• No results found

Programma van maatregelen Antwerpen Oever 16

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Programma van maatregelen Antwerpen Oever 16"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapporten All-Archeo bvba 986

Programma van maatregelen Antwerpen – Oever 16

Natasja Reyns

Bornem

2020

(2)

2

Gemotiveerd advies

Het was tot op heden enkel mogelijk een bureauonderzoek (projectcode 2020B13) uit te voeren, omdat het onderzoeksgebied momenteel nog bebouwd is. De aanvraag van een sloopvergunning maakt deel uit van de vergunningsaanvraag waarvoor de archeologienota opgesteld werd. Het bureauonderzoek laat nog vragen open, waardoor verder archeologisch vooronderzoek nodig is (zie verslag van resultaten). Voor een afweging van de verschillende onderzoeksmethoden die nog in aanmerking komen, verwijzen we naar het onderdeel Onderzoeksmethode in het Programma van maatregelen (zie verder).

Het bureauonderzoek toont aan dat het onderzoeksgebied archeologisch potentieel kent. Er is voornamelijk een verwachting naar resten van historische bebouwing die teruggaan tot de 16de eeuw of mogelijk al de late middeleeuwen. In de omgeving zijn echter ook al resten uit de ijzertijd en de Romeinse tijd aan het licht gekomen. Het is mogelijk dat dergelijke resten ook nog kunnen voorkomen binnen het onderzoeksgebied. Het potentieel op de aanwezigheid van een goed bewaarde steentijd artefactensite wordt slechts laag ingeschat. Dit omdat er reeds veel jongere bodemingrepen gekend zijn ter hoogte van het onderzoeksgebied. In de omgeving zijn ook nog geen vondsten van steentijd artefactensites gemeld. De geplande werken binnen het onderzoeksgebied zullen een sterk negatieve impact op het aanwezige bodemarchief hebben.

Ter hoogte van Oever 16, waar nog 16de-eeuwse kelders bewaard gebleven zijn, is het potentieel het hoogst. Hier zal de bestaande bebouwing gesloopt worden. De bestaande kelders worden uitgebreid.

Ter hoogte van de panden aan Steegsken en Scheldeken wordt de bestaande kelder 50 cm verdiept.

Hier zal ter hoogte van de bestaande kelder reeds een deel van het oorspronkelijke bodemarchief verdwenen zijn. Het is echter mogelijk dat onder de huidige kelder nog relevante archeologische resten bewaard gebleven zijn. Dit dient verder onderzocht te worden. Verder vooronderzoek is nodig in een zone van ca. 677 m², waar bodemingrepen gepland zijn.

(3)

3

Programma van maatregelen voor uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem

Administratieve gegevens

Erkend archeoloog: All-Archeo bvba, OE/ERK/Archeoloog/2015/00018

Locatie (provincie, gemeente, deelgemeente, adres, toponiem): Antwerpen, Antwerpen, Antwerpen, Oever 16/Steegsken 5/Scheldeken, Sint-Andries

Bounding box x/y Lambert 72 coördinaten:

- 151926, 211983 - 151890, 211968 - 151869, 211960 - 151867, 211986

Kadastrale percelen: Antwerpen, Afdeling 4, sectie D, nummers 3366D, 3366E en 3387B (partim) Kadastraal plan:

Figuur 1: Kadasterplan met aanduiding van het onderzoeksgebied

(4)

4

Aanleiding van het vooronderzoek

Zie 2.3.2 in het Verslag van resultaten.

Resultaten van het vooronderzoek zonder ingreep in de bodem

Zie 2.4.4 in het Verslag van resultaten.

Figuur 2: Afbakening onderzoekszone voor uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem

Vraagstelling en onderzoeksdoelen

Doelstelling van een uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem is nagaan of archeologische niveaus aanwezig zijn in het projectgebied en op welke diepte, om een verdere inschatting te kunnen maken van de verstorende impact van de geplande werken. Ook dient het uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem uitspraken te kunnen doen over de aan- of afwezigheid van een archeologische site binnen het onderzoeksgebied en over het potentieel op kennisvermeerdering.

Volgende onderzoeksvragen worden behandeld:

- Op welke dieptes bevinden zich relevante archeologische niveaus?

- Waar bevindt zich de grondwaterspiegel?

