had doen schrikken, kwam ik tot de ontdekking, dat niet ver van mij een gestalte tegen de verschansing leunde en dat een paar oogen strak op mij gevestigd waren.

Op het oogenblik echter, waarop ik mijn oogen in zijn richting wendde, draaide de man, die daar bij de verschansing stond, zich

om,

keerde mij den rug toe, en - over de verschansing leunende - staarde hU zwijgend in zee.

9

(10)

Had

3iin

nabijheid mij uit mijn slaap wakker geroepen ... ? Het laatste woord omtrent de invloeden, die op de ziel van den mensch inwerken, is nog niet gesproken; en, in het licht van latere gebeurtenissen beschouwd, heb ik mij dikwijls afgevraagd, of de nabijheid van dezen man op dien stillen, warmen namiddag, vol- doende geweest kan zijn om mij de onaangename sensatie van schrik te bezorgen, waardoor ik uit den slaap gewekt werd.

Toch had zijn persoonlijkheid tot dusverre eer den spotlust dan de vrees van zijn mede-passagiers opgewekt. Hij was stellig niet ouder dan vij f-en-dertig jaar en had een knap, donker gezicht, dat aan een Spanjaard herinnerde. Hij was niettemin, zooals de Admi- nistrateur mij verzekerd had, volbloed Hollander en heette Voor- bergen. Als vertegenwoordiger van een groote, buitenlandsche sigarenfabriek, was hij op weg naar Indië om daar relaties aan te knoopen.

Hij had eerst op het laatste oogenblik te COlombo geboekt en was op het nippertje aan boord gekomen. Daar had hij zich geheel afgescheiden van zijn mede-passagiers. Hij had zich aan niemand

voor~e teld en bracht een groot gedeelte van den dag in zijn hut door, W:lar hij - blijkens het geluid, dat naar buiten drong - den type-writer druk bewerkte.

Het is een verkeerde, maar echt menschelijke eigenschap, te spotten, met wat men niet begrijpt. Van het gedrag van dezen een- zelvigen passagier begreep niemand iets. En dit was reden genoeg om den spot met hem te drijven. Althans, wanneer hij niet in de buurt was. vVant hij scheen geen aangenaam type om ruzie meê te krijgen 1

Men had hem "den kluizenaar" gedoopt. En onder dezen naam kende iedereen hem. Zijn werkelijken naam hadden de meesten onzer weêr vergeten.

Ik moet hier openhartig zijn en mag dus niet verzwijgen, dat er voor mij een bizondere reden bestond, waarom ik "den kluizenaar"

niet zetten kon. Om dit te verklaren moet ik een bekentenis doen, die ik anders misschien nog achterwege zou hebben gehouden.

Er bevond zich aan boord een echtpaar Oorthuis. De man was 10

leeraar aan de H.B.S. te Medan, waarheen hij thans terugkeerde, na afloop van zijn Europecsch verlof. Mevrouw Oorthuis wa3 wat jonger dan haar man en, onder de hoede van dit echtpaar, reisde een jongere zuster van Mevrouw voor de eerste maal naar Indië.

Louize Van der vVal zou te Medan bij de familie Oorthuis wonen en was van plan zich daar, zoo mogelijk, een werkkring te scheppen. Zij bezat het einddiploma zang van het Conservatorium te Amsterdam en had goeden moed, ook in verband met de aanbe- velingen, die zij bezat, te zullen slagen.

Haar grootste aanbeveling - in mijn oogen althans - was haar innemende persoonlijkheid. Voor een vrouw was zij groot, maar slank-gebouwd, hoewel zij geen slachtoffer was van de toenmalige manie om de natuurlijke gratie van de gebogen lijn te vervormen tot het ongracieuse van de rechte ...

Zij was lichtblond en had daarbij donkere, bijna zwarte oogen, een combinatie, die niet alleen theoretisch voor romanschrij vers, maar ook practisch voor licht ontvlambare mannelijke harten iets buitengewoon aantrekkelijks heeft. Voeg hierbij 'n mooien mond met hagelwitte tanden, kuiltjes in de wangen, en ...

Mijn enthousiasme zou mij tot een te uitvoerige beschrijving voeren, die de lezer niet verlangt. Laat mij volstaan met te zeggen, dat Louize Van der Wal niet alleen 'n mooi, maar ook 'n ontwik- keld en vooral 'n lief meisje was. Wat ik gezegd heb, zal toch reeds voldoende zijn om den staat mijner gevoelens tegenover haar te verraden I

Gedurende de reis waren wij veel in elkanders gezelschap geweest.

Wij hadden samen getennist, wij hadden amen gedanst, wij hadden samen op eenzame plekjes aan dek gezeten en "gefilosofeerd" over het leven en z~in raad elen, zooals jonge menschen, die geheel vreemd . tegenover die raadselen staan, zoo graag doen en zich daarbij ver-

beelden diepzinnig te zijn. Verliefdheid en quasi-diepzinnigheid z~in

bij zulke jonge menschen dikwijls nauw verwant.

Tusschen deze jonge dame en mij - ook al spraken wij samen, naar

wU

ons verbeeldden, over de diepste roerselen van onze ziel - was niettemin eenige afstand blijven bestaan. Ik had het niet verder

.. -11 -,

(11)

gebracht dan "Juffrouw Louize", zii noemde mij (hoewel men dat iiîhetH~riánd;èh-' aUëë; têge-no;ër eetl--mëeliw;'Odóet f:dökter", 'n enkele maal zelfs (en dan klopte mijn hart sneller!) "doktert je".

Ik had echter sterk het gevoel, dat deze af tand ,gemakkelijk te overbruggen zou zUn, en verbeeldde mij, dat dit gevoel weder- keerig was ...

Toen kwam, in Colombo, de "kluizenaar" aan boord!

Zonder dat deze eenige moeite deed, met haar in aanraking te komen, kon hij haar zitten aanstaren met blikken, die ...

De beschrijving is moeielijk : laat mij volstaan met te zeggen, dat de bedoelde blikken mij niet bevielen! En háár evenmin. Zij had mij dat wel niet met zooveel woorden gezegd, maar ik kon het duidelijk merken en verbeeldde mij zelfs, dat zij bang voor den man was. Dit gaf mij dan weêr aanleiding, het aangename gevoel te krUgen, dat ik haar beschermen mocht (waartegen?), een sensatie, die bij een verliefd jongmensch allicht ontstaat ten opzichte van het voorwerp zijner toew~jding!

Ik heb nu genoeg gezegd om te doen uitkomen, dat mijne ge- voelens teg-.nover den Heer Voorbergen, alias den "kluizenaar", niet van de vriendschappelijkste waren, al had ik nooit 'n woord met hem gewisseld. En toch, toen ik, in mijn dekstoel gelegen, hem dien middag J"{adesloeg, terwijl hij over de verschansing leunde en strak naar de Sumatraansche kust keek, kwam er een gevoel van medelUden óver mij.

Wat miste deze betrekkelijk nog jonge man veel! Het mocht dan zijn eigen verkiezing zijn, dat hij zich vèr gehouden had van zijn mede-passagiers, de gevolgen daarvan moest h~j op onaangename wijze gevoeld hebben: hij stond geheel alleen te midden van het gezellige leven aan boord!

Voor het eerst viel mij thans nog iets anders in.

Het doel, waarmede hij - volgens den Administrateur - naar Indië ging, eischte 'n zekere gemakkelijkheid in het zich bewegen onder de menschen. Het aanknoopen van handelsrelaties is niet iets, dat aan eenzelvige, zwijgende menschen gemakkelijk valt. Er waren aan boord eenige passagiers, die op handelsgebied, en andere, 12

die in de tabakscultuur 'n zekere rol speelden. Waarom had h~j niet getracht, met deze op goeden voet te komen? Het maken van relaties moest voor hem toch van veel belang zijn ...

Het drong tot mij door, dat de buitenlandsche onderneming, die hem geëngageerd had, geen heel gelukkige keuze had gedaan!

Zooals ik zeide, gevoelde ik, terwijl deze gedachten mij door het hoofd schoten, een soort van medelijden bij mij opkomen met dezen eenzamen man.