- Zijn archeologische sporen aanwezig binnen het onderzoeksgebied en zo ja, wat is de precieze afbakening ervan in de ruimte en in de tijd?

- Zijn resten van de historische bebouwing, te zien op historische kaarten aanwezig binnen het onderzoeksgebied en zo ja, wat is de precieze afbakening ervan in de ruimte en in de tijd?

(5)

5 - Zijn resten aanwezig die dateren uit de periode voor de middeleeuwen?

- Wat is de impact van de bestaande kelders op het bodemarchief geweest?

- Zijn relevante archeologische resten aanwezig binnen het onderzoeksgebied? Zo ja, is behoud in situ mogelijk of is verder archeologisch onderzoek nodig?

Onderzoeksmethode

De keuze van de methode voor verder vooronderzoek wordt gebaseerd op de volgende vier criteria:

1° is het MOGELIJK deze methode toe te passen op dit terrein?

2° is het NUTTIG deze methode toe te passen op dit terrein (levert het iets op)?

3° is het overdreven SCHADELIJK voor het bodemarchief deze methode toe te passen op dit terrein?

4° is het NOODZAKELIJK deze methode toe te passen op dit terrein (kosten-batenanalyse)?

Op het terrein wordt de aanwezigheid van een site met complexe verticale stratigrafie verwacht. Om die complexe verticale stratigrafie adequaat te kunnen onderzoeken, is de uitvoering van een proefputtenonderzoek de meest aangewezen onderzoeksmethode. Omdat het grootste deel van het onderzoeksgebied momenteel bebouwd is, is de uitvoering van het proefputtenonderzoek pas uitvoerbaar na de sloop van Oever 16.

De onderzoekszone beslaat steeds de oppervlakte van ca. 677 m², zoals die afgebakend is op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek (Figuur 2). De onderzoeksdoelen zijn succesvol bereikt wanneer de vooropgestelde onderzoeksvragen en de bijkomende onderzoeksvragen die opgesteld worden naar aanleiding van elk assessment beantwoord zijn.

Onderzoekstechnieken

De geplande werken hebben een negatieve impact op het onderzoeksgebied door de sloop van Oever 16, de rechttrekking en uitbreiding van de kelders onder Oever 16 en door het verdiepen van de bestaande kelder van de panden Steegsken en Scheldeken met 50 cm.

Voor aanvang van de sloopwerken van Oever 16 dienen de bestaande 16de-eeuwse kelders gedetailleerd geregistreerd te worden.

Proefputten

Voor de gehanteerde onderzoekstechnieken is hoofdstuk 8.6 van de Code van Goede Praktijk van toepassing. Proefputten worden aangelegd met een opgravingsvlak per archeologisch relevant niveau om een zicht te krijgen op de stratigrafische opbouw van de te onderzoeken zones. Elke proefput wordt gezien als een beperkte opgraving en dient zodanig geregistreerd te worden.

Er dienen twee proefputten aangelegd te worden van 3 x 3 m groot (Figuur 3). Ze kunnen op een dieper niveau versmallen in functie van de veiligheid. De omvang van de proefputten is gekozen in functie van het behouden van voldoende afstand ten opzichte van de nabijheid van de nog aanwezige bebouwing op het terrein.

De noordelijke proefput bevindt zich ter hoogte van de niet onderkelderde zone onder het pand Oever 16. We kiezen er voor om een proefput hier aan te leggen om de stratigrafie ter hoogte van het perceel maximaal in kaart te kunnen brengen, zodat we de impact van de funderingstechniek wanneer die gekend is, hieraan af kunnen toetsen. Ook beschikken we al over veel informatie over de bestaande kelders. De locatie van de proefput moet ook toelaten de vraag te beantwoorden of er onder de bestaande kelders van het pand nog relevante archeologische resten te verwachten zijn.

(6)

6

Figuur 3: Inplanting van de proefputten (blauw), weergegeven op het GRB (www.geopunt.be)

Figuur 4: Inplanting van de proefputten (blauw), op de bebouwing uit 1830-1834, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be)

(7)

7 De zuidelijke proefput bevindt zich ter hoogte van de bestaande kelder van Steegsken en Scheldeken.

De plaats is gekozen in functie van praktische overwegingen, zoals het ontzien van bestaande steunpilaren in functie van veiligheid, maar ook om de impact van de bebouwing zoals we die kennen van kaarten uit 1830-1834 te kunnen onderzoeken. Daarnaast moet de proefput uiteraard ook de vraag kunnen beantwoorden of er onder de bestaande keldervloer nog relevante archeologische resten aanwezig kunnen zijn.