Nadat hij misschien 'n kwartier over de "er chan ing geleund had, zonder een beweging- te maken, keerde hij zich plot. e1ing om, alsof hem iets ingevallen was, dat hij vergeten had. Hij keek op zijn horloge en wierp vervolgens een blik in mijn richting. Die blik ont- moette den mijne, en - hoewel wij elkander tot dusverre vrijwel genegeerd hadden - brachten de gedachten, die ik zooeven be- schreven heb, mij ertoe hem toe te knikken.

Hij trok de wenkbrauwen op, scheen een oogenblik te weifelen en knikte toen terug.

" Het land van belofte!" - riep ik hem toe, op de verre ku t

wijzende. "Vo r mii eindigt daar de reis voorloopig. Voor U ver- moedelijk ook I"

Hij kwam eenige stappen nader, mij daarbij strak aankijkende.

"Waarom vermoedt U dat?" - vroeg hij.

"Dat is nog al duidelijk I" - antwoordde ik "Deli - , tabak ... "

"Hoe weet U, dat ik iets met tabak uitstaande heb?"

De vraag was er rustig genoeg uitgekomen, maar in zijn oogen zag ik een eigenaardige flikkering, die van wantrouwen sprak.

Ik stond van mijn stoel op en lachte.

"U zult toch even goed als ik weten, dat de passagiers op een

reis als deze zich voor elkander intere seeren en dat het niet moeie- lijk is erachter te komen wat ieder van hen uitvoert" - zeide ik.

. "Ja, er wordt heel wat afgekletst aan boord van 'n Hollandsch schip" - zeide hij, nu ook lachend. "Daarom houd ik mij meestal vèr van m'n medereiziger : ik doe daar niet aan meê."

,,'t Zal op niet-Hollandsche schepen wel niet minder zijn!" - merkte ik op. "Trouwens, zoo èrg is het ook niet! Van U, bij voor-

13

(12)

beeld, weet ik alleen Uw naam en dat U naar Indië gaat voor een groote sigarenfabriek. Ik wed, dat U ook m{Î1t naam weet en ver- moedelijk ook mijn betrekking en mijn bestemming."

Hij knikte.

"Dat is zoo!" - zeide hij. "U gaat naar Deli, als assistent op 'n rubher-onderneming!"

"Ziet U wel! En dat is U te weten gekomen, ook zonder dat U meêg-ekletst hebt!"

"De Administrateur 1) ... " - begon hij.

" J

llist! De Administrateur!" - viel ik hem in de rede. "Ook

voor mij is hij de bron van alle kennis gewee tI"

Wij lachten nu beiden.

Daarop knikte hij mij toe, wandelde het l'romenade-dek af en verdween naar beneden.

Eerst toen ik weêr op mijn dekstoel lag, viel het mij in, dat hij zich niet uitgelaten had over de vraag, of Deli ook voor hèm voor- loopig het eindpunt van de reis was.

Trouwen, dat zou spoedig genoeg blijken.

En het behoefde mij lechts één vraag aan den dministrateur te ka ten om erachter te komen.

Maar - ten slotte - wat ging het mij aan ... ?

Ik sloot de oogen en het duurde niet lang, of ik was weêr in diepe rust verzonken.

HOOFDSTUI 11.

De hutjongen.

Ik werd wakker, doordat het g-eopende boek, dat ik - ter ver- ontschuldig-ing- van mijn aan-dek-blijven! - op mijn knieën had lig-g-en, op het dek viel. Onmiddellijk kwam ik tot de ontdekking, dat de stoel naa t den mijne nu ook bezet was en wel door den

I) Hier wordt bedoeld: de Administrateur van de boot.

14

rechtmatigen "bezitter", den heer Jan Oudendijk, 'n oud-Deliaan en Hoofd-Administrateur van een der grootste combinaties op het r,ehied van de tabakscultuur.

Hij was iemand, die onder de Dc1iaansche planters g-roote achting genoot: een papillaire figuur, die in menig opzicht als het type van den pionier gelden kon. Wat 'n energie en tevens wat 'n goe<l- hartir,heid sprak er uit zijn gebronsd gelaat! Zijn krachtig lichaam was gevormd en .gestaald door harden, meestal physieken arbeid.

Strengheid voor anderen, maar, in de eerste plaats, strengheid voor zichzelven, had hem steeds gekenmerkt. Hij was iemand, die ge- schapen scheen om gevaren te overwinnen en - in de groot te moeicli.ikheden - zijn opgewektheid en zijn onverwoestelijk opti- misme te bewaren.

Dat optimisme had niets gevaarlijks. Het was niet van de soort, die gevaren licht telt, maar van die andere, veel nobeler soort, die ze ziet en begrijpt, maar ze tegemoet gaat in de vaste overtuiging, dat ze onder de knie te krijgen zijn ...

Aldus was de roep, dien Jan Oudendijk zich, g-edurende z~jn

lange loopbaan als planter, op Deli verworven had.

Daarbij was hij 'n uitstekend verteller, vooral wanneer hij het had over de "oude tijden", die toch eigenlijk nog zoo kort achter ons liggen. Hoc hin men aan zijn lippen, wanneer hij vertelde van het pionierswerk, toen hij en anderen uitg-estrekte oerbo schen en woe te bndstreken geleidelijk hadden herschapen in prachtige tabaksvelden en rubbertuinen; van de tijden toen, in plaats van de teg-enwoordige g-easphalteerde auto-wegen. nauw zichtbare voet- paden 'n nog zwak verkeer onderhielden, en van de latere periode van energie en arbeid, toen de inheemsche bevolking, door het stichten van scholen, ziekenhuizen, toko's uit haar primitieven staat werd opg-eheven!

En nooit - hoe groot het aandeel ook geweest was, dat hij zelf in al dit g-oede werk genomen had - klonk er uit zijn woorden een zweem van opsnijderij of zelfverheerlijking. Hij was 'n een- voudig man gebleven en juist daaraan ontleende hij zijn g-rooten invloed op anderen.

15

(13)

ne

Heer Ouclendiik be.!!on te lachen. toen hij den verbaasden I lik zaO'. waarmede ik - naltw ontwaakt - zijn o11\'erwachte aan- wezig-heid begroet had.

.. Ga voort met U'l 'lccfllltrJ" - zeide hij. terwiil hij het zoo juist zev<lllen h ek opraapte en weêr op mijn knieën leg-de. ,.Héél onder- hOl1dene! chijnt c1ie anders niet te zijn."

.. Uw verhalen uit den ouden tijd zijn véél onderhoudender" - antwoordde ik.

Hij glimlachte en zat eenige oOg'enl likken til \' or zich uit te kiik('n. Daarop legde hij zijn hand p de armleuning van mijn dek toel.

"Het klinkt mij nog altijd vreemd", - zeide hij, "wanneer de dingen. die ik vertel, verhalen uit den ouden tijd genoemd worden.

Mij lijken ze nog zoo kort geleden, ik I "éf 11 .e: in die atmosfeer."

"Dat kàn ook niet anelers, omdat U zich zoo geheel aan den uit uwen de ontwikkeling van het land gegeven hebt" - zeide ik, met eenig enthou iasme.

,.Dat i heel mooi gezegd, m'n jongen!" - antwoordde hij, ter- wijl hij langzaam het hoofd. chudelc .. ,Maar toch vraag' ik mij af, of wij oude Delianen, langzamerhand niet l1it den tijd raken. \Vij hebben gezwoegd en aangepakt. We hebb n ook onze koelie's laten zwoegen en aanpakken, maar met dat al hebben wij ze lichamelijk en geestelijk vooruit geholpen. En wij hebben het land zich zien ontwikkelen "an ~en wilderni tot 'n welvarend en rijk gebied. Maar

1t1l zijn we aftand ch en ouderwet ch geworden. Nu komen ze ons aan met allerlei mooie Europeesche begrippen, die wij hier in toe- passing moeten brengen, waar de bevolking ze niet of verkeerd begrij pt."

.,De toepa ing van ethi che beginselen ... ", - begon ik, denkende aan de warme di cu iën, die ik met mijn studie-genooten daarover zoo vaak te Leiden gehad had.

Maar udendijk legde mij met een driftige beweging het zwijgen op.

.,Denkt U oms, dat w~j niet aan ethiek deden ... ?" - vroeg hij met 'n ondertoon van ergernis in z'n stem. "Wij spraken alleen 16

h11nder over at dIe mooIe beginselen,

onze

ethiek was practîsc/t, 'n ethiek van de daad! Kijk, wat ~I.I~; gemaakt hebben van de vroeg-ere zoo primitieve inheem che bevolking! V ráág het aan de ouderen onder haar, die de ontwikkeling van het land van den beginne af hebben meêgemaakt, zooals ~

U

J En kom mij dan niet aan met de beklaag- en huilmethoden, die tegenwoordig in de mode zijn, wan- neer men over den ,verdrukten' inlander praat!"

"Staat U niet wat àl te star op het oude tandpunt?" - vroeg ik, 'n beetje schuchter, omdat ik er mij van bewust was, dat ik nog niet de minste ondervinding had om tegenover de zijne te stellen.

Hij stond op, welk voorbeeld ik volgde. Blijkbaar was hij uit z'n huisje R'elokt en had zich wat opgewonden. Maar, opeens, begon hij te lachen: zijn gewonen, goedmoedigen lach!

"Ik zou me waarachtig opwinden I" - zeide hij, terwijl wij 'n wandeling begonnen op het promenade-dek. "Eigenlijk is het al héél mooi, dat U, als jongere, althans vraaqt en Uw wijsheid niet dadelijk ;LIs de hoogste verkondigt, gelijk onder de jongeren te doen gebruikelijk is ... "

Hij lachte en gaf mij toen een slag op den schouder.

"Over 'n jaartje spreken wij elkaár nader, m'n jonge vriend! Ik stem toe, dat ik sta, op wat men nu 'n "oud" standpunt gelieft te noemen, maar daaruit volgt nog niet, dat het verouderd is! Ook is alles, wat nieuw is, daarom nog niet voortreffelijk, vooral niet wanneer het ingeblazen vvordt door invloeden ... "

Hij hield plotseling op.

"Neenl" - viel hij zichzelven in de rede. "Wij, Indischga ten, l:ebben toch al den naam van veel te mopperen, en ik wil U niet in Indië binnen halen met 'n mopper-partij! U gaat als assistent naar Tanah Boekit en we zullen dus, om zoo te zeggen, naast elkaár wonen, al liggen er ook 'n paar uur tusschen. Te Medan spreken wij wel eens nader, meneer Horman I"

Hij knikte mij toe en verliet het promenade-dek, want - zooals hij zeide - had hij nog in zijn hut te doen, in verband met de spoedige ontscheping.

17

Slinksche Wegen.

(14)

Wanneer ik beter op de hoogte geweest was van Delische toe- standen, zou ik er mij ongetwijfeld over verwonderd hebben, dat deze man, die op Deli 'n leidende rol speelde, zich tegenover mij, 'n jong as i tent, zoo vertrouwelijk toonde. Later heb ik begrepen, dat er van zijn persoon zulk een groote betoovering uitging, juist omdat hij niemand te "min" vond om aandacht aan te schenken.

Mijn eigen "baas", meneer Van Hoogvliet, scheen mij op dit punt wat "steiler" uitgevallen, hetgeen trouwens be t in ver- band kon staan met de omstandigheid, dat hij mijn directe chef was, terwijl ik tot den Heer Oudendijk niet in eenig dienstverband stond.

Intusschen was er een groote verrassing voor mij weggelegd:

Louize Van der Wal verscheen lang vóór haar gewon en tijd aan dek. Zij had zich over 'n paar kinderen ontfermd en stoeide en ravotte met deze. Hoewel ik dien dag daaraan reeds zoo dikwijls gedacht had, bezorgde het bewustzijn, dat nu de dagelUksche ont- moetingen met deze jonge dame tot het verleden behoorden, mij opnieuw een beklemd gevoel in de hartstreek, waar men immers zegt, dat de liefde zetelt!

Hoe het precies zoo uitkwam, herinner ik mij niet. Maar wèl weet ik, dat zij en ik na korten tijd naast elkander over de ver- schan ing leunden, starende naar de verre kust en ... zwijgende in zeven talen. Een paar welwillende baboes hadden de kinderen onder hare vleugelen genomen.

\Vare ik 'n jongen van 'n jaar of achttien geweest, ik zou zeker

"gesproken" hebben. Maar ik was jui t op dien gelukkigen (of ongelukkigen?) leeftijd, waarop men niet oud genoeg is om nog Jongen ach tig verliefd te zijn, maar niet jong genoeg om zich geen rekenschap te geven van de gevolgen van het "spreken", zoodat men zich, zonder eel nadenken, gaan laat onder de bekoring van het oogenblik.

W àt had ik haar te bieden ... ?

Ik, 'n jong assistent, met mijn geheele carrière nog vóór mij ... ? Ik had mij vroeger wel eens minachtend uitgelaten over jongelui, die van de onwillekeurige intimiteit, die door 'n lange bootreis 18

gekweekt wordt, misbruik maakten, door jongen mei jes het hoofd op hol te brengen.

Zou ik mijzelven onder deze verachtelijke categorie charen ... ? Neen! Dat kàn en wilde ik niet!

Het zou er zeker wel, romanti cher" en "ridderlijker" uitgezien hebben, wanneer ik 'n beetje minder con ciëntieus in mijn denken en voelen was geweest. Mi chien zelfs zal de lezer mij nuchter en oudmannetjes-achtig vinden! Maar ik kan mijzelven niet verande- ren en evenmin romantische woorden fantaseeren, die niet gesproken werden. Zooals reeds gezegd, er heerschte tusschcn ons een lang- durig zwijgen.

Opeens kwam ik tot de ontdekking, dat zij mij van terzijde aan- zag. Nauwelijks echter had ik deze ontdekking gedaan, of zij keek weêr vóór zich ...

En wij bleven zwijgen!

Eindelijk echter ontwikkelde zich tusschen ons het volgende ge- sprek, dat met groote tusschenpoozen gevoerd werd. Ik geef het hier letterlijk weêr als een bewijs te meer van de oude waarheid, dat de taal den mensch gegeven is, om zijn gedachten te verbergen.

Zij. "Wij zijn er bijna."

Ik. "Ja, morgen vroeg!"

Zij. "Eigenlijk wel jammer ... "

Ik. ,,'t Spijt mij ook .. el 'n beetje!"

(Lan.Qe stilte)

Ik. "Het was aan boord altijd erg gezellig."

Zij. "Dat heb ik ook gevonden!"

Ik. (met'n heldhaftige poging om 'n warmen toon in mijn stem te leggen) "Wij hebben zoo prettig muziek gemaakt."

Zij. "En gedanst!"

(' n N O.Q langere stilte!)

Zij. "Komt U ons te Medan eens opzoeken?"

Ik. "Heel graag!"

Hiermede was dit gesprek ten einde ...

Mi schien zou het langer geduurd hebben, wanneer niet de

"kluizenaar" in onze nabijheid verschenen was om, evenals wij, over 19

(15)

de verschansing te leunen. HU keek evenwel niet naar de kUit, maar - 5ichuin onder z'n oogleden uit - naar ons!

Onmiddellijk hervatte zij de wandeling langs het dek en ik liep aan haar linkerzijde.

" Vindt U dat ook zoo'n onuitstaanbaren vent?" - vroeg zij.

"Ja!" - antwoordde ik van harte.

"Maar hij heeft zielvolle oogen!" - hernam zij.

"Daarvan heb ik geen verstand."

Wij zagen elkander aan en toen haar donkere oogen in de mijne keken, kwam ik tot de erkentenis, dat ik zelden 'n groo ere leugen had uitgesproken dan in die laatste woorden gelegen was.

Toen lachten wij alle twee.

En, zonderling! Ik kreeg opeens het gevoel, dat wij veel nadt:l tot elkander gekomen waren.

Om zóó iets na zóó'n gesprek te voelen, moet men verliefd zijn!

* . • *

De namiddag had zich, als alle namiddagen tot dusverre aan boord, ingezet zonder wereldschokkende gebeurtenissen.