De proefput ter hoogte van de kelder van Steegsken en Scheldeken dient onderzocht te worden tot op een diepte van maximaal 80 cm onder het vloerniveau van de bestaande kelder (50 cm effectieve verstoring + 30 cm buffer). Voor de proefput ter hoogte van Oever 16 wordt geen einddiepte bepaald, omdat de precieze funderingstechniek van het nieuwe gebouw dat opgetrokken zal worden, nog niet gekend is. Hier dient het bodemarchief onderzocht te worden totdat alle aardkundige eenheden onderzocht zijn waarin archeologische sites in primaire positie kunnen voorkomen, die relevant zijn voor de vraagstellingen van het onderzoek. Indien de natuurlijke ondergrond in tafonomisch primaire context niet bereikt kan worden, dient men enkele boringen of sonderingen tot 20 cm in de natuurlijke ondergrond in tafonomisch primaire context te plaatsen om de stratigrafie in kaart te brengen.

Verder dienen proefputten van 1 x 1 m te gebeuren in de bestaande 16de-eeuwse historische kelders.

Er moet nagegaan worden of onder het huidige vloerniveau nog oudere vloerniveaus aanwezig zijn.

Eén van de proefputten wordt voorzien naast de trap en dient om na te gaan of er zich onder de huidige vloer nog treden bevinden. De plaats van de proefputten van 1 x 1 m kan nog gewijzigde worden naar aanleiding van de vaststellingen tijdens de registratie van de bestaande 16de-eeuwse historische kelders. Dit dient gemotiveerd te worden in de op te stellen nota. Verder wordt ook aan Steegsken nog een proefput voorzien.

We overwogen ook de aanleg van een proefput ter hoogte van de aan te leggen ter hoogte van de septische put aan Scheldeken. Dit bleek niet haalbaar naar veiligheid en stabiliteit toe en zou pas kunnen plaatsvinden wanneer de aannemer de nodige voorzieningen heeft getroffen in functie van de plaatsing van de septische put. Dit element dient meegenomen te worden in het advies dat opgesteld wordt bij de opmaak van de nota.

Aan de hand van het vooropgestelde proefputtenplan worden de verschillende bouwvolumes die in het verleden bestonden, onderzocht.

Na uitvoering van het proefputtenonderzoek dient een evaluatie gemaakt te worden van de eventuele aanwezigheid van relevante archeologische niveaus, relevante archeologische sporen en een relevante archeologische vindplaats. Dit kan resulteren in een programma van maatregelen voor een opgraving.

Voorziene afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk

Er zijn geen afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk die voor aanvang van het onderzoek met ingreep in de bodem reeds voorzien zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• De plank van Floortje is langer dan die van Annemarie dus Annemarie. zit lager dan

Verder landschappelijk onderzoek levert geen extra informatie op. Aangezien er geen verwachting is naar artefactensites uit de steentijd, zijn verkennende en/of archeologische

verder heeft melamine juist zeer veel voordelen: de voerbakken zijn zeer stevig en breuk- en krasvast, en hebben daardoor een bijzonder lange levensduur.. door de gladde structuur

Het oefenwerkblad hoort bij blok 2 van De wereld in

Ten eerste mogen mensen niet worden gestraft voor het feit dat ze naast de A O W als basis-pensioenvoorziening zelf de verantwoordelijkheid nemen om aanvullend iets

Postende agenten naast de baan zien hoogstens 1 minuut de trein in hun onmiddellijke nabijheid: opgelopen dosis is dan (ook vanwege de grotere afstand tot de trein).. < 0,2 @ 1

Postende agenten naast de baan zien hoogstens 1 minuut de trein in hun onmiddellijke nabijheid: opgelopen dosis is dan (ook vanwege de grotere afstand tot de trein).. < 0,2 @ 1

De radiator bestaat uit twee rechtopstaande stalen buizen met een lengte van h cm en tien stalen dwarsbuizen die elk b cm lang zijn.. We laten de dikte van de buizen in