Kinderen, op z'n fraaist aangedaan, waren onder toezicht van baboes op het dek verschenen. Het werd voor mij tijd om aan mijn middag-douche te denken: het liep reeds naar vier uur'

Mijn hut - één-persoonshut No. 45 - lag op het dek, één ver- dieping boven de eetzaal. Om haar te bereiken had ik, van het pro- menade-dek af, twee verdiepingen af te dalen (hetzij met een der liften, hetzij te voet langs de monumentale trappen) en vervolgens, rechtsom, de gang in te slaan.

Ik verrichtte deze afdalinJ{, in peinzende stemming, per pedes.

Het was zeer stil. De eetzaal was ontruimd en de administrateur (wiens verblijf, met kantoor, in de nabijheid van mijn hut lag) genoot blijkbaar nog van zijn siësta. Wel drong - uit de kapsalons - het geluid van een electrische haardroogmachine tot mij door, maar dit was niet in staat mij uit mijn gedachten te wekken. Wan- neer men weet, dat die gedachten zich concentreerden op de persoon van mejuffrouw Louize Van der Wal, zal men gemakkelijk be-

20

grijpen, dat zij niet t6 verdrijven waren door prozaïsche geluiden uit een kapperssalon !

Er worden soms vergissingen begaan, die op het oogenblik zelf niet te verklaren zijn, maar waarvan men, in het licht van latere I"{e- beurtenissen, ,geneigd is aan te nemen, dat zij door een bizondere bestiering van het Noodlot veroorzaakt zijn.

Zulk een vergissing beging ik op dat oogenblik.

In plaats van - zooals ik tientallen malen I"{edaan had - rechts- om te slaan, sloeg ik, in I"{edachten verdiept, linksom en kwam dien- tengevolge terecht in de gang met de c'ven nummers, die - door- middel van een dwarsgang - met de mijl/a in verbinding stond.

Uit de dwarsgang kwamen fluisterende temmen, en, den hoek omslaande, zag ik een schouw pel, dat men maar zelden aan boord te zien krijgt: een Europeaan, in vertrouwelijk I"{esprek met een van de hutjongens, zóó vertrouwelijk, dat zij hun hoofden vlak bij elkaar t("ebracht hadden. In den Europeaan herkende ik Voorbergen, den "kluizenaar"; den hutjongen had ik meermalen gezien, maar ik kende zijn naam niet. Hij had een brutaal gezicht en daardoor was hij mij vroeger wel eens opgevallen. Voorbergen was in pyjam~, met 'n handdoek over den arm: hij kwam vàn of ging náár de mandi-kamer 1).

Ik droeg wandelschoenen met dikke rubberzolen, zood at die beiden mijn naderen niet dadelijk bemerkten.

Dientengevolge za.~ ik, nog vóórdat zij mij gezien hadden, dat de "kluizenaar" een niet heel groot paket, in bruin papier gewikkeld, van den jongen in ontvang t nam en ik ving de woorden op: "Ja, gang kambodja nummer lima belas 2)."

Onmiddellijk daarop viel het 0 g van den "kluizenaar" op mij. De jongen verdween in een der badkamers en oorbergen liep, nadat hij mij vluchtig had toegeknikt, verder de zijgang' in om in zijn hut te verdwijnen.

N u is het zonder twij fel iet heel gewoons, een Europeaan bij 'n badkamer in ge prek te zien met een inheem chen bediende. Ook

1) badkamer. 2) Ja, in gang K, numero 15.

21

(16)

het geven van een pakje aan 'n pas ag-ier door zoo'n bediende heeft niet bizonder : hoc dikwijls moet 'n jongen niet het een of ander, dat door den pa sagier vergeten werd, voor dezen -gaan halen!

Het enig-e, wat mij getroffen had en dat ik maar niet van mij àf kon zetten, was de vertrouwelijke houding, waarin ik deze beiden had aangetr Hen, en \'ooral de brutale blik, dien de jongen mij had to geworpen, en de nelheid, waarmede hij daarop in de bad-kamer verdwenen was.

nder het bad n en kleeden liet de zaak mij niet met rust.

Ik gevoelde. naar ik reeds zeide, voor den "kluizenaar" een uit- ge proken antipathie. \Vanneer ik precies hetzelfde bij voorbeeld vall

udendijk had gezien, zou ik met g-een haar op mijn hoofd aan iets bizonders g-edacht hebben. Nu echter be loot ik, tegenover den Admi- ni trateur toch even van de zaak melding te maken.

Om zes uur - ik had mij niet g-ehaast! - klopte ik op de deur van dien heiligdom.

"Come in!" - klonk het daarbinnen.

Van Beneden, de Administrateur, reeds in z'n zwarte uniform voor het diner g-eklced, zat met nzen ae clllaap, Dr. De Jong, ex-officier van gezondheid, achter 'n paitje 1).

"Ga zitten, man!" - klonk het hartelijk. " ók 'n bitteren borrel ?"

"Graag!" - zei ik.

En daarop verwonderde ik mij over mijzelven, dat ik om 'n zoo onbeduidende reden, bij den Admini trateur om 'n paitje gekomen w:::.s!

HOOFD TUK IIl.

De laatste avond aan boord.

Nu ik A gezegd had moe t ik intll chen ook B zeggen.

En ik vertelde du aan de beide heeren, wat ik gezien had.

Geen van beiden hechtte echter aan wat ik hun mededeelde, de geringste waarde.

J)= borrel.

22

"De man Voorbergen" - zooals de dokter hem geliefde te noe- men - was volgens beiden 'n rare Chinees, maar 'n volkomen on- schuldig en ietwat saai individu. Zij wisten te vertellen, dat hij, als kind, in Indië geweest was, maar ons schoone Insulinde nu geheel ontgroeid was. Dit èn wat ik reed van hem wist, was alles, wat de heeren mij omtrent hem konden meêdeelen.

"Verder lijkt het me, dat hii verlegen is en uit de hand eet" - aldu beslot de Administrateur zijn mededeelingen. "Is er een be- paalde reden, waarom je niet over hem te spreken bent, Horman ?"

Het wa niet te miskennen, dat er 'n tikje spot gelegen had in den toon, waarop hij de laatste woorden had uitge proken. En dit maakte mij wat zenuwachtig: kon het reeds aan anderen opgevallen zijn, dat ik

Ct

wa beter er nu maar geen doekjes om te winden!) 'n beetje ialoer ch op Voorbergen was ... ? Had ik mij werkelijk op zoo'n kinderachtige manier bloot gegeven .. , ?

Ik ontkende natuurlijk met grooten nadruk, dat ik iets tegen den braven "kluizenaar" had, maar achtte het, nu het gesprek deze wending- had genomen, maar beter niet verder op het onderwerp dóór te gaan.

Trouwen , wat had ik méér kunnen vernemen dan ik reeds wist.. _?

Gelukkig voelde noch de Administrateur noch de dokter be- hoefte, verdere opmerkingen tI" maken omtrent het thema, dat ik ter tafel had gebracht. Wij namen alle drie nog een paitje en gingen daarna even aan dek om de zon te zien ondergaan.

Maar de Dag-vor tin was ons te vlug af geweest, of liever - laat mij eerlijk blijven! - wij hadden niet den spoed betracht, dien men tegenover een Vorstin behoort te betrachten.

Wij kwamen te laat: de duisternis was reeds gevallen' Niettemin werden wii voor dit gemis schadeloos gesteld.

Want uit de geopende ramen van den rnuzieksalon klonken ons piano-spel en een mooie, frissche mei jesstem, die kinderliedjes zong-.

tegemoet. Wij keken naar binnen en zagen (wat ik reeds uit de stem had opgemaakt), dat Louize Van der Wal achter den vleugel zat, met - om haar héén gegroepeerd - een tiental kinderen, die

Z3

(17)

aandachtig luisterden naar de liedjes, die zij voordroeg. Diverse pa's en ma's bevonden zich mede onder het gehoor en genoten mèt de kleintjes.

Er was echter één zwarte vlek op dit aardige tafereeltje.

In 'n hoek, in 'n gemakkelijken fauteuil, zat - met de beenen on.g-egeneerd ,'oor zich uitgestrekt - de "kluizenaar". De waarheid gebiedt mij te constateeren, dat hij onberispelijk in smokin,g' gekleed

\\"a. en er bepaald knap uitzag. Ik begon iets te begrijpen van de .. zielvolle" oogen, waarover LOltize Van der \Val ge proken had.

Maar met gemengde gevoelens constateerde ik, dat deze schoone organen strak en met 'n soort van hongerige uitdrukking op de mu icienne gevestigu waren .. ,

Ik had bedoelde organen graag bont en blauw geslag-en.

1\1 aar ... ik was bepaald abnormaal!

Niet lang daarna ging de tweede gong.

Het was tijd om aan t:,fel te gaan ...

* *

*

Dien avond werd er eerst gemusiceerd. waarbij natuurlijk Louizc Van der Wal de spil was, waarom alles draaide. Of lie\"er, zij was de zon, waarom wij allen - kleine planeten! _ . on bewogen. Nu en dan trad ik als maan op, wanneer ik mij op de viool hooren liet en voor de bewoners dezer Aarde. nevens de zon, heel bleekjes zichtbaar werd. Louize Van der \Val begeleidde mij namelijk en het was voor mij een genot, dat mij bepaald in pireerde, de wolken te zien, die zich op het voorhoofd van den "kluizenaar"

samenpakten ...

N a de muziek werd er gedanst, en, hoewel het den volgend n morgen vroeg dag voor ons zou zijn, was de feestvreu~de oorzaak, dat het toch tamelijk laat werd.

Mijn "baas", de heer Oudendijk en eenige andere heeren bleven in de rookkamer zelfs nog wat napraten en ik voegde mij bij hen, gedachtig aan de vele gezellige avonden, die ik, al napratende, in dit gezel chap had doorgebracht.

2-+

Onder de aanwezigen bevonden zich een vijftal officieren, die drie jaar aan de Hoogere Krijgsschool in Den Haag gestudeerd hadden, en thans, beladen met krijgskundige kennis, naar Indië reisden. Behalve die krijgskundige kennis hadden zij echter ook 'n groote dosis opgewektheid medegebracht en daarvan op onze ge- meenschappelijke reis reeds herhaalde malen blijk gegeven.

Een hunner was een gehoren teekenaar en 'n tweede was 'n meester in het improviseeren van werkelijk geestige verzen, zooals ik er zelden een ontmoet heb.

Deze beiden wisten wij over te halen ons, vóórdat wij onze hutten opzochten, no,g' eens 'n paar staaltjes te ~even van hun talent.

De teekenaar bevestigde 'n stuk papier met punai es op 'n teek en- plank en in onbegrijpelijk korten tijd lachte ons - met enkele forsche lijnen ~eteekend - het ,g-ezicht van Jan Oudendijk van dien plank to~. Gelijktijdig declameerde de imprO\"iseerende dichter een soort van loflied op den zei ven, dat zóó komisch was, dat ons de tranen van het lachen over de wangen liepen. De patiënt zelf - Oudendij,k - lachte het hardst van allen en sloe,g- zich, in zijn l1itbundi~e vreu~de, een paar maal met de vlakke hand op de dij, dat het klapte.

Toen werd er een nieuw stuk papier op den plank bevestigd en, terwijl de declamator een patheti ch ,g-edicht declameerde op het a"ce- tisch leven van 'n kluizenaar, verscheen op gezegd papier, lijn voor lijn, 'n prachtige caricatuur "an den kop van den weinig populairen heer Voorbergen.

Ditmaal waren het vooral de dokter en de Administrateur, die uitbundig waren in hun lof en in hun vroolijkheid. De heer Ouden- dijk zat opmerkzaam naar de vermakelijke caricatuur van den

"kluizenaar" te kijken, maar was om de een of andere reel en stil gew'Orden.

Terwijl de anderen nog luidkeels aan het lachen waren, werden wij verrast door het binnentreden van het origineel van het por- tret, dat op den plank prijkte. Deze verrassin~ wa ietwat pijnlijk.

omdat de nieuw-gekomene niet weten kon, dat hij niet de eenige was, die tof voor 'n caricatuur geleverd had: het was mogelijk en

25

(18)

zelfs waar chijnlijk. dat hij den indruk krijgen zou, dat alleen

h #

hier, hij zijn afwezi,g-heid, in het zonnetje werd gezet.

'n Gewoon mcnsch zou met ons meê gelachen hebben, want het g-eyal was dood-on schuldig-. Deze man echter, die zichzelven blijk- baar niet als 'n g-ewoon men ch beschouwde, keek nijdig en be- leedigd.

Als 'n natuurlijk gevolg daarvan ontstond er, dadelUk na zijn binnentreden, 'n oogenblik til te.

Het wa~ de teekenaar zelf, die deze verbrak.

., i~ niet het cenig-e ~Iachtoffer gewee tIJ, - zeide hij met 'n wat zenuwachtig lachje. "Meneer udendijk is reeds vroeger op het doek ver 'chenen, en de Administrateur en onze dokter moeten er nog aan gelooven."

"Zoo 1" - zeide Voorberg-en, terwijl hij - zooals ziin gewoonte scheen te zijn. wanneer hij b os was - zijn wenkbrauwen hoog optrok. .. De Heeren moeten weten, wat ze goed "inden of niet g-oed vinden. Maar ik ben op zulke aardigheden niet bizonder gesteld."

Dit zegg-ende trok hij het papier, waarop het portret geteekend was, van den plank af en verscheurde het in kleine tukjes, die hij in een grooten aschbak wierp, welke op een der tafeltjes prijkte.

Het lijdt gee;, twijfel, of de man had volkomen recht om te doen, wat hij deed. Streng genomen wa , wat 'Wi; g-edaan hadden, niet '-all onhebbelijkheid vrij te pleiten, omdat het achter zijn rug ge- beurd was en niemand van ons hem du danig kende, dat hij zich zulk een aardigheid te zijn n ko te had mog n veroorloven.

Theoreti ch had Voorbergen du gelijk.

Maar, practisch gesproken, waren de toon, dien hij gebruikt had, en de wijze, waarop hij het papier aanvatte en verscheurde, dermate beleedige~d, dat de officier moeite had zi.in kalmte te be- waren.

"Nu kunt U verder gaan met Uw spelletjes, als U er mij maar buiten laat 1" - hervatte de "kluizenaar" op denzelfden aanmati- genden toon, waarop hij vroeger gesproken had. "Het is volstrekt niet m~jn bedoeling, als pelbreker te fungeeren! Ik wenseh den heeren een aangename nachtrust 1"

2 6

De deur van de rookkamer sloot zich achter hem.

En 't bleef gedurende eenige oogcnblikken stil.

T en klonk de ernstige stem van den dokter.

.. lecht humeur 1" - zeide hij. "Be te middel : ca~tor-olie 1"

Wij lachten allen; maar toch - 't was zonderling, maar waar - de goede stemming, die zoo kort te voren nog geheerscht had, was verchvenen !

De een na den ander ging naar kooi ...

Eenig zins tot mijn teleurstellin,g-, want ik had op dezen laatsten avond no.~ op 'n echt gezellig, zij het ook kort, samenziin gehoopt.

Een van de aanwezigen cheen ec-hter nog niet te dènken aan z'n nachtrust. Dit was de heer Oudendiik

Zooal ik reeds gezegd heb, wa hij til geworden. Hij zat do cl op zn' gemak in een diepen leêren fauteuil en keek peinzend naar den rook van z'n igaar, die, als 'n licht-blauw spiraaltje, de lucht in kringelde.

Toen de knappe caricatuur-teekenaar op tond om af cheid te nemen, hield Oudendijk hem tegen.

"Wacht U nog' 'n 0 genblik 1" - zeide hij. "Ik wilde U graag een vraag doen."

"Ik ben geheel tot Uw dien t 1" - antwoordde de officier en nam weer plaats.

"Kunt U mij het volg-ende "erklaren ?,. - hernam udendijk

"Dien meneer Voorbergen heb ik natuurlijk al menig keer gezien, al heeft hij het niet de moeite waard gevonden, kennis met mi.i te maken. Nooit is het mij opgevallen, dat hij een voor mij bekend gezicht had. Maar tocn ik Uw wèlg liikende en toch zoo zotte cari- catuur zag- heb ik plotseling den indruk gekregen, dat ik dat g-ezicht méér gezien heb. Het kwam mij nu zéér bekend voor, hoewel ik het tot op dit oogenlJlik niet thuis kan brengen. Is dit verbeelding of kan men iemand, dien men vroeger wel een gezien heeft, her- kennen uit 'n caricatuur, terwijl men den man zei ven heelemaal niet herkent?"

"Zoo iets is zéér mogelijk!" - antw ordde de aan~esprokene.

,,'n Caricatuur brengt de meest in-het-oog- pringende trekken van 27

(19)

hpt gezicht op overdreven wijze naar voren. Die trekken zijn het, di , na een vroc(!ere ontmoeting. het stevigSit in het geheugen zijn blijven hangen. Ziet men die nu plot1\e1ing- terug-, sterk rreaccentueerd en ontdaan van alle bijwerk (om 't zoo eens uit te drukken), dan wordt clie vroeCTere indruk .gemakkelijk weer wakker g-eroepen, ge- makkelijker clan wanneer men den man in (Jersolla terugziet, met alle verandering-en, die de tijd aan het g-ezicht heeft aan- gebracht."

"Dat laat zich héél g'oed hooren!" - zeide Oudendijk. "Ik dank zeer voor de inlichting!"

.. Tot 1. w dienst en aangename nachtru t!"

De officier verliet de rookkamer en ik was nu met Oudendijk alleen.

Hij zat . til in zijn fauteuil, met ge loten oogen: iets, dat ik nog nooit "an hem gezien had.

Plotseling- sloeg hij ze op.

,.Het is zonderling, nat ik z'n g-ezicht niet thuis kan brengen" - zeide hij, alsof wij juist met spreken hadden opg-ehouden. "Anders hen ik in zulke dingen 'n uitmuntend geheugen. Maar dit keer geef ik het op!"

"Kunt U zich niet herinneren, of U hem hier of in Europa ont-

111 ct hebt?" - vroeg ik.

,,\ olg'ens den Admini trateur is de man al3 kind in Indië ge- wee t en na dien tijd nooit meer" - antwoordde hij. "Ik zal hem dus wel in Europa ontmoet hebben ... "

,,\Vaarom intere seert U die vraag eigenlijk zoo?"

" mdat er met de gedachte aan hem /tet eelt of ander o1laanqe-

1!aal/1S verbonden i , jonge man! Daan'an ben ik zoo g-oed al zeker, en t' ch g-aat mijn herinnering niet verder dan deze algemeene i.ndruk. Van welken aard dit onaangename i , weet ik in de verste verte niet meer."

.,Het verwondert mij anders niet !" - zeide ik droog-jes .

.. Ja, 't is geen aang-cnaam men eh!" - hernam Oudc:tdijk, ter- wijl hij op tond en nog 'n sigaar op tak. "Ik ga nog even aan dek, meneer H nnall! Maar bat mij niet uit Uw hut houden: met

28

het oog op de dingen, die mOrgen komen, hebt U Uw nachtrust noodigl"

"U dan niet ... ?"

"Ik ... ? 0, ik ben 'n ouwe rot: die slapen niet veel meer!"

Hij knikte mij toe en verliet de rookkamer.

Daarop zocht ik mijn hut op, want ik was werkelijk zeer vermoeid.

Toch wilde de slaap maar niet tot mij komen.

- Telkens had ik weer de cène voor oog-en, die zich in de rook~

kamer had afgespeeld, toen Voorbergen de caricatuur van het teeken- bord had afgetrokken. Hij had dit .gedaan met 'n kwaadaardig ge- zicht en 'n drift, die niet in verhouding stonden tot het toch vrij onschuldige misdrij f, dat gepleegd was. Het was mij, alsof ik dat booze gezicht telkens weer voor oogen had! Ik kon het - zooals men dat noemt - niet kwijt raken.

En toen had ik plotseling een vreemden inval, waarvan ik 'n weinig ontstelde.

Zou de man zelf óók gezien hebben, dat deze caricatuur, die hem voorstelde "ontdaan van alle bijwerk" (zooals de teekenaar zich had uitgedrukt), hem in de herinnering- terugroepen moest, zooals hij mi schien jaren geleden geweest was ... ?

En vreesde hij misschien, dat hij dientengevolge herkend zou worden ... ?

Volgens Oudendijk was de herinnering aan hem met iets "onaan- genaams" verbonden. Misschien was dat "iets" voor den man zelven nog onaangenamer dan voor anderen!

Terwijl deze gedachten mij door het hoofd voeren, voelde ik, aan den anderen kant, zeer duidelijk, dat zij mij - althans voor 'n groot deel - ingegeven waren door mijn ietwat onredelijke anti- pathie tegen onzen mede-passagier. Ik moe t werkelijk oppassen, dat ik mij niet te veel beheer chen liet door mijn persoonlijke ge- voelens tegenover dezen man en, in 't algemeen, tegenover alle men- schen, met wie ik in aanraking kwam. 1en had mij meermalen gezegd, dat ik mijn oordeel te veel vormde naar eer te indrukken.

En ik was ervan overtui~d. dat men mij daarmede de waarheid 29

(20)

zeide. Tegen de nelgmg een te spoedig oordeel over menschen te vellen, zou ik mij voortaan \·erzetten.

Toen ik tot dit brave besluit gekomen was, werd ik daarvoor beloond, want ik sliep poedig in.

HOOFDSTUK IV.

Aankomst.

Den volgenden ochtend vroeg werd er op m~jn deur geklopt.

"Ja! Apa?" 1)

"Koppie, toean! Poekoel anam lel ih. Ampir di Belawan." 2) Ik klom met eenigen tegenzin uit mijn kooi om het blaadje met dampende koffie van mijn hutjongen aan te nemen.

"Zeg!... Eh!. .. Noerghawi 1" ('n Lastige naam om zoo vroeg op den ochtend uit te spreken!) "P ekoel berapa Balawan?" 3)

"Brangkali djam toedjoeh, toean." 4)

Dan had ik mUn tijd wel noodig! Ik liet mij door den jongen warm water brengen en maakte mijn ochtend-toilet.

Het i hier de plaat om op te merken, dat ik op reis mijn uiter te best g-edaan had, achter de (niet zeer verborgene!) geheimenissen van de Malei che spreektaal te komen, in ,~ansluiting aan de wijze Ie en uit Wageningen. Dit wa niet moeidijk gewec t. Ook in het Javaan eh had ik mii vroeger zóódanig bekwaamd dat ik het eenig zin ver taan en preken kon. '

Uit het open raampje van mijn hut was niet te zien van de kust:

die I~~ aan de ~ndere zijde. Een. toot op de toom fluit bewee mij,

dat ZI.1 nu vlak 111 de nabijheid zijn moe t. Toen ik 'n oogenblik later

aan dek kwam, zag ik, dat ik mij niet vergi t had.

Het dek wa nog niet geheel droog, na het reinigingsproces, waar- aan het eiken - en ook de~en - ochtend onderworpen werd. Passa-

I) "Wat is er?"

2) "Koffie, me~eer! 't Is over zessen. We zijn bijna in Belawan."

3) "Hoe laat zIJn we te Belawan?"

4) "Waarschijnlijk om zeven uur, meneer'"

30

giers waren er nog zoo goed als niet te zien, dame in het geheel niet.

Enkele baboes met kinderen scharrelden O\'er het dek heen, e'l, op dezelfde plaats, waar hij gisteren over de verschansing geleund had, stond zoowaar wederom de "kluizenaar", precies in dezelfde houding als toen, naar de kust starende.

Ik ging op 'n bank zitten en liet mij nog 'n kop koffie brengen.

Eetlu t had ik nog niet. egeven het enorm aantal sandwiches, dat Ik den vorigen avond verdelgd had, was dat eigenlijk ook bèst te begrijpen!

Wij waren het land reeds dicht genaderd, maar er was nog niet veel van te zien. Het vaste land van Sumatra teekende zich, rechts van mij, af als 'n groene streep - blijkbaar laag land met moeras- bosschen en kreupelhout - en, daarachter, vèr weg aan den horizon, lagen de blauwgetinte bergen van het achterland.

Ik bleef aan de verschansing staan, nu werke1~jk met de oogen ge- vestigd op het land van belofte: Deli, het land van rijkdom en wel- vaart 1 "Deli, het land van koeliemoorden, onrust en onveiligheid 1"

_ klonk het, daarnevens, zacht in mijn binnen te. Maar bij het be- treden van dit land, wilde ik geen pes imist zijn. Daarom legde ik dien onheilspel1enden innerlijken stemmen het zwijgen op. En - ge- lukkig! - juist op dit oogenblik kreeg ik Jan Oudendijk in het oog, die, 'n eindje verder, ook tegen de verschansing leunde en naar het nu snel naderende land wees.

Ik ging naar hem toe en wenschte hem goeienmorgen.

"Morgen, jongeman!" - zei hij. "Over 'n half uurtje zUn we in Belawan. Het ligt daar in de verte!"

Hü wees naar de kust, maar ik zag nog niet veel meer dan de toppen van ma ten. 'Wij passeerden 'n paar kleine visschersprauwen en 'n echt Hollandsehen baggermolen.

"Ze moeten hier aanhoudend baggeren" - verldaarde Oudendijk,

"want 't zit hier vol modder: vandaar die smerige kleur van het water. Vroeger werd alle ,groote lading te SaLang ingescheept. Dat's nu uit, sinds ze aan het baggeren geslagen zijn cn 'n hoop ,geld voor de haven hebben uitgegeven: nu gaan onze producten recht treeks van Belawan af. En daar was 't om te doen. Gesnapt?"

31

(21)

"Ge napt I" --antwoordde ik met 'n hooîdknik.

Wij volgden nu de vaargeul, door boeien afgebakend en door de grijsachtige kleur van het water sterk afstekende van het heldere zee- water. Met een kleine zwenking naar rechts stoomden wij de Bela- wan-rivier in, en dadelijk daarop werd de haven zichtbaar.

'n Paar huizengroepen, 'n viertal schepen daarvóór ...

"Kijk maar eens door m'n kijker I" - zegt op dit oogenblik 'n andere stem naast mij. Het is m'n eigen "baas", meneer Van Hoog- diet, die mij dit vriendelijke aanbod doet.

"Kun je met zoo'n Zeiss-kijker omgaan?" - vraagt hij, als ik dien dankend aanneem.

"Natuurlijk I Ik ben immers reserve-officier lil

Van Hoog-vliet lacht en ik draai met deskundige hand aan de beide oculaire schroeven.

N u zie ik het land als 't ware op mij toekomen.

"Dáár, naast die kleine Japansche chuit, komen wij straks te liggen. De J apansche vlag is duidelijk te zien I" - zegt mijn "baas", di(' zich blijkbaar tot mijn cicerone maken wil.

Èn de schuit èn de vlag krijg ik gemakkelijk in het vizier.

Daarop volgt de belangrijke mededeeling:

"We liggen daar tegenover het Lloydgebouw : dat huis van twee verdiepingen met de roodwit geblokte vlag. Je ziet het al met 't bloote

oog I Beneden pakhuizen en kantoren, boven 'n societeit, 'n soort van

wachtkamer voor wègbrengende en àfhalende menschen."

"Lekker koud bier, man I" - voegt Oudendijk hieraan toe.

"Mogen de vertrekkende en de aankomende menschen zèlf daar- van meê-drinken?" - vraag ik lachend.

"Wel wis en drie, man I Als je lust hebt, kun je je ervan over- tuigen."

Hèb ik lust ... ?

't Is nog geen half-acht!!

"Wat is dat voor 'n aardig gebouwtje, daar heelemaal op den punt van 't land?" - vraagt opeens 'n frissche meisjesstem.

Mij n hart pringt op: die stem behoort aan Louize Van der vVal, die 'n plaatsje gevonden heeft onder de vele menschen, die zich

om

32

ons geschaard hebben, om ook iets van de explicaties op te vangen, die de twee Oud-Delianen ten beste geven.

Van Hoogvliet heeft zich omgekeerd.

"Morgen, juffrouw Van der Wal! Klaar om aan land te gaan ... ?"

En vóórdat het meisje heeft kunnen antwoorden, voegt Ouden- dijk aan deze woorden nog deze andere toe:

,,'n Heele aanwinst voor Deli, juffrouw Van der Wal!IJ Louize krijgt 'n kleur en zegt:

"Vertelt U mij liever maar, wat dat voor 'n leuk gebouwtje is I"

"Dat gebouwtje ... ?" - begint Van Hoogvliet. Maar vóórdat hij

\ erder kan gaan, neemt Oudendijk, zonder veel complimenten, het woord van hem over.

"Dat is 'n restaurant, waar ook gedanst wordt. 'n Keurig-nette gelegenheid: 's middags en 's avonds 'n strijkje. U kunt er gerust komen en 's avonds kan men er profiteeren van de ,goede keuken en van héél gezellige muskieten ... "

"Iets voor jou, Horman I" - zegt mijn baas. "Ik l:-edoel niet de muskieten, maar het dansen I"

Op dit oogenblik ontmoeten mijn oogen die van Louize Van der Wal. Ik voel, dat ik 'n kleur krijg, kijk met hartstocht door den kijker en vergeet zelfs mijn dulcinea goedenmorgen te zeggen.

"Zeg, Horman lIJ - klinkt de stem van Oudendijk. "Je moet dien kijker niet zoo monopoliseeren' Juffrouw Van der Wal wil óók wel 'ns kijken ... "

Oude Indischgasten zijn er berucht voor, dat ze er de jongeren zoo van tusschen kunnen nemen. Ik bespeur dat thans... tot mijn schade I Of eigenlijk alweêr llil!t tot mijn schade; want, wanneer ik, abnormaal transpireerende, den kijker met 'n stamelend woord van excuus aan Louize afsta, dankt deze mij met zoo'n lieven blik, dat ik mijn beiden pijniger 'n ttitda,qendell blik toewerp.

* *

Geleidelijk hadden de dekken zich gevuld met passagiers, gekleed

*

om aan wal te gaan. 'Vant ook zij, die de reis naar Java z .)uden voortzetten, wilden voor het meerendeel van het oponthoud te Bela-

33

Slinksche Wegen. 3

(22)

wan gebruik maken om Medan, een deel van het achterland, mis- schien zelfs om het hotel te Brastagi te bezoeken.

De loods had brieven aan boord gebracht en sommige passagiers, die zich minder voor Deli en de Delianen interesseerden, stonden in ru tige hoekjes ijverig te lezen.

Ons "strijkje", bestaande uit vier man, allen van geprononceerd 00 tersch t pe, zat bij de dek piano gereed ...

Het groote moment naderde!

lnheemschen, ditmaal versterkt met enkele Arabieren en Chi- neezen, stonden daarginds gereed tot den stormloop op de passagiers, met mercantiele en andere bedoelingen; op de stil-liggende schepen hadden de opvarenden zich verzameld om de groote boot te zien binnen loopen. Reeds kon men de gezichten van wachtende vrienden op de kade herkennen.

Daar daalden de vlaggen van de overige schepen en op de ge- bouwen, ook die op onzen achtersteven. De muziek zette het

\Vilhelmus in, hoeden gingen af, militairen stonden in de houding, met de hand aan de kepi. ..

De scheepstelegraaf rinkelde, de trossen werden uitgegooid ... en het schip werd langzaam naar de kade getrokken ...

Ten einde was onze heerlijke reis!

En - voor de zooveelste maal - ontmoetten mijn oogen die van Louize ...

De bestorming had plaats gehad.

•••

Venvanten en bekenden hadden zich mee ter gemaakt van vele der pa sagiers, die zich toch reeds in belegeringstoestand bevonden ten- gevolge van de ijverige bemoeiingen van de boven genoemde inlan- der , Arabieren en Chineezen.

Jan Oudendiik wa uit mijn gezichtskring verdwenen, maar mijn

"baas", meneer Van Hoogvliet stond nog in mijn onmiddellijke nabijheid. Zijn vrouw, een tamelijk volumineuze dame, had zich bij hem gevoegd.

Op dit oogenblik trad een jonge man, dien ik juist aan boord had zien komen, op hem toe.

34

"Zoo, Stevens! Hoe maak je het?" - hoorde ik Van Hoogvliet zeggen, terwijl hij den nieuw-gekomene de hand schudde. .

Het antwoord ging voor mij verloren in het geroezemoe , maar Ik zag, dat de jonge man, die den naam van Stevens voerde, een brief te voorschijn haalde en dien ter hand stelde aan den man, die hem aangesproken had. Deze brak hem snel open en begon onmiddellijk te lezen.

Prettige tijding scheen deze missive niet te bevatten, want er kwamen rimpels op het voorhoofd van mijn "baas" en zijn wenk- brauwen fronsten zich.

Het lezen duurde vrij lang. Toen keek hij rond en zijn blik viel op mij. Hij wenkte mii nu naderbij te komen.

"Horman lil - zeide hij. "Ik breng je hierbij in kennis met je collega Stevens, die al sinds twee jaar assistent op Tanah Boekit is.

Hij zal van dit oogenblik af de honneurs van Belawan en Medan voor je waarnemen. Ik was voornemens geweest, dat zelf te doen, maar ... ik ontvang daarjuist een bericht, dat mij dit belet. Het ged.. ... begint weer!"

Opdat de hier geplaatste tippeltjes althans eenige beteekenis voor den lezer mogen hebben, vermeld ik, dat elk tippeltje in plaats van een letter staat en het geheel 'n natuurverschijnsel is.

Stevens was 'n lange, krachtige kerel, ongeveer even oud als ik.

Hij had blonde haren en blauwe oogen - het type van 'n Noord- lander. 'u Goedige vent, maar die, als-i boos werd, ongemakkelijk van zich kon àfbijten: dit was mijn eerste indruk van mijn mede·

assistent! En de latere gebeurtenissen hebben bewezen, dat deze eerste indruk in hoofdzaak juist was geweest.

Van Hoogvliet zeide ons verder, <lat bij ons tegen elf uur in Hotel De Boer hoopte te vinden. Wij zouden dan samen lunchen en daarna naar "boven" vertrekken. Mevrouw Van Hoogvliet ZOlt nog zoo lang aan boord blijven en mèt haar man naar Medan komen.

Stevens nam mij onmiddellijk onder zijne vleugelen.

N a een gehaast afscheid van den heer en mevrouw Oorthuis en van Louize, die daarbij met nadruk de woorden "tot weêrziens" uit- sprak, verlieten wU het schip langs de statie-trap en vielen - althans

3S

(23)

ik viel! - daarop eerst in handen van de immigratie-ambtenaren, die mij aan een examen omtrent mijn eigen per oon onderwierpen, en vervolgen in die van de douane. Terwijl ik aan de gebruikelijke

\·i itatic onden\' rpen werd (waarbij men intu chen zeer schappe- lijk was), zag ik den "kluizenaar", die zich, na dezelfde operatie ondergaan te hebben, al 'n vrij man naar buiten begaf.

Hij wa in gezel chap van een klein, onaanzienlijk mannetje. Het lordige, zelf. smerige witte jasje van dien kleinen begeleider stak zonderling af bij zijn eigen, altijd correcte, kleedij. Ook hij had mij vanuit de ycrte bemerkt.

Eenig zin tot mijn verbazing groette hij op 'n overdreven be- leefde manier en zeide daarop iet tot zijn metgezel, die ant\ oordde met 'n lang en luidruchtig lachen. Hij keek daarbij naar mij 0111.

maar groette niet, hoe\\re} zijn oogen met 'n brutaal~uitdagende uit- drukking op mij ge re tigd waren.

Ik kon mijzeh'en niet "erhelen dat ik voor den gek gehouden werd. Maar ik achtte het bened n mij, daarop te reageeren, en deed dus al of ik niet en'an bemerkte. Den groet "all den "kluizenaar"

beantwoordde ik zeer koeltjes.

Van harte hoopte ik, dat zijn beroep plichten dezen onaangenamen vent "pocclig w • r buiten Deli roepen zouden. har nu herinnerde ik mij de woorden, die ik den vorigen middag zelf tot hem gesproken had: "Deli - ; tabak ... !" Ongetwij feld zou de nlan hier wel 'n ooos blij\·en ...

Inmiddels wa de vi itatie afgeloopen. Op den breeden, ,geasphal- teerden rijweg, die lang de ha\"en eer t naar het eigenlijke plaatsje Bc1awan en dan naar Medan \'oert, tonden 'n aantal auto's, prey- mans 1) en taxi' te wachten, de mee te versierd met bontgekleurde vlaggetjes. Een zeer kleine locomotief, welks afmetingen vermoede- lijk in omgekeerde evenredigheid stonden tot zijn ouderdom, was bezig eenige goederenwagen te rangeeren op rails, die langs, of eigenlijk op den weg lagen.

Mijn coU ga g leidde mij naar 'n parelgrijzen auto met vier zit-

I) Particuliere wagens.

36

plaatsen en met opgezette kap. Hij bereidde mij daarop een \ erras- sing door de twee koelie, die mijn bagage gedragen en nu achterin den auto gedeponeerd hadden, te beloonen met ... 2 dubbeltjes! En daarop nam hij plaats achter het stuurrad en ik naast hem ...

Juist op het oogenblik, waarop onze auto zich in beweging zette, schoot ons 'n andere, licht-blauw gekleurde, voorbij.

"Buick 1932" - decreteerde Steven, die aIJe auto's onmiddellijk cheen te herkennen.

Onder het voorbij rijden had een eler inzittemlen opgekeken en mij met groot vertoon van hartelijkheid toegewuifd.

Alweêr die ellendige Voorbergen !

En naast hem zat het kleine kereltje, dat ik daarjui t ook al in zijn gezelschap gezien had.

"Wie groette U daar zoo opvallend?" - vroeg Steven, terwijl hij ele vaart van onzen auto ver ne Iele.

"Dat was 'n mede-pa sagier!" - antwoordde ik. "De man heet Voorbergen, Ik weet, dat-i rei t voor 'n buitenland che Igaren- fabriek. Verder weet ik alleen van 'm, dat-i 'n onuit taanbare

\ ent is!"

"Welzoo, welzoo !" - lachte teven. "l31ijkens zijn uitbundige manier van groeten, is hij meer op gesteld dan U op hèm."

"Tot dus\"erre heb ik daarvan niets gemerkt", - zeide ik dro gjes.

"Ruzie gehad ... ?"

"Dàt niet..."

"Dan op voet van gewapende vriendschap ... ?"

"Op gewapenelen voet wèl; maar zonder vriend chap!"

Stevens lachte.

"Het komt mij voor, dat U gezond het land aan i mand hebben kunt" - zeide hij. "Ik zal voorzichtig met U moeten zij 11."

"Tusschen ons zal 't wel 10 loopen I" - verklaarde ik met groote beslistheid.

En: "Ik twijfel daaraan geen oogenblik", - zeide hij even be li t.

Daarop bleef hU 'n poo je zwijgen, met z'n oogen trak gevestigd op den weg vóór ons.

"Wat doet de vent in dàt gezelschap?" - zeide hij daarop, zóó 37

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Morgen zult U voor tafel wat extra's klaarmaken, daar door de ziekte van de kleine daarvoor vanmiddag geen gedachten geweest zullen zijn.. Wèl zal vanavond het

De familie zat na het diner gezellig aan de thee en genoot van het bordes der fraaie hui zin ge van de ondergaande zon, die het Westen in vlammend rood zette. toen

&#34;Eerst bekoelen, dan mag je straks deze lekkere djeroek (sinaasappel) op- peuzelen. Daar klonk 't schrille sein van een claxon. Met moeite hief vader zich uit

EEN LAUWERKRANS. 't Was afgrijselijk, om razend van te worden I Gelukkig zakte toen het gordijn. Als uitgeput door 't vertellen, liet Holtsman zich, met langzame

Ze sloften met zijn beiden naar achteren waar moeder Hinse uit een kast in haar kamer een avondtoilet je te voorschijn haalde... Voet tappen gingen over den

Meer- malen werd Nja Ganti belast met vertrouwensposten, zoowel door Perkasa Alam als door Sultan Sri Aloë- dino Te paard toog hij het land in of een prauw bracht den

Maria in de Rozenhaag (reproductie) van Schöngauer. Maria in de Rozenhaag. artikel van ds. van Oven-van Doorn. Piuewieû heerlijbte Ker,tfeest. houten lepel neer. die is

Een stuk verder, juist daar, waar hij eenmaal geworsteld had met den octopus, dook zij weer op en lachte hem toe en Carl dacht opnieuw aan dien octopus en wist op